Op de fiets aan het einde van de dag met de kinderen, wolkenpartijen drijven gejaagd voorbij. Het was tijd om even naar buiten te gaan, de jongste wilde wel een stukje fietsen, de oudste wilde vissen en papa wilde een poldertje bekijken. Hoe ligt het kroos erbij en zijn de waterplanten al weggehaald? We combineren het geheel. Met moeite trap ik tegen de wind in, zware benen, zwaar hoofd. Een visnachtje eist weer eens zijn tol, ik zou het liefste direct mijn bed instappen maar dat zit er niet in. De gedachte dat ik niet de enige ben die er vandaag zo bijloopt geeft me energie; er zijn meer idioten en dat stelt me gerust. "Pas jij je aas nog aan in dit jaargetijde?" Is onderdeel van een sms van Torsten op donderdag. We sms-en wat heen en weer over het avondje dat we beide op een afzonderlijk water hebben gepland. Een paar uur later pak ik in het donker de penhengel uit de auto en loop het smalle pad in op weg naar de stekken die ik aanvoerde. Ik ben terug in de polder waar Michael me eind augustus naartoe meenam. Ik denk aan ons laatste telefonisch contact. Wat zou hier allemaal rondzwemmen? Het gebied is uitgestrekter dan ik in eerste instantie dacht, de hengeldruk lijkt nihil. Er zijn eigenlijk geen plekken waar je zonder een stuk lopen kan komen, de vissen zien er schitterend uit, ik kom geen enkele aanwijzing van andere vissers tegen en Michael kwam er in toch zeker tien keer vissen ook nog nooit een andere visser tegen. We zijn benieuwd waar de top op dit water ligt, brasem en zeelt groeien er goed door dus dat zal voor de karper ook gelden. Daarnaast de vraag of er naast de schubs ook spiegels zwemmen? Al nadenkend ben ik bij de eerste stek aangekomen, vanaf het houten bruggetje zet ik de pen voor de ingang van het kleine zijslootje neer. Het duurt misschien een minuut, dan wordt de pen op sleeptouw genomen, ik twijfel, lijkt een lijnzwemmer. Als het draad bijna volledig is strak gelopen wappert de pen weg onder water, met enige twijfel sla ik aan. Niets, een brede kring en daarna een golfje van een vis die van de stek weg zwemt. Shit, bijvoeren en naar de volgende stek. Ik twijfel, wie weet ligt er meer op de stek? Ik beaas de haak opnieuw en leg weer in. Vrij snel begweegt de pen langzaam wat naar links, daarna naar rechts. Zie je, er is nog actieve vis. Terwijl ik dit denk wordt de pen weggetrokken, hard en diep richting een pol riet. Ik sla aan en direct voel ik zware weerstand, de vis zwemt naar me toe en duikt onder de brug door. Vier meter twintig penhengel volgen, steeds krommer onder het bruggetje. Dan komt de slip op gang, als ik mijn hoofd omdraai zie ik een brede boeggolf achter me over het water lopen. Na een meter of twintig stopt de vis, ik pomp hem terug, hij zwemt onder het bruggetje vandaan en mokt wat tegen de bodem aan, verderop vlucht een andere vis weg. De vis zet aan om van het bruggetje weg te zwemmen, ik draai de slip wat losser, geef hem de ruimte. Geeft mij de mogelijkheid om van het bruggetje af te stappen en met het net de vis te volgen tot een plek waar een inham in het riet is. Op mijn hurken maak ik me klaar voor het tweede deel van de strijd. Het voelt zwaar en langzaam, duurt lang voordat de vis boven het net komt. Als ik het zaakje op de kant hijs weet ik dat het een hele beste is. Totaal ongeschonden, hoog gebouwde schub; een echte buffel. Lengte is 81 centimeter, gewicht 26 pond; geeft direct een beeld van de mogelijkheden hier. Na een paar foto’s zet ik de vis terug die rustig wegzwemt. Even zitten, even rust, wat een wilde start van de avond. Ik sms met Torsten, hij moet nog starten maar mijn begin geeft hem hoop. Het geeft een goed gevoel om te weten dat er een kilometer of twintig verderop iemand anders ook tot in de late uurtjes naar het pennetje zit te staren. De afgelopen weken heb ik er wel over nagedacht; is het echt nodig om altijd in