Man wat is het warm! Kwart over vier aftrap van een wedstrijd en nog steeds heet. Liters water verder in het laatste plukje zon op het terras een welverdiend biertje. Oom van één van mijn voetbalmaatjes zoekt me op. Wil wat delen over blankvoornvangsten. Middenin het hossende, drinkende voetbalgebeuren delen we kort wat ons boeit. "Morgen voor eerste licht ga ik op pad", "ik niet" lacht hij, en heft zijn glas. Krappe tien uur later gaat mijn wekker af. Wat een heerlijkheid, voor het eerste licht en dus die brandende zon al op pad zijn. Trappen langs het kanaal, geurtjes opsnuiven en je voorbereiden op een ochtendje pennen. Als ik na een voerronde mijn hengel optuig constateer ik tevreden dat ik voordat ik start met vissen rustig even mijn broodjes ei kan eten; duurt nog even voordat het echt licht is. Al etend kijk ik over het water en met het toenemende licht zie ik dat mijn eerste plekje is omgetoverd in een bellenfestijntje; kijk daar zeg ik geen nee tegen. Ik gok dat ik de pen tegen het lichte deel van het water ondertussen wel goed kan zien, drie korrels maïs op de haak en ingooien maar. Langzaam neemt het zicht toe, geen nieuwe bellen meer? Vogel gevlogen of ben ik te terughoudend geweest met voeren en is de plek niet interessant voldoende meer? Ik voer dun wat bij, voordeel van starten met weinig voer, geen twijfel of een handje erbij nu kwaad of goed doet. Niet veel later zijn de bellen terug, duurt nog verrekte lang maar dan schuift de rode antenne, ondertussen duidelijk zichtbaar, weg. Een keiharde dril, vis ramt alle kanten uit en dan daarna de rust; gelukt. Dat was vanochtend, was vroeg thuis, met die opkomende zon, bijkomende warmte en nagenoeg windstil weer geen slecht besluit. Mijn vakantie ligt alweer vier verse werkweken achter me maar deint nog vrolijk na in mijn systeem. Ik ben gek van Spanje en om er na een jaar of vijf weer is terug te komen was heerlijk. De Picos de Europa waren de hoofdbestemming, wat een schitterend gebied. Stond op het verlanglijstje en per direct genoteerd als een "dat doen we nog is een keer plek". Waar de vakantie ook heengaat, een hengeltje gaat altijd mee. Ik heb een zeer coulante familie wat dat aan gaat, hoewel ik mijzelf ook behoorlijk goed kan inhouden. De driedelige Ultra Alcolyte is favoriet om mee te nemen, kan er alle kanten mee uit. Penn molentje met 18/100e en ter plekke maar kijken wat ik tegenkom. In de bijna drie weken durende vakantie vis ik twee keer een krappe anderhalf uur. Valt tegen, in het donker het onverharde pad vanaf de camping naar de zee volgen. Zeker in het beboste deel is het voorzichtig aan doen, scheelt dat ik het pad al wel vaker heb gelopen. Beneden aangekomen hoor ik de zee ruisen en ruik het zoute, zilt. Ik vervolg mijn weg langs de uitgestorven boulevard, slinger het stadje in, zie de laatste Spanjaarden de plaatselijke discoteca verlaten en nestel me niet veel later op een trappetje dat tot het water rijkt. Eerder zag ik de harders onder de boten liggen, benieuwd of ze nu te verleiden zijn. Ik maak wat broodpap met witbrood, geknipte maïs en water en strooi ruim. Het afgaande water zorgt voor een prachtige wolk. Ruim voor ik klaar ben met optuigen jagen er al grote groepen harders door het voer. Twee keer lukt het om raak te slaan op een wegtrekkende vlokdobber. Daarna harde drils, wat een kracht, schitterende sport. Later, op één van de laatste dagen een herbezoek aan een azuurblauw meer. Vrij snel verschalk ik er een paar karpers, daarna snel de schaduw opzoekend tegen de enorme hitte. Na een vlotte terugrit van ruim 1300 kilometer moet ik me altijd inhouden om niet direct de volgende ochtend "mijn" polders in te vluchten. Het lukt me zowaar dat een dag uit te stellen.... Die Nederlandse polder, ach, wat kan ik die missen. Ja, dat zicht op de bergen verveelt me nooit, in de vakantie welteverstaan! De polder roept me altijd weer terug, een gevoel dat zich heeft vastgeklonken in mijn bestaan en waarvan ik niet zou weten hoe het er zonder te moeten doen? Als ik dan na die heerlijke weken weg voor eerste licht een polderweggetje inrij kan ik mijn geluk niet op. Een pure polder, alles ademt hier sfeer en natuurlijk karper! Bestand heeft een boostje gekregen, benieuwd of ik ze kan terugvinden en of er tussen de nieuwe, gretige vissen door zich ook oudgedienden laten zien? Twee uurtjes na aankomst rij ik alweer naar huis. Vanaf eerste stek heeft de pen niet stilgestaan. Overal vis. Brasem, voorn en karper, de nieuwe exemplaren maar dat mocht de pret niet drukken. Als het dan lekker loopt ook geen enkel punt vroeg te stoppen en bij de rest van het gezin aan te schuiven voor het zondags ontbijt. Wel lekker dat het meteen "raak" is. Het vaste richtinggevende kader van minimaal 1 karper per maand is rond de vakantie altijd iets meer uitdaging omdat je simpelweg er "minder" tijd voor hebt. Vreemd genoeg "mag" ik dan (van mijzelf!) die karpertjes in Spanje niet meetellen om te kunnen stellen dat augustus veilig is gesteld, tsja, dat rare hoofd weer..... Omdat augustis is vastgesteld geef ik ruimte aan wateren die nog niet of weinig aan de beurt zijn geweest. Weer een vroege ochtend in een polder, grenzend aan een bebost gebied. Er is van de winter gebaggerd, was al geen ondiepe polder maar nu staat er overal ruim een meter onder de kant. Als er een plek is waar ik vrij zeker van weet dat er bijna niet gevist wordt dan is het hier. Vreemd fenomeen is dat de karper makkelijk op het voer te krijgen zijn maar enorm schrikachtig zijn. Ook deze ochtend zie ik boeggolven wegrollen terwijl ik op ruim tien meter van het water van potentiële stek naar stek wandel, iets wat ik in andere polders eigenlijk nooit meemaak? Ik zie weinig vis, heel af en toe een smakgolf uit de kant maar echt wild is het niet. Geeft tijd om, om me heen te kijken en te genieten. Wat een weide blik hier! Rotterdam, Zoetermeer en Den Haag zie ik zo liggen. Genieten is dat. Op één van de stekken zie ik kort na inleggen een meter of tien verderop een paar karpers actief zijn. Prachtig om heel even een stukje rug en een ronde staartlob het water te zien doorbreken. Ik sluip niet veel later weg maar heb een sterk vermoeden dat deze vissen later de stek gaan vinden. Half uur later blijkt dit te kloppen. Tussendoor los ik wel een andere gehaakte vis. Een heel wat kleiner exemplaar ten opzichte van wat hier op me lag te wachten. Zoals ik hierboven al aangaf; als ze op het voer komen is het zonder scrupules, goed doorlopende aanbeten en daarna een lange dril. Oeh, wat kunnen ze hier hard gaan. Eerste schot twintig meter onder de eigen kant, onder allerlei overhangend riet. Komt die waterdiepte meteen goed van pas, top onder water en hopen dat het goed afloopt.... Het is ook weer de tijd van de mooie ochtenden, dat zachtere ligt, het spel tussen wolken en zon, altijd genieten in deze periode. Ik merk dat er maar weer eens een verschuiving in mijn visserij heeft plaatsgevonden. Waar een lange periode de avonden en nachten favoriet waren nu weer vaker de ochtenden. Nadeel van de ochtend is dat ik me vaak meer gedwongen voel te stoppen, of het wordt om me heen te druk, of de vis is niet meer actief, of beiden.
