Ik fiets van een bekende polder naar een wetering. Morgenavond een avondje met Michael op stap. Idee is elkaar te ontmoeten in een polder en daar te voeren, daarna naar water wat ik heb voorgevoerd om later in de polder waar we samen voerden terug te keren. De polder waar ik net vandaan kwam lag er redelijk bij. Nog niet teveel alggroei, veel actieve graskarper en een paar spiegelkarpers. Tijdens het terugrijden bedenk ik me dat als ik aan het observeren ben ook wel even langs de wetering kan rijden. Niet veel later volg ik de smalle kade, rechts knotwilgen bosjes en daarachter een klein slootje dat de kade van de weilanden scheidt, links de wetering met aan de overkant de boomteelt. Al vrij snel kom ik karper tegen, ik besluit Michael te bellen, terwijl ik met hem praat vertel ik hem ook wat ik zoal zie; zwaaiende staarten, wellingen, bruisplekken. Het besluit is snel genomen, dit is de plek waar ik ga voorvoeren en waar we als eerst gaan vissen. De dag erop maak ik een voerronde. Ik zie weer veel vis en kom twee graskarpers tegen waarvan er één hard richting de meter gaat, nog indrukwekkender is de breedte van zijn rug, zeker twintig centimeter. Raar, nog nooit eerder zag ik graskarper in deze polder? Blijkt een voorteken want in het eerste uur vangen zowel Michael als ik er één. Na de schemering rijden we terug naar de polder waar we samen voerden, op de valreep vang ik er nog een spiegel. Na die avond heeft de wetering me weer in zijn greep. Het is een water waar ik al lang kom maar nooit echt vat op heb gekregen. Delen die het ene jaar succesvol zijn liggen het volgende jaar er verlaten bij. Een tocht langs de wetering maakt vaak wel duidelijk waar de vis ligt maar op het voer krijgen is lastig. Soms heeft de vis er gewoon geen zin in, zwemt azend langs de voerplekken zonder erop te komen, soms komen ze er even op om voordat het haakaas genomen is weer te verdwijnen? Ik denk nooit echt in termen van 'moeilijk' of 'makkelijk' maar als ik dit zou doen dan is dit absoluut de moeilijkste plek. De plek waar ik de meeste uren moet maken voor een aanbeet. Ook heb ik de afgelopen jaren het gevoel gekregen dat maar bij bepaalde weertypes de vis echt actief is. Als ik drie dagen na het bezoek met Michael de wetering weer bezoek hoop ik dat die gedachte niet waar is. Misschien ben ik wel wat vastgeroest geraakt in mijn gedachten patroon, dit is een goede avond om dit te doorbreken. Het is tamelijk fris, harde wind die vanuit west iets naar noord draait. Tweemaal is er overduidelijk karper op een stek, tweemaal vertrekken ze zonder terug te keren? Nog opvallender is de mate van activiteit die in het niet valt met de eerdere avond. plekken waar toen meerdere vissen intensief lagen te azen lijken nu verlaten? Pas na twaalf uur is er ineens een korte opleving en zie ik meerdere vissen actief worden, is van korte duur. Gelukkig vang ik een prachtzeelt; maakt de avond meer dan goed. Weer twee dagen later ben ik weer terug. Het is wat warmer geweest en er was minder wind. Direct weer meer actieve vis. Ik voer een paar plekken aan en begin te vissen op de plek waar ik de meeste actieve vis zag. het duurt niet lang voordat twee karpers het voer vinden. Ze zwemmen er een keer overheen, keren en met steeds kleiner wordende rondjes komen ze er uiteindelijk op terecht. Pikken wat voer op, verdwijnen, komen terug, verdwijnen. De derde keer gaan ze echt tot azen over, de pen staat binnen de kortste tijd tussen het schuim te dansen. Uit het niets zwemmen ze weg en komen niet meer terug. Sterker nog, vanaf dat moment valt alle activiteit weg van het water? Ik vis nog ruim twee uur door maar zie geen enkele activiteit meer. Met een hoop vraagtekens in mijn hoofd verdwijn ik naar huis.
