Op 5 mei viste ik met twee bekenden in een polder, op een dijk. Bovenstaande foto werd door Bas gemaakt, waar ik hem erg dankbaar voor ben. Alles wat voor mij penvissen is ligt in deze foto. Een perfecte samenstelling van Hollandse lucht, polder en een adrenaline verhogende dril. De zesde adrenaline verhogende dril van deze ochtend, soms zijn er dagen met een gouden randje, deze had er eentje van diamant. Zo snel succes, dat had ik niet verwacht toen ik voerplekken maakte. Ik kwam tijdens mijn voerronde maar 1 karper tegen, Bas en Peter zagen er geen? Vreemd, het is een dichtbezet water waar je eigenlijk altijd wel wat ziet. Daarom ook de keuze voor dit water voor ons gezamenlijke visuitje; leuk als iedereen wat kan vangen. De gure wind en de temperatuur die aan de grond onder het vriespunt zakt zullen er debet aan zijn geweest dat het traag op gang kwam. Maar toen de zon eenmaal was opgekomen werd de onderwater wereld ook wakker en zo kon het gebeuren dat ik na vijf minuten al de eerste van de dag haakte. Voor deze polder met zijn 76 centimeter ook een grote vis. Terwijl ik naar mijn tweede stekje wandel bedenk ik me dat er wellicht grotere vis hier zwemt dan ik tot nu toe dacht, er misschien zelfs wel een polderreus van 80 centimeter of groter tussen alle kleine soortgenoten? Dat is gek, ondanks de ruime 90 centimeter diepte direct onder de kant zie ik wellingen op mijn tweede stekje staan, zal wel net een vis ondiep langs zijn gezwommen? Ik laat de twee maïskorrels langzaam zakken, pennetje staat meteen perfect. Ik heb zin in een bak koffie, maak met mijn linkerhand mijn tas open en voel, zonder het pennetje uit het oog te verliezen, naar de thermoskan. Ik vind hem niet direct, pennetje wordt iets opgestoken, mijn zoektocht naar cafeïne stopt, rechterhand vouwt zich al om het kurk. Even waggelt de pen heen en weer, dan schiet hij weg. Ik sla aan en ontmoet een massieve weerstand. Vis draait en begint traag voor de kant naar rechts weg te zwemmen. Er is geen houden aan, ik sta op en steek de hengel zo ver mogelijk vooruit zodat uitstekende rietpollen niet voor gevaar kunnen zorgen. Twintig meter verderop stopt de vis zijn run. Het was niet wild zoals ik gewend ben van de poldervisjes hier, eerder rustig en bedachtzaam. De vis scheert richting de overkant, ik kan wat lijn oppikken, even later zwemt hij bijna tegen de overkant mij weer voorbij, nu naar links. Daar, recht tegenover mij, een meter of vijftien verderop, begint de vis met zijn kop te schudden, uit de diepte komen machtige kolken omhoog, het zware bonken vermengt zich met mijn versnelde hartslag; wat heb ik gehaakt? Hierna volgt een lange dril, ik krijg geen vat op de vis, als ik hard trek dan trek ik door de slip heen. Ik besef me ondertussen dat ik een beste karper aan de haak heb maar als ik ruim vijf minuten later het net op de kant hijs zie ik pas echt wat een formidabele vis het is, niet normaal, wat een polderreus. En dat op een drie-en-een-kwart ponds hengeltje in combinatie met achttien honderdste.... Het bleek de opmaat van een dag die ik nu dat diamanten randje meegeef. Op een water waar ik heel blij ben af en toe een vis boven de 70 centimeter te vangen zijn vijf van de zes vissen deze dag boven die lengte, de meeste zelfs heel, heel ruim. Als we met zijn drieën na de ochtend nog wat zitten na te praten voel ik me groots en gelukkig. Ik ben niet zo'n gezelschapsvisser maar deze ochtend met bekenden delen was de kers op de welbekende taart. Nu, bijna een week later, is er vooral een puzzel; waar kwamen deze vissen vandaan? Het is een enorm waterstelsel, het was geen toeval dat er "ineens" alleen grotere vis zwom? iets met een verzamelplek voor de paai; leuke breinbreker en hele belangrijke informatie. Delen is een thema geworden, een combinatie van het gesloten roofvisseizoen en corona maakt dat het onwaarschijnlijk druk is in de polder. Zo druk maakte ik het niet eerder mee. Ik heb geen moeite met delen. Als ik een paar dagen voor vijf mei mijn auto bij een weiland parkeer zie ik een bekende combo. Al snel heb ik de eigenaar gevonden. Hans zit lekker op graskarper te vissen, we praten bij en komen erachter dat we gezamenlijk verderop op dezelfde stek hebben aangevoerd. We delen, zoals dat hoort, respect voor elkaars visserij. Een visserij die is afgestemd op vissen in de weidse polder. Licht bepakt, meters kunnen maken om eerst uit te vinden waar die vissen uithangen en dan toe te slaan. Het lukt ons allebei, Hans vangt zijn gewilde graskarper. Ik vang twee karpertjes waaronder een bordronde spiegel. Voor veel