Met de tijd die aan studie besteed moet worden komt dat nu juist wel goed uit. Korte, gerichte sessies. Na een vruchteloze avond op een vaart merk ik op de terugweg dat een andere vaart troebel is geworden. Paar maanden geleden liep ik hem af en was hij glashelder, nu kan ik niet zomaar overal de bodem meer zien. Zou de vis er liggen? In het eerste licht voer ik. Ik strooi dun voer, vis is hier weinig gewend, enige wat ik wil is ze oppikken en even vasthouden. Thuis ven ontbijten met gezin en daarna lekker terug. Randje frisse ochtend en warme dag. Het water is toch nog helderder dan ik dacht. Ik loop het vaartje af, langzaam me steeds verder van de bewoonde wereld verwijderend. Op de laatste stek zie ik stofwolken staan. In het heldere, ondiepe water zie ik drie schimmen de stek afschuimen. Toch weer trillende handjes en knikkende knieën. Worpje ruim over de stek, pennetje staat op 0,3gr en maakt geen tumult, met een soepele haal stukje terughalen en afwachten. Ik zak op mijn knieën en wacht op wat komen gaat. Ik zie een vis terug zwenken die net een ronde maakte, pikt in het voorbijgaan de lijn op, of toch het aas? Ik twijfel, wacht even, vis stopt, zwemt door, pen volgt. Rustig tik ik vast, sloot ontploft, drie wegvluchtende vissen, eentje die er meer moeite mee heeft om weg te komen. Ligt kort daarna op de kant, wat een kleurenpracht. Nu al mooi, maar stel je is voor over een jaar of vijf, aiaiai! En nu maar hopen op ECHTE herfst, harde wind, gemiddelde temperaturen en buien, kom maar op!
0 Comments
Ik slof terug naar de eerste stek van de dag, die ik nu als laatste bezoek. In de buurt gekomen zie ik de bellen omhoog komen, zou het dan toch nog? Rustig aan maar. In indianensluip leg ik de laatste meters af. Ik ga voorzichtig zitten en werp met een onderhands worpje in, haal de pen een klein stukje terug en geef een snelle rechts, links slinger met de top. Voldoende om de lijn onder water te trekken. Het duurt niet langer dan een minuut, paar keer stuitert de pen op en neer, gaat plat liggen en loopt weg. Ik geef een houw, brede rug doorbreekt het wateroppervlak. Dreunt naar beneden, slip krijst, direct gevolgd door een harde PATS. Lijn door? Ik zak moedeloos neer. Op deze stek startte ik een uur of vier geleden in het eerste licht. Binnen een paar minuten een aanbeet en na een woeste, eerste run loste de vis uit het niets. Ziek ben ik ervan, doodziek. Het is een ochtend die contrasteert met de rest van de voorliggende periode, het liep allemaal redelijk vanzelfsprekend. Vis van allerlei kleur en formaat kwam op de kant, niet alleen karper maar ook veel zeelt. We zitten in de periode dat er karpers in mijn hoofd zwemmen. Wat ik ook doe, die gekke beesten zitten erin en met de toegenomen activiteit vertroebelen ze mijn geest. Ken je dat? Dat als je water tegenkomt, ongeacht omvang en plek je even moet kijken, beter nog; ruiken? Altijd die blik op dat natte goedje, welke kleur heeft het, is er veel doorzicht? Allerlei plannetjes die zich vormen maar vaak niet uitgevoerd worden, simpelweg te weinig tijd. En dat hoofd maar doormalen. Volkomen gedachteloos je vismomenten plannen is meestal niet goed, teveel overdenken ook niet, voor mij dan in ieder geval. Zo op de rand van de paai altijd dezelfde lichte onrust; liggen ze op de plekken waar ik ze verwacht of ben ik te vroeg, of erger, te laat? Zelf geen enkele paaiende karper gezien afgelopen periode, alleen van horen zeggen. Brasem wel. Heel andere manier van paaien. Vaak wat meer onder water, niet het tumult wat karper heeft. Begin mei een samenochtend. We zouden met zijn vieren maar uiteindelijk blijven Bas en ik over. Bas en ik hebben elkaar veel te lang niet gezien. Ondanks dat we elkaar veel te vertellen hebben kunnen we niet wachten te starten met vissen, niet vreemd, de ringdijk is nu op zijn mooist. Bas komt voor onvervalste polderzeelt, ik wil karper. In de eerste uurtjes vangen we elkaars vis, rare beesten zijn blijkbaar in de war? Nu zit daar wel iets interessants achter, bijna altijd als Bas op zeelt komt vissen staat hij binnen de kortste keren een karper te drillen, toeval geloof ik niet in. Dunnere lijn, kleinere haak, ander voertje, het zijn de zichtbare verschillen die blijkbaar het verschil maken? Het zijn gedachten die de karpers af en toe even uit mijn hoofd verjagen, blijkbaar is denken over karpervissen het enige dat ze doet laten verdwijnen? Zo zit ik mijmerend op mijn laatste stekje, her en der een jagende brasem. Hommers maken er een heel gebeuren van. Uit het niets rolt er een vissenlijf naast de pen, ik wordt uit mijn gedachten opgeschrikt, zat niet helemaal op te letten. Niet veel later kruipt het pennetje weg. Na de aanslag weet ik genoeg. Na een lange, trage dril bewonderen Bas en ik de spiegelkarper; een machtig mooie vis. Zulke vissen voelen altijd als overdaad voor mij. Wat groeien ze soms toch groot in de polder. Niet vanzelfsprekend maar het gebeurt en soms loop je dan tegen zo'n joekel aan. Heerlijk is dat. Het zijn vangsten waar ik dagenlang van kan lopen neuriën maar die ook altijd aanzetten tot weer willen vissen, vangsten die zorgen dat de karpers in mijn hoofd nog maar voor wat meer