Het is een kraakheldere ochtend. Ik loop het polderweggetje af naar de stek der stekken in deze polder. De zon heeft sinds tijden weer eens overuren gemaakt de afgelopen week. Jammer van de harde wind uit het noorden, doet het een stuk kouder aanvoelen. Toch, tijdens die lange zonnige dagen moet er iets geroerd hebben onder water, kan toch niet anders? Als ik halverwege ben hoor ik ze. Whiep, whiep. Whiep, whiep. De lucht echoot ervan. Vlucht na vlucht wulpen land in de omringende weilanden, stijgt weer op, maakt een rondje en land weer. Ik blijf staan en kijk om me heen, overal klinkt het schrille whiep, whiep. De roep die me in het najaar wakker doet worden als ze 's nachts op trek gaan. Het is gewoonweg prachtig. Later op de dag zit ik in de stralende zon. Er kwam een karpertje op de kant. Loste later een grotere vis die vals gehaakt was. Zomaar een ochtend, in een rij van belevenissen waar maar geen einde aan lijkt te komen. Hoeveel zal ik er dit jaar bijschrijven? Er heeft zich alweer een rijtje gevormd waar ik met tevredenheid op terug kan kijken. Wat me vooral bijblijft is de avonden die ik in het Goudes viste. Hans memoreerde al aan eentje in zijn blog, de week erop was ik terug voor meer. Het heeft iets bijzonders, zo richting het schermerdonker de stad inwandelen om voerplekken te maken. Uitgaand publiek, winkelende mensen, drukte alom. Later terug met de penhengel. Al snel twee jonge knullen met kunstaashengels. Komen even buurten. Hebben de hele dag in de polders rond Gouda met kunstaas gegooid, veel gefietst en een machtig mooie dag gehad. Ze vertellen met een aanstekelijk enthousiasme, de rode blos op de wangen toont het avontuur en de smartphone de vangsten. Ik doe het die avond met een paar kleine schubjes, recente uitzet. Onder de heldere hemel neemt de koude toe, stijgt op uit het steen, boven in de lucht flonkeren de sterren. Nadeel van de stad is dat met alle bebouwing de blik op die sterrenhemel mist, altijd is er wel iets dat blokkeert. Van een beperkt uitzicht op de sterrenhemel heb ik een week of wat later geen last. terwijl de warme wind uit het zuiden me langs de wangen strijkt zie ik Orion schitteren tussen de twee wilgen die aan beide zijden van het water staan. Lichtpennetje staat op een rustige kabbel te tobben, de stormachtige wind van eerder de dag is gaan liggen. Als ik twee uur later de stek als laatste nog even bezoek is Orion achter de rechterwilg weggekropen. Het pennetje heeft geen enkel teken van leven gegeven. Ergens, ver weg, hoorde ik een karper springen en een op de bonnefooi gelegde stek bleek een gat op een ondiep stuk te zijn. Het hoeven niet altijd karpers te zijn, ook andere ontdekkingen kunnen me tevreden stellen. Met een opgeruimd gemoed trap ik later die avond naar huis, Orion achter me latend. Dat was de eerste echte warme avond. Zoals altijd heeft maart me aangeraakt, de maand waarin ik verjaar doet altijd wat met me. De lijn tussen winter en voorjaar is zo dun dat het iedere dag anders kan vallen. Valt het een paar dagen naar voorjaar dan kun je zomaar goud te pakken hebben, valt het andersom dan is het taai. De toenemende uren licht, de zon die wint aan kracht, verse molshopen in het land bedekt onder een schaduwrandje rijp; dat is maart. Na een aantal van die dagen valt me een vrije middag ten deel. Hop, polder in en karpers op het ondiepe zoeken, niet te ver bij het diepe vandaan maar wel echt op de ondiepste delen van het water. Het zijn van die ongrijpbare dingen waar ik een heilig geloof in heb, die vis die wil echt wel, zit in de wachtstand. Waarom dan ver weg verblijven van de plekken die het snelste opwarmen? Is toch vervelend als je er ook nog is een eind voor moet zwemmen? Hoe heilig mijn geloof ook is, het loopt uit op een giebelfeestje. De ene na de andere neemt de pen op sleeptouw. De laatste van de dag heeft een totaal misvormde mond, eten was blijkbaar geen probleem want het haakaas werd zonder moeite