Ergens dit jaar schreef ik een blog met de titel "In het diepst van de ziel weerspiegelt het verlangen". Als ik maar weer eens een polder inwandel houdt die zin me bezig. Diep? Hoe diep? Ben ik diep genoeg gegaan, en, wat is dat dan? Ergens in mijn leven ben ik penvisser geworden. Niemand duwde me die kant uit, ik koos zelf mijn pad en ben slingerend, zonder ooit de pen uit het oog te verliezen, nu hier. Hier waar ik wil zijn. Het nieuwe onderkomen van Hans, rijtje visboeken, drie vissermannen en verhalen. Luisteren, begrijpen en betekenis geven aan maar vooral begrip en (h)erkenning. Waar begon het ooit voor jou, dat gevoel, ongeacht op welke manier je nu op welke vissoort vist? Flarden uit een mensenleven. Twee jaar terug tijdens een voorjaarsvakantie in eigen land een bezoekje aan Enkhuizen met mijn gezin, de geboortestad van mijn vader; ja dat zijn dus roots. In een zijtak van de haven verzamelt zich de paaigekke brasem uit het IJsselmeer. Ik zie een exemplaar dat me terug doet denken aan een uitspraak van Jan B. de Winter in zijn "Karpervissen", iets met "stel" en "ooit"; als je het niet weet waar ik het over heb, zoek maar op. Niet veel later lopen we de eerste ring van de stad uit naar de straat waar mijn opa woonde en vader opgroeide, huizen zijn gemoderniseerd maar de vaart ligt nog voor de deur. Dat was de plek waar het begon. Een vierdelige vaste stok, gok 14/100e en een groen dobbertje met een oranje punt. Of de belletjes ermee te maken hadden is achteraf de vraag maar als me iets haarscherp voor de geest staat zijn het die belletjes die naast dat oranje naar boven kwamen en niet veel later het wegzakkende dobbertje en een ruisvoorntje aan de haak. Dat was waar ik aangeraakt werd, dat was waar in het diepst van de ziel het verlangen ontwaakte. Het is altijd bij me gebleven en als ik deze ochtend mijn vallen zet weet ik dat het goed gaat komen. Her en der liggen al schuimdelen, de ochtend is er één in ruste; een echte zondagochtend. Als ik terugkom al snel een eersteling en niet veel verderop schuim op een stek. Ik zak op mijn knieën in het natte gras. Uit mijn jaszak pak ik een klein bakje en open het. Zonder te kijken vinden mijn vingers drie maïskorrels, ik schuif ze op de haak. Ik gooi ruim over het schuim, vlotte beweging met de top onder water en wetende hoeveel draad er tussen aas en stoppertje zit laat ik de drie korrels fluweelzacht neerzakken op de rand van modder en klei. Ik kijk, is de vis verstoord? Nee, aast gewoon door. Het gaat vlot, binnen een paar minuten een opsteker en wegglijder. Tweede vis van de dag, mag het zo blijven? Het is een polder met een verhaal, zoals alle polders verhalen herbergen maar deze polder heeft een persoonlijk tintje. Op die avond bij Hans, samen met Michael praten we over onze oorsprong, niet alleen qua vissen maar dat heeft natuurlijk wel de nadruk. In deze polder vond ik mijzelf terug. Na me blind te hebben gestaard op penvissen op de Rijn (te moeilijk) en sierwateren in mijn woonplaats (te makkelijk), na een jaar of twee geen penhengel te hebben aangeraakt kriebelde het. Dit was onontgonnen gebied, voor mij althans. Ik zette mijn vallen en ving na een echte polderschub een topspiegel. Belde mijn huidig vrouw, toenmalig vriendin. om foto's te nemen. Terug wandelend kwamen we een jonge frisse Hans tegen, wachtend op voorjaarszeelten. Ik wilde de rest van mijn leven wel in die polder doorbrengen. Kon me niet voorstellen dat er iets mooiers was. Helaas, polders komen, polders gaan. Het bestand was op zijn top toen ik er viste en wat ingrepen vanuit het waterschap maakte het tot een dood water, dat nu gelukkig nieuw leven is ingeblazen en waar ik dankbaar gebruik van maak, herinneringen van toen koppelend aan momenten van nu. Simpelweg om die reden, dat er polders afvallen, ieder jaar de uitdaging nieuwe plekken te ontdekken. Mooist zijn de echte onontgonnen gebieden, bestaan die nog, nou, soms loop je weleens ergens tegenaan. Ik ben in de gelukkige omstandigheid dat mijn werk zich in een straal van een ruime tien kilometer om mijn woonplaats afspeelt, dat maakt dat ik vaak de fiets pak. Onderweg naar een locatie altijd die diepe polder met dat roestbruine water. Kwam er al vaak voldoende karper tegen. In het voorjaar een avondje proefdraaien op de centrale vaart. Her en der springende vis maar geen aanbeten. Mooiste delen van de vaart liggen langs de weilanden. Week erop terug, stoute schoenen aan en aan de boer vragen of ik zijn land mag betreden. Ja, mag. Hij is wel verbaasd, er wordt eigenlijk nooit gevist? Dat is mij ook opgevallen, nergens een teken van; maagdelijk? Dat zal niet maar de concurrentie zal laag liggen. Onlangs er voor de tweede keer heen geweest. Na een lange ochtend weilandwandelen en penstaren vermoedt ik weer met een blank af te sluiten. Raar, meerdere polderkarpers zien springen, geen hengeldruk maar op de stekken geen sjoeche? Ik probeer het in het laatste half uurtje nog even bij het bruggetje. Kleine beweginkjes, witvis? Na lang wachten een oertrage wegloper en zowaar een eerste polderschub van het water. Wat fijn, een hier geboren en getogen vis, waarschijnlijk nooit eerder gevangen. Zo'n polder voor je alleen, een wilde vis en een even doorkomend zonnetje is een combinatie die voor mij niet te weerstaan valt. Eind september een vrije donderdag in het verschiet, moet alleen in de ochtend even iets voor werk afhandelen. Hans is al ter plaatse, eerste berichten zijn niet perse hoopgevend; twee polders en geen aanbeten. Als ik richting tien uur aankom staat Hans