het donker te vissen? Vroeger ving ik vaak genoeg ook overdag mijn vissen. Het antwoord is gecompliceerd, qua thuisleven komen de avonden beter uit. Ook zijn er polders waar pas als de rust is teruggekeerd de vis onder de kant komt, als je alleen een smal pad tot je beschikking hebt is het prettiger te vissen als de overige recreanten verdwenen zijn. Daarnaast blijf ik het enorm kicken vinden die nachtelijke sessies, lijkt alsof ik alles intenser beleef omdat ik niet volledig op mijn zintuigen kan vertrouwen. Niet lang geleden ruimde ik een kastje op, kwam een oud nummer van de Beet tevoorschijn, even bladeren en zowaar een artikel van Gerard Schaaf over nachtelijk penvissen. Het echt kort onder de kant vissen, nog geen decimeter voor wat plukken riet of een schoeiing. Dat is hoe ik ook vis op de tweede, derde en vierde stek. Bij de vierde kort na inleggen wat gerommel, dan een serie opstekertjes en wegzakkertjes met als uiteindelijk resultaat een pennetje dat richting het midden van het water wegloopt, steeds sneller, steeds dieper. Op misschien twee meter lijn maak ik contact, de parabolische hengel doet zijn werk, de vis kan niet veel. Wat getrek en gespartel, duidelijk een kleiner formaat. Dit voelt zo puur, zo kort op de vis, het contact zo direct; wat een genot. Na een korte worsteling ligt er een spiegeltje op de kant. Gezien zijn voorkomen een uitzettertje hoewel je het nooit zeker weet. Als het een uitzettertje is dan denk ik dat hij gezien zijn 60 centimeter lengte zijn tweede of derde zomer op dit water achter de rug heeft. Door maar weer, helaas is de scherpte eraf. Torsten heeft gelukkig ondertussen ook wat gevangen, ik sla mis en later verjaag ik zelfs twee vissen op een stekje waarvan ik dacht dat er niets lag. Aan het einde hang ik nog even bij het bruggetje waar deze avond begon, het loopt tegen twee uur, ik wil stoppen maar ook niet, maakt voor morgen ook niet veel uit, vermoeid zal ik me hoe dan ook voelen.
0 Comments
Ik ben geen thuisblijver, logboekgegevens geven me inzicht in wanneer ik waarheen wil, niet of ik wel of geen kans maak. Er zijn eigenlijk geen omstandigheden waarin ik niet heb gevist en ook geen omstandigheden waarin ik niet heb gevangen. Tuurlijk heeft de karper zo zijn voorkeuren maar ook bij het meest ‘onvissige’ weer heb ik mooie vissen gehaakt. Als er een weertype is waar ik echter nooit echt vat op heb kunnen krijgen dan is het warm najaarsweer met een oostelijke stroming. De afgelopen weken werd ik weer aardig met mijn neus op de feiten gedrukt, drie visbeurten, twee brasems, geen enkele karperaanbeet en nauwelijks actieve karper gezien. Dat droge heldere weer, stille nachten met die maan groot en dommig in de lucht. Plekken waar je normaal de vis in de kanten hoort smakken zijn doodstil, waar staarten wapperen is er geen kolkje. Gister draaide overdag de wind, eindelijk weg uit die oostelijke hoek, hij vertrok naar noord en nam toe. Aan het einde van de middag trokken flarden wolken aan een bleke zon voorbij, ze hadden haast, even werd het wat kil, toen zakte de wind weer weg, onder een laaghangend, grijs wolkendek bleef een benauwde warmte over; een atmosfeer zwanger van verlangen. Kort voor de schemering loop ik het schelpenpad maar weer eens in. Ik was van plan om na de zomervakantie wat vaker naar deze polder te gaan, tot nu toe valt het er wat tegen. Vier visbeurten waarvan ik tijdens de eerste twee, twee kleine schubjes haakte, daarna twee keer niets. Ik heb nagedacht over mijn aanpak in deze polder, heb me erg gericht op het eerste deel terwijl er zoveel meer water te bevissen valt. Terwijl ik dieper de polder inloop kom ik twee jongens tegen die hun laatste worpen met kunstaas maken, verderop een jongen met een vaste hengel en een stok op de steunen. Ik loop verder, passeer een bruggetje, niet ver daarna een vervallen bruggetje dat me in