Ik sta op het pontje en kijk om me heen. Gure dag, wolkenflarden scheren voorbij, wind jaagt het water op. Verder op splitst het water. In het midden een landtong en steenstort. Zou je mooi kunnen zitten, hengeltje links, hengeltje rechts. Vis moet er langskomen toch? Mijn gedachten nemen een wapper, hoe weet een karper die van het wijde stuk komt of hij rechts of linksaf wil? Weet hij dat of is het toeval welke kant hij uitgaat? Hoe navigeert een karper, hier op de boezem maar ook in de polder? Weten ze waar ze zijn, herkennen ze plekken? In "Karper in zicht" spreekt Rob Schneider (2020) over de stad onder water. Mooie metafoor! Maar hoe ziet die stad er werkelijk uit? Zijn er snelwegen en zijpaadjes? In de zomer zie je weleens een open spoort tussen een begroeide sloot; een echte waterweg. Dat is een zichtbare, onder water zijn er vast meer. Bovenstaande vis werd in een smal kanaaltje strak onder de kant gevangen. In welke mate heeft de karper een kant nodig om van A naar B te komen? Zeker in water met weinig doorzicht geeft het een duidelijke richting aan, alsof je verdwaald bent in een grot; volg een kant en je komt er als het goed is uiteindelijk uit. Maar of ze die kant nodig hebben? Vaak genoeg zie ik karper in smalle sloten keurig in het midden zwemmen. Hoe doen ze dat, hoe houden ze koers? Obstakels hebben een aantrekkingskracht op karpers en karpervissers. Iedere onderbreking van de kant is een potentiële plek waar ze zich kunnen ophouden. Rietkraag; stek, bruggetje; stek, duiker; stek, overhangende struik; stek, zijslootje; stek. Zo kijken we toch? Maar hoe kijkt die karper? Weet hij als hij dat bruggetje gepasseerd is waar hij zich bevindt? Heeft hij die overhangende rij struiken nodig om te weten dat niet veel verderop die diepe kuil in de kant ligt? Zomaar een dag, naja, zomaar, een zomaar zondag. Zondag is visdag. Langgerekt water. Weinig bochten. Geen zijsloten. 1 brug, 1 duiker en een hek. Een hek; ja een hek wat deels boven de kant hangt. Ik ben net na eerste licht aanwezig om te voeren. Water is kouder geworden, zal de vis zich al verzamelen? Als ik naar deze kale sloot kijk dan is de duiker en net rechts daarvan een kuil bij een oppomp installatie mijn keuze. Ik maak vijf stekken. Trap met de wind in de rug naar huis, ontbijt en rij daarna terug. Het verbaasd me enorm maar in de hoek bij de duiker en de oppomp installatie geen enkel teken van leven? De verst van de duiker gelegen stekken zijn de stek bij het hek en een stek over wat armertierige kleine lelieblaadjes heen. Die lelieblaadjes zijn ook een uitzonderlijke onderbreking van deze kale sloot. Bij het hek komen al snel belletjes omhoog. Niet veel later een niet te missen aanbeet. Na aanslaan zie ik het direct, draad is om het tweede oogje geslagen? PATS; klaar. Snap er niks van. Niet hoe dat draad eromheen kan slaan en niet dat ik hier pas de eerste actieve vis tegenkom. Waarom zo ver van de enige plek die ik met dikke letters als "winterstek" heb genoteerd? Het is niet de eerste aanbeet bij dit hek. Sterker nog, tot nu toe heb ik iedere visbeurt in deze sloot karper bij het hek gehaakt. Gek genoeg op het stuk ervoor nooit een aanbeet, bij het hek wel? Toeval? Hoe navigeert die vis; heeft die dat overhangende hek nodig? Nee toch? Zo wat gedachten die door mijn hoofd gaan als ik opnieuw optuig en niet veel later het pennetje over dat lullige plompenrandje heen zet. Ook hier snel een aanbeet en nu wel raak. Tweede rondje zelfde beeld, drie stekken niets, bij het hek een misslag en golf, bij plompenrandje weer een prachtexemplaar. Waarom ligt die vis op dit deel van die sloot? Waarom precies op DIE plek? Onderwater geen andere structuur; relatief ondiep water en met enige warmte veel wier. Is het dan toch dat hek en dat plompenrandje? Ik snap er soms helemaal niets van? Ik heb het vaker gezegd; schotel een penvisser een polder voor, negen van tien kiezen op het eerste oog dezelfde stekken. Stekken vooral geselecteerd op wat we zelf, boven water, waarnemen. Al die eerder genoemde onderbrekingen zijn voor ons als penvisser interessant. Kijk, een brede sloot onderbroken door een smalle duiker, hoe je het ook wend of keert die vis moet door die duiker heen wil hij van A naar B komen. Omdat die duiker zo smal is moet die vis ook wel je voer tegenkomen. Op dat brede stuk, aan beide zijden van de duiker is het maar de vraag of de vis die aan de overkant zwemt ooit op jou voerplek onder je eigen kant uitkomt. Dat is het makkelijke aan smalle poldersloten, die