al te wachten. Samen lopen we de lange tocht door het weiland, eerste keer vandaag, stappenteller gaat weer overuren maken. We voeren al kletsend een eerste deel van de polder aan, bekend deel, we weten wel hoe en wat hier. Teruglopen, stukje rijden, praatje met de boer en volgende weilandentocht. Hier komen we minder vaak, waarom eigenlijk? Met wat ruimer voer hier ook een stapel stekken. Met al het heen en weren, kletsen, hengels optuigen ligt het voer in de eerste polder al ruim anderhalf uur zijn ding te doen. Ik heb nauwelijks mijn pen op zijn plek gezet als ik in mijn rug iets hoor zwiepen; Hans slaat raak. Rustige dril. "Kleintje" zegt Hans, valt reuze mee op de kant. Daarna lachstuipmomenten als de koeien de fotosessie verstoren. Nadat we ze rustig hebben "weggejaagd" kan Hans zijn plaatjes schieten. Niet veel later is de rust teruggekeerd, we lopen naar de volgende stekken. Ik positioneer mijzelf op de kop van het plasje. Hoe vaak zat ik al hier? Hoeveel vissen heb ik zien rollen als ik vanaf hier over het plasje keek? Altijd op dezelfde plekken, geen toeval natuurlijk. Ook altijd op dezelfde lijn, de lijn waarop ik mijn voer heb gestrooid. Fijn dat we wat uit de zomer zijn, met wat wind en bewolking blijft de vis overdag goed actief. Zo ook nu weer, keer op keer zie ik vis draaien. Pen staat rustig te kabbelen. Er zal witvis op de stek liggen maar de kikkererwten laten ze met rust. Doordat ik hier zeker een meter of tien uit de kant vis is het voer verspreidt terecht gekomen. Vis zal moeten zoeken en het zal, als er karper op ligt, waarschijnlijk langer dan gebruikelijk duren voordat er een aanbeet volgt. Uit het niets wordt de pen weggetrokken. Ik gris naar mijn hengel, slaan hoeft niet meer, met een grote kracht wordt de lange stok dubbelgevouwen, slip reageert en de vis begint aan een opmars. Pakt meter na meter lijn, pas na een meter of zestig stopt de eerste run. Een zwaar trekken, log en traag gaat het. Ik win langzaam lijn terug. Keer op keer ploegt de vis weer weg. Hans vergezeld me, samen zien we dat ik machteloos ben. De vis doet wat hij wil. Ik spreek mijn vermoeden hardop uit: "valsgehaakt". Blijkt te kloppen, stuurloos spiegelbeest wat met heel veel moete op de kant komt. Vals gehaakt of niet, voor mij telt hij gewoon, wat een schoonheid, wat een strijd. We lummelen nog even door op het eerst aangevoerde deel. Zijn beiden erover eens dat we voor het mooie net te laat naar de later aangevoerde stekken gaan. Tussen vissen en voeren zit al ruim drie en een half uur; zouden de stekken niet leeg zijn? Als ik mijn eerste stek zie weet ik genoeg; er ligt voer, voer en vis. Geeft weer te denken; wat is nu de periode dat je stekken kunt laten, wanneer een handje voer meer, wanneer een handje minder? In die maagdelijke polder van eerder in deze blog ving ik de enige vis op een stekje waar ik niet had willen terugkomen. Ruim vijf uur nadat ik één handje voer had gestrooid ving ik die vis. Op andere stekken had ik ruimer gevoerd en na iedere ronde ook nog bijgevoerd. Op die plekken dezelfde minibewegingen als bij het bruggetje; lag er teveel voer, werd het haakaas niet gevonden tussen die honderden deeltjes? Op deze stek dus ook nog voldoende voer ondanks de lange periode tussen voeren en vissen. Ik zie drie bellenplakkaten. Twee schieten van de ene naar de andere kant, blijven wat aan de rand van de stek. In het centrum vormt zich een eindeloze hoeveelheid bellen, soms stopt het even maar iedere keer komt het ook weer op gang. Ik leg in het centrum in. Paar minuten later wordt de pen op sleeptouw genomen. harde, korte dril. Weer een plaatje op de kant. Als ik hem heb teruggezet nog steeds bellen op de stek. Zijn de verspringende, niet veel later onthaak ik de brasem waarvan ik al het vermoeden had dat die de verspringende bellen veroorzaakte. Dat was eind september, nu zitten we hard op weg in oktober. Komende dagen een koudeval, temperaturen waar we even aan zullen moeten wennen. Ik heb er wel zin in, vis zal nu snel richting winterstekken gaan maar nog goed actief blijven. Heb met allerlei nieuwe info een stapel nieuwe winterstekken waar ik erg benieuwd naar ben. Nu eerst die tussenperiode waarin het water echt gaat afkoelen maar de vis echt nog wel wil. Wat het gaat opleveren? Stay tuned!
2 Comments
Man wat is het warm! Kwart over vier aftrap van een wedstrijd en nog steeds heet. Liters water verder in het laatste plukje zon op het terras een welverdiend biertje. Oom van één van mijn voetbalmaatjes zoekt me op. Wil wat delen over blankvoornvangsten. Middenin het hossende, drinkende voetbalgebeuren delen we kort wat ons boeit. "Morgen voor eerste licht ga ik op pad", "ik niet" lacht hij, en heft zijn glas. Krappe tien uur later gaat mijn wekker af. Wat een heerlijkheid, voor het eerste licht en dus die brandende zon al op pad zijn. Trappen langs het kanaal, geurtjes opsnuiven en je voorbereiden op een ochtendje pennen. Als ik na een voerronde mijn hengel optuig constateer ik tevreden dat ik voordat ik start met vissen rustig even mijn broodjes ei kan eten; duurt nog even voordat het echt licht is. Al etend kijk ik over het water en met het toenemende licht zie ik dat mijn eerste plekje is omgetoverd in een bellenfestijntje; kijk daar zeg ik geen nee tegen. Ik gok dat ik de pen tegen het lichte deel van het water ondertussen wel goed kan zien, drie korrels maïs op de haak en ingooien maar. Langzaam neemt het zicht toe, geen nieuwe bellen meer? Vogel gevlogen of ben ik te terughoudend geweest met voeren en is de plek niet