Oordopjes in, poortdeur dicht en opstappen maar. Lekker even naar werk fietsen, kilometer of tien, genoeg om lekker even te bewegen zonder met zweet op mijn rug de werkdag te beginnen. Net voordat ik opstap vult mijn neus zich met de lucht van het net dat hangt te drogen. Voor alle passerende buren waarschijnlijk stank, voor mij simpelweg geluk. Ik laat de podcast nog even voor wat het is en droom even terug naar de avond ervoor. Het moest ervan komen, poldertje op fietsafstand, al een paar keer geweest maar het water greep me nog niet echt, wist wel dat er flinke vissen ronddobberen en dat het qua locatie niet zo toegankelijk is. De zuidenwind staat al een paar dagen te blazen, alle noord/zuid georiënteerde sloten zorgen voor een continue golvenrij op de west/oost wetering die je kan bevissen. Intiem watertje, direct onderaan een dijk waar een zijtak van een kanaal een uiteinde van de eeuwige boezem vormt. Stekkeuze is niet lastig, gewoon de plekken zoeken waar de wind de golven tegen de schoeiing duwt. Vier plekken kort onder de kant laat ik achter, met de wind in mijn rug terug langs het kanaal, hopen op, mijmeren over. Paar uur later terug. Wind is wat gaan liggen, onderaan de dijk is het donkerder dan erbovenop. Ik sluip als een reiger, de zachte grond en stekken kort onder het kantje maken dat ik me geen misstap kan veroorloven. Pas als het pennetje goed staat daalt die rust over me, die rust waar ik in alle drukte naar uit kan zien. Dit pakt niemand van me af, hier beleef ik mijn avontuurtjes en broed ik op nieuwe plannen. Op het tweede stekje komt een uil even buurten, ze zijn altijd gefascineerd door breekstaafjes, zonder geluid hangt hij even boven dat lichtje om daarna geruisloos verder te glijden. Het zijn de kleine dingen die zo'n avond grijpbaar maken, die mij het gevoel geven er echt te zijn geweest. Pennetje krijgt een heel zacht drukkertje en zakt dan wat weg. Mijn adem stokt en mijn handen hangen boven het kurk, ik zie het lichtje flauw onder het wateroppervlak. "Niet slaan, lijnzwemmer", blijkt te kloppen want niet veel later komt het lichtje terug. Karper, zoveel is zeker, duurt zeker nog een kwartier maar dan zakt pennetje weer weg en nu is het wel een aanbeet. Korte maar stevige dril en een prettige ontmoeting. Zo fietsend naar werk haal ik de beelden en herinneringen zo weer terug, het laat een grote glimlach op mijn gezicht achter. Meest verwonderd ben ik er altijd weer over dat het gewoon lukt. Daarmee bedoel ik dat op een ingewikkeld systeem van weteringen en sloten ik op het juiste moment met het juiste aas de vis die ik wil vangen weet te onderscheppen, dat is namelijk helemaal niet zo vanzelfsprekend, er kan zoveel anders, en daarom misschien wel mis, gaan. In de voorgaande blogs heb ik er bij stilgestaan, het is geen harde wetenschap met formules die dezelfde uitkomsten vertonen, teveel variabelen en teveel elementen waar je simpelweg geen invloed op hebt. Dat doet zo'n vangst, misschien wel iedere vangst, voor mij speciaal voelen, hoe vanzelfsprekend de dingen ook lijken te gaan. Ondertussen is de herfst ruim op gang gekomen. Watertemperatuur zakt maar echt tijd voor de winterstekken is het nog niet. Vis zal langzaam die richting uitgaan maar terugbladerend in mijn logboekje zie ik een duidelijk patroon. Een patroon dat "de beste maand van het jaar" zich steeds verder naar achteren verlegd. Waar vroeger het in augustus moest gebeuren, werd dat september, september werd oktober, enzovoort. En nee, dat heeft niet te maken met die opwarming waar het veel over gaat, het zit hem in langer doorvissen op de manier zoals ik eigenlijk het hele jaar doe. Die seizoenen zijn wat dat aangaat toch een beetje een mindfuck, bij eind november denken mensen toch meer aan winter dan aan herfst terwijl feitelijk de echte winter, de meteorologische, pas kort voor de kerst begint. Het kan dus geen kwaad om met gezonde dosis opportunisme de maand oktober maar zeker ook november de vis op de gebruikelijke plekken te zoeken. Vanuit die gedachte sta ik op een mooie zonnige middag over een brugleuning te hangen. Op een stijl taludje naast een brugpijler heb ik mijn aasje laten zakken. Dit is een stek voor alle jaargetijden, of het nu warm of koud is de vis komt er graag, tenminste dat was de ervaring, toch vreemd dat zo'n topstek ineens anderhalf jaar geen aanbeet meer oplevert? Ik blijf het tegen beter weten in toch proberen, kan toch niet zijn dat de vis hier helemaal niet meer komt? Ik hang wel lekker en sta iets langer dan gebruikelijk voordat ik naar de volgende stek ga. De keuze loont, even is er tikje en dan komt pen langzaam omhoog, blijft hoger komen omdat de vis met het aas in zijn bek het talud opwandelt. Omdat ik het patroon onder water ken snap ik hoe de aanbeet vorm krijgt. Aanslaan en meteen vol in de hengel hangen, het gaat altijd goed maar zo kort naast de brugpijlers is niet geheel risicoloos. Gelukkig zwenkt de vis direct van de