vis komt het voer wel tegen. Nu zijn er ook veel bredere sloten en dan moet je dus al aan de goede kant zitten. Niks zo frustrerend als aan de overkant de ene na de andere vis te spotten terwijl op je eigen kant de stekken verlaten lijken te zijn. Nieuw, oud water; hier ben ik lang niet geweest zeg! Water is poepbruin zoals ik het ken, stroomt ook hard, bemaling vol erop. Ik ben vroeg, is nog donker. Omdat ik er vaker ben geweest durf ik wel in het donker te voeren. Lang verhaal kort; verkeerde kant gekozen. Zag er zo aantrekkelijk uit. Natuurvriendelijke oever, veel planten en begroeiing. De kalere kant slechts 1 stek. Daar kwam de enige aanbeet vandaan maar door de dag heen zag ik ook enkel op die kant de activiteit. Zo kan je eigen eerste gedachte je maar goed bedriegen. Waarom deze kant? Geen wandelpad, zou dat helpen? Over de hele lengte wat overhangend riet en meer diepte onder de kant. Zeg het maar, naast die eigenschappen op het oog een veel saaiere kant? Die bemaling is wel een dingetje de laatste weken. De hoeveelheden water die naar beneden zijn gekomen, zijn ongekend. Wat een natte boel. Voor mijn gevoel zijn gehele watersystemen ververst door de hoeveelheid neerslag. Temperaturen zijn ook steeds gemiddeld waarbij vooral het weinige verschil tussen dag en nacht opvalt. Afnemend licht en toch ook echt wel een teruggang van watertemperatuur zullen de vis trager maken maar in de huidige omstandigheden heb ik het idee dat er nog vrij veel rondgezwommen wordt. Die continue bemaling zorgt er al voor dat de vis moet bewegen om stil te liggen, dan wordt er ook energie gebruikt en dus moet er gegeten worden. Dat laatste is natuurlijk veel minder van nature aanwezig. Dagje stadvissen met Hans. Hans uit Zeeland welteverstaan, organisator van de Middelburgse penvisdagen. Ikzelf kon dit jaar niet aansluiten. Op de tweede dag dat iedere penvisser in Zeeland welkom was werd toevallig ook de penvisdag in Gouda gepland. Hans baalde daarvan, wilde graag in Gouda vissen. Komt wel een keer appte ik hem, in de zomer is pennen in Gouda lastig door de hoeveelheid brasem. Ik nodig je wel een keertje in de koudere periode uit. Belofte maakt schuld en zo schudden we elkaar half november in alle vroegte de hand. Zowaar is het een koudere nacht geweest, aangename frisheid. Op pad door de stille stad. Kletsend over penvoertjes, manieren van vissen en al dat soort dingen. Kijk; dat is dan weer interessant; Hans heeft een totaal andere aanpak dan ik heb qua voeren. Altijd leuk om te horen hoe iemand door de tijd heen zijn eigen rotsvaste overtuiging heeft gekregen. Wat een stad om te vissen, elk hoekje ademt "zet je pen neer" uit. Met de voorkennis opgedaan in afgelopen jaren decimeer ik het water zorgvuldig. Toch zitten we al snel op een stek of acht de man. Meer dan genoeg. Het begint taai en traag. Weinig beweging, bijna niets zelfs. Andere Hans komt buren, Hans ontmoet Hans. Nog meer karpergeklets. Over de 89 karpers die op de laatste pendag in Middelburg eruit kwamen maar vooral dat er dan nog steeds een aantal mensen niets vangt? Mensen die ook met tijd en aandacht, naar ik aanneem, hun stekken die dag hadden aangelegd? Precies Die plek (niet). We hobbelen naar nieuwe stekken. Hans hangend op de brug turend naar het pennetje naast de peiler. Ik wees hem die kant aan, voor mij een bijna altijd raak en dus een "op DIE plek" stek. Hans pakt ook de andere kant van de brug; sla ik vaak over, ondieper en eerste paar keer geen vis gevangen. Zal je altijd zien, binnen kortste keren vertrekt daar zijn pen en niet lang daarna een wat verbaasde spiegel op de kant. Iets verderop verzilver ik mijn enige karperaanbeet van de dag. In tegenstelling tot Hans zijn vis heeft deze er zin in. Stoombootje wat niet van stoppen weet. Op de kant een magnifiek exemplaar. Later vangt Hans naast "mijn" peiler nog een tweede karper. Oja, tussendoor een paar brasems. Welgeteld komen de vissen die middag van vijf van de pak hem beet twintig stekken. Stekken kort in de buurt van elkaar. Juist: in DAT gedeelte, op DIE plek(ken). Kleiner maken en decimeren, grote delen water achter je laten omdat het er toch niks is, je richten op daar waar ze liggen. Ook gevaarlijk; het kan zomaar weer anders zijn. In het boekje "Vissen op karper" (1985) heet één van de bijdragen van Nico de Boer "Boerenkarpervissen is 'watersense'. Watersense, interessant woord maar vooral een interessante eigenschap. Het is jammer dat de Boer in het artikeltje uiteindelijk niet heel veel verder komt