tumult zorgen. Mei is een droge, schrale maand. Dat zonnige weer met die droge en vaak ook nog koude wind; niet helemaal mijn cup of tea. Door dat wat schrale voorjaar ben ik mijn watersense wat kwijt, plekken die ik zou willen bezoek in deze periode sla ik toch over; twijfel is nooit een goede raadgever. Als dan aan het einde van een lange werkdag er een paar uurtjes in het verschiet liggen weet ik er wel raad mee, als er plekken zijn waar ik niet heenga blijven er minder over om te kiezen, deductie werkt soms heel goed. Lekker op de fiets naar een smal vaartje. Als ik een paar uur later terugkom staat het schuim op de eerste stek. Zoals altijd de spanning rond de maagstreek en ook zoals vaak heel snel na inleggen een goed doorlopende aanbeet. Dat snap ik soms niet zo goed, ondanks hoeveelheid voer gaat toch vaak het haakaas snel naar binnen? Het eerste schot na de aanslag is overdonderend, veel te makkelijk pakt deze vis veel lijn. Onderweg waterplanten oppikkend. Komt na die eerste indrukwekkende spurt zigzaggend en kopschuddend terug. In de lage avondzon poseer ik met een prachtvis gevangen in een pure polderomgeving; wordt het mooier? Met die zonnige dagen zijn de vroege ochtenden favoriet voor mij. Met vroeg bedoel ik echt vroeg. Niet dat halfbakken vroeg waarin de zon al is opgekomen. Nee, ruim voor zonsopgang aan het water zijn, bij voorkeur voeren in het laatste streepje donker zodat op het moment dat een pennetje zichtbaar is het te water gelaten kan worden. De eerste uurtjes zijn het beste. Op zo'n ochtend zie ik tijdens het rondje voeren in het donker de ene na de andere karper azen. Ik moet mijzelf remmen, zien azen wil niet zeggen doen vangen. Het duurt lang die dag. Ondanks de vele actieve vissen is het pas op het tweede rondje dat de pen een eerste teken van leven geeft. Mooie schubkarper geeft strijd tussen de lelies; ik win. Op deze vroege ochtenden hou ik er een ander voerritueel op na dan als ik voorvoer; er gaat veel minder in. Eén klein handje is voldoende, na iedere keer dat ik de stek aandoe een handje erbij. Steeds kleine beetjes voer brengen. Naast de dressuurdoorbraak op wateren waar vaak tapijten vol voer liggen is het een manier die voor een continue levendigheid op de stek zorgt; als er minder ligt is er meer concurrentie. Als de mensenstroom, die bij dit water hoort omdat het op de rand van polder en bewoning ligt, op gang is gekomen krijg ik op één van de stekken een tweede kans. De hele ochtend heeft er karper in de buurt rondgehangen, pas in het laatste rondje krijg ik een aanbeet. Helaas lost de spiegel kort na het aanslaan. Zuur, zeker als je er zo lang en geduldig op gewacht hebt. Voor of na de paai? Op de dijk gok ik dat het erna zit. Zal op het randje zijn dat de grote visser er rondhangen. Nog snel een keertje proberen. Hond is weer mee, begint te wennen aan de rituelen en kan voor het eerst er ook zichtbaar van genieten. Heeft er rust in gevonden en dat geeft hoop voor de toekomst, best gezellig als ze af en toe mee kan.
Het wordt een ochtend van inleggen, aanbeet krijgen, drillen, voeren en door. Na een aantal wilde poldertorpedo's sla ik maar weer is vast op een massief blok. Vis begint te zwemmen en stopt niet meer. Ondanks de ruimte die er is ga ik er met het net achterna. Meeste vissen houden het na één zo'n lang schot voor gezien maar deze krachtpatser dreunt driemaal tientallen meters bij me weg. Eenmaal op de kant toont de vis zijn prachtige bouw en kleur. Een product van deze polder, net klaar met de voortplanting en nu even in mijn handen. Het raakt me nog maar weer eens aan, de karpers in mijn hoofd wentelen zich maar weer eens in mijn gelukzalig visser zijn. Alles wat deze avond in zich heeft ligt in het laatste kwartier besloten... In de laatste blog klaagde ik over de drukker wordende polders. Ik lees mijn blogs met enige regelmaat terug. Vaak pik ik dan dingetjes op die me helpen mijn visserij verder aan te scherpen. Nu pikte ik op dat ik of tot een nieuwe balans moet komen op bekende plekken, of nieuwe plekken moet opzoeken. Met dat in mijn hoofd rij ik naar mijn voorjaarspolder. Als ik er op mijn manier plezier wil blijven beleven zal ik moeten leren stekken te leggen op plekken die voor anderen oninteressant lijken. Zo kan ik om eventuele anderen heenvissen. Kijk, dat is wel fijn aan dat visservolkje, schotel ze een polder voor en het grootste deel zal dezelfde plekken aanwijzen als aanknopingspunten. Met die kennis is er ook eenvoudig omheen te vissen. Geeft ook direct een goede aanleiding "met nieuwe ogen" naar het water te kijken. Geen sinecure als je ergens al meer dan tien jaar komt! Sluit aan op de vraag die Michael me pas stelde toen ik een avondje met hem was vissen in ook zo'n bekende polder; "wat als je er nu heengaat alsof het de eerste keer is?" Ik schudde mijn hoofd, teveel herinneringen die aan kantjes, hoekjes en leliebedjes kleven, nee, dat is voor mij onmogelijk. Wat ik wel altijd probeer is in bekende polders minimaal één nieuwe stek aan te leggen, zo hou ik de boel fris. Zo leg ik zes stekken aan waarvan ik van vier zeker weet dat er niet zomaar iemand anders zal gaan zitten. Zal je altijd