Op het moment dat het pennetje een klein stukje zakt en terugkomt weet ik waarom ik eerder op de avond bij mijzelf dacht: "dat was de wind, als het een echte beweging was zou je het in je buik voelen". Dit voel ik in mijn buik en zet me direct op scherp. Ruim vijf uur geleden was dit de eerste stek waar ik wat voer strooide. Twee eerdere momenten was er geen enkele beweging waar te nemen, exact hetzelfde als de overige zeven stekken die ik over twee en een halve kilometer ringdijk aanlegde. Na de terugtocht vanaf de laatste stek wilde ik het hier toch nog even proberen. De t-splitsing, de wind die op het kantje staat, het voer dat net op de rand van het opkomende krulblad ligt; kan niet missen toch? De beweging herhaalt zich, ik voel mijn spieren spannen en mijn ogen vernauwen. Te lang stil, ik haal op en leg het spulletje iets naar links en dichterbij. Het loopt richting half één en ik heb met mijzelf afgesproken één uur uiterlijk thuis te zijn. Kort na het verleggen van het haakaas weer een zachte, walmende beweging. Ik durf met zekerheid te zeggen dat het hoe dan ook karper of zeelt is die beneden op de voerplek rondhangt. Niet veel later een hobbeltje, een pennetje dat daarna net onder het wateroppervlak wegzakt, stil blijft staan om vervolgens uit het zicht te verdwijnen. Ik wacht heel even en zet dan rustig de haak, even voel ik weerstand, dan schiet het spulletje recht. Ik zit verbaasd te kijken; wat een anticlimax van twintig spannende minuten, wat een anticlimax om de enige aanbeet van de gehele avond zo te missen. Er zit niet veel anders op dan mijn boeltje in te pakken en op huis aan te gaan. Niet veel later loop ik over de ringdijk naar de auto, enige aanbeet gemist en toch in balans. Als ik tegen zeven uur bij de ringdijk aankom gooi ik mijn eerdere plan overboort. Het idee was om op een deel van de ringdijk te voeren, terug te rijden naar een ander deel van het water om daar te voeren en dan vissen. Ik besluit de hele ringdijk af te lopen. Geen zin in autoritjes tussendoor en vissen op het deel waar meer verkeer langskomt. Hier kan ik lekker mijn gang gaan. Alleen op het eerste deel van de ringdijk rijden er soms wat auto's op weg naar de boerderijtjes die knus in de diepte achter de dijk liggen, verderop een onverharde dijk en de eeuwige groene blik van golvend gras. Vogels vliegen rond, futen dansen en hazen rennen achter elkaar aan. De vis is stil. Tijdens het aanleggen van acht stekken zie ik één keer een forse boeggolf over het water lopen, verder geen teken van vis, laat staan van karper. Tegen achten zet ik de pen op het eerste voerplekje neer. Niet veel later zie ik de maan opkomen terwijl in mijn rug de zon zijn laatste kunstje van de dag uitvoert. Het dijkje waar ik op zit scheidt twee polders van elkaar. Tegenover me, aan de nadere kant van het water liggen de weilanden op hetzelfde niveau als het water en het dijkje waar ik opzit. Achter me ligt een gat in de aarde. Uit het niets een klein deel polder dat in plaats van de gemiddelde 1,7 meter onder NAP tot bijna 6 meter onder NAP ligt. Ik ben er al best vaak geweest maar blijf het een bizar gezicht vinden. Ik heb ook alle tijd om om me heen te kijken want op het pennetje geen enkele beweging. Ik zie in een klein slootje een keer een voorzichtig brasemstaartje boven water punten maar meer wapenfeiten zijn er niet te noemen. Ik maan mijzelf tot rust, het gaat wel goed komen, is echt geen perfecte avond maar ergens deze avond komt er echt wel een een karper op één van de voerplekken. Als ik bij de laatste voerplek aankom verwissel ik het antennetje voor een breekstaafje. Kort na het inleggen lijkt er een beweging op de pen te zijn. Ik grinnik als ik bij mijzelf denk dat het wind is omdat een beweging op de pen niet alleen iets is wat je ziet maar ook iets met je doet. Is nu niet het geval en dus de speling van de wind. Tegen diezelfde wind in wandel ik niet veel later terug over de dijk, tweede rondje, nieuwe kansen. Op de eerste stekken is het nog steeds doodstil, ik zie eigenlijk ook geen witje spetteren. Iedere voerplek waar ik zonder beweging te zien vertrek, geeft een klein deukje in het toch nog aanwezige vertrouwen. Ik zet de pen neer over een paar in het water gestoken balkjes, er hangt een oude wasmachineton aan die een waterinlaat voor besproeiing moet beschermen tegen rommel. Ook hier weer helemaal niets. Na weer tien minuten wachten haal ik op om door te lopen naar het volgende stekje. Terwijl ik ophaal voel ik weerstand, weerstand die langzaam wegzeilt en dan een spurtje neemt. De eerste gedachte is een karper die ik tijdens het ophalen vals heb gehaakt. Ik zet niet echt kracht, verwacht ieder moment dat de vis losschiet. Gebeurt niet en tijdens de dril krijg het idee dat de vis toch wel in de bek gehaakt is. Niet veel later ligt er een spiegeltje op de kant, perfect in de bek gehaakt? Ik grijns en roep hard tegen de wind in "pure kunde" en lach daarom. Ik besef me dat ik erg gelukkig ben om op een moeilijke avond als deze, op deze manier toch een karper te scoren. Lekker zo'n succesje. Ik wandel rustig de overige stekken af maar de lijn van de avond wordt strak doorgetrokken; geen tikje op de pen. Als ik terugloop richting de auto besluit ik de eerste stek nog een laatste kans te geven. Ik heb nog wat tijd over en heb een sterk gevoel dat er ondertussen iets moois op me ligt te wachten...