dan een opsomming van wat, op het oog, interessante stekken kunnen zijn. Dan ben ik weer terug waar ik het een paar paragrafen geleden over had; dat penvissers negen van de tien keer dezelfde stekken, op het oog, aanwijzen. Watersense, en volgens mij bedoelde de Boer dat ook maar komt het in het artikel er niet zo uit, is een verder reikende eigenschap. Het gaat wat mij betreft om voelen en voorvoelen op welk moment de vis op welke plek geneigd zal zijn langs te komen en/of te azen. Het gaat om het verlengen van je blik vanuit die zichtbare obstakels naar de structuren onder water; het in beeld krijgen van die stad, waar ligt het fastfoodrestaurant? Watersense is iets wat sommige mensen vanzelfsprekend hebben, dat is soms zelfs zo vanzelfsprekend dat ze zelf niet weten waarop ze hun keuzes baseren maar wel altijd de juiste maken! Watersense kun je niet vanzelfsprekend ontwikkelen, dat weet ik ook zeker, het kan wel maar lukt niet altijd. Watersense en de manier waarop die karper zijn keuzes maakt, zwemt, navigeert hebben direct met elkaar te maken. Kun je met de continue veranderende omstandigheden je verplaatsen in die onderwaterwereld en nadenken over wat dat van jou vraagt, vraagt qua plek, hoeveelheid aas, soort aas en al die dingen. Niet perse uitgaan van alles wat zich eerder heeft bewezen, misschien soms ook dat wat zich nog niet bewezen heeft? dat verlengen van je blik naar onder water vraagt veel vissen, veel je pen neerzetten en begrijpen hoe onderwaterstructuren zich vormen ten opzichte van, onnatuurlijke of natuurlijke, stroming en obstakels. Waar liggen de kuilen, waar liggen de ondieptes. Waar verzamelt zich bagger, waar is het harde stuk en vooral wanneer heeft de karper waar behoefte aan? Hit or mis plaatsen zijn hierin eigenlijk wel het interessantste; wat zijn de verschillen tussen hit en mis en kun je die koppelen aan gedrag van de karper? Het is een thema wat me bezighoudt. Plekken waar ik vaak vang maar ook zo vaak niet. Wat maakt dat? Na dagenlange regen een drogere dag. Ik ploeter in de ochtend door de modder op het boerenerf en een soppend weiland. Water is stil, bijna in zichzelf gekeerd, wellicht om even tot rust te komen na alle beweging. Beweging van wind en bemaling. Het staat hoog en is bruin. Op de waterkruising zie ik wat troebelere lijnen; gemaal is aan geweest verteld me dat, sediment uit de zijsloten. Ik voer op de plek waar ik weet dat het water stopt, stopt als de bemaling er is. Het water stopt daar omdat het verderop door een duiker wordt heengeperst, kort daarvoor van links en rechts de zijsloten een stroom veroorzaken, de stroom uit de wetering recht tegenover de duiker mindert daardoor. Het is gek, als ik terugloop weet ik dat het hit wordt. Ik voel, ruik en proef het. Vier uur later heb ik gelijk gekregen. Gemaal was aangeslagen, pennetje stond prachtig op dat luwe deel te murmelen, werd soms even opgepikt door de stroming. Veel beweging, lijnzwemmer na lijnzwemmer. Twee keer sla ik mis, twee keer sla ik raak. Ze lagen op de verwachte plek. Tot slot, zo'n blog komt niet vanzelf tot stand. Schrijven, schrappen, herlezen; dat werk. Na weer herlezen twijfel; wat wil ik nu zeggen? Kan ik dat idee van watersense niet wat meer duiden? Wat heeft iemand anders aan hoe ik het hier omschrijf? Tsja, kan niet anders zeggen dan dat dit is wat ik erover kan zeggen, voor de rest kun je het beter zelf ontdekken, exact zeggen hoe en wat leert je geen watersense krijgen!
1 Comment
Ik eindigde er mijn laatste blog mee, dit jaar zal er minder tijd zijn om te vissen. Afgelopen januari gestart met een tweejarige opleiding. Ik merk nu al dat het bloggen er ook bij in schiet. Probeer toch altijd wel iedere maand wat te schrijven, dat haal ik vaak al niet, maar zal dit jaar tevreden zijn als ik zes blogs schrijf. Blog vooral om mijn eigen gedachten een plek te geven maar ben me ook bewust dat er een redelijke trouwe groep lezers is. Dat vind ik dan toch lastig, liefste zou ik wat regelmatiger iets nieuws te lezen aanbieden maar het is even niet anders. Het minder kunnen vissen merk ik ook, vooral de wat langere dagen maken lukt nu even niet. Weet nog niet precies hoe nu de belasting school/thuiswerk gaat zijn en loop nu ik nog in de start zit liever een stapje te hard zodat ik straks het wat meer los kan laten dan andersom. Er is natuurlijk wel gewoon gevist want hoe druk ik het ook heb, voor vissen maak ik altijd ruimte, zou het simpelweg niet willen missen. De start van het nieuwe jaar ligt alweer even