De penvisser is een visueel ingestelde visser. Urenlang, als een standbeeld, kan hij daar zitten, kijkend naar het water, de lucht maar bovenal dat oranje of anders gekleurde puntje dat het wateroppervlak doorbreekt. De penvissers worden vaak romantisch genoemd. Af en toe lijkt men te vergeten dat ook met de pen grote karpers gevangen worden….
De penvisser leest de onderwaterwereld door de pen, de verschillende schommelende, trekkende en duwende bewegingen van de pen vertellen hem wat er onder water gebeurd, welke vis(sen) er op het voerplekje rondscharrelen, of er een gemaaltje is opengezet dat trek in het water veroorzaakt. Hierdoor kennen ze vaak als geen ander het bodemverloop van een water doordat hij op al die verschillende plekken zijn pen heeft neergezet en heeft geleerd waar de kuilen de hobbels en de stijl aflopende kanten zich bevinden.
Penvissers zijn sluipers, ze houden zich stil en proberen zo dicht als mogelijk bij de tot God geworden vis te komen. Zo dicht komen ze bij die vis dat ze hem kunnen aanraken, maar in plaats dat te doen dompelen ze hun aas onder, soms op een voerplek, soms op die plekken waarvan ze weten dat voeren niet nodig is om binnen de kortste keren toe te slaan. Dat is de kracht van het penvissen, actief inspelen op wat er gebeurt en een aanbeet forceren. Zoals zo vaak is de kracht ook de valkuil, ziet de penvisser niets dan wordt hij rusteloos. Waarom is het water zo stil? Er is nog geen belletje geknapt aan het oppervlak, nog geen kolk heeft zich afgetekend. Zouden ze er wel liggen? Hoe weet ik nu of ze er zijn; twijfel is de vijand van de penvisser.
Penvissers zijn materiaalpuristen, ze weten wat goede merken zijn en aan welke eisen een hengel moet voldoen om penhengel genoemd te mogen worden. Eigenwijs over materiaal zijn zo ook want ondanks grote overeenkomsten is materiaal altijd een terugkerend punt van discussie tussen penvissers. Discussies die met enorm onderling respect worden gevoerd. Daarnaast hebben ze vaak ook een wat nostalgische inslag, oude materialen die de meeste vissers links laten liggen, worden door hen op waarde geschat.
Soms lijken ze wat stil en nors, vooral degenen die ouder zijn, echter als we ons in hun inleven is het wel begrijpelijk. Op plekken waar ze vroeger konden rondstruinen staan nu nieuwe woningen keurig in het gelid. Op de oever waar hun karpers liggen staan markeerbollen geplaatst, het territorium van een nieuwe generatie karpervissers.
Als je een penvisser ziet langs het water lijkt het alsof de tijd doorgegaan is maar penvisser niet bewogen heeft, hij lijkt weggelopen uit boekjes met zwart wit foto’s, de wereld kijkt onbegrijpend naar hem, hij naar de wereld.
Gelukkig blijven de dagen komen, de dagen dat ieder hoekje van het water lijkt te bewegen, dat iedere centimeter een avontuur in zich lijkt te bergen. Trage walmende bewegingen uit de kant, de penvisser die zich al even stroperig langs de kant begeeft om in de buurt van die walmende beweging zijn aas te laten zakken, een rijtje maïs, een aardappeltje of iets anders dat de karper graag lust. Trillend van de spanning staat de penvisser op de kant; equivalent van het pennetje in het water. De trillingen worden stootjes, de stootjes worden een wegloper, de aanslag, de hengel hoepelrond en de penvisser die daar met die hengel in zijn handen staat. Alle emotie van het moment is op zijn gezicht af te lezen; volmaakt gelukkig.
De penvisser leest de onderwaterwereld door de pen, de verschillende schommelende, trekkende en duwende bewegingen van de pen vertellen hem wat er onder water gebeurd, welke vis(sen) er op het voerplekje rondscharrelen, of er een gemaaltje is opengezet dat trek in het water veroorzaakt. Hierdoor kennen ze vaak als geen ander het bodemverloop van een water doordat hij op al die verschillende plekken zijn pen heeft neergezet en heeft geleerd waar de kuilen de hobbels en de stijl aflopende kanten zich bevinden.
Penvissers zijn sluipers, ze houden zich stil en proberen zo dicht als mogelijk bij de tot God geworden vis te komen. Zo dicht komen ze bij die vis dat ze hem kunnen aanraken, maar in plaats dat te doen dompelen ze hun aas onder, soms op een voerplek, soms op die plekken waarvan ze weten dat voeren niet nodig is om binnen de kortste keren toe te slaan. Dat is de kracht van het penvissen, actief inspelen op wat er gebeurt en een aanbeet forceren. Zoals zo vaak is de kracht ook de valkuil, ziet de penvisser niets dan wordt hij rusteloos. Waarom is het water zo stil? Er is nog geen belletje geknapt aan het oppervlak, nog geen kolk heeft zich afgetekend. Zouden ze er wel liggen? Hoe weet ik nu of ze er zijn; twijfel is de vijand van de penvisser.
Penvissers zijn materiaalpuristen, ze weten wat goede merken zijn en aan welke eisen een hengel moet voldoen om penhengel genoemd te mogen worden. Eigenwijs over materiaal zijn zo ook want ondanks grote overeenkomsten is materiaal altijd een terugkerend punt van discussie tussen penvissers. Discussies die met enorm onderling respect worden gevoerd. Daarnaast hebben ze vaak ook een wat nostalgische inslag, oude materialen die de meeste vissers links laten liggen, worden door hen op waarde geschat.
Soms lijken ze wat stil en nors, vooral degenen die ouder zijn, echter als we ons in hun inleven is het wel begrijpelijk. Op plekken waar ze vroeger konden rondstruinen staan nu nieuwe woningen keurig in het gelid. Op de oever waar hun karpers liggen staan markeerbollen geplaatst, het territorium van een nieuwe generatie karpervissers.
Als je een penvisser ziet langs het water lijkt het alsof de tijd doorgegaan is maar penvisser niet bewogen heeft, hij lijkt weggelopen uit boekjes met zwart wit foto’s, de wereld kijkt onbegrijpend naar hem, hij naar de wereld.
Gelukkig blijven de dagen komen, de dagen dat ieder hoekje van het water lijkt te bewegen, dat iedere centimeter een avontuur in zich lijkt te bergen. Trage walmende bewegingen uit de kant, de penvisser die zich al even stroperig langs de kant begeeft om in de buurt van die walmende beweging zijn aas te laten zakken, een rijtje maïs, een aardappeltje of iets anders dat de karper graag lust. Trillend van de spanning staat de penvisser op de kant; equivalent van het pennetje in het water. De trillingen worden stootjes, de stootjes worden een wegloper, de aanslag, de hengel hoepelrond en de penvisser die daar met die hengel in zijn handen staat. Alle emotie van het moment is op zijn gezicht af te lezen; volmaakt gelukkig.