interessant voldoende meer? Ik voer dun wat bij, voordeel van starten met weinig voer, geen twijfel of een handje erbij nu kwaad of goed doet. Niet veel later zijn de bellen terug, duurt nog verrekte lang maar dan schuift de rode antenne, ondertussen duidelijk zichtbaar, weg. Een keiharde dril, vis ramt alle kanten uit en dan daarna de rust; gelukt. Dat was vanochtend, was vroeg thuis, met die opkomende zon, bijkomende warmte en nagenoeg windstil weer geen slecht besluit. Mijn vakantie ligt alweer vier verse werkweken achter me maar deint nog vrolijk na in mijn systeem. Ik ben gek van Spanje en om er na een jaar of vijf weer is terug te komen was heerlijk. De Picos de Europa waren de hoofdbestemming, wat een schitterend gebied. Stond op het verlanglijstje en per direct genoteerd als een "dat doen we nog is een keer plek". Waar de vakantie ook heengaat, een hengeltje gaat altijd mee. Ik heb een zeer coulante familie wat dat aan gaat, hoewel ik mijzelf ook behoorlijk goed kan inhouden. De driedelige Ultra Alcolyte is favoriet om mee te nemen, kan er alle kanten mee uit. Penn molentje met 18/100e en ter plekke maar kijken wat ik tegenkom. In de bijna drie weken durende vakantie vis ik twee keer een krappe anderhalf uur. Valt tegen, in het donker het onverharde pad vanaf de camping naar de zee volgen. Zeker in het beboste deel is het voorzichtig aan doen, scheelt dat ik het pad al wel vaker heb gelopen. Beneden aangekomen hoor ik de zee ruisen en ruik het zoute, zilt. Ik vervolg mijn weg langs de uitgestorven boulevard, slinger het stadje in, zie de laatste Spanjaarden de plaatselijke discoteca verlaten en nestel me niet veel later op een trappetje dat tot het water rijkt. Eerder zag ik de harders onder de boten liggen, benieuwd of ze nu te verleiden zijn. Ik maak wat broodpap met witbrood, geknipte maïs en water en strooi ruim. Het afgaande water zorgt voor een prachtige wolk. Ruim voor ik klaar ben met optuigen jagen er al grote groepen harders door het voer. Twee keer lukt het om raak te slaan op een wegtrekkende vlokdobber. Daarna harde drils, wat een kracht, schitterende sport. Later, op één van de laatste dagen een herbezoek aan een azuurblauw meer. Vrij snel verschalk ik er een paar karpers, daarna snel de schaduw opzoekend tegen de enorme hitte. Na een vlotte terugrit van ruim 1300 kilometer moet ik me altijd inhouden om niet direct de volgende ochtend "mijn" polders in te vluchten. Het lukt me zowaar dat een dag uit te stellen.... Die Nederlandse polder, ach, wat kan ik die missen. Ja, dat zicht op de bergen verveelt me nooit, in de vakantie welteverstaan! De polder roept me altijd weer terug, een gevoel dat zich heeft vastgeklonken in mijn bestaan en waarvan ik niet zou weten hoe het er zonder te moeten doen? Als ik dan na die heerlijke weken weg voor eerste licht een polderweggetje inrij kan ik mijn geluk niet op. Een pure polder, alles ademt hier sfeer en natuurlijk karper! Bestand heeft een boostje gekregen, benieuwd of ik ze kan terugvinden en of er tussen de nieuwe, gretige vissen door zich ook oudgedienden laten zien? Twee uurtjes na aankomst rij ik alweer naar huis. Vanaf eerste stek heeft de pen niet stilgestaan. Overal vis. Brasem, voorn en karper, de nieuwe exemplaren maar dat mocht de pret niet drukken. Als het dan lekker loopt ook geen enkel punt vroeg te stoppen en bij de rest van het gezin aan te schuiven voor het zondags ontbijt. Wel lekker dat het meteen "raak" is. Het vaste richtinggevende kader van minimaal 1 karper per maand is rond de vakantie altijd iets meer uitdaging omdat je simpelweg er "minder" tijd voor hebt. Vreemd genoeg "mag" ik dan (van mijzelf!) die karpertjes in Spanje niet meetellen om te kunnen stellen dat augustus veilig is gesteld, tsja, dat rare hoofd weer..... Omdat augustis is vastgesteld geef ik ruimte aan wateren die nog niet of weinig aan de beurt zijn geweest. Weer een vroege ochtend in een polder, grenzend aan een bebost gebied. Er is van de winter gebaggerd, was al geen ondiepe polder maar nu staat er overal ruim een meter onder de kant. Als er een plek is waar ik vrij zeker van weet dat er bijna niet gevist wordt dan is het hier. Vreemd fenomeen is dat de karper makkelijk op het voer te krijgen zijn maar enorm schrikachtig zijn. Ook deze ochtend zie ik boeggolven wegrollen terwijl ik op ruim tien meter van het water van potentiële stek naar stek wandel, iets wat ik in andere polders eigenlijk nooit meemaak? Ik zie weinig vis, heel af en toe een smakgolf uit de kant maar echt wild is het niet. Geeft tijd om, om me heen te kijken en te genieten. Wat een weide blik hier! Rotterdam, Zoetermeer en Den Haag zie ik zo liggen. Genieten is dat. Op één van de stekken zie ik kort na inleggen een meter of tien verderop een paar karpers actief zijn. Prachtig om heel even een stukje rug en een ronde staartlob het water te zien doorbreken. Ik sluip niet veel later weg maar heb een sterk vermoeden dat deze vissen later de stek gaan vinden. Half uur later blijkt dit te kloppen. Tussendoor los ik wel een andere gehaakte vis. Een heel wat kleiner exemplaar ten opzichte van wat hier op me lag te wachten. Zoals ik hierboven al aangaf; als ze op het voer komen is het zonder scrupules, goed doorlopende aanbeten en daarna een lange dril. Oeh, wat kunnen ze hier hard gaan. Eerste schot twintig meter onder de eigen kant, onder allerlei overhangend riet. Komt die waterdiepte meteen goed van pas, top onder water en hopen dat het goed afloopt.... Het is ook weer de tijd van de mooie ochtenden, dat zachtere ligt, het spel tussen wolken en zon, altijd genieten in deze periode. Ik merk dat er maar weer eens een verschuiving in mijn visserij heeft plaatsgevonden. Waar een lange periode de avonden en nachten favoriet waren nu weer vaker de ochtenden. Nadeel van de ochtend is dat ik me vaak meer gedwongen voel te stoppen, of het wordt om me heen te druk, of de vis is niet meer actief, of beiden.