zien dat op zo'n avond je de polder voor jezelf blijkt te hebben! En wat voor een avond. Veel activiteit en voor de eerste keer dit jaar brede bruisbanen over het water en op de stekken. Machtig mooi maar vooral enorm spannend. Als ik tegen één uur in de nacht voor de laatste keer mijn pennetje op een stek plaats ben ik verbaasd dat er maar één klein spiegeltje op de kant kwam. Lossers, draadbreuk en missers waren het recept voor deze avond. Ik tuur naar het water. De vuilrand is breder geworden, omdat ik daar met voeren rekening mee had gehouden kan ik er nog net overheen vissen. Toen ik hier vijf uur geleden voor het eerst mijn pennetje liet zakken was er al vis actief. Schuim kwam omhoog van de stek en het leek een kwestie van afwachten voordat er een aanbeet zou volgen. Een wandelaar die kwam informeren of het nog wat was en een aantal dichtslaande autoportieren bij de caravanstalling die de kassen een nieuwe bestemming heeft gegeven, zorgden voor afhakende karper. Ik vermoed dat met de dekking van de nacht de vis wel is teruggekomen en al vrij snel zie ik dat dit klopt. In de baan van schitterend maanlicht zie ik schuim omhoog komen, niet een beetje maar een formaat van bijna een vierkante meter. Iets ploegt de stek om en ik wil graag kennis met hem maken. Na een paar lijnzwemmers valt de stek stil. Geen bruis meer. Kort daarna doorbreekt een spekrug even de vuilrand, golfje markeert de zwemroute; hij is weg. Zulke avonden moet ik even verteren. Gebeurt helaas vaak al in de weinig slaap die er overblijft na het late thuiskomen. Ik blijf dan hangen in de polder, een schemerwereld tussen werkelijkheid en droom. En die karpers maar lachen om dat vissertje.... De dag erna maalt het nog wat na maar zet ik ook mijn zinnen op een volgend moment. We zitten in de goede tijd. Een traag vormgegeven voorjaar is toch wel beter voor de vissen. Nu er wat meer warmte komt, van het broeierige soort, afgewisseld met buien komt het echt op gang. Ik wil er ten volle van genieten en stap een krappe 28 uur nadat ik thuiskwam uit bed voor een volgend penmoment. Zoals zo vaak ben ik kort voor de wekker al wakker. Ik sluip eruit en ben binnen een kwartier klaar om te vertrekken. In mijn hoofd woekert een strijd waar ik heen zal gaan. Terug naar de polder van een dag terug om revanche te halen? Naar een "makkelijk" water om een rijtje vissen te scoren of het voorgenomen plan volgen en naar plekken waar ik al tijdenlang niet ben geweest? Ik kies voor het laatste. Qua kansen niet de meest eenvoudige optie maar wel een behoorlijke kans op wat grotere vis. Ik heb daar honger naar, naar grotere vissen. Ieder jaar schuiven er wel een paar kanjers over de netrand die me verbazen over de groei die karper in de polder kan hebben. De afgelopen periode heb ik prima gevangen maar het waren vaak een kleiner slag vissen. En waar ik allang het nastreven van een X aantal vissen per jaar in gewichtscategorie Y heb afgeschreven, vang ik natuurlijk ook graag de grootste exemplaren. Dit soort gevoelens blijven zorgen voor lastige strijd in mijn hoofd, het vertroebeld het intuïtief denken en doen, het denken en doen wat vaak juist de beste resultaten oplevert. Op die momenten ontstaat er een rare parallelle werkelijkheid in mijn brein die ervoor zorgt dat ik de intuïtieve keuze als de opgelegde ga zien met verkeerde keuzes tot gevolg. Tijdens de fietstocht naar het water knettert het nog wat na in mijn brein en zelfs als ik er ben voel ik me aangetrokken alsnog andere keuzes te maken. Dat ik op een enorme oeverlengte van twee aan elkaar grenzende poldersystemen zo goed als geen actieve karper zie draagt hier ook aan bij. Het zetje in de rug komt op de tweede stek, kort na inleggen zie ik een wittige schim over de stek spoken, paar lijnzwemmers en dan istie foetsie; komt wel terug. Nog belangrijker, rust in mijn hoofd, ik heb echt wel de juiste keuze gemaakt. In het tweede systeem verzilver ik die gedachte. Eén van de eerste stekken ligt vol verse belletjes, wat heet, er wordt huisgehouden onder water. De laatste keer dat ik hier viste is meer dan vijftien jaar terug; ik zou polders her-bezoeken dit jaar waarvan acte! Al snel wordt de pen platgelegd om daarna weg te schuiven. Na de aanslag ontploft er een bom onder water. Een niet te stuiten eerste run. Oeh, wat gaat die vis hard. Waar vaak na een eerste lange spurt het snel is afgelopen knokt deze daarna lang onder de top. Op de kant bewonder ik een kale spiegel, kijk daarvoor volg je nu je intuïtie, ook als je intuïtie niet meer de te volgen keuze lijkt. Een eind verderop weer schuim op de stek. Nu wel anders, vis zwemt af en aan. Maakt een schuimbaan en verdwijnt dan weer. Ik zit op "oud" water, water wat vroeger de bestemming had om voor transport te zorgen. De sluis is officieel nog in gebruik maar ik denk niet dat er veel gebruik van gemaakt zal worden. Wat overblijft is een dood einde van een brede polderwetering die ineens tussen twee betonnen muurtjes naar de sluisdeuren ingeklemd wordt. Na een aantal schuimrondes lijkt de vis verdwenen? Ik weet wel beter. Die hangt nog wel ergens in de buurt, komt wel terug. Ik voer dunnetjes wat bij en verlaat de stek.