achter me, voelt altijd als een nieuwe, schone bladzijde om aan te beginnen. Voor mijn logboekje geldt dat letterlijk; jaartotalen opmaken en nieuw jaar starten. In december is de tijd genomen om wat van die gegevens in een excel overzicht te zetten en dat levert direct weer hele leuke inzichten op. Kom ik straks met wat plaatjes op terug. Al snel in het nieuwe jaar een dag op pad samen met Michael. We kiezen voor een stadswater. Het is veel te warm voor een januaridag, we verwachten dat de vis los is. Ten opzichte van de eerste keer dat we hier visten pakken we een ander stuk van het stelsel, zo krijgen we snel inzicht in de verschillende mogelijkheden die het omvangrijke water heeft. Aan het einde van zo'n dag maak ik vaak een tekeningetje in mijn logboekje waarbij ik noteer wat me is opgevallen, bepaalde dieptes of ondieptes en allerlei ander interessants. Michael bijt de spits af die dag met een prachtige spiegel. Daarna is het nieuwe vis vangen geblazen, kleine schubs en spiegels van een recente uitzetting vinden achter elkaar ons voer. Zo erg zelfs dat we de plekken waar ze liggen met rust laten, we kwamen niet voor de kleintjes. Het mag niet baten, de startvis van Michael is de enige die er echt toe doet maar we hebben we een dag pret gehad en het is lekker om het nieuwe jaar met veel aanbeten te starten. Na die vlotte start val ik even in een klein gaatje, paar keer dat het niet wil lukken. Ik moet ook weer een beetje in het jaar groeien, na afloop van een momentje vissen vaak het idee toch een verkeerde keuze qua plek te hebben gemaakt? Ook wat vervelende avonden met allerlei missers en lossers; ben ik niet zo gewend. Heb me ook weer vastgebeten in een polder waar ik al jarenlang zoek naar de winterplekken, ben bang dat ik ze niet ga vinden, ze zijn waarschijnlijk niet bereikbaar, liggen ergens tussen de stukken land waar je niet mag komen. Krijg er wel steeds vaker vis op het voer maar steevast is het zeelt en brasem die eruit komen. Geen ramp, misschien wel lekker dat het op een andere manier dan gewenst duidelijk is geworden. Met de nieuwe informatie zal ik dan het opvolgende jaar weer net anders ordenen qua wanneer, waar. Even terug naar die grafieken, hieronder plaatjes van twee daarvan. De eerste de vangsten per jaar van de verschillende soorten afgezet tegen het aantal keer dat ik in dat jaar gevist heb. Kijk is hoe mooi die lijnen in evenwicht liggen, mooiste om te zien is dat die groene lijn van aantal gevangen karpers langzaam maar zeker dichter bij de lijn van aantal visbeurten komt; dat vertaal ik als "hebben geleerd". Ook interessant is het moment dat de donkerblauwe lijn van de voorn enorm piekt; dat is vanaf het jaar dat ik weer continue met maïs ben gaan vissen. Als ik rode draden van de blogs van de afgelopen jaren bij elkaar raap dan zie ik hier een duidelijke terug; die bijvangsten deren niet zolang er ook maar meer karper op de kant komt! Bepaalde pieken zijn te wijten aan bepaalde polders, bijvoorbeeld de piek van giebel in 2018 is volledig terug te brengen naar één poldersysteem waar ik sindsdien niet zo veel meer geweest ben. Daarom zegt zo'n grafiek niet alles, variabelen zoals type polders die ik dat jaar meer of juist minder bezocht maar ook het gemiddelde weer hebben invloed op het geheel. Dat zie je terug in de tweede tabel, let op dit is een tabel op percentage dus op aantallen gebaseerd maar geen weergave van aantallen. Ik heb deze ingevuld vanaf start 2020. Twee keer zie je duidelijk die piek in het aantal voornvangsten maar in 2021 is hij wat later dan in 2020; durf te stellen dat dat volledig is te wijten aan de verschillende typen voorjaar, 2020 overwegend mild en zacht, 2021 koud en nat. Alles kwam later op gang dat zie je perfect terug in dit plaatje. Uit deze tabel haal ik ook terug dat in die voornpiekmaanden het wellicht goed zou zijn haakaas aan te passen, dat groene lijntje zou dan wellicht dichter bij dat blauwe lijntje kunnen uitkomen, lijkt de enige periode te zijn dat de vangsten van andere soorten wel ten koste gaat van vangen van karper. Brasemlijntje ook een goede indicator; in de winter vallen de vangsten helemaal of bijna weg; dan zit je dus op de goede plek te vissen, in zo'n tabel een plat gegeven maar daarachter gaat natuurlijk een hele wereld schuil. Een wereld die je moet ervaren en ontdekken, om daarna orde te scheppen in dit soort plaatjes. In de vorige blog had ik het over "mijn demonen", noemde daar de geordende kant van mijzelf, die zie je terug in het