De wereld op zijn kop. Jarenlang was maandag mijn papadag. Toen afgelopen februari mijn dochtertje ook naar school ging (lang leve de leerplicht) zag ik gouden bergen. Af en toe de kinderen een extra middagje laten overblijven en lekker de polder in. Liep anders. Op de één of andere manier kwam het er nooit van. Eén keertje, in september. Nu ben ik ineens genoodzaakt mijn vrije dag te ruilen van maandag naar vrijdag. Nog steeds een vrije dag, helaas wel een halve schooldag. Maakt ook niet uit, we maken er gewoon het beste van. Als ik de spullen in de auto leg zie ik dat het vochtig is geweest. Het voelt fris aan, Zal rond het vriespunt zijn? Autoramen zijn niet bevroren. Als ik een kwartier later de kinderen op school heb gebracht is de temperatuur verder gedaald. Het dak van de auto staat vol ijsbloemen. Het is windstil en helder, de zon is verblindend. Tien minuten later sta ik midden in de polder. Ik strooi een klein beetje voer naast twee brugpeilers. Handig dat bruggen altijd twee kanten hebben. Daarna pak ik een spinhengel uit de auto en een klein tasje met wat reservespullen. Dat is lang geleden, heerlijk dat vibrerende gevoel op de pols als de tweedelige plug door het water zigzagt. Even voelt het roestig maar al snel hebben de worpen de lengte die ze moeten hebben. Ik laat de plug langzaam door het water gaan, het is vroeg en koud, de snoek zal onder zijn kin gekieteld moeten worden. Na een half uur wissel ik van plug, eentje die net wat dieper gaat en mooi wijdt uitslaat als je een tik met de hengel geeft. Ik voel de plug, loopt dieper, tik voor tik haal ik hem binnen. Ondertussen ben ik met mijn gedachten onder water. Wat gebeurt er met dat voer naast de peilers? Is de karper al wakker? Wapperen de breedgesperde borstvinnen traag heen en weer terwijl hij het ontbijt op bed wegpeuzelt? Het water is vlak als een spiegel, de zon staat vol op één kant van de brug. Perfecte omstandigheden? Terwijl de gedachten door mijn hoofd stromen maak ik weer een worp. Zoef, plats. De plug land op het water, kringen lopen weg. Ik tik de plug onder. Na een paar tikken een aanval op de plug. Lomp en sloom. Ik sla aan, hengel trekt meteen krom en onder water reageert er iets traag. Langzaam komt het mee. Ik voel iets langs de bodem schuiven, op de uitstaande lijn koerst de vis voor me langs. Ik zie niets, geen kolk, geen golf. Dan zwaar kopschudden. Niet veel later lost de plug. Uit de diepte komen een paar kolken omhoog. De adrenaline spuit uit mijn oren. Ik heb best wat snoeken gevangen in de polder; altijd waren ze binnen de kortste tijd binnen en ik kan me niet heugen dat een snoek na aanslaan onder water bleef? Wat was dit voor monster? Was het wel een snoek of een vals gehaakte karper of zeelt? Ik plaats nog wat worpen, krijg nog één keer een felle tik maar te kort om te slaan. Het voer ligt anderhalf uur te liggen, tijd om te wisselen. Niet veel later hang ik over de brugleuning en kijk naar een mini oranje puntje; rank pennetje. Staat op 0.6 gram. Ik heb vier loodjes van 0,2 gram op de lijn gezet en een haakje maat twaalf. Lichte hengel en een 22/100e lijntje. Pennetje staat niet naar mijn zin, er ligt een loodje teveel op de bodem. Ik haal op maar verplaats het lood niet, ik laat de pen net wat verder van de peiler zakken. Ja nu is het goed, net iets dieper. Direct na plaatsen zakt het oranje topje iets weg. Komt terug en wordt iets groter dan eerst. Zakt weg en kruipt dan tergend langzaam van de peiler af. Ik kijk en wacht, dan zakt het puntje verder weg. Ik geef een houw met de soepele stok. Vis is even uit balans maar herstelt. Duurt niet lang, spiegeltje spettert nog wat maar heeft de kou tussen de vinnen. Bolle vis, mist een stukje staartlob, waarschijnlijk door een schimmeltje. Als dat zo is dan is het genezen, geen schimmel te zien. Dat was peiler nummer één. Ik controleer de lijn. Schuif het stuitje iets terug. Aan de andere kant is het iets ondieper. Daarnaast staat de zon er nooit op. Ik sla de stek nooit over maar kwam er nooit verder dan zeelt of brasem, dat waren trouwens lichtpuntjes want meestal was het niets.
