Ik fiets van een bekende polder naar een wetering. Morgenavond een avondje met Michael op stap. Idee is elkaar te ontmoeten in een polder en daar te voeren, daarna naar water wat ik heb voorgevoerd om later in de polder waar we samen voerden terug te keren. De polder waar ik net vandaan kwam lag er redelijk bij. Nog niet teveel alggroei, veel actieve graskarper en een paar spiegelkarpers. Tijdens het terugrijden bedenk ik me dat als ik aan het observeren ben ook wel even langs de wetering kan rijden. Niet veel later volg ik de smalle kade, rechts knotwilgen bosjes en daarachter een klein slootje dat de kade van de weilanden scheidt, links de wetering met aan de overkant de boomteelt. Al vrij snel kom ik karper tegen, ik besluit Michael te bellen, terwijl ik met hem praat vertel ik hem ook wat ik zoal zie; zwaaiende staarten, wellingen, bruisplekken. Het besluit is snel genomen, dit is de plek waar ik ga voorvoeren en waar we als eerst gaan vissen. De dag erop maak ik een voerronde. Ik zie weer veel vis en kom twee graskarpers tegen waarvan er één hard richting de meter gaat, nog indrukwekkender is de breedte van zijn rug, zeker twintig centimeter. Raar, nog nooit eerder zag ik graskarper in deze polder? Blijkt een voorteken want in het eerste uur vangen zowel Michael als ik er één. Na de schemering rijden we terug naar de polder waar we samen voerden, op de valreep vang ik er nog een spiegel. Na die avond heeft de wetering me weer in zijn greep. Het is een water waar ik al lang kom maar nooit echt vat op heb gekregen. Delen die het ene jaar succesvol zijn liggen het volgende jaar er verlaten bij. Een tocht langs de wetering maakt vaak wel duidelijk waar de vis ligt maar op het voer krijgen is lastig. Soms heeft de vis er gewoon geen zin in, zwemt azend langs de voerplekken zonder erop te komen, soms komen ze er even op om voordat het haakaas genomen is weer te verdwijnen? Ik denk nooit echt in termen van 'moeilijk' of 'makkelijk' maar als ik dit zou doen dan is dit absoluut de moeilijkste plek. De plek waar ik de meeste uren moet maken voor een aanbeet. Ook heb ik de afgelopen jaren het gevoel gekregen dat maar bij bepaalde weertypes de vis echt actief is. Als ik drie dagen na het bezoek met Michael de wetering weer bezoek hoop ik dat die gedachte niet waar is. Misschien ben ik wel wat vastgeroest geraakt in mijn gedachten patroon, dit is een goede avond om dit te doorbreken. Het is tamelijk fris, harde wind die vanuit west iets naar noord draait. Tweemaal is er overduidelijk karper op een stek, tweemaal vertrekken ze zonder terug te keren? Nog opvallender is de mate van activiteit die in het niet valt met de eerdere avond. plekken waar toen meerdere vissen intensief lagen te azen lijken nu verlaten? Pas na twaalf uur is er ineens een korte opleving en zie ik meerdere vissen actief worden, is van korte duur. Gelukkig vang ik een prachtzeelt; maakt de avond meer dan goed. Weer twee dagen later ben ik weer terug. Het is wat warmer geweest en er was minder wind. Direct weer meer actieve vis. Ik voer een paar plekken aan en begin te vissen op de plek waar ik de meeste actieve vis zag. het duurt niet lang voordat twee karpers het voer vinden. Ze zwemmen er een keer overheen, keren en met steeds kleiner wordende rondjes komen ze er uiteindelijk op terecht. Pikken wat voer op, verdwijnen, komen terug, verdwijnen. De derde keer gaan ze echt tot azen over, de pen staat binnen de kortste tijd tussen het schuim te dansen. Uit het niets zwemmen ze weg en komen niet meer terug. Sterker nog, vanaf dat moment valt alle activiteit weg van het water? Ik vis nog ruim twee uur door maar zie geen enkele activiteit meer. Met een hoop vraagtekens in mijn hoofd verdwijn ik naar huis.