0 Comments
"Niet gehinderd door enige kennis", een uitspraak van een collega schiet door mijn hoofd heen als ik voor de zoveelste keer het schelpenpad betreedt. Ieder bezoek is er meer te zien, meer nieuw groen, meer actieve watervogels en meer tekenen van karper. Met alle opgedane kennis is het soms best lastig om met een 'leeg' hoofd aan de slag te gaan. Heimelijk denk ik weleens terug aan de tijd dat ook ik niet gehinderd door enige kennis in het vroege voorjaar naar de waterkant toog. Geen enkele gedachten over waar vissen zich wellicht op zouden kunnen houden, gewoon een blikje maïs, een gezonde portie opportunisme en gaan. Ik probeer iedere visbeurt iets te leren, vragen die ik heb beantwoord te krijgen. Dat lukt aardig, puzzelstukjes die langzaam op hun plek vallen. Ook steeds weer nieuwe puzzelstukjes. Neem nu deze polder. Toen ik in het late najaar een steeds grotere concentratie van karper op een bepaald deel aantrof dacht ik een plek te hebben gevonden waar de karper overwintert. Iedere visbeurt in december, januari, februari en maart leverde hetzelfde beeld op; rollende brasem en zeelt maar geen karper? Onlangs was ik er weer geweest. Voor het eerst proefde het naar lente. Kort na aankomst was het gemaal gaan draaien. Mijn pennetje stond geduldig te huppelen op de trek. Na een prachtige zonsondergang is er een enorme bleke maan gehuld in nevelslierten en temperatuur die vlot onder het vriespunt kruipt. Achter elkaar zie ik vis rollen, ik vang in korte tijd twee brasems en een zeelt. De gedachte van karper op deze plek heb ik opgegeven. Wel ben ik benieuwd of er een moment in het voorjaar gaat zijn dat de vis hier ineens weer aanwezig gaat zijn en of ik dan kan achterhalen waar ze vandaan zijn gekomen? Maart glijdt voorbij, vooruitzichten van draaiende wind en vooral warmere nachten worden steeds weer een stukje opgeschoven. Op de voorlaatste maartdag zit ik als een koning in mijn stoeltje te genieten van een zonsondergang. Om me heen is de natuur volledig tot leven gekomen. Ik drink een paar bakken hele sterke koffie, eet wat oud brood met dikke plakken salami die ik ter plekke snij. Ik voel me groots, hier ben ik op mijn plek. De avond levert voor de verandering weer eens een zeelt op. De vis voelt beduidend minder koud aan dan zijn voorgangers van de voorbije weken. De zeeltteller is de karperteller ondertussen voorbij gegaan dit jaar; iets wat ik niet eerder meemaakte. Misschien van visserij veranderen? Ik geniet van de 'bijvangsten' het zijn toch maar schitterende vissen. Een paar dagen later is de lente in volle gang. Ik sleep me naar het water. Twee weken zieke kinderen en vrouw, drukte op werk en daarmee in mijn hoofd en veel korte onderbroken nachten maken me zwaarmoedig en vooral vermoeid. Tijdens de voetbalwedstrijd overdag kwam ik verkeerd terecht en mijn bovenbeen is stijf en pijnlijk, werkt ook niet echt mee. Ik zie de eerste vleermuisjes dansen, weer een mijlpaaltje in de voortgang van het voorjaar. Er is weer sterke koffie, iets waar ik geen genoeg van kan krijgen tijdens de avondjes en nachten vissen. Koffie smaakt altijd beter buiten, raar maar zo is het voor mij. Om me heen is er stilte, ik zie een zeelt rollen en daarna borrelen maar dat is het enige teken van leven. Ik loop van stek naar stek die ik ongeveer twee uur eerder aanvoerde. Het pennetje geeft geen teken van leven. Er rolt een gedachte mijn hoofd in: "hoelang duurt het voordat je onzeker wordt vanuit het niet vangen van karper?" Ik krijg geen tijd om over de vraag na te denken. De pen schuifelt traag over het water heen. Ik verstar, haal geen adem meer. Even stopt de beweging, dan loopt de pen door en zakt schokkend weg. Ik sla aan en voel de weerstand van karper. De vis weet niet zo goed wat hij moet, zwemt de kant in, plukt wat vuil op en wringt er dan wat onbeduidende rondjes onder de top uit. Ik denk hem eenvoudig te kunnen scheppen maar schep mis? De vis maakt een sprintje naar de overkant maar komt al snel weer boven het net en nu schep ik hem wel. Ik zit nog even rustig te zitten. Het is het enige wapenfeit van de avond, ik ben er blij mee. Voelt vertrouwd om met een meurend net langs de waterkant te schuifelen. Ik heb zin in de komende periode. Twee nieuwe polders op het oog die grondig uitgespit moeten worden en zoveel plekken waarnaar ik verlang om terug te gaan.
To be continued! |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|