4 Comments
Ik merk dat ik het best nog lastig vind om binnen een ‘plan’ te vissen maar we rommelen gewoon maar door. Afgelopen zondag in de middag naar de dichtgroeipolder, een ander deel dan de voorgaande week. Samen met de kinderen de weilanden in en lekker voorvoeren. Al tijdens het voeren twijfel ik over mijn keuze, doorzetten maar. Als ik een uur of drie later terugkom en met vissen begin zie ik helemaal niets, niet op de voerplekken maar ook niet op het water. Om half negen besef ik me dat het voer al vijf uur in het water ligt, als er nu nog geen vis op zit dan is de kans klein dat dit nog gaat komen. De wetering ligt kortbij, ik besluit door te fietsen om daar even rond te snuffelen, kijken of de karper die zich voor de paai verzamelde nog op hetzelfde deel rondhangt of zich alweer verspreidt heeft. Het laatste lijkt het geval, ik kom her en der wat karper tegen maar niet heel geconcentreerd bij elkaar. De fiets in de hand volg ik de kade tot hij overgaat in een asfaltweggetje. De wetering loopt hier een stukje door in de bewoonde wereld, ook maar eens kijken. Dat valt niet tegen, ik zie vrij veel sporen van actieve karper maar er is ook wel wat begroeiing. Ik zet mijn pen even neer op een veelbelovende plek maar hark keer op keer rommel van de bodem met de haak. Het plan voor de volgende dag is snel gemaakt; de tuinhark mee, stekken schoon trekken en lekker vissen. De volgende dag ben ik net na zeven uur ’s avonds aanwezig. Ik trek met de hark twee plekken schoon die ik aanvoer en voer twee plekken aan die schoon zijn. Bij de laatste stek die ik aanvoer zie ik wellingen onder overhangende takken aan de overkant vandaan komen. In de laagstaande zon licht een flank oranje op een stukje staartlob waaiert verleidelijk boven het water uit. Snel optuigen maar, tijdens het eerste rondje vooral veel witvis. Als ik van de laatste naar de eerste stek terugloop zie ik een schim in de buurt van de tweede stek bellen blazen. Hij ligt nog niet op het voer. ik loop door naar de eerste stek om de vis in alle rust aan het voer te laten wennen. Tien minuten later sluip ik het bruggetje op dat vlakbij het tweede stekje ligt. Overal liggen bellen en er komen nieuwe bij, af en toe grote kolken. Ik leg voorzichtig het haakaas op de stek en wacht af. Niet lang nadat ik zit een tweede vis die even de stek aandoet maar snel weer weg is. de andere vis blijft maar om de stek heenbellen. Ik besluit het aas op de plek te leggen waar hij het meest actief is. Langzaam schuift het schuimspoor in de richting van de pen. Het schuimspoor komt bij de pen aan een kort hobbeltje en dan gaat de pen mee, zwenkt naar links als ook de vis wegrolt. Voor mij voldoende aanwijzing dat het geen lijnzwemmer is, aanslaan maar. Ik zit op een bruggetje waar de vis absoluut niet onder mag raken, dan is het einde oefening. Mijn ervaring is dat als je op een bruggetje zit, naar de brug aanslaat, de vis vaak wegzwemt van je. Eigenlijk gebeurt dit altijd. Ik laat de vis dan rustig gaan tot hij op veilige afstand is, volg hem daarna en maak het karwei af.
Nu gaat het anders, na de aanslag is er een furieuze reactie, niet van de brug af maar evenwijdig aan de brug en dan in dolle vaart erop af. ik trek uit alle macht en hoop de vis voor de brug langs te trekken. Het lijkt te werken, hij komt ondiep, we kijken elkaar aan, recht in de ogen en zien beiden de paniek bij elkaar. De karper herpakt zich en stoomt toch onder de brug door. ik spring in de kant en steek mijn hengel naar voren, nu hopen dat hij niet tussen de peilers doorzwemt en ik hem kan stoppen. Ik leg mijn vinger op de spoel en verhoog de druk, ik voel de vis even zwenken maar dan beukt hij in een recht lijn door. De brug is vrij breed, zeker een meter of tien, hij zal nu bijna aan het einde zijn. Ik verhoog weer de druk, en weer lukt het bijna de vis te keren maar toch vind hij energie om de ingeslagen weg voort te zetten. Ik voel de vis naar rechts zwenken en het draad maakt contact met de peiler aan de