4 Comments
Een nieuwe polder, hoewel nieuw, hij ligt er al jaren. Zes jaar geleden zette ik er in een zuider najaarsstorm een keer een pennetje neer. Daarna nooit meer aan gedacht. Nu heb ik deze polder weer op het oog. Staat bekend als snoekwater, daarnaast regelmatig vaste stokvissers die het op de brasem hebben gemunt. Ik heb geen idee of er een goed karperbestand op zit, ook geen idee van de hoeveelheid karper die er rondzwemt. Omdat ik er de komende periode wat vaker zal komen zal ik het water omschrijven. Een grote polder, bestaat uit drie delen maar al het water staat met elkaar in verbinding. Veel delen zijn goed bereikbaar maar vallen af voor mij omdat ze met een zeer smalle berm langs weggetjes liggen waar gemiddeld 60 kilometer gereden wordt. Een lange ringdijk, deels verhard voor enkele boerderijen, deels onverhard. Daarnaast allerlei slootjes die kris kras door de weilanden lopen. Er zijn weinig tot geen grote wegen die het gebied doorkruisen, eigenlijk alleen maar smalle weggetjes met passeerstroken. Tijdens de eerste visbeurt samen met Michael vangen we beiden een karper. Michael een vis die aantoont dat er voortplanting plaatsvind, ik een vis die laat zien dat er ruimte is om te groeien. Zoals bijna alle wateren waar ik begin wil ik op verschillende momenten van de dag vissen. Met Michael pakte ik de namiddag en avond, nu wil ik vroeg in de morgen gaan. Om vier uur gaat de wekker, ik rommel me door mijn ochtendritueel heen, op de één of andere manier gaat alles slomer dan normaal? Tegen de tijd dat ik de tuin inloop met mijn visspullen valt de eerste miezerregen naar beneden. Ik twijfel of ik wel zal gaan? Heb er niet echt vertrouwen in. Maar goed, ben nu toch al wakker, wel pak ik mijn regenbroek snel nog even mee voordat ik op pad ga. In de polder is het nog donker. Er is geen straatverlichting en de drempels die er liggen zijn te hoog voor de aangegeven snelheid. Ik ben blij dat ik niet harder dan vijftig rij want achtereenvolgens moet ik remmen voor een rat, een haas en een poes. Ik parkeer op de dijk. Een asfaltweggetje van twee meter breed is de connectie van enkele boerderijen met de bewoonde wereld. Ik voer op plekken waar ik denk dat ik de karper kan onderscheppen. Hoekjes, bochten, onderbrekingen. Zes voerstekken in totaal. Het is nog behoorlijk donker als ik de auto weer start en naar een ander deel rij. Ik maak hier nog drie voerplekken. Tegen de tijd dat ik terug ben is het droog. Als ik start is de miezer overgegaan in een druppelend regentje. Eerste stekje is stil. Op de tweede al snel beweging. Een paar keer een lijnzwemmer. Als de pen stotterend wegschuift sla ik aan; niets! Ik beaas snel de haak opnieuw, leg weer in. De beweging is weg, ik voer bij en loop door. Tussen de derde en vierde stek kom ik een azende karper in de kant tegen. Tot mijn verbazing is het een graskarper, had ik hier niet verwacht. Na het eerste rondje heb ik alleen een ruisvoorn gevangen. Ik wil nog een tweede rondje maken voordat ik naar het andere deel terugrijd. Kort nadat ik heb ingelegd op de eerste stek wordt de pen weggedrukt naar rechts, komt omhoog en waggelt wat naar links, zakt wat dan niets meer. Na een minuut of vijf haal ik op, de haak is leeg. Ik beaas opnieuw. Zelfde ritueel volgt. Pen kort naar rechts, daarna een wegloper naar links die stopt op het moment dat ik wil slaan. Weer is de haak leeg? Wat ligt me hier voor de gek te houden? Ik beaas voor de derde keer de haak. Weer een korte beweging naar rechts, een iets stijgende pen en een wegloper naar links. Nu loopt de pen mooi door. Ik sla aan en er rolt een karper weg. Na een vrij korte strijd onder de top komt er een spiegeltje in het net. Dat is fijn, geeft vertrouwen voor de rest van de morgen. Ik check de lijn maar kom geen