Met de tijd die aan studie besteed moet worden komt dat nu juist wel goed uit. Korte, gerichte sessies. Na een vruchteloze avond op een vaart merk ik op de terugweg dat een andere vaart troebel is geworden. Paar maanden geleden liep ik hem af en was hij glashelder, nu kan ik niet zomaar overal de bodem meer zien. Zou de vis er liggen? In het eerste licht voer ik. Ik strooi dun voer, vis is hier weinig gewend, enige wat ik wil is ze oppikken en even vasthouden. Thuis ven ontbijten met gezin en daarna lekker terug. Randje frisse ochtend en warme dag. Het water is toch nog helderder dan ik dacht. Ik loop het vaartje af, langzaam me steeds verder van de bewoonde wereld verwijderend. Op de laatste stek zie ik stofwolken staan. In het heldere, ondiepe water zie ik drie schimmen de stek afschuimen. Toch weer trillende handjes en knikkende knieën. Worpje ruim over de stek, pennetje staat op 0,3gr en maakt geen tumult, met een soepele haal stukje terughalen en afwachten. Ik zak op mijn knieën en wacht op wat komen gaat. Ik zie een vis terug zwenken die net een ronde maakte, pikt in het voorbijgaan de lijn op, of toch het aas? Ik twijfel, wacht even, vis stopt, zwemt door, pen volgt. Rustig tik ik vast, sloot ontploft, drie wegvluchtende vissen, eentje die er meer moeite mee heeft om weg te komen. Ligt kort daarna op de kant, wat een kleurenpracht. Nu al mooi, maar stel je is voor over een jaar of vijf, aiaiai! En nu maar hopen op ECHTE herfst, harde wind, gemiddelde temperaturen en buien, kom maar op! Ik ben al een eindje op weg naar huis als ik nog een keer goed naar de klok op mijn dashboard kijk. Het is kwart voor één in plaats van kwart voor twee in de nacht. Ik heb me een uur vergist, bij de eerste beste rotonde draai ik 360 graden en keer terug naar het water. Nog een uur te gaan, wie weet kan het toch nog? Op de plek van eerder onheil zie ik in het zwakke licht van straatlantaarns langs het boerenweggetje vers schuim liggen. Zal het dan nog? Nee, als het dan echt kwart voor twee is beleef ik een déjà vu; ik zit op dezelfde plek in de auto op weg naar huis en heb niets gevangen. Eerder die avond was er bij het ophalen iets zwaars even meegekomen, per ongeluk vals gehaakt en direct los. Later sloeg ik mis en stoof een brede golf met een schuimbaan als markering weg. Omdat dit een water is waar Ertoedoevissen huizen was ik er goed ziek van. De doffe ochtend erop, na een te korte nacht echoot het na. Appen met Hans die vakantie viert, delen wat er zoal gebeurde. Zijn reactie drukt op de zere plaats, het zwelt open, barst en de troep komt eruit: "Vakantie is ontkoppelen/onthaasten en herinneringen maken/verzamelen. En onze hobby is in feite niets anders. Al hebben wij als obligate vangers daar een extra, voor onszelf moeilijk makende, factor aan toegevoegd; al die activiteit moet ook nog renderen." Gelukkig rendeert er nog steeds voldoende, hoewel de afgelopen periode er wel eentje van ups and downs is. Als ik kijk waar ik de laatste blog was gebleven dan lag de periode van makkelijk vangen achter me. Vis verspreid zich weer na de paai en er is voedselaanbod genoeg. Daarnaast zitten we in een periode van droog, kurkdroog weer. Vroeg uit de veren, rond vier uur. In dat eerste, zachte licht langs het water lopen. Nu is er nog enige koelte maar dat zal niet voor lang zijn. Als je tijdens het voeren geen enkele vis tegenkomt, echt helemaal niets ziet dan voelt het als een overwinning als op één van die stekken de pen kort na inzetten abrupt wordt weggetrokken. Wilde dril en zowaar een exemplaar, nee weinig bijzonder maar in de hierboven beschreven context toch wel een ertoedoevis! Kort daarna terug naar de polder waar ik mijn vorige blog mee begon, heb daar nog een zuur gevoel weg te spoelen, daar is maar één remedie voor; vissen en vangen. De wind zit gunstig, zuid- west. Met het zwaarder gekozen voer kan ik met deze wind het vaargeultje dat normaal buiten voer- en werpafstand ligt aanvoeren. Voorgaande jaren liepen in deze periode de voornvangsten hard op in deze polder. Nu vis ik daarom met kikkerertwen, die voorns hebben geen kans. Ik ben een uurtje of twee na het voeren terug. Eerste rondje is er niets te zien, geen enkele beweging. Ik voer wat bij en geloof er nog wel in. Tweede rondje loopt het soepel. Al snel een kleine bolle- en later een mooie lange spiegel. Die tweede terwijl ik Michael aan de telefoon heb, zal eens niet. Hoe vaak ik hem heb moeten ophangen omdat ik tijdens het bellen een aanbeet kreeg, je zou het er bijna om gaan doen! Nu de paai in de polders is afgerond is het ook weer tijd voor het grote boezemwater. Ik kom er nu alweer een jaar of vijf en puzzelstukjes vallen steeds beter in elkaar. Vorig jaar voor het eerst een jaar zonder karpervangst maar ik was er ook maar twee keer geweest. Mooie was dat met manier van voeren en vissen ik ook geen enkele bijvangst noteerde. Prima. Toen voerde ik enkel boilies, grote pellets en kikkererwten. ik voeg nu maïs toe, de instant attractiewaarde op witvis moet de stek levendig maken, dat is in ieder geval het idee. of dat zo gaat? Ik kijk niet onder water dus ik weet het niet maar erover denken en een theorie vormen