Ik huiver in mijn jas. Zondagochtend elf april, twee graden, gevoelstemperatuur onder nul. Die verrekte noorderwind. Ik strooi her en der wat strooisel, niet veel, vis zal echt wel eten maar ze zijn waarschijnlijk nog heel traag. Ik denk terug aan februari, twee maanden terug; toen was ik ook hier ook maar was het veel warmer. Twee maanden verder in het jaar, tien graden minder. Als ik terug rij naar huis probeer ik te denken of ik eerder zo'n koud voorjaar meemaakte? Kan me er wel eentje herinneren, continue noord, noordoosten wind, eind april in vierdubbele kleding en met handschoenen winterduikertjes afpennen. Ik leef qua penvissen altijd van seizoen naar seizoen, dat vind ik zo lekker aan Nederland. Ieder seizoen zijn eigen aanpak in andere polders, planning maken die past bij het seizoen en welk seizoen beste past bij desbetreffende polder. Rekening houden met hengeldruk, plantengroei, paai en nog veel meer. Aan het einde van een seizoen kijk ik uit naar het volgende. Nu is het anders dan ik verwacht had, vraag is en blijft in welke mate die vis nu reageert? Vorige keer blogde ik over de "Thormaand". Als het licht toeneemt begint de natuur op gang te komen, temperatuur helpt in het tempo maar ook als het kouder blijft is het een onomkeerbaar proces. En dan mag het nu wel heel schraal zijn, toch gaat de natuur vooruit. Wel altijd sterk het gevoel dat de onderwaterwereld sneller vertraagd bij mindere temperaturen in het voorjaar. Je kan het zien, eerste warme dagen schiet het krulblad omhoog maar als het dan weer kouder wordt blijft het gewoon stil staan, zeker als er weinig tot geen zon is. Als ik dan ruim drie uur later terug ben is de wind aangetrokken. Oeh, wat koud. Wel weet de zon wonderbaarlijk continue gaatjes in het langsvliegende wolkendek te vinden, de weinige warmte van de voorzichtige zonstralen zijn meer dan welkom. Eerste twee stekken gebeurt er helemaal niks, derde stek heb ik de wind in mijn rug. Dat is best even lekker. Pennetje staat kort bij een brugpeiler, uit het niets kruipt hij dichter naar de brug, zakt wat, komt weer omhoog. Zo traag allemaal dat ik het rustig kan overpeinzen; geen aanbeet. Wel even het aas checken, alles zit nog netjes, ik laat de pen weer zakken. Duurt lang, net voordat ik naar de volgende stek wil gaan eenzelfde patroon. Traag kruipt de pen richting de brug, zakt wat en is dan helemaal weg. Ik sla vast, schichtige weerstand. Hij doet zijn best, zorgt voor de langste dril van de dag. Als ik dit typ weet ik dat het de eerste van vijf was, toen, op dat moment, was ik gelukkig met in ieder geval iets. Verwachtingen moeten bijstellen dus. Gelukkig tussendoor wel even die opleving. Ineens bijna twintig graden en nog wel een paar dagen achtereen. Zal je altijd zien dat er eigenlijk geen momentje is waarop je het er echt even van kan nemen. Voor de woensdag staat de omslag gepland, eerst vrij drastisch maar naarmate de woensdag dichterbij komt is er een rustiger verloop te zien. Wind draait wel van zuid naar noord maar valt dan ook weg. Ik pak mijn moment. Einde middag een voerrondje. Polder is zoals ik had verwacht, her en der een rimpel, hoeken in het oosten hebben de hele dag een zacht klotsje gehad. Spelende witvis onder het oppervlak, geen zichtbaar teken van karper. Of te koud, of te warm, beiden bekoren me niet in het voorjaar. Te koud simpelweg omdat het niet naar voorjaar voelt, te warm omdat de vis er lui van wordt. Als ik start met vissen voel ik me gehaast, zit onrustig. Komt misschien omdat ik zie dat er een andere visser op één van mijn stekken zit. Waarschijnlijk statisch, auto langs het water, kofferbak open, zenuwachtig heen en weer lopen. Thema van vorig jaar is terug; het wordt te druk. Gelukkig heb ik zes stekken, genoeg te kiezen. Moet de onrust wel kwijt. Derde stek diep adem halen, bakkie koffie en rustig in mijn element zakken. Duurt zeker minuut of twintig, dan merk ik dat ik er echt ben. Heeft wel drie stekken gekost, drie stekken waar geen enkel teken van vis was, laat staan van karper. Vierde stek, net voor een brede buis, achter me de sloot met het bord "verboden te vissen", daar is de buis afgesloten met een rooster. 