Ik weet niet of dit een keuze is die andere mensen ook zouden maken maar ik heb een sterke overtuiging dat die vissen soms meer opmerken dan wij merken. Blijven zitten zorgt dan voor wegblijven, weggaan voor terugkomen. Een verder totaal niet onderbouwde stelling maar te vaak meegemaakt dat dit werkt. Ik maak een tweede rondje langs de stekken. Zon komt door en het warmt direct flink op. In een zijtak van het kanaal knallen de brasems bijkans het water uit; een late paai voor ze dit jaar, ze konden blijkbaar bijna niet meer wachten. Ik raffel het tweede rondje wat af, het schuimspoor bij het sluisje zit in mijn kop. Toch zit er ruim een uur tussen voordat ik er terugkom. Er ligt weer schuim maar ik kan niet goed inschatten of dit "nieuw" of "oud" is? Duurt niet lang om die vraag beantwoord te krijgen; uit het niets begint er een vis te azen. Niet alleen schuim maar ook bladerresten komen omhoog. Dit is een ander azen dan eerder; zelfde vis met meer vertrouwen of een ander? Ik gok dezelfde want ondanks dat er intensiever wordt geaasd zijn er nog steeds perioden dat het stil valt. Die periden zijn te lang om te wijten aan het malen tussen de keeltanden, duurt zomaar vijf tot tien minuten steeds. Als na zo'n periode een schubkarper even zijn rug toont en aanzet richting de brede wetering, denk ik dat de kans is verkeken. Blij dat ik toch nog even wacht. Weer komt de vis de stek op, weer staat de pen tussen het schuim te dansen, om dan eindelijk in die eindeloze dans weg te zakken. De vis zet het meteen op een zwemmen, trekt die brede wetering in met een grote boeggolf en pakt zeker een meter of dertig lijn. Zwemt dan ineens zo snel terug dat ik moeite heb contact te houden. Even lijkt hij schepklaar te zijn maar dan volgt ronde twee. Ronde twee is een spannende omdat de vis het smalle zijslootje inzwemt. op zich geen punt maar in dit zijslootje hangt er veel braamstruik in het water. Met het betere trek en sleurwerk weet ik hem eruit te houden. Ronde drie enkel nog trage rondje onder de top, dan zwicht hij. Polderbrons laat zien dat de juiste keuzes zijn gemaakt. Voldaan pak ik mijn spulletjes bij elkaar en fiets fluitend naar huis. Op handen en knieën zit ik in het weiland. Regen stort zonder enige pardon over me heen. Grote druppels, die overal belletjes op het water veroorzaken. Ik knijp met mijn ogen om te zien of het bellenspoortje wat ik tegenkwam er nog is. Ja, een trosje bellen komt omhoog, centimeter of twintig van de pen af. Voorzichtig pak ik vijf maïskorrels en gooi ze één voor één in de buurt van de pen. De oranje antenne die de hele ochtend, vanaf het eerste licht mijn aandacht heeft gehad, staat weer centraal in mijn klein geworden wereldje. Weer wat belletjes, pen krijgt een slinger, staat hoger dan daarnet? Voorzichtig haal ik op, voel een beetje weerstand, waarschijnlijk is de haak in een waterplant terechtgekomen. Voordat ik weer inleg eerst kijken, belletjes zijn er nog, inleggen in de buurt maar niet te dichtbij en wachten maar weer. Startend aan zo'n dag had ik nooit kunnen bedenken dat ik op handen en knieën in de continue regen zou eindigen. Sterker nog, als rond een uur of vier de wekker gaat snap ik even niet wat er aan de hand is. Als ik wakker ben weet ik het weer, een vroege ochtend in een na de warme dagen fris geworden polder. Er is weinig nodig om me in beweging te krijgen. Plan is al gemaakt, drie polders die in de buurt van elkaar liggen. De eerste heel dun aanvoeren, dan naar de tweede en iets meer voeren. Vissen op de eerste, dan naar de derde om te voeren, vissen in de tweede, enzovoort. Omdat ik de plekken goed ken durf ik het aan om in het donker te voeren zodat ik bij het eerste licht kan starten met vissen. In die eerste polder ligt het voer dan een uurtje in het water, vrij kort en daarom heb ik dus heel beperkt gevoerd. Als ze langszwemmen gaan ze erop en zal ik het heel snel merken. Als ik start op de eerste plekken alleen gewiebel en gepriegel van kreeftjes. Kleine belletjes en aangevreten maïs. Polder na polder nemen ze over, ben benieuwd hoe het er over een jaar of vijf uitziet, ben bang dat ze dan overal in grote getale aanwezig zijn. Derde stek is een brugstek, ik hou van brugstekken, lekker over die reling hangen terwijl je het pennetje naast een peiler plaatst. Het oranje steekt scherp af tegen het beton. Binnen een minuut zakt de pen iets weg, wordt opgestoken tot hij plat ligt en verdwijnt dan met een rotvaart onder de brug. Meestal is aanslaan een overdachte keuze, heel soms een instinctieve reactie, deze keer is het de laatste. Hengel vouwt direct dubbel, 14 voet carbon wordt met een niet te stuiten kracht onder de brug door kromgetrokken, lijn vliegt van de slip. Ik ben echt even overdondert, kan met moeite voorkomen dat de lijn contact maakt met het brugdeel waar ik op sta. Gelukkig is het een kort schot. Niet veel later zeilt de vis onder de brug vandaan, wil wel maar kan niet echt meer. Ik klauter van de brug af op de kant, waar het schepnet al klaar ligt, en schep de vis. Zo, de dag is van start! Zo'n start is ook ingewikkeld; aan de ene kant een bepaalde ontspanning want je hebt al wat maar het geeft ook verwachtingen. In de derde polder op de eerste stek lijken die verwachtingen waar te worden. Pen wordt binnen de kortste keren weggesjord. Na de aanslag weer direct grote druk, hengel steeds krommer maar de slip komt niet op gang. Snel een blik naar de molen; lijn zit vast achter de hendel. Snel twee stappen meelopen, ruimte maken en de lijn erachter vandaan halen, meteen daarna de bevrijdende slip. Er volgt een worsteling in de plompen, het is een korte, hoog gebouwde schub. Ondanks de plompendans lukt het de vis te temmen, ligt schepklaar maar doordat ik moest meelopen om ruimte te geven ligt het net niet naast me. Ik probeer terug te lopen terwijl ik de vis door de plompen loods, hij heeft er andere ideeën over en start de tweede ronde. Geeft mij wel de gelegenheid iets terug te schuiven naar het net, maar de vis keert en ramt weer bij me vandaan, krult om een plompenrand, draait 180 graden en wil op me afkomen. Weer snel meelopen, draad om de plompenrand heen halen en voorzichtige druk houden. Boeltje zit vast, op zo'n korte lijn dat de vis niet meer op gang kan komen ik zou hem kunnen scheppen maar nog steeds heb ik geen net in de buurt. Niet veel later lost de haak. Oeh, wat ben ik boos, heel even maar wel heel erg. Ik voer bij en loop de rest van de stekken af. Nergens op de stekken beweging, wel op andere plekken. Ik voer wat op een plek waar ik een aantal keer vis zie rollen, dan terug naar de stek waar ik de schub loste. Blijkbaar een populaire plek, want weer snel een aanbeet. Ik sla mis en staar de boeggolf na. Het zoet van de goede start wijzigt langzaam in zuur... Ik besluit terug te lopen naar de net aangevoerde plek. Nog even proberen, door de regen ben ik behoorlijk doorweekt, ik voorvoel