geeft vertrouwen, tenminste, zolang het werkt. Ik vis op een deel waar ik niet eerder kwam. Nog moeilijker bereikbaar en voor mijn gevoel daarmee het minst bevist van dit water. De avond verloopt zoals zo vaak op dit water in stilte. Nergens gebeurt iets. Her en der een verspringend bellenspoortje van azende brasem maar geen rollende brasem of karper. Als ik de dubbele kikkererwt even wissel voor maïs heb ik binnen de kortste keren een blankvoorn binnen. Kijk, die attractie is er dus wel en die kikkererwten zorgen voor selectie! Als ik voor de tweede keer op de laatste stek aankom is het bijna donker geworden. Pen staat in een klein kommetje in een breed lelieveld. Af en toe plopt er een belletje aan het oppervlak, het water is na een kalme kabbel helemaal tot stilstand gekomen. Uit het niets wordt de pen heel snel platgelegd om daarna met een noodgang te verdwijnen. Aanslaan en meteen weten dat het raak is, een keiharde ram naar rechts en een goed reagerende slip. Na een meter of tien weg te zijn gezwommen koerst de vis rustig naar het midden, pakt nog wat lijn, besluit de halve ronde af te maken en zwemt eerder dan ik verwacht uiterst links van me. Daar staan de plompen, voel hem erin draaien. Lange hengel ver vooruit en rustig trekken, vis komt los uit de plompen en koerst hard op me af. Ik voorzie een ingewikkelde worsteling in het vrij forse leliebed voor het ministeigertje waarop ik sta. Ik draai bij en pomp de vis omhoog. Dat wil hij niet, paar keer een beuk naar beneden maar de soepele hengel vangt alles keurig op. Iedere keer trek ik hem meteen weer omhoog en voordat hij er erg in heeft ligt hij in het net. Juichkreten, kijk, dat is een meer dan echte ertoedoevis! Ertoedoevissen, die exemplaren die een speciale plek innemen in je geheugen. Die bij eraan denken, plek, licht en geur terugbrengen alsof het de dag van gisteren was. Vissen die ondanks vorm en formaat ertoe deden vanuit de context van het moment dat je ze even mocht vasthouden. Het zijn er door de jaren heen teveel om op te noemen, soms blader ik terug in mijn fotoboeken en blogs en verwonder ik me over alle verhalen die waren en besef me dat er nog zoveel gaan komen. Het is al wat later op de dag dat ik met de wind schuin in mijn rug maar weer eens in de polder ben. Pen stuitert op de golfslag. Ik voerde hier al meer dan vijf uur geleden, heb besloten er de dag te eindigen. Hans is in de buurt en komt even langs. Ik zie hem parkeren en de tocht door de groene wei aangaan. Een minuut of tien na zijn aankomen komt hij naast me zitten. Ik ving eerder die dag in een andere polder al een schub. Niets bijzonders, geen ertoedoevis, gewoon een vis maar daarmee nog steeds meer dan welkom. We kletsen, pen verlies ik niet uit het oog. Uit het niets is er een hobbeltje en dan klimt dat oranje uit het water, klimt tot het plat gaat. Ik wacht, even ligt de boel stil maar dan schuift de pen langzaam op. Met een soepel haal zet ik de haak. Geen reactie onder water, ik trek de hengel krom op iets massiefs, even staat de tijd stil dan begint de vis langzaam terug te trekken. Slip komt op gang. Niet veel verderop hangt geknakt riet in het water. ik steek de top voor de zekerheid onder water en wacht tot de eerst langzame run tot een einde gaat komen. Uit het niets valt de spanning weg. Ik wil binnendraaien maar zie tot mijn verbazing dat de lijn net voorbij de top gebroken is. Stomverbaasd ben ik. Wat is dit nu weer. Hans weet ook niet wat te zeggen, zegt wel wat maar het dringt niet echt door. ik ruim op, visdag ten einde en hoe. Pas op de terugweg door het weiland bedenk ik me dat ik eerder die dag met mijn draad vast kwam te zitten in diezelfde rietstengels, windvlaag die de pen te ver naar rechts voerde. Ik moest de boel kapottrekken, heb ik daarbij de lijn beschadigd, het zal ongeveer dezelfde plek zijn geweest waar het nu brak, er zat achteraf een beschadiging op voelde ik. Het schubje van die ochtend heeft ineens een andere glans na het schlemielig verspelen van een waarschijnlijke ertoedoevis, dat is ineens gebombardeerd tot een absolute nietertoedoevis want herinnert me aan... En aan de andere kant is het misschien juist wel een ertoedoevis. In "How to Fish", beschrijft Chris Yates de chaos theory vanuit het perspectief van de visser. Wat zet wat in beweging? Was ik teruggegaan naar een polder waar ik al een paar uur niets ving als ik in die andere polder niet iets had gevangen? Was ik zolang op die stek gebleven als ik niet wist dat Hans even zou komen buurten? Wat zet wat in beweging? Het is het lot van de visserman, onfortuinlijke voorvallen die goud opleveren of juist helemaal niet, of zoals Chris Yates zelf zo prachtig schrijft: Altough fishes are generally predictable in their habits, as anglers are in theirs, there is no telling how a fishing day is going to unflold. The fact that angling is a chancy business is one of its greatest appeals - especially in today's regulated world. Even without the workings of the chaos principle, the angler has to work with changeable weather, the moodiness of the fish, the state of the water, the proximity of other anglers, the arrogance of swans, the blindness of dogs and their owners, the obstinacy of cattle. Unlike other watery activities, like boating or swimming, a whole day can pass without anything seeming to happen. Unlike non-watery activities, like tennis, cricket or football, fishing does not conform to straight lines or strict rules: its only essential rules are moral ones and, anyway, it's not a game or a sport but a genetic