andere kant, weer verhoog ik de druk, hang vol in de hengel, de vis zwenkt terug, weer denk ik hem te keren maar het is teveel geweest voor het draad een doffe plof is de anticlimax van 60 dolle seconden. Ik draai binnen, het draad is kort bij de haak gebroken. Ik loop naar de andere kant en zie een schuimspoor wat de vluchtrichting van de vis markeert. Ik loop terug naar mijn startpositie en ga zitten. Herhaal de zetten, meteen zie ik mijn eigen fout. ik sloeg over mijn rechterschouder aan terwijl ik ook bijna uiterst rechts op de brug zit, als de vis gaat zwemmen zal hij altijd snel kunnen keren, shit, stom. Naar links aanslaan had waarschijnlijk dezelfde reactie opgeleverd maar zoals gebruikelijk in een richting weg van de brug. terwijl ik zo zit te denken komt er een karper aanzwemmen, hij duikt direct op de stek, en staat enthousiast met zijn staart boven water te zwaaien. Ik tuig zo snel als ik kan weer op, maar op het moment dat ik de haak knoop zwemt de vis bedaard weg. Alsof hij het wist. Ik voer wat bij en denk bij mijzelf, die komt wel terug. Als een uur later er in de omgeving meerdere karpers actief zijn geworden heb ik die hoop nog steeds. ik zet een breekstaafje op de pen. Weer een uur later sterft de activiteit langzaam weg, er is geen vis meer op het voer geweest. Op weg naar huis ben ik al aan het plannen wanneer ik hier terug kan komen. Al vaker vertelde ik dat het enige planmatige dat in mijn visserij aanwezig is richting krijgt vanuit het doel iedere maand een karper te vangen. Dit jaar leverde januari en februari niets op. De maanden daarna verliep het beter, steeds was er de lichte sturing vanuit het doel een karpertje te vangen per maand. De komende zes weken ben ik van plan drie polders te vissen waar ik eigenlijk te weinig kom. Ze liggen op fietsafstand en ieder jaar plan ik erheen te gaan maar komt het er te weinig van. In twee van de drie kan ik niet nachtvissen, daarom zijn de maanden juni en juli gunstig, de dagen zijn het langste. Eén van die twee polders groeit vaak na juni ook hopeloos dicht met wier. Het andere water is een wetering die op de rand van deze twee polders ligt en met de kade die erlangs loopt de afscheiding tussen de verschillende polders vormt. De dichtgroeipolder en de wetering zijn geen makkelijke wateren. Voor de dichtgroeipolder zal ik iedere dag voor ik er vis uitpluizen waar het water troebel is. De plekken waar het water troebel is zijn de plekken waar de vis zich ophoudt en de plantengroei dus ook minder aanwezig is. De wetering is 2,5 kilometer lang en de vis houdt zich vaak in groepen op. Observeren geeft vaak info over waar de vis zich ophoudt ook hier zal dus regelmatig ene stukje gewandeld worden. De derde polder ligt in het verlengde van de dichtgroeipolder polder en heeft het karakter van die polder toen ik er 8 jaar geleden begon met vissen; troebel water, harde kleibodem, goede karperstand, nog betere brasemstand. Afgelopen maandag liep ik ’s middag in het zonnetje langs de wetering. Mijn dochtertje in de draagzak op mijn rug vermaakt zich met ‘papa kietelen met een pluk fluitekruid’. Al vrij snel de eerste wellingen, een groep karpers houdt zich op in een grillig deel. Hier is het lastig vissen door obstakels en dikke rietkragen. Pas helemaal aan het einde van de wetering kom ik weer actieve karper tegen. Een wandeling twee dagen later in de schemering net voor een bak onweer levert hetzelfde beeld op maar laat meer karper zien. Gisteravond was ik terug. Ik start met voeren op het verste deel. Drie voerplekken mogen lekker lang sudderen. Ik wil in het licht vissen op de plek waar de vis zich klaarmaakt voor de paai. De vis ligt er zo dicht op een stuk gepakt dat een vangst doorvissen daarna zinloos maakt. Na een stevige wandeling kom ik op de plek waar ik de meeste vis de voorgaande dagen zag. Ik start op een plek maar zie weinig beweging, schuif vijftig meter op en zit ineens tussen de wellingen en boeggolven. Alle vis lijkt zich op 10 vierkante meter op