samenstellen van dit soort tabellen. Wat je doet met de informatie is doorslaggevend, net even andere keuzes maken bij het indelen van het jaar (welke maanden de focus op welke polders) en zo probeer ik er mijn voordeel mee te doen zonder me er blind op te staren. Uiteindelijk blijft het gaan om lekker buiten zijn en karpers vangen. Afgelopen weken voel ik me er wat beter inkomen. Het helpt dat het weer wat langer licht is, mijn biologische klok schuift mee. Vaak in de ochtenden al vroeg wakker en dan luisteren naar de vogels die doen alsof het al volop voorjaar is. Met de strakblauwe hemel en overdaad aan zon van de afgelopen week komt de natuur in een versnelling. Kan daar zo van genieten, rijp ligt op de weilanden en toch spelen de hazen tikkertje in het eerste zonlicht. Ze kijken raar op dat er iemand langsloopt, weten even niet wat te doen en gaan daarom maar zo plat mogelijk liggen met de oren in de nek. Ik doe alsof ik ze niet zie en als ik een eind verderop ben zijn ze alweer met elkaar bezig. Reigers staan er anders bij, scharrelen ineens actief door het ondiepe water in plaats van op een luw plekje diep in de eigen veren weggestoken te staan. Je voelt het aan alles; het komt langzaam op gang. Dat stralende blauw net voor de zon is opgekomen, het moment dat het aan de einder begint te sidderen en dan ineens dat felle licht en die rijp die als tienduizenden kleine pareltjes gelijktijdig oplichten; als ik het typ raakt het me weer, wat een pracht. En dat je dan zelf onderdeel van zo'n dag mag zijn, er een verhaal in mag maken, het mag ruiken, voelen en proeven; dat is een groot geschenk. Zeker als na een hele ochtend niks dat pennetje toch vertrekt en er zo'n kleine rakker laat weten dat ook zij echt wel wakker zijn geworden, krommende top van een zachte hengel en dan die blik in de verte kunnen hebben in het verlengde van die knikkende top. Het heeft me weer gegrepen en het zal de komende periode moeilijk worden de juiste balans te vinden tussen werk, studie, gezin, voetbal en vissen. Het leuke van een studie is dat je ook ineens vakantie hebt. Zomaar een dag vrij omdat je geen school hebt! Het voelt heerlijk kinderlijk. Op mijn eerste vakantiedag einde van de middag terug naar het stadswater waar ik eerder het jaar met Michael was. Ik wil er graag in het donker vissen, een stad bij nacht heeft zo zijn eigen charmes.
In het laatste licht voeren, het is een prettig warme dag geweest en ondanks de dalende temperatuur hangt die warmte overal nog in het steen. De eerste stek kan ik nog zonder breekstaafje, al snel kleine beweginkjes op het pennetje. Ik hang over de brugreling en ben volledig gefocust, stadsmensen lopen langs me heen, merken me niet op. Als snel een aanbeet en toch wel een teleurstelling dat er een brasem naar boven komt zeilen, de aanbeet was echt karperachtig. Een naar bier stinkende Sloveen vraagt of ik de vis ga opeten? Blijft even hangen om zijn verhaal te doen over vissen in Slovenië maar de taalbarrière is te groot. Voordat ik naar de volgende stek loop, verwissel ik het rode antennetje voor een breekstaafje. Niet veel later staat dat kleine lichtje kort tegen de betonnen bak van een woonboot net boven water uit te priemen. Ook hier weer snel brasem. Vis is los, maar vooralsnog niet de goede vis. Stuk verderop weer een paar woonboten. Ik vis op de verste hoek van het beton. Zijn perfecte winterplekken voor de karper. Er staat een kleine kabbel, pennetje heeft er geen last van. Tegenover me, aan de andere kant van het water, raast het verkeer onafgebroken langs. Lantaarns geven lichtglinsteringen op het water. Eenden jagen achter elkaar aan, hebben na de zonnige dag voortplantingsdrang. Tenminste, dat lijken vooral de mannetjes te zijn, de vrouwtjes moeten er nog weinig van hebben. Uit het niets schuift het pennetje wat op, staat nu strak tegen het beton aan, dat wil ik niet. Ik haal op en zet de pen weer terug, centimeter of twintig van het beton. Kort na het ingooien zakt het pennetje wat en kruipt dan langzaam wat uit het water terwijl hij mijn kant uitkomt. Vis zwemt het talud op, aanslaan maar. Even, ook door de aanbeet, denk ik weer een brasem te hebben maar al snel merk ik dat de vis makkelijker diepte maakt. Bij een uitval naar het beton steek ik de top onder water zodat de lijn geen contact maakt. Zo dril ik de vis op een ruimte van een meter of vijf tussen twee woonboten in. Op de kant zie ik dat het weer eens een schoonheid is, lekker hoor. Ik vis nog een paar uurtjes door maar vang alleen