Ik laat de boel weer zakken. Lekker hangen op die reling. De hengel kan ik ook op de reling laten hangen. Er is net niet voldoende ruimte tussen de molen en de hengel om over de leuning te glijden, hij hangt er stabiel op. Na vijf minuten haal ik het boeltje omhoog en verleg het aas ietsjes. daarna het vaste patroon; hangen en wachten. Gezien eerdere ervaringen verwacht ik eigenlijk geen aanbeet. Heel, heel langzaam zakt het pennetje weg. Het water is redelijk helder dus ik kan hem goed volgen. Oertraag maar steeds dieper, steeds dieper. Ik heb nooit begrepen waarom op dieper water een pen bijna loodrecht naar beneden kan zakken? Alsof de karper een luik heeft geopend en dieper afdaalt? Ik kan daar qua logica niet bij. Hoeft nu ook niet, tijd om aan te slaan. ik geeft weer een houw en meteen komt er een mooie schub. volledig verbouwereerd, boven. Hij weet niet wat hij moet. Elke vluchtpoging is de soepele hengel hem te veel. Veel gespetter aan het oppervlak. Hou ik niet van, voor mijn gevoel vergroot het de kans op een losser. Als ik me naast de brug laat zakken begint de strijd pas echt, de vis heeft nu de controle. Langzaam volgt hij de bodem, soms geeft de slip een tik, het zaakje staat continue volledig strak. "Rustig aan, dan breekt het lijntje niet" mompel ik tegen mijzelf. Af en toe kijk ik naar die hoepelronde stok die afsteekt tegen de felblauwe lucht. Ik zit op mijn hurken en dirigeer. Dan is het over, met opengesperde toeter komt de schub boven, net eronder en binnen. Momentje van euforie, vuiste ballen en een welgemeende YES. Daarna de vis goed bekijken. Minihaakje zit losjes in de lip, ik wip het eruit. Ik bekijk de vis goed, blok graniet, superstrak; echt mooi. Als ik hem terug zet moet hij even op adem komen, dan zakt hij rustig weg, waarschijnlijk terug naar zijn winterhol. Ik rommel mijn spulletjes bij elkaar. Tijd om de kinderen uit school te halen.
3 Comments
De donderdagavonden zijn van mij. Ik ben nooit van een "vastevisavondmodel" geweest maar kom er momenteel niet onderuit. Het is simpelweg de enige waarop er iets mogelijk is zonder de rest van de week met de wallen onder mijn ogen rond te lopen. Op dit moment heb ik er niet zo'n moeite mee. Het weer is behoorlijk stabiel, weinig uitschieters. Lekker najaarsweer, niet te warm, niet te koud. Wellicht wordt dat anders als de niet donderdagen het perfecte weertype herbergen... Het loopt al richting half negen als ik het dijkje oploop. Lang niet geweest. Te lang? Blijft een rare plek. Middenin de woonwijk een behoorlijk stuk groen. Plek waar je veel wandelaars zou verwachten maar vaak is het er doodstil. Ik doe mijn ding; lopen, kijken, voeren. Alle voerplekken tegen de overkant aan. Mooie plekken, overhangende struiken, plompenrandjes in verval, verbredingen van zijsloten. Wel steeds een eind werpen maar dat werkt hier het beste. Terwijl ik voer bedenk ik me dat ik me de afgelopen weken misschien wel teveel heb blindgestaard op de schelpenpad polder. Eens temeer blijkt mijn logboekje een grote leugenaar. Misschien heb ik het ook wel over mijzelf afgelopen door vorig jaar rond deze tijd dit te schrijven: Wat een start bedenk ik me op mijn tweede stek. Waar je zoal bij toeval tegen aanloopt. Als dat kroos er niet had gelegen had er veel langer tussen voeren en vissen gezeten, behoorlijke kans dat dit resultaat er dan niet geweest was. De vangsten vorig jaar lijken hierdoor ook geen toevalstreffer. Ik snap die vissen wel. Een lekker beschut hoekje met grote kans op voedsel en waarschijnlijk iets meer temperatuur ten opzichte van de rest van het water. Ik zucht inwendig, wat moet je met die kennis. Nu is het leuk maar hoe gaat dat volgend jaar, en het jaar daarop. Moet je dan eind oktober weer terug om een vis te scoren? Zal dat nog