brug weg en op veilige afstand van de pijlers kan ik hem rustig afdrillen. Toch begint het half november te kriebelen, meteorologisch is het nog niet zo ver maar alles in me verlangd naar bepaalde winterplekken, plekken waar ik eigenlijk alleen in de winter kom. Loop dus toch wat op de seizoenen vooruit en dat levert me een enorme bak aan witvis op en geen enkele karper. Vooral de hoeveelheden giebel doen me beseffen dat ik wel zin kan hebben in winterstekken maar de vis dat nog niet heeft. Als er namelijk een vis is die stilvalt met kouder water dan is het wel giebel en als ze nog wat doen is het zo oertraag dat ik vaak missla. Nu zijn het nog gewoon goed doorlopende aanbeten. Toch duurt het even voordat het kwartje valt. Derde sessie levert weer vooral witvis op maar gelukkig ook twee karpertjes. Thuis blader ik terug en zie wat ik al vermoed, vorig jaar zelfde valkuil in en toen ook brasem en andere witvis uit een tunneltje waar in de "echte" winter de grote schubs van het systeem zich verzamelen. Steeds weer voortschrijdend inzicht, inzicht wat die gedachte dat het niet vanzelfsprekend is voedt. Het gaat niet vanzelf, er valt altijd wat te leren. Dat leren heeft afgelopen jaar een reuzensprong genomen omdat ik meer dan ooit tevoren contact met medepenvissers heb. Soortgenoten die niet alleen op hoofdlijnen er ongeveer hetzelfde over denken maar die de kunst verstaan om in plaats van het antwoord te geven, de juiste vraag te stellen en dat heeft dingen toch wel echt in een stroomversnelling gebracht. Grootste goed is om in dat gezelschap een dagje samen rond te struinen met een penhengel. Geen hoogdravend elitair geneuzel, nee, gewoon down to earth genieten van elkaars manieren van doen en denken èn benieuwd zijn naar het waarom daarvan of daarachter. Plaats van handelen is een stadswater, we ontmoeten elkaar bij het eerste licht. De stad is nog stil. Ooit had ik een vismaat die dat soort tijdstippen voor de "horen en dieven" vond en daar had hij wel een punt want we komen in de vroegte vooral kleurrijke figuren tegen. Kletsen en voeren gaat slecht samen, achteraf heeft iedereen twijfel waar hij nu wel of niet gevoerd heeft. Heeft er ook mee te maken dat ieder hoekje iets vissigs heeft, in potentie zijn er honderden potentiële stekken; oude kades, scherpe bochten, woonboten, bruggen, splitsingen en rijen plezierboten. Waar zou die vis nu de voorkeur voor hebben? Mijn startstek is een brug die een kom achter de sluizen verbind met een hoofdwaterweg die een eind verderop, weer via sluizen, met de boezem is verbonden. Zoals ik had verwacht staat er veel water, bijna drie meter. Te diep voor de tijd van het jaar? Ik hang maar weer over een brugleuning, top kort bij het wateroppervlak. Pen superscherp afgesteld. Tegen verwachting in al snel twee lijnzwemmers, tegen de tijd dat ik het eigenlijk niet meer verwacht wordt de oranje antenne heel kort even gestoken en zakt dan de diepte in. Na de aanslag komt er langzaam een vis op gang. Koerst keurig tussen het korte rijtje dukdalven die rechts en links van de brug staan maar besluit dan net te vroeg om rechtsaf te slaan en te versnellen. Ondanks de lengte van de hengel kan ik niet voorkomen dat het draad achter het dukdalf haakt. Kwestie van snel handelen, beugel open om breuk te voorkomen en over de leuning heen op de brede evenwichtsbalk die de dukdalven met elkaar verbind, onder me het zwarte water. Beugel dicht, spanning erop laten komen en draad over het dukdalf heen halen, vis zwemt ondertussen meter of vijftien van de dukdalven af. Michael assisteert even door de hengel over te pakken zodat ik kan terug klauteren, met een licht afgestelde slip omdat ik bang ben voor beschadigingen dril ik de vis af. Een plaatje in het vroege stadslicht. Aan het andere eind van de dag, als de schaduwen steeds langer worden, slenteren Hans en ik terug naar die eerste brugstek. We steken af bij het stadspubliek in onze viskloffies. Stevige geur van vers vissenslijm, bijna lege voerdozen en een gezonde rode blos passen niet in het beeld. Wij weten beter, voor ons is het de lucht en aanblik van succes en geslaagde dag.
Ik had het geluk dat in die onmetelijke mogelijkheden van stekken ik blijkbaar raak prikte en mocht na de startvis nog een aantal brasems en karpers bijschrijven. We kletsen na, zijn tevreden. Toch slaan we aan het vergelijken, wat maakt nu dat Hans mij met "karperkoning" aanspreekt terwijl we soms op slechts vier meter van elkaar stonden te pennen, de basis van het voer en manier van vissen zo goed als exact gelijk was? We komen er niet uit en dat is ook goed. Misschien val ik in herhaling maar het is en blijft geen harde wetenschap, sommige dingen zijn onverklaarbaar en dus vooral toe te schrijven aan puur geluk. Geluk dat wel wordt uitvergroot als je het samen kan beleven en dat is uiteindelijk veel meer waard dan alle karpers bij elkaar!
2 Comments
|
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|