nog wat brasems bij. Stadse avondvisserij is me goed bevallen, binnenkort zeker nog een keer op herhaling. Er is iets moois gebeurt. Op het grote forum van Karperwereld (http://www.karperwereld.nl/board/) is een klein penvishoekje. Al jaren ontmoet daar een vast groepje van fanatieke penvissers elkaar digitaal. Soms valt er iemand af, soms komen er nieuwe enthousiastelingen bij. De afgelopen twee jaar heeft het penvisdeel van dit forum een boost gekregen. Vangstverslagen, tips and tricks, schitterende zelfbouwprojecten en ontmoetingen in de vorm van penvisdagen. Vooral de penvisdagen geven een extra dimensie aan het digitaal uitwisselen. Er gaat niets boven elkaar in levende lijve de hand schudden, elkaars materiaal te bewonderen en een kijkje in iemand anders zijn penvistuin te nemen. Michael Schaper, Ben Scholten, Hans Eshuis en Frenk de Gruiter zijn drijvende krachten achter de deze dagen en ik ben die mannen daar enorm dankbaar voor! Begin dit jaar was er al de voorpret, visdagen in Den Haag, Middelburg en Arnhem werden aangekondigd. Met zijn allen leven we naar dit soort dagen toe, de thuisblijvers net zo als degenen die wel konden gaan. Twee weken geleden was de eerste dag, een visdagje in de wijk Ypenburg van Den Haag. Tussen de hagelbuien door weten heel wat deelnemers een mooie karper te vangen. Hans Eshuis is karperkoning van de dag met maar liefst vijf exemplaren! Zelf moet ik het doen met een brasem een zeelt en puik gezelschap. Vandaag, twee weken na die winterse dag in het Haagse, zijn we welkom in Arnhem. Frenk heeft met toestemming van de plaatselijke vereniging een penvisdag georganiseerd. Helaas is het aantal deelnemers beperkt. Met vijf man sterk starten we op een parkeerplaats bij een wok restaurant. We kletsen wat en gaan dan onze eigen weg. Ik heb zelf op google maps mijn voorbereiding gedaan en in mijn hoofd twee delen van de verschillende te bevissen gebieden omcirkeld. Ik maak voerplekken op het eerste deel, zie paaigekke brasem en een mooi bellenspoortje. Onderweg naar het tweede deel kom ik onder andere Hans tegen, hij heeft al een zeelt gevangen en is er blij mee. Niet veel later zie ik op het tweede deel dat ik op het oog heb meerdere vissen actief azen. Ik zie alleen de schuimplakkaten en vermoed karper en zeelt. Opgetogen loop ik terug naar mijn auto en haal mijn hengelspullen. Niet veel later zit ik te vissen. Op één stek ligt schuim, ik krijg er een tikje op de pen daarna stopt het schuimen. Voor ik het weet staat de zon al behoorlijk hoog en valt alle zichtbare activiteit weg. Ik vis op een heel klein deel. Een uitloper van een wetering die via een brede duiker in een rechthoekig plasje van een halve hectare uitkomt. Ik hop van stek naar stek en zie tijdens het hoppen een schuimplakkaat in het plasje. Niet op een stek maar zo bruisend dat ik niet anders kan dan mijn aasje er voorzichtig in te laten zakken. De pen wordt meegetrokken. Ik ben bang dat het een lijn zwemmer is, dan verheft de pen zich en loopt in de tegengestelde richting weg, steeds dieper. Ik sla aan, heb even contact en zie een forse schub omhoog komen, dan schiet de boel los. Toch valsgehaakt? Ik voer op deze plek wat en dat is het begin. Twintig minuten later ben ik er weer terug. Links van de stek staat een struikje, niet veel verder op is de hoek van de rechthoekige vijver. Ik zie niets op het nieuwe stekje maar als ik opsta zie ik op de hoek een schub op een ondiep, rommelig deel liggen. Ik sluip erheen. De schub ligt te zonnen, beweegt niet. Ik plaats stiekem een aasje in de buurt. Ik heb de tijd. Na een minuut of tien komt er van links een gelige schim aanglijden. De schub is al niet klein maar de spiegel die hem komt vergezellen is echt een toppertje. De vissen worden wat onrustig, zwemmen twee keer langs de pen en verdwijnen dan. Ik voer snel wat. Heel weinig, heel dun. Ik wacht af maar de vissen lijken gevlogen. Ik loop de stekken weer af, zonder resultaat. Als ik terugkom liggen de spiegel en de schub weer op hun plek. Als ik een tijdje zit komen ze in beweging, de spiegel duikt zelfs naar het voer, paar bellen stijgen op en dan verdwijnt hij. De schub is actiever geworden, maakt een paar rondjes over het voer maar aast niet, pikt wel een keer de lijn op en schrikt weg. Ik voer weer een beetje bij en loop maar weer een rondje. Ik heb een aantal rondjes gelopen. De schub lijkt echt gevlogen maar de spiegel zie ik wel steeds zwemmen. Voor de duiker langs, dan naar het hoekje waar het voer ligt, dan weer weg. Twee keer