genomen. Die middag wakkert wat in me aan. Ik heb zin in dat voorjaar. Mijn hoofd staat bol van plannetjes, te bol eigenlijk, krijg de polders in deze periode moeilijk uit mijn gedachten. Ik moet de mooiste dagen aan me voorbij laten gaan, andere dingen te doen. Ik voel de warmte en ik weet wat er onder water gebeurt, de boel komt echt op gang. Als ik vrijdags vanuit werk door de polder naar huis fiets zie ik daar waar de wind eindigt dikke drab op de sloten liggen. Sediment dat loskomt als de watertemperatuur toeneemt, een onmiskenbare voorbode van karper vangsten. Onderweg hoor ik de kieviet, scholekster en grutto hun roep weer roepen. Nog even geduld, nog even wachten. Als ik dan op zondagochtend in het donker het huis achter me laat ben ik overmand door emotie; dat eerste moment in alle vroegte met een lentegevoel is onbeschrijfbaar. Weer verse molshopen maar nu glinsterend van de dauwdruppels. Meerkoeten die moeilijk doen tegen elkaar en een paartje futen dat het hoofd op hol heeft. Ik strooi mijn strooisel. Voor iemand die het zou bekijken lijkt het alsof ik lukraak wat handjes het water ingooi maar dat is niet zo. Kijk, dat voeren is een ritueel, een ritueel wat met aandacht en souplesse uitgevoerd moet worden. Op dit specifieke water voer ik over een halve kilometer oeverlengte, van ondiep naar diep. Omdat ik direct start met vissen voer ik heel weinig. Wellicht een klein handpalmpje minipartikles per stek, laatste stekken iets meer. Een half uurtje na voeren zet ik de pen op de eerste stek. Als snel bewegingen, een lijnzwemmer die op een aanbeet lijkt en een geschrokken vis. Geeft moed, als de vis zo snel al erop komt dan zijn ze los. Niet veel verderop staat het pennetje me net te scherp, ik zie maar een millimeter oranje, enige wind zal hem geheel onder water drukken. Voordat ik kan ophalen wordt de millimeter ineens twee millimeter. Ik sta op scherp, handen hangen al boven het kruk, pennetje heeft alle aandacht. In de reflectie van het water zie ik vogels passeren maar ik kijk niet op. Pen komt weer omhoog, nu wat meer, zakt weer terug. Ik fluit zachtjes tussen mijn tanden door, alles vertraagd. Dan een serie van opstekertjes en ineens een felle haal. Ik sla raak en dril, probeer ervan te genieten, wat kan er gebeuren? Toch ben ik altijd blij als de vis binnen is, binnen is hebben. Wild polderbrons, born and raised in dit domein. Is te zien, beetje slordig ogende vis, niet zo'n perfecte uitzetter maar een survivor of the fittest. Ik glim ervan, ben er erg tevreden mee.
Ik wandel de stekken af. Om me heen komt de wereld tot leven, wandelaars en een enkele auto, het is rustig. De dikke bewolking wordt wat dunner en de wind neemt wat af. Alles ruikt naar voorjaar, kleine beestjes friemelen door het gras, bloempjes wachten zonnestralen af. Ik vang een brasem met zijn kop vol paaipukkels, zie je, zoveel hebben ze in maart niet nodig om "om" te gaan! Kijk, het lijkt misschien allemaal vanzelfsprekend te gaan, zoals ik er hier over schrijf maar dat is natuurlijk niet zo. Ik heb zo vaak twijfels over mijn keuzes, vooral in het verschuiven van de seizoenen. Deze ochtend ook, is dit wel de juiste keuze? Zijn ze al aan het zwemmen. Ik schud die gedachten vaak wat weg maar ze zijn er wel. Logboekje steunde me, liet zien dat ik vroeg in het jaar hier goed terecht kan. Voorlaatste stek. Pen staat net, meteen is er gerommel. Laat zien dat de uitgekiende handjes voer goed zijn geweest, er ligt nog zonder dat het teveel is. Weer een spel van opsteken en zakken, dan de onvermijdelijke wegtrekker. Andere dril dan eerder, sloom en traag. Vis pakt makkelijk lijn en hangt dan lang op het midden rond. Grote wellingen doorbreken zo nu en dan het wateroppervlak. Na een minuut of tien kan ik opgelucht adem halen en weet ik dat ik weer een momentje bijschrijf en dat terwijl het jaar nog jong is, tsjonge, wat een weelde.
1 Comment
|
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|