vissers zit delen vooral in het inwinnen van informatie... Ik zit naar mijn pennetje te turen dat al veel te lang doodstil op het bladstille water staat te staan. Ik zit op een duikertje, achter me loopt een doodlopend polderweggetje. Dikke BMW komt aanrijden, stopt achter me, raampje naar beneden, hoofd naar buiten. "Ik kan geen grip krijgen op dit water, ben al twee keer geweest" Ik moet nogal stompzinnig hebben gekeken, wist echt even niet hoe te reageren. De stilte wordt opgevuld door de volgende "vraag". "Vang jij ze wel?" Ik kijk nog stompzinniger en herhaal het woord "ze" met een groot vraagteken erachter. "Ja ze, karpers". "Oh, ik vis op zeelt, niet op karper". Nu een onnozele blik vanuit de BMW. Een blik op mijn hengel, een mooie 4 meter één-en-een-kwart ponds stok, vergeleken met de gemiddelde karperhengel een exemplaar met gezonde dosis anorexia. De BMW eigenaar herstelt zich, "maar zie je ZE dan weleens". "Karper bedoel je?" "Ja." "Heel af en toe, zwemmen er volgens mij niet heel veel hier". Stilte volgt uit de BMW. Een korte groet, raampje omhoog, BMW roetsjt weg. Ik schud mijn hoofd, "grip op het water, dat is lastig, loopt zo tussen je vingers door" bedenk ik me lachend. Maar echt leuk is het niet, iedereen mag een visje vangen maar het grootste deel van de vissers is alleen maar bezig met het vinden van de volgende grote vis; het past niet bij poldervissen, dat weidse gebied dat je moet leren omarmen en waar je blij moet zijn met elke vangst, karper, zeelt brasem. Groot, klein, dik, dun lelijk of heel mooi. Eind april en begin mei wilde ik besteden aan één van die schitterende poldergebieden. Het is onmogelijk geworden; te druk. En niet alleen te druk, ook alle randverschijnselen die je niet wil hebben. Als dan de temperatuur een paar dagen onderuit gaat en het regenachtig is zie ik mijn kans schoon; ik heb het rijk alleen, niet de makkelijkste avond met rond acht uur nog maar een graad of negen die met de harde wind uit het noorden nog een stuk frisser aanvoelt. Ik huiver in mijn regenjas, vang de eerste brasem van dit jaar en ben daar al best blij mee, zeker als alle stekken daarna totaal dood zijn, er spettert geen witje, niets beweegt. Gelukkig is er altijd een laatste stek en is het me toch weer gegund, een windstil hoekje voor wat riet, ik voel het vanaf het moment dat ik het pennetje plaats; het gaat nog gebeuren. Weer zo'n polderschoonheid, waarom er een gewicht of een lengte aan hangen als zo'n plaatje van een vis heel even de jouwe is in een oertrieste, koude en natte polder. Ergens, in een polder op een dijk met een kromme hengel; moederziel alleen en gelukkig. Door de drukte veel ontmoetingen met anderen, gelukkig niet altijd direct "gehengel" naar potentie, gewichten, enzovoort. Toch is er altijd een vreemd ongemak tussen mij en de mensen die ik tegenkom. Ik weet wel hoe dat komt, ik praat niet over gewichten, ik praat over mooie vissen. Dat is natuurlijk een slechte indicator. De andere kant wil kille cijfers, ik strooi met zand. "Ja niet echt klein, niet echt groot", speel ik het spel van antwoord geven zonder iets te zeggen. Zo ook tegen een op zich vriendelijke vastloodvisser die ik, op weer een andere, dijk tegenkwam. Hij zat richting het einde van zijn visdag, ik kwam om even te voeren en later te gaan vissen. Hij had niets gevangen, wenste me succes. Iemand waar ik prima mee zou kunnen delen. Toch die ongemakkelijkheid als het bijna verplichte "delen van vangsten maar vooral gewichten deel" van de conversatie toch doorlopen moet worden. We snappen elkaar niet, we denken anders en dat maakt dat je van een echte klik nooit kunt spreken. Als ik twee uurtjes later terug ben met mijn "zeelthengel" gaat het los. Iedere stek is het raak, vaak binnen een paar minuten. Het is zelfs zo dol dat om aan koffie toe te komen ik moet stoppen met vissen. Twee van de karpers ontstijgen het type dat door de meeste als "poldervisjes" wordt getypeerd. Koning en koningin van het water, dat zijn ze, Izaac had lang geleden volkomen gelijk. Als ik dan de zekerheid heb dat het vissen zijn die in deze polder zijn geboren en getogen, groot geworden in Nederlandse prutsloten, gegroeid op allerhande kleine voedseldeeltjes die tussen de dikke laag stinkende modder moet worden gezocht zijn ze nog wat meer speciaal. Het is voor de wind gegaan de laatste tijd, ik bevind me in een ongekende flow. Alles lijkt te lukken. Meest verbazingwekkende vind ik dat ik nog steeds met maïs vis en bijna geen bijvangsten heb zoals brasem en blankvoorn? Zeelt wel regelmatig en die zijn zeer welkom.