loop ik naar het hoekje toe omdat ik vanaf mijn stek bij de duiker de spiegel rond zie scharrelen maar beide keren is de vis alweer vertrokken voordat ik mijn aasje kan laten zakken. Ik denk aan de aangevoerde stekken op het andere deel, daarheen gaan betekend dat ik niet meer kan terugkomen hier, daar is te weinig tijd voor. Ik twijfel maar besluit te blijven. Ik posteer me op de duiker en hou het hoekje in de gaten. De spiegel waggelt voor de duiker langs, maakt er twee keer een rondje maar komt niet op het voer. Ik kijk naar mijn hoekje en zie dat de schub zijn positie weer heeft ingenomen. De spiegel waggelt weer voor de duiker langs en zwemt naar het hoekje toe. Dan gebeurt het, hij laat zich ligt voorover zakken, de zon weerkaatst op zijn flank en ik zie de oranje gloed van zijn staartlob; hij aast. Ik sluip naar het hoekje en zie de spiegel niet meer, wel een enorm schuimplakkaat en modderwolken. Ik wil niet het risico lopen hem te verjagen door het aas op zijn hoofd te laten zakken en wacht af. Duurt niet lang dat komt hij langzaam omhoog en zwemt weg. Ik leg snel in. De spiegel maakt een kort rondje tegen de klok in en duikt weer op de stek, schuim, rotte bladeren die omhoog wervelen en modderwolken. De pen zakt wat, zijn lichaam raakt de lijn. Dan zakt de pen weg en volgt de spiegel die wegdraait van de stek. Voordat ik kan slaan staat de boel al strak, voor de zekerheig geef ik een rustige tik. Een grote kolk en een vadsig vissenlijf dat wegrolt van het ondiepe. Ik sta op, loop naar de kant en wacht wat komen gaat. De vis zwemt weg, de hengel kromt zich ik voel de spanning toenemen maar de slip begint niet te lopen. Ik kijk en zie tot mijn schrik dat het draad onder de molenspoel vastzit. Ik beweeg de hengel mee om draadbreuk te voorkomen, de spiegel zwemt gezapig verder, de druk neemt weer toe. Ik kan maar één ding doen, het water in. Eén stap, twee stappen, drie, vier. Oei, een talud, water tot ruim voorbij mijn middel en niet veel later tot aan mijn borst. Ik heb wel voldoende ruimte om de molenbeugel open te klappen, het draad springt direct vrij. ik klap de beugel weer dicht en trek de hengel krom. Nu begint de slip te lopen, de spiegel begint aan een opmars naar de duiker. Ik ben nu degene die waggelt; achteruitlopend terug, moet keer op keer mijn laarzen lostrekken uit de zuigende bagger. Daar is de kant, ik stap erop en leg de hengel om. De spiegel zeilt rustig voor de duiker langs. Komt wat terug en begint aan een opmars evenwijdig aan de oever waar ik als verzopen kat sta. Met gemak pakt hij een meter of twintig van de 22/100e lijn. Daarna komt hij zwaar tegenwerkend mee. Voelt alsof ik een zak zand binnenpomp. Op de laatste tien meter die uitstaat zeilt hij weer richting de duiker. In de buurt ervan ploegt hij even rond, dan kan ik hem langzaam dichterbij halen. Nog een korte uitval maar dan stopt het verzet. De vis komt op zijn flank en rustig stuur ik hem het net in wat ik ondertussen klaar had gelegd. Stuiterend van de adrenaline doorloop ik het ritueel, gadegeslagen door een aantal mensen. Doorweekt en voldaan poseer ik met de schitterende vis; wat een prachtbeest. Als ik hem terugzet zwemt hij traag weg. De enige overgebleven toeschouwer is een jochie van een jaar of tien. "Lijkt me best moeilijk zo'n mooie vis weer terug te zetten" zegt hij en slaat daarmee de spijker op zijn kop. Ik ruim op, besef me tijdens het opruimen dat mijn portemonnee en telefoon met me mee gedoken zijn. Het is niet anders, niets meer aan te doen. Het is ondertussen ook tijd om terug te gaan naar de verzamelplek. Ik sta daar een minuut of vijf als Frenk aankomt. "We hebben je geprobeerd te bellen maar kregen steeds je voicemail, we waren even iets gaan eten". Ik leg uit waarom mijn telefoon op voicemail stond en vertel dit nog een keer als Hans, Paul en Alex even later ook weer terug zijn.