's Middags hing hier een koi rond, al snel spot ik de vis weer. Ligt nog wat onder het oppervlak te lummelen. Zonder enig voorteken dreunt de pen weg. Lijnzwemmer zegt mijn hoofd, als de lijn meeloopt zeggen mijn handen aanbeet. Na de aanslag de angst dat het toch een lijnzwemmer was. Vis doet het rustig aan, lijkt vrij snel binnen te komen maar dat blijkt pas het begin. Alle hoeken van de bocht krijg ik te zien. Na minuut of vijf is het klaar, wat een prachtschub. Dat zijn dan toch de poldervissen waar je het voor doet. Uiteindelijk is het de enige aanbeet van de avond, voelt als rijkdom. Dat was wel echt een lekkere avond, voelde echt als voorjaar. Tot nu toe ook de enige keer dat een truitje en wat later op de avond een jas voldoende was. De geur van gemaaid gras, door de wind bijeengedreven viezigheid die van die mooie vuilhoekjes maakt, vleermuisjes; alles wat je dan wel verwacht van het voorjaar. Paar dagen daarna ging er een grote streep doorheen. Hagel, sneeuw, ijsregen en loeiharde noorderwind. Toch kan ik het niet laten. Als dan 's middags de zon even doorkomt voel ik de warmte toenemen. Opportunisme ten top maar werkt voor mij vaak het beste. Soms plan ik maar vaker is het een bepaalde lucht, een type weer of gewoon een drang om te vissen. Vier stekken langs een dijk. Wind pal op het water. Lekkere golven. Ik voel even met mijn hand, oeh, water is echt koud. Toch zie ik het zitten. Als ik terug wandel zie ik het pennetje huppen op die golven, ik golf mee en wacht op de onregelmatige hup. Dromen van aanbeten, daar ben ik goed in geworden. Misschien wel zoals een sporter vooraf zijn perfecte wedstrijd visualiseert, visualiseer ik aanbeten en drils. Omdat het water zo koud was voerde ik heel dunnetjes, als ik terugkom krijg ik op geen van de stekken ook maar een tikje. Wind is nog wat aangetrokken en er vallen buien, het is echt smerig. De eerste twee stekken geef ik voordat ik doorloop nog wat voer. Op de laatste stek zit ik te bibberen, man, wat doe je hier? Ergens denk ik eraan te stoppen maar als je de twee vers aangevoerde stekken toch tegenkomt op de terugweg, waarom dan niet? Daarnaast valt het me op dat er met regelmaat vis springt of rolt; ze zijn wel actief dus! Ik loop tegen de harde wind en striemende regen terug, laat de pen nog maar eens zakken. Zitten doe ik niet meer, ik sta met de hengel in mijn hand, ga ervan uit dat als ik stil sta het onopvallend genoeg is. Na een minuut of tien haal ik op om door te lopen. Hè, maïs weg van de haak? Met enigszins verkleumde vinger zet ik twee maïskorrels op. Paar keer lijkt de pen wat te bewegen maar met de harde wind is het niet goed te zien, als ik ophaal zijn de korrels weer verdwenen? Ik twijfel, beaas toch opnieuw. Ik tuur, bij het eerste minieme beweginkje geef ik een tik, ja hoor raak. Klein visje maar voelt als een overwinning. Geeft ook het zetje in de rug om de laatste stek nog even te geven. Aas bereikt voor mijn gevoel de bodem niet eens. Eigenlijk komt de pen direct weer plat en zeilt rustig weg. Hoppa, aanslaan en een dril. Dril? Lijkt er niet op, kan de vis zo het net intrekken, als ik het net optil ontploft er een bom, blijkbaar komt het besef wat laat binnen. Als ik de inhoud bekijk krijg ik een grote glimlach, goede keuze om toch nog even de opnieuw aangevoerde stekjes te bevissen. Geeft wel te denken; zouden de licht aangevoerde stekken al leeggegeten zijn geweest? De combinatie van de vele rollers en springers en pas aanbeten krijgen bij opnieuw voeren doe het wel denken. Stof tot nadenken dus. Voeren blijft een belangrijk thema, misschien wel het belangrijkste? Ik ben blijven hangen bij de mini-particles, al dan niet gemengd met wat minipellets. Je kan er zo mooi verspreidt mee voeren zonder dat er heel veel voer ligt. Wat er wel ligt zijn veel aasopnames. Ik kan dat nog niet helemaal rijmen met watertemperaturen onder de acht graden; iedere opname kost energie, energie waarvan je zou denken dat de vis hem zou willen sparen? Als de temperatuur wat hoger komt snap ik het wel goed, zie het als die tafel met kleine snacks; je blijft toch pakken.