imperative that makes us whole againg each time we give it expression (Yates, 2006, How to Fish). Wat maakt wat, wat zet wat in beweging en wat herinnert je waaraan? Geen pieken zonder dalen, hoe naar het gevoel ook. Kort na deze dag een samendag, in de vroege ochtend met Hans, aan einde van de dag met Hans en Michael. We zoeken elkaar steeds vaker op. Hebben veel gemeen, komen er zelfs iedere keer dat we elkaar treffen achter dat het meer blijkt dan we eerder dachten. Michael vist weer wat meer (nee, sorry, hij gaat niet weer starten met bloggen!). Heeft een verhuizing achter de rug en is opnieuw gesetteld, goed moment om zijn nieuwe woning bekijken te combineren met vissen. Daarvoor dus al met Hans in de vroege ochtend op pad. In een polder als geen ander, een alleen op de wereld polder, onbespied voeren we ons ding uit en ik lijst er nog maar weer eens eentje in. Met drukkere andere plekken is het goed te weten dat je altijd nog naar plekken kunt gaan waar je er echt zeker van bent dat er helemaal niemand komt. Misschien zijn de ertoedoemomenten nog wel belangrijker dan de ertoedoevissen? Vooral als het een het andere omlijst?
Michael schotelt ons een heerlijke maaltijd voor. We nemen de tijd, kletsen. Hoelang geleden voerden we ook alweer? Laten we maar eens gaan. Water is til, toen we er die middag langsliepen om stekjes te maken gaf ik aan er nog geen connectie mee te hebben. Voel hem nu ook nog niet echt, wellicht ook de overdosis penvissen van de dag? Ik denk vaak na over hele dagen pennen maar als het eropaan komt ben ik toch meer een visser van maximaal een uurtje of zes. Ik zie zoveel in die uurtjes, krijg zoveel indrukken binnen dat het me vaak vermoeid maakt, of "heel" zoals Chris Yates het in het citaat hierboven noemt. We schuiven langs elkaar van stek naar stek. Niemand ziet iets behalve die stomme kreeften die blijkbaar ook dit systeem langzaam aan het overnemen zijn? Uit het complete niets komt er een enorm schuimspoor mijn derde stek opwandelen. Ik kijk ademloos toe hoe het achter mijn pen langsloopt, draait, terugkomt, pen middenin het schuim platgaat om met een rotgang te vertrekken. Aanslaan hoeft niet eens. Een hachelijke dril van ruim tien minuten later omlijst ik een ertoedoevis met een ertoedoemoment. Klaar. Ik slof terug naar de eerste stek van de dag, die ik nu als laatste bezoek. In de buurt gekomen zie ik de bellen omhoog komen, zou het dan toch nog? Rustig aan maar. In indianensluip leg ik de laatste meters af. Ik ga voorzichtig zitten en werp met een onderhands worpje in, haal de pen een klein stukje terug en geef een snelle rechts, links slinger met de top. Voldoende om de lijn onder water te trekken. Het duurt niet langer dan een minuut, paar keer stuitert de pen op en neer, gaat plat liggen en loopt weg. Ik geef een houw, brede rug doorbreekt het wateroppervlak. Dreunt naar beneden, slip krijst, direct gevolgd door een harde PATS. Lijn door? Ik zak moedeloos neer. Op deze stek startte ik een uur of vier geleden in het eerste licht. Binnen een paar minuten een aanbeet en na een woeste, eerste run loste de vis uit het niets. Ziek ben ik ervan, doodziek. Het is een ochtend die contrasteert met de rest van de voorliggende periode, het liep allemaal redelijk vanzelfsprekend. Vis van allerlei kleur en formaat kwam op de kant, niet alleen karper maar ook veel zeelt. We zitten in de periode dat er karpers in mijn hoofd zwemmen. Wat ik ook doe, die gekke beesten zitten erin en met de toegenomen activiteit vertroebelen ze mijn geest. Ken je dat? Dat als je water tegenkomt, ongeacht omvang en plek je even moet kijken, beter nog; ruiken? Altijd die blik op dat natte goedje, welke kleur heeft het, is er veel doorzicht? Allerlei plannetjes die zich vormen maar vaak niet uitgevoerd worden, simpelweg te weinig tijd. En dat hoofd maar doormalen. Volkomen gedachteloos je vismomenten plannen is meestal niet goed, teveel overdenken ook niet, voor mij dan in ieder geval. Zo op de rand van de paai altijd dezelfde lichte onrust; liggen ze op de plekken waar ik ze verwacht of ben ik te vroeg, of erger, te laat? Zelf geen enkele paaiende karper gezien afgelopen periode, alleen van horen zeggen. Brasem wel. Heel andere manier van paaien. Vaak wat meer onder water, niet het tumult wat karper heeft. Begin mei een samenochtend. We zouden met zijn vieren maar uiteindelijk blijven Bas en ik over. Bas en ik hebben elkaar veel te lang niet gezien. Ondanks dat we elkaar veel te vertellen hebben kunnen we niet wachten te starten met vissen, niet vreemd, de ringdijk is nu op zijn mooist. Bas komt voor onvervalste polderzeelt, ik wil karper. In de eerste uurtjes vangen we elkaars vis, rare beesten zijn blijkbaar in de war? Nu zit daar wel iets interessants achter, bijna altijd als Bas op zeelt komt vissen staat hij binnen de kortste keren een karper te drillen, toeval geloof ik niet in. Dunnere lijn, kleinere haak, ander voertje, het zijn de zichtbare verschillen die blijkbaar het verschil maken? Het zijn gedachten die de karpers af en toe even uit mijn hoofd verjagen, blijkbaar is denken over karpervissen het enige dat ze doet laten verdwijnen? Zo zit ik mijmerend op mijn laatste stekje, her en der een jagende brasem. Hommers maken er een heel gebeuren van. Uit het niets rolt er een vissenlijf naast de pen, ik wordt uit mijn gedachten opgeschrikt, zat niet helemaal op te letten. Niet veel later kruipt het pennetje weg. Na de aanslag weet ik genoeg. Na een lange, trage dril bewonderen Bas en ik de spiegelkarper; een machtig mooie vis. Zulke