Er wordt nog even nagekletst, Alex laat me met zijn mobiel even met Michael bellen. Ik doe mijn verhaal voor de derde keer pas na dat telefoontje voel ik de onrust, spanning en adrenaline wat wegzakken. Een laatste hartelijke groet, bedankjes voor de organisator, autoportieren die dichtslaan; volgende stop de penvisdag in september in Middelburg. Ik heb er al zin in! Net na zonsopgang zit ik in de auto op weg naar Den Haag voor een visbeurt met Michael, terwijl ik dichterbij kom wordt de wereld witter. Ik denk na. Laatste visbeurt in december. Een tot nu toe visloos december. Vorig jaar was het ook moeizaam in de wintermaanden, stekken die de jaren ervoor steevast wel een visje opleverden waren stil. Kwam misschien wel omdat het eigenlijk helemaal geen winter was, misschien was ik teveel mijn wintermodus geschoten terwijl dat voor de karper niet opging? Ook herhaalt zich een zinnetje dat Michael me toevertrouwde na een gezamenlijke loze beurt: "je maakt het jezelf ook niet makkelijk met de stekken die je uitkiest". Klopt wel, en nu dus op weg naar een stadswater, een water dat bulkt van de vis, met de huidige veranderde weersomstandigheden trouwens nog steeds geen garantie voor een kromme hengel. Ik wordt ingehaald door een fiat, die gaat hard, ik grinnik als ik de auto van Michael herken. Ik rij kort na hem de wijk in en zie hoe hij capriolen uithaalt op de spekgladde weggetjes; winter maakt het kind in ons allemaal los, blijkt maar weer. Kort daarna de stevige handdruk en het bijpraten. Onderwijl voeren we, buizen, duikers, steigers alles waarvan we ook maar denken dat de vis er kan liggen krijgt aan handje voer. Het water ligt nog helemaal open, op een enkele plek wat ijs in de kant maar verder niet.
Terug bij de auto zitten we in de kofferbak terwijl de zon ons gezicht kietelt en drinken een kop koffie. Tegen elven gaan we met de penhengels op pad. We schuifelen warm aangekleed door wakker wordend Den Haag van stek naar stek. We zien geen stootje, sommige aangevoerde plekken hebben dat waar je wintervis verwacht; obstakels en diepte. Andere zijn slecht gekozen, vooral een aantal duikers is erg ondiep. Het is fijn om met Michael op pad te zijn, we kletsen als we van stek naar stek lopen, op de stekken volledige concentratie en stilte. Tegen één uur lopen we naar de laatste stek, ergens hebben we de hoop op een goed resultaat allang opgegeven. We besluiten de laatste stek nog een kans te geven en dan te zoeken naar een plek waar het niet anders kan zijn dat de karpers gestapeld liggen. We willen het maximale uit de resterende uurtjes halen. Beide pakken we een kant van de duiker, de laatste aangevoerde stek. Tot mijn verassing zie ik bij het neerzetten van mijn pen hem direct wegzakken; het is hier een stuk dieper. Ik verschuif het stuitje en wacht af. Er komt een mevrouw aan met twee teckels, één van de twee draagt ze. Ik knik vriendelijk naar haar en vraag of het hondje niet van koude voeten houdt? Het antwoord komt in het Pools, klinkt als een verontschuldiging dat ze het niet begrijpt. Ik richt me weer op mijn pennetje, met mijn vrije hand pak ik een boterham uit mijn tas. Ik heb plots een positief gevoel over deze stek; raar ineens voel ik spanning en weet ik dat het gaat gebeuren. Ik verleg het pennetje ietsjes en neem een hap. Stadsgluiden dringen niet meer door, ik ben één geworden met de pen. Er is een minieme beweging, dan wordt het pennetje wat bij de duiker weggeduwd, keert en loopt naar het duikertje toe. Is er vuil door de lijn gedreven, trek in het water? Langzaam begint het oranje te zakken; het is echt een aanbeet bedenk ik me met een gevoel van verbazing en ongeloof. Ik pak de hengel stevig vast en haal uit. Iets gewichtigs reageert op de bodem, ik zie de hengel krommen. Wil over mijn schouder Michael roepen maar mijn geluid kaatst terug op een tram die langsrijdt en ons van elkaar scheidt. Ik kijk weer naar die hengel, alles gaat traag, de tram is weg, ik roep Michael nog een keer. Kort daarna staat hij naast me. Ik durf geen volledige druk te geven. Kort geleden trok ik deze hengel uit zijn foedraal en bleek er een ringetje van een oog van de driepuntsverbinding te zijn gebroken. Ik liet mijn vader ernaar kijken en die was ervan overtuigt dat het met secondelijm opgelost zou kunnen worden. Ik ben bang, bang dat het ringetje loskomt, bang de karper te verspelen. Daarnaast reageert de vis overduidelijk met harder trekken als ik harder trek. Liever dan wat minder druk en het gevecht op een korte lijn afmaken. Dat duurt nog langer dan gedacht maar na een ruime vijf minuten kan Michael de vis scheppen. Wat een mooi beest! Stilletjes ligt hij daar in de witte wereld, Michael maakt foto’s. Ik voel mijn handen koud worden van de ijsklomp die ik vasthoudt, dan terug het water in. Langzaam glijdt de vis de diepte weer in. Ik ben blij, Michael is blij, wij zijn blij We vissen nog even door, maar zien niets meer, geen stootje. Met rode wangen en een voldaan gevoel rij ik net na half drie terug naar huis. Het visjaar 2014 zit erop, wat een spetterend eind, iets wat ik niet meer had verwacht. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|