beschadigingen tegen. Door maar naar de volgende stek. Kort na het inleggen wordt de pen even weggedrukt. Daarna is het lang stil. Uit het niets een tik en direct zakt de pen weg. Ik sla aan, zelfde soort weerstand als net; weer een kleine karper? Het trekken gaat over in bonken; zeelt! Na een behoorlijke dril komt er inderdaad een mooie zeelt in het net. Na jarenlang geen zeelt gevangen te hebben vang ik ze sinds vorig jaar ineens weer regelmatig. Dat is fijn, wat een mooie visjes zijn het toch. Ik loop de overige stekken langs maar kom niet verder dan een jonge brasem. Tegen negen uur stap ik in de auto en ga op weg naar het andere deel. Het voer ligt daar nu ruim drie uur in het water. Zou zijn werk moeten hebben gedaan. De eerste plek is bij de inham van een lelieveld. Ik zag tijdens de eerste visbeurt er een dikke modderlaag over het gras heen liggen; waarschijnlijk is er op dit stuk gebaggerd. Ik snap niet zo goed waarom er op slechts vijftig meter gebaggerd is? Ik schuif het stuitje wat omhoog, goede inschatting, de pen staat prachtig. Ik zak door mijn hurken en kijk over de weilanden; een mistroostige blik. Het is mei maar voelt als maart. De vorige visbeurt hier was ruim vier weken terug. Sindsdien zijn de lelies nauwelijks verder gegroeid, zegt voldoende. Ik heb het idee dat het pennetje soms wat zakt, de wind die van rechts komt of iets wat op de stek rondsnuffelt? Weer een zacht drukkertje, een korte hobbel en dan zakt de pen rustig weg. Ik sla aan en stuit op zwaar verzet. Een karper begint met horten en stoten door de slip heen te lopen. Wil naar de overkant waar over de hele oeverlengte plompen tot een ruime meter uit de kant staan. Volle druk en de vis buigt af en zwemt nu hard voor de plompenrand langs naar links. Ik wil meelopen maar laat het. Hoe meer ruimte hoe gunstiger de hoek van de lijn, hoe meer rek als de vis alsnog bedenkt de plompen in te duiken. Na een spurt van een meter of twintig is het zover. De vis draait de lelies in, zwemt er twee meter doorheen en keert dan terug naar de rand van de plompen. Knarsend loopt de boel vast. Ik geef ruimte zonder contact te verliezen, nu gaat het erom. Een woeste uitval, de slip knarst. Een staart slaat in het luchtledige, dan keert de vis. Mokkend komt hij terug, zoekt zelf zijn weg in het doolhof van stengels, enige wat ik hoef te doen is contact houden en niet teveel druk te zetten. Ik slaak een diepe zucht als de lijn achter de laatste stengel losschiet en de vis naar mij eigen kant scheert. De plompen zijn daar een stuk dunner. Ik steek het net onder mijn arm en loop al lijn opspoelend naar de vis. Die heeft er genoeg van gehad, komt proestend boven. Machtig mooie polderschub, spant al zijn spieren strak op de kant en de foto. Ik vervang wat draad, ik voel geen beschadiging maar neem het zekere voor het onzekere. Op de tweede stek is het stil. Door naar de laatste. Alles is nat, van de regen en van het polderwater, er hangt een muffe visgeur om me heen. Heerlijk om zo walmend rond te lopen, de geur van succes. De laatste stek is bij een duikertje, het is er beduidend dieper. De duiker is de uitlaat van een poldergemaaltje wat een lagergelegen polder bemaalt. Het stroomt er flink. Met wat heen en weer geschuif lukt het me de pen in zicht te houden in de stroming. Na een minuut of twee gaat de pen volledig plat, begint over het water te zeilen. Ik tik rustig vast; weer dat heerlijke zeeltgebonk. Weer geeft de vis goed strijd, is iets kleiner dan de eerste, ook minder gevuld. Ik zit nog even bij het duikertje, blij dat ik op pad ben gegaan ondanks het mindere weer. Ook blij met dit snelle goede succes in een nieuw gebied, gezonde vissen, veel verschillende soorten, een polder met potentie.
|
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|