dat binnen nu en een half uur ik verlang naar een warme douche en een goede kop koffie. Op de nieuwe plek niets maar iets verderop een bellenspoor. Met het opnieuw inleggen staat de pen weer zoals verwacht, waardoor ik vrij zeker weet dat het aas vrij ligt. Bellen komen weer omhoog, nu links achter de pen, tegelijkertijd springt er rechts achter de pen een spiegelkarpertje. Niet veel later een niet te missen opsteken, zoet werd zuur, zuur werd lichtzoet. Tussen de mooie start in de eerste polder en het tumultueuze einde in de derde is het in de tweede polder stil. Wat gepluk van voorns maar weinig activiteit van karper. Toch gek, vooraf had ik het idee dat juist de tweede polder de vis zou gaan opleveren, dat is namelijk het beeld van de afgelopen maanden. De samen dagen met Michael blijven de dagen met een gouden randje. Rond een uur of acht hebben we afgesproken en na een slingertocht, door weilanden aaneengesloten door looplanken en bouwvallige hekken, om stekken te maken starten we rond een uur of tien met vissen. Helderblauw en steeds warmer, bijna windstil. Geen ideale situatie. Hans komt even buurten, heeft in een nabijgelegen polder zijn vallen geplaatst. Als de dag al ver gevorderd is en het turen naar het oranje meer een excuus lijkt geworden om buiten te zijn in plaats van een van verlangen voltrokken ritueel wordt de pen voor de zoveelste keer weggetrokken. Ik verwacht de zoveelste voorn maar ontmoet echte weerstand, toch nog dus. Juli is een echte zoet en zuur maand. Om allerlei redenen voor mij altijd een ingewikkelde periode om wat te vangen, statistisch gok ik de maand dat ik de meeste vis los of verspeel door draadbreuk. Planten rijkelijk aanwezig, vissen in topconditie. Door de hoeveelheid aanwezig natuurlijk voedsel ook de maand waarin ik vaker dan anders heb gezien dat mijn voerplekken volledig genegeerd worden. Als laatste de maand met veel licht, vaak weinig wind en warm weer, geen visweer, vroeg starten of laat eindigen helpt maar is geen garantie.
De dagen dat het wat koeler is, harder waait (ongeacht richting) en er bewolking is maken voor mij meestal het verschil. Nu zeg ik bewolking maar eigenlijk bedoel ik delen water waar de zon nog niet opstaat, bewolking helpt maar schaduwrijke plekken zullen ook over de hele dag heen productief kunnen zijn, zeker als de wind er lekker opstaat. Zo richting mijn zomervakantie maak ik ook vaak weer de tussenstand op en ik krijg altijd een soort gejaagd gevoel om nog een aantal polders te bezoeken. Misschien is urgentie een betere term dan gejaagd maar het voelt hetzelfde. Een kleine polder die me dit jaar geen windeieren heeft gelegd wil ik een keer in eerste licht bevissen, kom er eigenlijk altijd alleen maar 's avonds. En zo kruip ik maar weer eens in alle vroegte mijn bed uit, wil niet te lang vissen dus neem een weinig aan voer mee. Klein kwartiertje fietsen en ik sta aan het water. Zoals ik al een beetje hoopte zijn er een aantal ondiepe delen die 's avonds vaak visloos lijken maar nu duidelijk azende vis laten zien. Als ik een krappe tien minuten na voeren mijn pen op zo'n stek laat zakken krijgt het aas geeneens de tijd naar de bodem te zakken. Een klein spiegeltje zorgt voor een hoop kabaal op het stille water. Daarna gebeurt er iets wat ik vooralsnog onverklaarbaar vind, misschien moet ik het ook niet verklaren maar dat zit toch een beetje in de aard van het beestje. Hoe dan ook, het volgende gebeurde: Op een stek bij een duiker staan de schuimbanen op het voer. In ieder geval twee vissen ploegen de boel om. Omdat ik zo snel na het voeren ben begonnen met vissen, voerde ik heel weinig. Op de meeste plekken niet meer dan dertig voerdeeltjes van een mix van maïs, kikkererwten en 8 millimeter pellets. Na een half uur naar het steeds doorgaande geschuim te hebben gekeken begin ik te twijfelen, waarom geen aanbeet. Toch nog maar even wachten, duurt zeker nog een kwartier maar dan is er eindelijk een aanbeet. Ik sla vast en direct komt de vis omhoog, een brede rug komt door het wateroppervlak, en deunt daarna naar beneden, heel even loopt de slip en dan breekt de lijn. Sprakeloos kijk ik de golf na, ben wel wat gewend maar dit was een monster, waarom nu voor het eerst in hele lange tijd een draadbreuk? Ik voer een klein beetje bij, wellicht twintig voerdeeltjes en loop langs de andere stekken. Daar is geen activiteit. Als ik terugkom bij de duiker staat het schuim er weer op. Niet veel later vang ik een klein schubje. Weer voer ik minimaal bij, weer maak ik een rondje langs de andere stekken en weer staat het schuim op de stek bij de duiker als ik er langskom. Nu al snel een spiegel. Terwijl ik hem terugzet komt het volgende schuimspoor op een meter of tien achter de stek aanlopen, recht de stek op en niet veel later de volgende spiegel. Nadat die weer zwemt alweer schuim en nu een zeelt. Daarna is het over, zon komt over de bomen, het water wordt stil. Als ik terugfiets denk ik na over wat er is gebeurt, ik heb bijna vijf uur lang gevist, heb in totaal ongeveer 70 voerdeeltjes op de stek gevoerd, dat was voldoende om tijdens die vijf uur vis continue actief te houden, vaak zelfs meerdere vissen tegelijk? Dat de vis hongerig was is overduidelijk, de normale schroom die zo bij de karper hoort leek er niet te zijn maar wat me vooral dwarszit is hoelang de vissen met het weinige voer bezig zijn geweest? Geeft maar weer eens een totaal andere blik op hoeveelheid voeren en hoelang daarna de vis nog actief kan zijn op dat voer. Wat dat aangaat is er zoveel wat we nooit zullen verklaren, wat ik enkel kan is het te absorberen als weer een ervaring die me rijker heeft gemaakt. Hoelang is het geleden? Tien of elf jaar? Toch lijkt er weinig verandert. Bovenloop van de vaart in verbinding met de rivier, de bovenloop die water stort in een plasje, plasje dat met een duiker onder de weg door in verbinding staat met de benedenloop. Ik wilde er wel weer eens naar terug. Gek dat na zoveel jaar zo'n polder ineens mijn hoofd in komt wandelen, was wat in het vergetelhoekje geraakt maar echt vergeten doe ik niet. Ik loop naar de plek waar de bovenloop water stort. Met gebulder komt het water naar beneden vallen, perst zich tussen twee betonnen muren door het plasje in. Direct na de betonnen muren wat lelies die nooit stilstaan, altijd meedansen op de eeuwig aanwezige stroming. Ik zie twee karpers liggen, één mooie en een exemplaar van de buitencategorie. Fluit zachtjes tussen mijn lippen door. Hoe dit aanpakken? Ik maak een weinig rumoer, de vissen moeten rustig wegzakken, niet schrikken. Lukt! Ik strooi als ze uit beeld zijn wat voer. Een ruime twee uur later ben ik terug, kloppend hart en een hoofd vol verwachtingen. Er ligt karper op de stek, stofwolken en wellingen. Met trillende handen laat ik het boeltje zakken. Na een minuut of tien komt er een schim omhoog, pen komt mee. Het is de vis van de buitencategorie. Ik