één van de weilanden brengt. Dit weiland loopt langs de hoofdtocht van de west/oost sloten en tochten. Aan het einde van dit brede stuk staat het gemaal. Er is weer eens wat veranderd, een mooie boom en wat bossen en struiken die langs het water staan zijn verwijderd. Over de volledige lengte is een palenrij op meter van de over geplaatst. Gaan ze dit opvullen en een nieuwe schoeiing plaatsen? Ik voer op twee plekken, bij een brede inham en net voor een vervallen steigertje. Terug over het vervallen bruggetje, verder de polder in. Op vier plekken waar de tochten links en rechts van het pad versmallen voer ik tegen de overzijde aan. Ik maak één stek kort onder de kant. Idee is dat de vis erg weinig kort onder de eigen kant komt, de overkant is altijd favoriet. Bij de versmallingen kan ik goed met een pennetje tegen de overkant aan vissen zonder controle te verliezen. Als ik terug ben bij de auto om mijn spullen op te pikken is het al goed donker, de jongen met de vaste hengel is nog aan het vissen. Ik hup met mijn spullen over het bruggetje van plank naar plank naar mijn eerste stekje, op het hoekje van de inham. Ik heb niet het idee dat ik er al een kans maak, maar het is een mooie plek om rustig te starten, koffie te drinken en te zien en horen of er actieve vis is. De koffie smaakt goed, op het water is het akelig stil. Na een half uur te hebben gezeten besluit ik de stekken langs het pad af te lopen. De eerste stek is kort onder de kant. Ik zit nog maar net als ik een smak uit de overkant hoor komen, vettige wellingen lopen over het water naar me toe. In de tocht aan de andere kant van het pad hoor ik ook smakken; genoeg actieve vis maar zoals altijd buiten bereik. Ik loop door naar de eerste stek die tegen de overzijde aangemaakt is. Overhangende struiken en wat riet. Ik zit nog maar net als de pen weggedrukt wordt, even prikt het breeklichtje iets omhoog, dan loopt hij weg naar links. Ik sla aan en direct begint de vis aan een opmars. Tien meter verderop staat er een paaltje een meter uit de kant, met dit tempo is hij er snel achterlangs en dan zal ik hem zeker verspelen. Ik loop achteruit, draai de slip twee tikken strakker, leg voorzichtig mijn duim op de spoel en voel langzaam de druk toenemen, net voordat het barsten wordt is het buigen, buigen voor de vis. Grote kolken een halve meter voor het paaltje, hij zwenkt naar mijn kant. Ik pik wat lijn op, hij wil nog niet meekomen. Met een paar passen vooruit pik ik wat lijn op, loop daarna weer achteruit, sloom komt de vis mee. Door hoe de dril verloopt denk ik aan een valsgehaakte vis. Na de eerste uitbarsting blijft de vis lang op het laatste stuk uitstaande lijn knokken. Hij wil niet meewerken. Als ik hem dan eindelijk boven het net heb een laatste krachtexplosie, gelukkig wel in het net. Van links komt er een fietser aan, het is de jongen die verderop zat te vissen, vraagt of het wat is. Ik zeg ‘ja’ en til het net op de kant. Het haakje zit gewoon in de bek, lost makkelijk. De jongen vraagt of hij foto’s moet maken en stelt vragen over het water, of ik er vaak karper vang. Ik geef aan dat het soms raak is en soms niet, klopt ook echt. Ik bedank hem voor zijn hulp, zeg dat ikzelf wel foto’s maak met de zelfontspanner; hij fietst verder. Ik bekijk de karper, mooi polderexemplaar, slank, sterk en donker gebronst. Even op adem komen, even zitten. Ik voer bij en loop door naar de volgende plek, net voor een inham in de overkant. Binnen vijf minuten vang ik twee brasems, zie en hoor ook karper in de buurt azen. Op naar de laatst plek, hier geen beweging. Op de terugweg pak ik de ‘brasemstek’ nog even mee, weer binnen de kortste keren een grote brasem. Ik voer bij en ga terug naar de enige stek waar ik nog niet ben geweest. Een kwartier later staat het pennetje net voor de steiger, kort na het inleggen is er iets weggerold van de stek. Een