te houden. Er wordt nog niet gepaaid maar echt azen is er ook niet bij, onrustig heen en weer walmen en soms een paaibeweging. Terwijl de zon in mijn rug een prachtig spel speelt met de wolken zijn er zo nu en dan wellingen die over het voer lopen. De schemering valt in, de koekoek roept en vleermuisjes doen zich tegoed aan de vele insecten. De karpers spelen hun stomme spel van rollen, walmen en sudderen. Er is al een half uur geen vis meer in de buurt van het voer geweest. Ik pak voorzichtig mijn spulletjes bij elkaar en ga naar de eerder aangelegde stekken. De eerste stek is tussen twee struiken in. Ik sluip dichterbij en ga op mijn stoeltje zitten. De kade is bijgewerkt met takken van de wilgen die langs de kade staan. Er is modder uit de kade gehaald en tussen de nieuwe schoeiing gestort. Sommige wilgenstokken lopen weer uit en steken het water in. Als ik net zit klinkt er een luide smak uit de oever aan de overzijde, er rolt direct daarna een golf weg. Uit het niets begint de pen hard heen en weer te bewegen. Daarna stuitert hij op en neer, wordt kleiner terwijl hij naar links beweegt. Ademloos zit ik te kijken hoe een karper de voerstek op zijn kop zet, hoewel de pen alle kanten uitgegooid wordt is er nog geen aanbeet. Zo snel als het begon is het weer over, gelukkig maar voor kort. Weer heftige beweging en uiteindelijk een pen die naar rechts wegwandelt, kleiner wordt en verdwijnt. Ik sla aan en het water explodeert, de vis ramt weg en wil om de struik heen. Ik kniel op de wilgentakken en steek de hengel ver vooruit en trek, trek uit alle macht. De vis keert, draalt wat rond op het midden en komt dan tot mijn verbazing licht tegensputterend al naar de kant. Ik steek het net voorbij de uitgegroeide takken en schep; binnen.
Ik ben blij, heel blij. Ik heb hier vaak gevist zonder iets te vangen, dit voelt goed. Ik vis alle stekken hierna nog zorgvuldig af en eindig op de plek waar ik begon. Het walmen is verdwenen, de karpers lijken vertrokken, na drie kwartier naar een stilstaande pen te hebben gekeken stop ik, aankomende zondag op zoek naar troebel water in de dichtgroeipolder om maandagavond te bevissen; lekker vooruitzicht! Ruim anderhalve week geen hengel aangeraakt. Met lede ogen heb ik het steeds mooier najaarsweer zien worden. Nu, na een weekendje druk schuren, plamuren en schilderen ligt er een lege zondagavond in het verschiet. Ik weet niet hoe het kan maar het is al weer twee jaar geleden dat ik in deze prachtige wetering heb gevist, een echte avondstek. Ik was er pas toevallig in de buurt en maakte er een rondje langs het water. Het zag er afgezien van kroos mooi schoon uit. Toen ik er twee jaar geleden voor het laatst op karper viste was het water duidelijk in de belangstelling komen te staan. Kale grasplekken waar tentjes hadden gestaan, allerhande afval, gaten in het riet; er werd duidelijk veel gevist. Van dit alles is nu niets te zien, de eerste jaren waande ik me hier altijd alleen, nu lijkt die rust weer teruggekeerd.
In de schemering loop ik over de smalle onverharde kade langs de wetering. Waar zullen de vissen zich ophouden? Ik loop vanaf het weggetje dat halverwege de wetering kruist eerst westelijk. Als snel kom ik boeggolven en wellingen tegen. Karper. Ik voer tegen de verharde oever aan de andere kant. Een meter of zes werpen, misschien net iets te ver voor het penvissen maar het is de plek waar vis na vis langszwemt. Ik loop terug in oostelijke richting. Het is broeierig warm, de zon is achter de kassen weggezakt. Tussen de bomenrij die tussen de weilanden aan de ene kant van kade staan en de kassen aan de andere kant van de wetering hangt de warmte van de dag. Op het stuk richting het oosten liggen mijn favoriete stekken. De wetering wordt hier op een paar plekken onderbroken door grote natuurlijke waterreservoirs, plekken waarvan in het verleden is gebleken dat de karper er graag komt. Ik maak een tweede voerplek voor een brede rietkraag en een eind verderop werp ik wat voer op een meter