zie het draad nog naar beneden lopen, hij heeft het aas niet genomen. Een lijnzwemmer. Vis zakt weer weg en verdwijnt daarna. Ik blijf nog lang en als dan uiteindelijk de pen toch nog vertrekt is een zeelt de boosdoener. Dat was alweer een jaar geleden maar het is zo'n moment wat ik op ieder moment van de dag paraat heb, kan het filmpje zo frame voor frame voor mijn ogen opnieuw afdraaien. Dit jaar half mei terug, bedompt weer met in de loop van de avond wat regen. Op dezelfde plek staat binnen de kortste keren een grote oranje staart op mijn stekkie te roeren. Na aanleggen maakt de staart nog één rondje, daarna foetsie. Nu levert het hardnekkig doorzetten een brasem op. Ik laat het water weer even. We gaan hard richting de zomer en ik probeer me vooral te richten op polders waar ik het gevoel van alleen op de wereld te zijn kan hebben. Een eerste half jaar combi van werk en opleiding zorgt voor een wat vermoeid gevoel en dan vind ik mijzelf het liefste terug in een oneindige groene zee, verstoken van andere mensen en vissers. De eerste dag van juni ben ik weer op zo'n plek. Eind lopen maar dan heb je wel wat. Een prachtige put middenin de weilanden. De wind is lekker stevig uit het westen maar de bewolking lost helaas in de loop van de avond op, wat overblijft is een volkomen blauwe lucht en een stralende zon. Niet mijn favoriete weertype, zeker niet in juni. Als al twee zeelten mijn net van binnen hebben gezien, kort voor zonsondergang weer een aanbeet. Een vis die zo enorm sterk is dat ik volkomen verbaasd ben als er een minikarpertje uitkomt, had echt gedacht minimaal een vis van een pond of twaalf te hebben? Wat mooier dan in het laatste zonlicht te poseren met zo'n kleine druktemaker, omgeving maakt het nog wat mooier. Het heeft iets puurs, zo'n visje die waarschijnlijk geboren en getogen is vangen in een polder die al in boekjes van heel lang geleden als paradijselijk werd betiteld. Magie! Ondanks het voornemen om het naast alle studieperikelen het vooral zo eenvoudig als mogelijk te houden, begint het begin juni toch te kriebelen. Start met een onbestemd gevoel, het niet kunnen bedenken van op welke plek ik zou willen vissen. Plekken komen langs maar nergens kan ik een mentaal vinkje achter zetten. Dan maar is wat plekken bezoeken die ik al lang op het oog heb, al wel eerder heb bekeken. Voor mij is het van belang dat ik een klik met een water voel. Het is vooraf niet altijd vanzelfsprekend in te vullen of dat wel of niet gebeurt. Plekken die op het oog voor de klik zouden moeten zorgen kregen het niet en vreemde, onooglijke watertjes waar de meesten hun neus voor ophalen kregen het wel? Dan is er ook nog het inwisselen van verschillende plekken door de jaren heen. Klik bij de categorieën maar eens op "schelpenpad", watertanden kan ik bij de vissen die dan langskomen. Toch kom ik er niet meer, wijzigingen in die polder maakte dat ik me er niet meer op mijn gemak voelde. Misschien moet ik er weer eens gaan kijken, is na een aantal jaar herinrichting de magie weer teruggekeerd? Op een natte tweede Pinksterdag maar is zo'n, al een tijdje op het oog" plek bezocht. Ik heb hem aangevinkt als potentiële "bulkt van de vis" polder en bij het voerrondje blijkt dat te kloppen. Een brede wetering die kruist met de sloten die tussen de weilanden lopen. De sloten langs de weilanden liggen vol met karper. Niet alleen kleintjes, zie een paar heel behoorlijke exemplaren. Nieuwe polder maar aanknopingspunten zijn eigenlijk altijd wel hetzelfde. De hoeken waar de hoofdwetering de sloten ontmoet zijn voor vandaag de plek. Veel verkeer van in- en uitzwemmende vis dus dat komt wel goed. Als ik begin met vissen valt de diepte van de brede wetering erg tegen. Zelfs richting het midden maar een centimeter of vijftig, onder de kant soms maar twintig centimeter? Ik heb het niet zo op heel ondiep water, sneller lijnzwemmers, karper komt minder tot zijn recht bij de dril, vis supersnel verstoord. De karper doet het die middag prima. Vang er een paar van waarschijnlijk het gemiddelde slag. Kom in die zijsloten een paar echte beren tegen. Weet niet zeker of ik terug ga komen. Die klik waar ik het over had is er nog niet maar dat kwam wellicht ook door het slechte weer. Een paar dagen later weer een "nieuwe" polder. Ook deze ken ik al heel lang. Ieder jaar neem ik me voor er heen te gaan maar het komt er gewoon nooit van. Nu pak ik een hele vroege ochtend. Ook een water waar ik me van afvraag of de klik gaat komen. De dijk langs de vaart is mooi maar de mooist bevisbare delen liggen langs het dorp. Niet helemaal mijn ding om zo in de bewoonde wereld te vissen. Als ik er dan voor kies dan vaak stadswater, dat heeft dan wel weer echt zijn charmes. Omdat ik voor het eerste licht start heb ik de eerste uren geen last van mensen. In tegenstelling tot de polder waar ik op tweede Pinksterdag was is deze lekker diep onder de kanten. Stekken maak ik op plekken die voor mij logisch lijken. Voor een rietkraag, voor een inham in de bijna overal aanwezige plompen, kort voor een versmalling van de vaart. Plekken waarvan ik boven water denk te kunnen herkennen dat er onder water een andere dan gebruikelijke structuur is. Al tijdens het eerste rondje wordt het pennetje abrupt weggetrokken en in het eerste zonlicht van de dag dril ik een spiegelkarper. Vanaf dat moment gaat het snel, volgende stek een traag verplaatsend bellenspoor. Pennetje dat eerst even wat heen en weer waggelt tussen die bellen, dan traag omhoog komt en wegzakt. In het heldere water kan ik de vis tijdens de dril goed volgen. Het is een hele mooie schubkarper die na een tam begin het gas erop zet. Keer op keer wegzwemmend, kop naar beneden. Bij één van de vele pogingen gaat het mis, de haak lost. Ik ben er goed ziek van want het was echt een mooie vis. Stek erop is het weer binnen vijf minuten raak, weer een schub maar wel een beduidend kleinere vis. Pleistertje zeg maar. Daarna komt de stroom aan hondenuitlaters op gang. Zoals ik had verwacht valt het water op dat moment stil. Ook met deze plek nog niet die directe klik. Ik gok dat er in het weekend intensief gevist wordt, waarschijnlijk vooral statisch. Ik denk dat het najaar, als het vroeg donker wordt heel leuk kan zijn, dan wel de doordeweekse dagen om het water niet teveel te hoeven delen met anderen. Afgelopen weekend weer dat onbestemde gevoel, de drang om te gaan maar niet goed weten waarheen? Weer een scala aan polders die in mijn gedachten passeren. Veel vallen af omdat ik wel weer echt zin heb in dat echte, pure poldergevoel. Uiteindelijk kom ik uit bij de polder waar ik deze blog mee startte. Ik twijfel er nog wel lang over, zelfs nog als ik om half vier mijn bed uitstap om op pad te gaan. Wat de doorslag geeft? Geen idee? En als ik er dan net voor het eerste licht aankom weet ik dat het een goede keuze is geweest. Hier is rust en stilte, hier wil ik zijn.