vissen voelen altijd als overdaad voor mij. Wat groeien ze soms toch groot in de polder. Niet vanzelfsprekend maar het gebeurt en soms loop je dan tegen zo'n joekel aan. Heerlijk is dat. Het zijn vangsten waar ik dagenlang van kan lopen neuriën maar die ook altijd aanzetten tot weer willen vissen, vangsten die zorgen dat de karpers in mijn hoofd nog maar voor wat meer tumult zorgen. Mei is een droge, schrale maand. Dat zonnige weer met die droge en vaak ook nog koude wind; niet helemaal mijn cup of tea. Door dat wat schrale voorjaar ben ik mijn watersense wat kwijt, plekken die ik zou willen bezoek in deze periode sla ik toch over; twijfel is nooit een goede raadgever. Als dan aan het einde van een lange werkdag er een paar uurtjes in het verschiet liggen weet ik er wel raad mee, als er plekken zijn waar ik niet heenga blijven er minder over om te kiezen, deductie werkt soms heel goed. Lekker op de fiets naar een smal vaartje. Als ik een paar uur later terugkom staat het schuim op de eerste stek. Zoals altijd de spanning rond de maagstreek en ook zoals vaak heel snel na inleggen een goed doorlopende aanbeet. Dat snap ik soms niet zo goed, ondanks hoeveelheid voer gaat toch vaak het haakaas snel naar binnen? Het eerste schot na de aanslag is overdonderend, veel te makkelijk pakt deze vis veel lijn. Onderweg waterplanten oppikkend. Komt na die eerste indrukwekkende spurt zigzaggend en kopschuddend terug. In de lage avondzon poseer ik met een prachtvis gevangen in een pure polderomgeving; wordt het mooier? Met die zonnige dagen zijn de vroege ochtenden favoriet voor mij. Met vroeg bedoel ik echt vroeg. Niet dat halfbakken vroeg waarin de zon al is opgekomen. Nee, ruim voor zonsopgang aan het water zijn, bij voorkeur voeren in het laatste streepje donker zodat op het moment dat een pennetje zichtbaar is het te water gelaten kan worden. De eerste uurtjes zijn het beste. Op zo'n ochtend zie ik tijdens het rondje voeren in het donker de ene na de andere karper azen. Ik moet mijzelf remmen, zien azen wil niet zeggen doen vangen. Het duurt lang die dag. Ondanks de vele actieve vissen is het pas op het tweede rondje dat de pen een eerste teken van leven geeft. Mooie schubkarper geeft strijd tussen de lelies; ik win. Op deze vroege ochtenden hou ik er een ander voerritueel op na dan als ik voorvoer; er gaat veel minder in. Eén klein handje is voldoende, na iedere keer dat ik de stek aandoe een handje erbij. Steeds kleine beetjes voer brengen. Naast de dressuurdoorbraak op wateren waar vaak tapijten vol voer liggen is het een manier die voor een continue levendigheid op de stek zorgt; als er minder ligt is er meer concurrentie. Als de mensenstroom, die bij dit water hoort omdat het op de rand van polder en bewoning ligt, op gang is gekomen krijg ik op één van de stekken een tweede kans. De hele ochtend heeft er karper in de buurt rondgehangen, pas in het laatste rondje krijg ik een aanbeet. Helaas lost de spiegel kort na het aanslaan. Zuur, zeker als je er zo lang en geduldig op gewacht hebt. Voor of na de paai? Op de dijk gok ik dat het erna zit. Zal op het randje zijn dat de grote visser er rondhangen. Nog snel een keertje proberen. Hond is weer mee, begint te wennen aan de rituelen en kan voor het eerst er ook zichtbaar van genieten. Heeft er rust in gevonden en dat geeft hoop voor de toekomst, best gezellig als ze af en toe mee kan.
Het wordt een ochtend van inleggen, aanbeet krijgen, drillen, voeren en door. Na een aantal wilde poldertorpedo's sla ik maar weer is vast op een massief blok. Vis begint te zwemmen en stopt niet meer. Ondanks de ruimte die er is ga ik er met het net achterna. Meeste vissen houden het na één zo'n lang schot voor gezien maar deze krachtpatser dreunt driemaal tientallen meters bij me weg. Eenmaal op de kant toont de vis zijn prachtige bouw en kleur. Een product van deze polder, net klaar met de voortplanting en nu even in mijn handen. Het raakt me nog maar weer eens aan, de karpers in mijn hoofd wentelen zich maar weer eens in mijn gelukzalig visser zijn. Alles wat deze avond in zich heeft ligt in het laatste kwartier besloten... In de laatste blog klaagde ik over de drukker wordende polders. Ik lees mijn blogs met enige regelmaat terug. Vaak pik ik dan dingetjes op die me helpen mijn visserij verder aan te scherpen. Nu pikte ik op dat ik of tot een nieuwe balans moet komen op bekende plekken, of nieuwe plekken moet opzoeken. Met dat in mijn hoofd rij ik naar mijn voorjaarspolder. Als ik er op mijn manier plezier wil blijven beleven zal ik moeten leren stekken te leggen op plekken die voor anderen oninteressant lijken. Zo kan ik om eventuele anderen heenvissen. Kijk, dat is wel fijn aan dat visservolkje, schotel ze een polder voor en het grootste deel zal dezelfde plekken aanwijzen als aanknopingspunten. Met die kennis is er ook eenvoudig omheen te vissen. Geeft ook direct een goede aanleiding "met nieuwe ogen" naar het water te kijken. Geen sinecure als je ergens al meer dan tien jaar komt! Sluit aan op de vraag die Michael me pas stelde toen ik een avondje met hem was vissen in ook zo'n bekende polder; "wat als je er nu heengaat alsof het de eerste keer is?" Ik schudde mijn hoofd, teveel herinneringen die aan kantjes, hoekjes en leliebedjes kleven, nee, dat is voor mij onmogelijk. Wat ik wel altijd probeer is in bekende polders minimaal één nieuwe stek aan te leggen, zo hou ik de boel fris. Zo leg ik zes stekken aan waarvan ik van vier zeker weet dat er niet zomaar iemand anders zal gaan zitten. Zal je altijd zien