eenzame koe staat nerveus in mijn rug te snuiven. Pennetje hobbelt weer weg, de vis haakt zich op de kort uitstaande lijn; weer brasem. Terwijl ik de brasem onthaak vindt de koe de kans om mijn onthaakmat onder te kwijlen. Ik loop terug naar de inham, net over de geslagen paaltjes zet ik de pen neer. Tot mijn verbazing geen beweging, misschien iets meer naar rechts inleggen? Heeft direct resultaat, pennetje schokt wat, kruipt onder water en blijft staan, komt iets terug maar staat toch nog dieper dan eerst. Dan even op sleeptouw naar links. Kort daarna de eindelijke aanbeet, steeds verder en dieper en naar links. Na de aanslag gespetter maar te zwaar voor een brasem; karper. Heeft er niet echt zin in, doolt, doelloos onder de top voor de paaltjes langs. Ik leg het net over de paaltjes heen, het spreidblok op een paaltje, zonder al teveel moeite kan ik de vis het net intrekken. De paaltjes staan ver genoeg uit elkaar om de vis ertussendoor naar de kant te halen; mooi exemplaar! Het is nog vrij vroeg, ik loop de stekken bij het pad langs, hoor nog wel gesmak maar de stekken zijn stil. Eerder dan verwacht, met een beter resultaat dan gehoopt wandel ik terug op weg naar bed.
Hoe later de nacht, of hoe vroeger de ochtend, hoe leuker de radio wordt. Ditmaal een prachtgesprek over het vasthouden van vakantiegevoel, plotseling toeslaande stress en eenvoudige mindfull oefeningen om jezelf in het hier en nu te houden. Een vrouwelijke gast noemt contact met de natuur als een belangrijk element om contact met het hier en nu te houden. Bijvoorbeeld door een plantje op je bureau te zetten. Ik glimlach, heb mijn portie natuur wel weer gehad maar in het hier en nu houdt het me niet, maakt me eerder hongerig naar het volgende nachtelijke avontuur. Eerder die avond op de heenweg voel ik me er niet helemaal ‘tof’ bij om het gekozen water te gaan bevissen. Michael nam me er een ruime week geleden mee naartoe en het voelt toch vreemd om er nu zelf heen te gaan. Michael weet dat ik ga en als ik eenmaal aan het water ben valt het gevoel weg; wat een avond. Na de regenperiode is het kalm weer, de opgelopen warmte van de dag wordt vastgehouden onder wat lichte bewolking en alles straalt actieve vis uit. Ik maak een grote voerronde, leg op een looptocht van ruim drie kilometer vijf voerstekken aan. Als ik terugkom op de eerste voerplekken is het nog licht, het voer is al een uur voor mij aan het vissen dus wie weet is snel succes mogelijk? Ik start bij een bruggetje waar aan weerszijden een zijslootje op de hoofdwatergang uitkomt. Ik heb aan beide kanten gevoerd maar als ik rustig vanaf de brug naar mijn pennetje sta te turen is de conclusie dat er genoeg vis actief is maar dat er blijkbaar meer tijd voor nodig is voor de vis om op de stek te komen. Ik loop naar een stek waar ik tijdens het voeren al veel karper actief zag azen. Ik voerde iets ruimer uit de kant omdat de weinige wind langzaam een steeds bredere vuilrand tegen de kant aan vormde. Als ik aankom is het een stuk ondieper dan gedacht, de vuilrand is niet meer gegroeid. Duidelijk is te zien dat karpers om beurten een rondje langs de vuilrand maken. Al vrij snel is er eentje die vanaf de vuilrand de stek opduikt, die wist al dat er wat te halen viel. Hij neemt de lijn op sleeptouw en schrikt hiervan. Kort hierna gebeurt dit nog een keer. Michael sms’t of het wat is, ik bel terug en we kletsen er lustig op los. Na het gesprek kan ik een breekstaafje monteren en besluit ik toch korter bij de vuilrand te voeren. Na het voeren een stevige voettocht terug naar de brug. Bij de brug is het op de stek die me tijdens het gezamenlijk vissen twee aanbeten opleverde nog stil. Aan de andere zijde van de brug is er als snel een slome aanbeet van een brasem, flinke vis, paar lelijke plekken op zijn flank. Ik voer bij en ga naar de twee stekken waar ik nog niet ben