of vijf uit de kant. Dat was vroeger de rand van de wetering toen dit reservoir nog niet aangelegd was. Tegen de tijd dat ik aan het optuigen ben is het volledig donker. Ik monteer direct een pennetje met een breekstaafje en loop naar stek één toe. De vis is nog steeds heen en weer aan het zwemmen maar vooralsnog blijft er niets op de stek hangen. Ik schenk koffie in en hoor gespetter dat me doet denken aan paaiende zeelt? Ik kan niet zien wat het gespetter veroorzaakt maar keer op keer komt het op andere plek uit de kant. Ik zit ruim een uur maar zie geen noemenswaardige beweging op de pen. Ik loop naar de tweede stek, een tocht van bijna een kilometer. Onderweg valt het me op dat alles erg stil is. In de wetering spettert bijna geen visje en ook de watervogels zijn stil. Ik hoor geen muisjes ritselen. Zou het te lekker weer zijn? Op de tweede stek is er beweging op de pen, kleine visjes eten rustig en geduldig het blokje smac van de haak af. Eén keer wordt er een grote kolk geslagen maar de vis blijft niet hangen. Wel zijn er in de buurt een paar keer wellingen te zien van azende karper. Op de derde stek heb ik een mooi overzicht op het reservoir. Op goede nachten zie je her en der staarten van azende karpers boven water uitzwaaien, vanavond is het stil, er wordt niet gezwaaid. Terug naar de eerste stek. Ik drink weer wat koffie en eet roggebrood met kaas. Uit het niets begint het te waaien, niet een beetje maar een stevige bries komt plots over het water aanschuiven. De afstandsstekken zijn nu niet meer bevisbaar; losse flarden kroos komen in beweging en trekken een bocht in het draad. Ik kijk hoe laat het is, kwart over twaalf. Ik besluit hooguit nog een uurtje op de tweede stek te zitten. Daar heb ik geen last van de kroosflarden. Na weer een behoorlijke voettocht zit ik rustig naar het pennetje te staren. De witvis lijkt verdwenen want het eerste kwartier gebeurt er niets. Dan zijn er een paar langzame bewegingen op de pen; wind of vis? De pen zakt iets, krijgt een zwieper naar links en loopt dan gestaag naar rechts weg, het lichtje wordt steeds doffer. Ik sla aan en trek de karper direct ondiep, als een preutse brasem ligt hij te spartelen. Een reactie die ik op dit water ’s nachts vaker meemaak. Eén keer dacht ik daadwerkelijk een brasem te hebben gehaakt, pas toen ik het net optilde besefte ik een karper te hebben geland. Ik steek het net in het water, de vis spettert er lustig op los, Ik krijg hem alleen niet dichterbij. Ik trek de hengel nog wat verder naar achter en steek het net zo goed en kwaad als dit in het ondiepe water gaat zo ver mogelijk vooruit. Ik voel een boze ruk, is de vis boven het net? Op het moment dat ik denk dat hij erin zit, schiet de haak los, de hengel springt recht. Ik til zo goed en kwaad als het gaat het net snel op, heb het gevoel dat de vis nog niet helemaal erin zit, ik schud een paar keer en voel een paar krachtige uitvallen in het net. Op de kant geloof ik pas echt dat ik hem heb. Een bleke spiegel met een mooie toeter en een hangbuik, een hobbezak zoals de meeste vissen hier. Wel ving ik tot nu toe altijd schubkarpers, had zelfs het vermoeden dat er geen spiegels zouden zitten. De vis is 82 centimeter lang en weegt een ruime 24 pond. Schitterend. Na het terugzetten vind ik mijn pen terug in de takken boven mij. De haak heeft zich vastgezet en ik kan niet anders dan de boel stuktrekken. Ik twijfel, optuigen en doorvissen? Nee, heeft geen zin, de andere stekken zijn door de wind onbevisbaar, hier zal het voorlopig even rustig blijven. Naar huis gaan lijkt de meest verstandige keuze. Naast het (karper) vissen ben ik een voetbalfan. Met het huidige WK dat aan de gang is en het mooie weer van de afgelopen dagen komen deze twee hobby's af en toe in botsing met elkaar. Gisteren weer een moeilijke keuze. De achtste finale tussen Argentinië en Mexico bekijken of gaan vissen? Uiteindelijk wordt het beide. Ver in de tweede helft pak ik mijn visspullen en vertrek ik richting een wetering.