Vaak strooi ik tien a twintig maïskorrels over de particles heen, bijna altijd heb ik binnen een paar minuten beet. Hoe werkt dat, wat maakt dat zo snel, tussen alle voerdeeltjes die twee korrels op de haak worden opgepikt? Wordt er geselecteerd op grotere voedseldeeltjes? Heb ik een perfect midden gevonden tussen voorvoeren en vissen waardoor er nog genoeg ligt om te blijven hangen maar dusdanig weinig dat het haakaas snel gepakt wordt? Ik zou er allerlei theroriën op los kunnen laten maar belangrijkste is dat het werkt voor mij. "Hoeveel voer je met dit weer?", vraagt Michael als ik hem aan de telefoon heb. De avond is rustig verlopen. Op één van de stekken waren overduidelijk meerdere vissen in de buurt actief aan het azen. Prachtige bellen liepen over het water. Ze kwamen niet op het voer en toen de zon in mijn rug steeds lager zakte werd iedere beweging een risico op verstoring, zo lang werden de schaduwen. Snel beetje voer bij en daarna was ik letterlijk weggekropen totdat ik zonder een schaduw over het water te laten vallen kon opstaan. Nu is het donker geworden, geen risico van een schaduw, de maan is een minisikkeltje, de wind wat geluwd. Het is maar weer eens koud maar overdag maakte de zon overuren. Van de bellenspoortjes geen spoor meer. Toch voel ik dat het hier gaat gebeuren. Om de tijd te doden bel ik met Michael, met die gekke avondklok hebben we toch al een maand of drie niet samen gevist. "Wacht even, er gebeurt wat". Terwijl we bijpraten is er uit het niets rondom de pen een bellenfestijn ontstaan. "Karper op mijn stek, misschien moet ik zo ophangen, ja pennetje zakt" maar hij zakte niet door. Dus we kletsen bij maar het bellenspoor komt terug. Vrij snel is de pen verdwenen, ik ben op het ondiepe hoekje waar ik zit bang voor een lijnzwemmer maar de pen is echt weg. Michael hoort me slaan, "ik moet ophangen, karper!" Er ontvouwt een lange dril. Vis rolt weg, even lijkt de soepele hengel hem te stoppen maar dan begint de slip te lopen. Lijkt niet meer te stoppen, rechts van me begint de vis aan een opmars de wetering in. Gestaag maar onstopbaar. De weinige wind fluit in de lijn. Ik hou de hengel vast en wacht tot de vis stilvalt, duurt lang. Dan tegendruk en pompen, vis zwenkt van rechts naar links. Daarna volgt een lange patstelling waarbij de vis niet uit de buurt van wat grauwe rietstengels weg is te krijgen. Alles wat ik neem moet ik ook weer geven. Ik begin te twijfelen of de vis niet valsgehaakt is, lijkt soms of ik hem overdwars mee moet trekken. Toch komt hij langzaam dichterbij en ineens licht hij schepklaar voor de kant. omdat het daar heel ondiep is, stuntel ik even maar dan is hij binnen. Op de kant is de haal al los, zal nooit weten of het nu een vaslgehaakte was of niet? Niet veel later bel ik Michael terug, we praten even na over mijn belevenissen en pakken daarna het gesprek op waar we gebleven waren, tegen die tijd is het water rimpelloos geworden, alsof er niets is gebeurt.
2 Opmerkingen
|
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|