geweest. Een strakke tocht met een smal paadje erlangs tussen de kassen ingeklemd. Op de eerste plek al snel een aantal keer kolken en lijnzwemmers en weer wegschrikkende karper. Ik wacht af maar na een goed begin wordt het erg rustig op deze stek. Ik loop door, op de laatste stek geen enkele activiteit, wel hoor ik een aantal keer karper in de kant smakken aan de overkant. Ik sluip terug naar het stekje waar bij de start veel activiteit was. Ik zet de pen kort voor de gesnoeide rietkant, nog geen vijftien centimeter uit de kant, de lange hengel maakt het mogelijk om zelf ver uit de kant te zitten. Net als ik begin te twijfelen of er nog wel karper actief is wordt de pen weggedrukt naar links. Kort daarna zakt hij wat, komt omhoog tot hij plat ligt en zeilt dan naar rechts weg. Gezien de aanbeet verwacht ik brasem maar de ontploffing op de korte uitstaande lijn na de aanslag geeft duidelijkheid; karper. De vis is het er niet mee eens en wil weg, slip komt op gang en de vis zwemt een meter of tien bij me vandaan, laat zich terugpompen, loopt nog een keer weg en komt dan vrij eenvoudig boven het net. Mooie schub, ruim tachtig centimeter, kerngezond. Na wat foto’s zit ik even na te puffen, het is nog steeds lekker warm en het zweet van de inspanning staat op mijn voorhoofd. Het is al laat, ik besluit toch de andere stekken nog een keer langs te lopen, heb het gevoel dat er nog meer in het verschiet ligt.
Bij de vuilrand veel beweging, overduidelijk is er nu karper op de stek die zich niets aantrekt van de lijn. Na een aantal keer wapperende beweging van de azende vis te hebben genegeerd sla ik aan als het pennetje wegwaaierd onder de vuilrand. Al tijdens mijn aanslag weet ik dat ik te vroeg ben maar herstellen lukt niet meer, even is er contact dan de rechtspringende hengel en twee karpers die als een dolle wegschieten van de stek. Ik baal, baal enorm, na al die jaren toch nog niet de beheersing op het ultieme moment. Diep ademhalen maar en hopen dat de laatste stekjes wat opleveren. Met hoge verwachting zet ik een kwartier later de pen vanaf de brug voor de ingang van het slootje. Er is actieve vis op de stek, na een minuut of tien de verwachte aanbeet en na een korte dril een forse zeelt. Dat tovert weer een glimlach op mijn gezicht, wat een schitterende vissen zijn het toch. Jarenlang heb ik ze niet gevangen, dit jaar met regelmaat en dat is fijn. Nog één stekje te gaan. Aan de andere kant van de brug, kort onder de kant. Ik zet de pen zo dicht mogelijk tegen het riet dat in het water hangt. Alles is rustig en stil, de eenden kwaken niet meer, een muskusrat trekt zonder verder geluid een v-spoor op het water, er spettert geen visje. Ik ontspan, wordt één met mijn omgeving en dut bijna weg. Dan wordt de pen weggetrokken naar links. Al mijn spieren spannen, trillende handen boven het handvat; even wachten nog als hij nu wegblijft is het een aanbeet. Het lijkt alsof mijn hele lichaam ‘ja’ uitroept als ik met een felle tik de haak zet, weer die ontploffing in het water en totale rust die in chaos wordt omgezet. De vis dreunt weg, wil naar de brug maar komt niet door de slip, zet aan en wil door een ondringbare bos riet heenzwemmen, bedenkt zich, zeilt naar de overkant en zwemt bij de brug vandaan. Kort daarna lijkt hij schepklaar maar als ik hem bijna boven het net heb hervindt hij zijn kracht, nu moet de slip wel assisteren, na een meter of zeven komt hij kopschuddend en bonkend terug. Nu krijg ik hem wel in het net, een schitterende spierbundel. Ik kijk op mijn telefoon, half drie, nog vier uurtjes dan gaat de wekker, snel naar huis dan kan ik precies één slaapcyclus doorlopen. Daarna loop ik ondanks de vermoeidheid de hele dag op veren; wat een heerlijk ontspannen gevoel geven deze nachtelijke avonturen me toch, op naar de volgende! |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|