Daar aangekomen haal ik eerst diep adem, wat een heerlijke zwoele avond en wat een palet aan geuren om tot je door te laten dringen. De wetering is in zijn totaliteit ruim anderhalf kilometer lang. Halverwege kruist een weggetje de wetering. Bij het weggetje kun je goed parkeren en kun je- links of rechtsaf de kade langs de wetering betreden. Meestal kies ik voor het linkerstuk. Zo ook vanavond. Ik ga op pad om te voeren. Het eerste deel is overwoekert met planten en kroos maar al vrij snel wordt de wetering schoner. Ik maak vier voerstekken. Tijdens het voeren zie ik geen enkele actieve vis, niet echt bemoedigend. Toch maak ik me geen zorgen, vaak worden de vissen hier tegen de schemering aan pas echt actief. Als ik terugkom bij de auto om de hengel op te tuigen besluit ik eens langs het andere deel van de wetering te lopen. Ook hier is er veel plantengroei ontstaan in de laatste weken. Toch lijkt er nog voldoende ruimte om te vissen. Als ik een stuk gelopen heb kom ik een groepje actieve karpers tegen. Grote wellingen lopen over het water en zo nu en dan wordt er een staartlob boven water gestoken. Ik heb geen voer meer bij me dat heb ik in het passeren bij de auto achter gelaten. Daarnaast lijken er erg veel planten te staan, na de verspeelde vis van gisteren zit ik niet op weer een draadbreuk te wachten. Ik kijk even naar de azende vissen en loop daarna terug. Als ik de hengel heb opgetuigd is het donker geworden, er is al een uur verstreken sinds ik de voerplekken heb aangelegd. Op de eerste voerplek gebeurt er weinig. Naast alleen het pennetje probeer ik ook de rest van het water in de gaten te houden. Nergens zie ik aanwijzingen van actieve karper. Op het tweede stekje is het niet anders, wel komt er van links een egeltje aan wandelen. Pas als hij zo dichtbij is dat ik hem kan pakken heeft hij mij in de gaten, hij maakt rechtsomkeert en verdwijnt in het hoge gras. Dan komt er een grote golf aanlopen, het is een jagende fuut. Net achter de voerstek komt hij met een visje in zijn bek boven water. Niet veel later hoor ik de jongen om het hardst piepen wie er een hapje van mag hebben. Op stek drie is ook geen spoor van karper te zien en op stek vier ook niet. Dat valt toch wel wat tegen, maar de vissen kunnen zich heel goed in de zijsloten bevinden die tussen de kassen doorlopen, onbereikbaar voor de vissers. Ik loop de stekken in omgekeerde volgorde nog een keer langs en kom tot de conclusie dat dit niks gaat worden. Het voer ligt nu al drie uur in het water en er is geen enkele beweging te zien. Ik besluit het groepje karpers te bezoeken dat ik eerder tegenkwam. Nu het echt donker is worden mijn kansen op een goede afloop beter. Ik weet niet of anderen dezelfde ervaring hebben maar ik merk dat karpers in het donker zich tijdens een dril slechter kunnen oriënteren. Ze zijn makkelijker uit balans te trekken, weten niet zo goed waar ze heen moeten zwemmen. In het plantrijke water moet dat mij ene voordeel opleveren. Als ik in de buurt kom van de plek waar de vissen aan het azen waren ga ik nog voorzichtiger lopen. Er lopen nog steeds wellingen over het water heen, ze liggen er nog. Ik kijk of ik kan zien waar de vissen aan het azen zijn, de rand van een wierbed heeft de voorkeur. Met een onderhandse worp beland het aas tussen twee azende vissen in, beide liggen ongeveer een meter van het aas af. De vissen azen zo intensief dat ik het wel aandurf om één voor één wat kikkererwten bij te voeren. Zoals ik al verwacht had merken de vissen er niets van. Het duurt een minuut of tien, de vissen die op een meter afstand liggen hebben nog geen interesse getoond, als er van rechts een derde vis aan komt zwemmen die in de buurt van de lichtpen woestin de grond begint te spitten. Niet veel later glijdt de lichtpen weg. Na de aanslag komt de vis direct proestend boven, is het een brasem? Nee, ook dit is een reactie die karpers in het donker wel vaker hebben. Totaal overrompeld kan ik hem zo naar de kant trekken, helaas moet ik mijn net nog in het water stekken. De vis realiseert zich nu wat er aan de hand is en begint te knokken. Een mooie strakke dril volgt. De vis pakt geen lijn maar laat op de uitstaande lijn zien wat hij waard is. Na een paar spannende minuten glijdt hij het net in. Gezien de beschadigingen ga ik ervan uit dat de vissen net klaar zijn met de paai, de schubkarper is 83 centimeter lang en 17 pond zwaar. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|