Als ik dan maar weer eens in alle vroegte op een dijk loop, voerdoosje pellets en voerdoosje maïs in mijn jaszakken, denk ik na; wat doe ik anders, wat is het verschil met afgelopen jaren? Uiteindelijk is het altijd het voer dat de vis moet aanzetten tot azen, nu is die polderkarper niet zo selectief, het is meer een kwestie of op het moment dat hij jouw hap tegenkomt hij het wil nemen. Wel voer ik meer gefocust en bewust, vaak net iets korter onder de kant dan eerder. Een paar kleine handjes minipellets goed verspreidt en daarna 10 à 20 maïskorrels, meer niet. Ik vis vaker dichterbij huis waardoor ik tussen werk en avondeten vaak even kan voorvoeren, ook dan die hierboven genoemde beperkte hoeveelheid. Twee uurtjes later ligt er bijna altijd vis, heb nooit het idee dat de plekken zijn leeggegeten ondanks de weinige hoeveelheid voer en de tijd tussen voeren en vissen. Andere grote verandering is het zinkloodje dat ik veel dichter bij de haak ben gaan vissen, vijf centimeter of zelfs minder. Vaak een heel klein loodje, no4 (0,2 gram) is mijn favoriet ervoor. Ik vis hierdoor voor mijn gevoel scherper, waar ik vroeger vaak met behoorlijke overdiepte viste is dat nu bijna niet aanwezig. Risico is lijnzwemmers maar ik denk dat met meer overdiepte je de kans op lijnzwemmers eerder vergroot dan verkleint. Een lijn speelt nu eenmaal zijn eigen spel op de bodem, daar hebben wij met het plaatsen van één of meerdere zinkloodjes minder invloed op dan je zou denken. Penvisfilmpjes waarin de lijn die als overdiepte wordt gebruikt afgebeeld wordt als een stijf tegen de bodem liggend iets zijn grote onzin. Kijk, een karper aast niet heel voorzichtig, bodems zijn zacht, gericht wordt er opgezogen maar er komt van alles mee, dat wat niet eetbaar is wordt met eenzelfde vaart weer naar buiten geblazen. Lijndiktes voor penvissen liggen vaak tussen de 22 en 28/100e; wat denk je hoe die lijn reageert op al die kleine wervelkolommetjes die door vriend karper onder water worden veroorzaakt tijdens het vissen? Doe jezelf een plezier, vis vooral veel, ook op plekken waar veel kleine vis zwemt. Leer patronen kennen, patronen van aanbeten, JA RAAK (wat fijn!) maar ook van aanbeten die toch geen aanbeet waren, NEE MIS (maar wel wat geleerd!). Als laatste de flow, lijkt een ongrijpbaar iets, flow, maar er zijn theorieën die aangeven dat je dat wat tijdens de periodes van flow gebeurt kan creëren door je op een bepaalde manier voor te bereiden en te gedragen. Theorie U van Otto Scharmer zegt hier interessante dingen over, ik ga het niet voorkauwen, Google zelf maar en probeer de U maar eens langs je voorbereiding, stekkeuze, enzovoort te leggen. Wandelend met die bakjes voer op de dijk kom ik tijdens mijn overpeinzingen overal paaiende karpers tegen. Ik twijfel, ander water zoeken? Het paaien is steeds aan de overkant, her en der onder de eigen kant aasbeweging. Komt wel goed. Niet veel later is het weer zover, ergens, in een polder, op een dijk, met een kromme hengel...
4 Comments
|
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|