voldoening geven of wordt het dan een kunstje? Waar de afgelopen jaren in oktober de ene na de andere dikbuik mijn net van binnen zag nu vooral grote brasem en af en toe een kleine karper. Ik geloof het niet, bijt me vast maar moet uiteindelijk mijn meerdere erkennen in de polder. Godzijdank wel een grote glimlach als ik weer zo'n 'klein maar fijn' poldervisje op de kant heb. Toch was de verwachting anders. Ik zie de humor er wel van in een fluit steevast "wat je van beren leren kan" uit Junglebook als ik keer op keer veel te laat het schelpenpad verlaat. Ik zit op de eerste stek, het water is rimpelloos, het voelt vochtig. Boven me schuiven langzaam wat schapenwolkjes langs. De grote maan is het ene moment even weg, dan vol in beeld. Licht uit, licht aan. Om horendol van te worden, maakt het best nog lastig om dat kleine lichtpennetje scherp in beeld te houden. Ik verstuur een appje naar twee karpervrienden, ze wensen me succes. Hopen dat ik een mooi uitzetspiegeltje vang, ik laat terug weten dat ik liever een oude schub op de kant heb. Ik stop de telefoon weg en concentreer me op de pen. Mijn lichtpuntje in de duisternis, laat het maar snel helemaal donker worden. Ik slof van stek naar stek, op twee plekken zeer hoopvolle beweging maar sterft weg. Op een kort stukje van het water ineens veel actieve witvis. Doet me terugdenken aan een kanaal waar ik de afgelopen week op weg naar week langsfietste. Met dat uurtje extra licht in de ochtend heerlijk om langs dat kanaal te kuieren. Eerste vijfhonderd meter geen gespetter, dan ineens een deel waar de ene naar de andere vis in het ochtendlicht rolt. Onwaarschijnlijk, een strakke rechte bak water maar nu al een aantal keer overduidelijke activiteit op een bepaald deel? Hier kan ik het beter begrijpen, smaller stukje, grote wilg eroverheen. Half oktober ook een dergelijke situatie. Voerstekken over twee kilometer ringvaart aangelegd. Op tweehonderd meter vang ik twee spiegels en zie ik meerdere vissen springen. Ik zie geen verschil met de rest van het water, diepte hetzelfde, begroeiing hetzelfde, oeverbegroeiing hetzelfde; snap het maar eens? Ik zit op de laatste stek. Jonge uilen zitten een hoop herrie te maken. Papa of mama uil vliegt geruisloos af en aan om het stel stil te houden; lukt niet. Meerdere keren zie ik het roofdier geruisloos tussen de bomen doorwapperen, gedreven door het klagelijke gekrijs van de jongen.
Het tweede rondje langs de stekken is telerstellend, geen tikkie? Ik slof terug en besluit de stekken die tijdens de eerste ronde activiteit lieten zien nog tien minuten te geven. Een half uur later eindig ik waar ik startte. Berusting is over me heen gekomen. Ik schuif wat dieper in mijn jas. Echt koud is het niet maar met de temperatuur rond de tien graden en de vochtige atmosfeer ben ik blij dat het windstil is. Een meter of twintig verderop land een vogel op de schoeiing aan de overkant, ik kijk op. Weer een uil. Hij stijgt op en vliegt kort over me heen. Fascinerende dieren. Blik terug op de pen. Nog even, nog vijf minuten. Vrij snel na die gedachte een minieme beweging. Snel daarna zakt de pen weg en komt weer terug. Zou het nog? Of zou het weer vals alarm zijn. Spannende minuten glijden voorbij. Weer een tik en kort daarna eindelijk het zwarte water dat het lichtje volledig opslokt. Ik wacht even af of het geen lijnzwemmer is. Draad schiet naar rechts, aanslaan hoeft niet meer. Vis springt volledig uit het water als de boel echt strak is gelopen. Daarna een korte dril onder de top. Op de kant bewonder ik de onderwaterbewoner. Strak gebouwd, grote vinnen en gelig op de buik; zo zie ik ze het liefste. In de zoveelste 'licht aan' periode loop ik met een grote, brede glimlach het dijkje af. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|