Een oude wetering in een polder om de hoek is één van de fijnste plekken om te vissen die ik me maar kan voorstellen. Midden in de polder ligt deze oude wetering tussen de weilanden ingeklemd. Oud water met mooie oude karpers, ook ondiep water gevoelig voor trillingen en misschien ook wel voor de afgelopen strengen winter?
De afgelopen jaren heb ik op deze plek meerdere prachtige vissen weten te verschalken, ook kwam ik vaak genoeg van een koude kermis thuis. Door de enorme wirwar van sloten die op deze wetering zijn aangesloten kunnen de vissen zich ieder moment ergens anders bevinden. Op het ene moment lijkt het alsof sommige plekken van de vis barsten om het andere moment levenloos te zijn. Vandaag op weg naar dit mooie viswater merk ik dat ik een enigszins melancholische bui heb. Ik haal herinneringen op van vroeger toen alles beter was. Ik heb mijn huis nog maar net achter me gelaten of ik passeer de oude putjes van de tankval. Of de duvel ermee speelt ligt er een karper midden op het water asociaal bellen te blazen, kolken komen omhoog. Even denk ik te maken te hebben met een koet met extra longinhoud maar het verplaatsende bellenspoor doet geen twijfel bestaan. Toen ik klein was kwam ik hier al om te vissen. De nieuwbouwwijk was nog niet aangelegd en vanuit de ‘bewoonde wereld’ kon je bij een onbewaakte overgang gewoon deze polder inlopen. Misschien wat ongelofelijk maar niet minder waar. Een vriendje van toen was de zoon van mijn huidige buren. Vanaf zijn huis was het twee minuten fietsen naar dit viswalhalla. Tegenwoordig woon ikzelf nu dus ook met mijn kont in de polder, een heerlijke plek waar de geuren van gier en gemaaid gras met de juiste wind zo je neus binnendringen. Vroeger zwommen hier best veel karpers in de tankval. Als we met onze telescoophengeltjes weer eens achter voorntjes heen liepen te rennen kwamen we ze regelmatig tegen. Bij warm weer verzamelde de karpers zich in het midden van het water net onder de oppervlakte. Toen ik een werphengeltje had werd er een beaasde haak hun richting uitgegooid maar een aanbeet leverde het nooit op. De vissen lieten zich hooguit een stukje zakken om niet veel later weer door te zonnen. Toen had ik nog niet het geduld en de souplesse om karpers te verleiden. Verderop zie ik het witte bruggetje waar mijn broertje vaak in zijn ééntje heenging. Hij vertelde altijd vol enthousiasme over de grote hoeveelheden voorntjes die hij hier wist te vangen. Eén keer had hij een enorme karper onder het bruggetje zien zwemmen. De monsterachtige proporties die hij deze vis toedichtte deden het verhaal bijna onwerkelijk lijken. Weer verderop rij ik langs de slootjes waar ik jaren later zag wat mijn broertje al wist. Hier op een ondiep stuk dat door wat in de buurt staande bomen in de luwte ligt verzamelde in het voorjaar vaak een flinke groep karpers. Toen ik mijn karpervissende bestaan een jaar of zes geleden bijna achter me had gelaten, zorgde het vinden van deze plek tot een ommekeer. Ineens wist ik wat ik wilde qua karpervissen; de polder in en het ‘buitenzijn’ ervaren. Dat ik ook nog eens regelmatig mooie karpers ving was helemaal mooi meegenomen. Terwijl ik langs de boerderij het weiland inloop denk ik aan alles wat veranderde in de loop van de tijd. De tankval putjes liggen nu ingesloten tussen drukke wegen, een nieuw fietspad heeft ervoor gezorgd dat de stille slootjes niet meer stil zijn, sindsdien komt de karper er ook niet meer. Zo nadenkend zijn er tijdens de twintig minuten durende tocht 20 jaar vervlogen…. Aangekomen bij de stek besef ik me dat de veranderingen doorgaan. Over de volledige breedte van de wetering is vorig najaar een dam aangebracht, dit om een hoogteverschil in water te bewerkstelligen. Hiermee is een deel van het mooie water voor mij niet meer bereikbaar en nog erger, misschien een groot deel van de vissen ook niet. Vanuit een nieuw gegraven sloot die vanaf de damwand parallel loopt aan de oude wetering komt vieze groen drab aandrijven. Ondanks de sombere aanblik maakt een lichte spanning zich meester van me. Ik installeer mijzelf en zit rustig naar de twee rode puntjes te kijken. Het eerste half uur gebeurd er niets. Dan zijn er ineens meerdere vissen actief maar geen van hen besluit de voerplekken te bezoeken. De wind trekt wat aan en ik heb het druk met het vrijhouden van beidde lijnen van de groene troep. Dit werkt niet. Ik twijfel, nog blijven of snel nog ergens anders heen? Ik haal in ieder geval één hengel binnen, onder de huidige omstandigheden heb ik mijn handen vol aan één in het water liggende pen. Het gespannen gevoel maakt langzaam plaats voor teleurstelling. De veranderingen hebben grote gevolgen voor de vissen. Voor het eerst sinds heel lange tijd is dit deel van de polder in tweeën gesplitst. Vaste paaiplekken kunnen door vissen die zich in een ander deel bevinden niet bezocht worden. Daarnaast was dit deel interessant doordat de vis altijd heen en weer zwom, ook dat kan nu niet meer zoals vroeger. Ineens wordt ik wakker geschud uit de negatieve spiraal waarin mijn gedachten terecht waren gekomen. Rechts van me net onder de kant is een kolkje ontstaan. Werktuigelijk zoeken mijn ogen het water af, in het ondiepe water van het zijslootje zie ik al vrij snel de boosdoener. Een schubkarper is net onder mijn voeten door vanuit de wetering de zijsloot ingegleden. Voorzichtig haal ik de hengel binnen en volg de vis gebukt. Tweemaal drop ik het aas bij hem in de buurt maar blijkbaar niet dichtbij voldoende om de interesse te wekken. Dan trekt hij vanaf mijn kant richting de overkant. Bellen komen omhoog, dit is mijn kans hij ligt te azen. De haak met een kikkererwt en een kapucijner vliegt over de vis heen, luttele seconden later trekt het bellenspoor langs de pen. De pen wordt meegenomen, is hij door de lijn gezwommen? Nee, hij draait weg en trekt het draad zo mee dat het wel een aanbeet moet zijn. Ik sla aan en de karper merkt voor het eerst dat er iets loos is. Hij begint rustig terug te zwemmen naar de wetering. Ik loop mee want op de hoek van de wetering en het slootje heb ik mijn net laten liggen. Als de vis de wetering ruikt versneld hij even en zoekt het diepere water op. Toch duurt het niet lang voordat hij het net in glijdt. Niet veel later zit ik terwijl de spullen al opgeruimd zijn met een grote glimlach mijn logboekje bij te werken. Om mijn hernieuwde dromen nog meer kracht bij te zetten rolt er als toegift een andere grote vis niet ver van de damwand vandaan.
0 Comments
|
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|