Stekken op de plekken die ik elf jaar geleden leerde kennen. Kan me niet voorstellen dat de voorkeuren van de vissen anders zijn geworden? Toen vond ik dit een moeilijke polder. Ik ving er bijna nooit wat. Als ik er karper haakte verspeelde ik ze er vaak. Weet nog een ochtend dat ik ondanks kakelverse lijn zonder enige aanleiding twee vissen verspeelde door draadbreuk? Hierom ben ik wellicht de karpers die hier zwemmen bijna bovennatuurlijke gaven gaan toerekenen. De gebeurtenissen van vorig en dit jaar dragen daar aan bij, alsof ze een nog sterker zintuig hebben voor gevaar dan alle soortgenoten in de omliggende polders? Ik start bij de onderdoorgang onder het weggetje door. Door de continue watertoevoer uit de bovenloop wordt er altijd water door de buis geduwd. Daar waar het eruit komt is een kuil gesleten, in de ochtend kwam ik daar vaak groepjes karper tegen, deze ochtend is het niet anders. Ik heb net naast het stroomnaadje gevoerd, pennetje staat heel rustig, twintig centimeter naar rechts komen de wellingen van de stroming omhoog. Met regelmaat verraden de aanwezige karpers zich. Er zijn vaste routes die ze volgen en het duurt niet lang voordat de eerste mijn stek tegenkomt. Iedere keer vanaf dezelfde positie een verplaatsend bellenspoor over de stek heen. Vreemd genoeg volgt er geen aanbeet. Ik ga zo op in deze stek dat ik de rest van de stekken vergeet. De keren dat de bellen wat lang wegblijven voer ik wat losse korrels maïs bij, iedere keer zijn de bellen dan snel weer terug. Zo nu een dan een lijnzwemmer maar geen aanbeet. Ik verplaats me even naar de andere kant van de buis, de ingaande kant. Binnen een paar minuten een brasem. Bijvoeren en weer terug. Bij de uitgaande kant weer hetzelfde patroon, duidelijk azende karper maar het haakaas wordt niet gepakt. Na een half uur ineens een aantal kolken en een boeggolf die traag steeds verder wegloopt. Blijkbaar is de vis ergens van geschrokken. Zon is ondertussen al een tijdje op. Ik twijfel, zal er nog een kans komen? Blijven zitten of toch even de stekken die ik tot nu toe heb gelaten langslopen? Ik kies voor het laatste, voer wel even twee handjes voer bij op deze plek. De stekken langs de vaart geven geen sjoege, behalve de laatste, meteen weer een brasem. Ik sjok terug door het weiland. Ergens het gevoel dat de kansen voor deze ochtend geweest zijn. Terug bij de wateronderdoorgang begin ik bij de ingaande kant. Daar gebeurt niks meer. Als ik ga staan en me omdraai zie ik dat de bellen op de plek waar het water uit de buis komt weer terug zijn. Ik schuifel naar die kant toe. Met de hoger gekomen zon is duidelijk te zien dat er grote stofwolken op de stek staan. Net als ik wil inleggen maakt er zich een schim los uit de stofwolken, de karper zwemt mijn richting uit, ik bevries. Gemoedelijk draait hij een rondje en zakt weer de stofwolken in. Belletjes zijn direct weer terug. Voorzichtig leg ik in, ruim achter de belletjes om de vis niet te verstoren. Ik weet het niet zeker maar ergens heb ik het idee dat de vis die ik zag zwemmen dezelfde was als de buitencategorie vis van vorig jaar? Nog een keer komt de vis los uit het stof, in het heldere water kan ik iedere schub tellen, ben doodsbenauwd dat hij schrikt. Weer laat hij zich op de stek zakken. Na een paar minuten begint de pen te schokken om daarna weg te zakken. Ik heb in mijn hoofd twee scenario's bedacht voor de dril. Er staan hier veel plompen en het zal geen eenvoudige klus zijn. In het eerste scenario lukt het om de vis op een strak afgestelde lijn in de directe omgeving van de stek af te drillen. Hengel hoog houden en kop steeds proberen hoog te trekken. In het tweede scenario gaat de vis door de slip heen en bereikt de verder weg gelegen stevigere plompen, dan gaat de slip lichter zodat hij er "doorheen" kan denderen, als het lukt kan ik daarna de vis via het weiland achterna lopen. Na de aanslag is snel duidelijk dat het scenario één wordt. De vis pakt een paar meter lijn maar ik weet met vol in de hengel hangen en het betere trekwerk het tot een minimum te beperken. Na een hele stevige worsteling tussen de plompen en andere waterplanten geeft de vis het op. Wat een schitterend exemplaar. Over the moon, dat is het gevoel dat het geeft en wat ik de komende week bij me zal dragen. Net nadat ik haar heb teruggezet komen de eerste wielrenners en wandelaars over het polderweggetje aan, tijd om te stoppen. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|