dat op zo'n avond je de polder voor jezelf blijkt te hebben! En wat voor een avond. Veel activiteit en voor de eerste keer dit jaar brede bruisbanen over het water en op de stekken. Machtig mooi maar vooral enorm spannend. Als ik tegen één uur in de nacht voor de laatste keer mijn pennetje op een stek plaats ben ik verbaasd dat er maar één klein spiegeltje op de kant kwam. Lossers, draadbreuk en missers waren het recept voor deze avond. Ik tuur naar het water. De vuilrand is breder geworden, omdat ik daar met voeren rekening mee had gehouden kan ik er nog net overheen vissen. Toen ik hier vijf uur geleden voor het eerst mijn pennetje liet zakken was er al vis actief. Schuim kwam omhoog van de stek en het leek een kwestie van afwachten voordat er een aanbeet zou volgen. Een wandelaar die kwam informeren of het nog wat was en een aantal dichtslaande autoportieren bij de caravanstalling die de kassen een nieuwe bestemming heeft gegeven, zorgden voor afhakende karper. Ik vermoed dat met de dekking van de nacht de vis wel is teruggekomen en al vrij snel zie ik dat dit klopt. In de baan van schitterend maanlicht zie ik schuim omhoog komen, niet een beetje maar een formaat van bijna een vierkante meter. Iets ploegt de stek om en ik wil graag kennis met hem maken. Na een paar lijnzwemmers valt de stek stil. Geen bruis meer. Kort daarna doorbreekt een spekrug even de vuilrand, golfje markeert de zwemroute; hij is weg. Zulke avonden moet ik even verteren. Gebeurt helaas vaak al in de weinig slaap die er overblijft na het late thuiskomen. Ik blijf dan hangen in de polder, een schemerwereld tussen werkelijkheid en droom. En die karpers maar lachen om dat vissertje.... De dag erna maalt het nog wat na maar zet ik ook mijn zinnen op een volgend moment. We zitten in de goede tijd. Een traag vormgegeven voorjaar is toch wel beter voor de vissen. Nu er wat meer warmte komt, van het broeierige soort, afgewisseld met buien komt het echt op gang. Ik wil er ten volle van genieten en stap een krappe 28 uur nadat ik thuiskwam uit bed voor een volgend penmoment. Zoals zo vaak ben ik kort voor de wekker al wakker. Ik sluip eruit en ben binnen een kwartier klaar om te vertrekken. In mijn hoofd woekert een strijd waar ik heen zal gaan. Terug naar de polder van een dag terug om revanche te halen? Naar een "makkelijk" water om een rijtje vissen te scoren of het voorgenomen plan volgen en naar plekken waar ik al tijdenlang niet ben geweest? Ik kies voor het laatste. Qua kansen niet de meest eenvoudige optie maar wel een behoorlijke kans op wat grotere vis. Ik heb daar honger naar, naar grotere vissen. Ieder jaar schuiven er wel een paar kanjers over de netrand die me verbazen over de groei die karper in de polder kan hebben. De afgelopen periode heb ik prima gevangen maar het waren vaak een kleiner slag vissen. En waar ik allang het nastreven van een X aantal vissen per jaar in gewichtscategorie Y heb afgeschreven, vang ik natuurlijk ook graag de grootste exemplaren. Dit soort gevoelens blijven zorgen voor lastige strijd in mijn hoofd, het vertroebeld het intuïtief denken en doen, het denken en doen wat vaak juist de beste resultaten oplevert. Op die momenten ontstaat er een rare parallelle werkelijkheid in mijn brein die ervoor zorgt dat ik de intuïtieve keuze als de opgelegde ga zien met verkeerde keuzes tot gevolg. Tijdens de fietstocht naar het water knettert het nog wat na in mijn brein en zelfs als ik er ben voel ik me aangetrokken alsnog andere keuzes te maken. Dat ik op een enorme oeverlengte van twee aan elkaar grenzende poldersystemen zo goed als geen actieve karper zie draagt hier ook aan bij. Het zetje in de rug komt op de tweede stek, kort na inleggen zie ik een wittige schim over de stek spoken, paar lijnzwemmers en dan istie foetsie; komt wel terug. Nog belangrijker, rust in mijn hoofd, ik heb echt wel de juiste keuze gemaakt. In het tweede systeem verzilver ik die gedachte. Eén van de eerste stekken ligt vol verse belletjes, wat heet, er wordt huisgehouden onder water. De laatste keer dat ik hier viste is meer dan vijftien jaar terug; ik zou polders her-bezoeken dit jaar waarvan acte! Al snel wordt de pen platgelegd om daarna weg te schuiven. Na de aanslag ontploft er een bom onder water. Een niet te stuiten eerste run. Oeh, wat gaat die vis hard. Waar vaak na een eerste lange spurt het snel is afgelopen knokt deze daarna lang onder de top. Op de kant bewonder ik een kale spiegel, kijk daarvoor volg je nu je intuïtie, ook als je intuïtie niet meer de te volgen keuze lijkt. Een eind verderop weer schuim op de stek. Nu wel anders, vis zwemt af en aan. Maakt een schuimbaan en verdwijnt dan weer. Ik zit op "oud" water, water wat vroeger de bestemming had om voor transport te zorgen. De sluis is officieel nog in gebruik maar ik denk niet dat er veel gebruik van gemaakt zal worden. Wat overblijft is een dood einde van een brede polderwetering die ineens tussen twee betonnen muurtjes naar de sluisdeuren ingeklemd wordt. Na een aantal schuimrondes lijkt de vis verdwenen? Ik weet wel beter. Die hangt nog wel ergens in de buurt, komt wel terug. Ik voer dunnetjes wat bij en verlaat de stek.
Ik weet niet of dit een keuze is die andere mensen ook zouden maken maar ik heb een sterke overtuiging dat die vissen soms meer opmerken dan wij merken. Blijven zitten zorgt dan voor wegblijven, weggaan voor terugkomen. Een verder totaal niet onderbouwde stelling maar te vaak meegemaakt dat dit werkt. Ik maak een tweede rondje langs de stekken. Zon komt door en het warmt direct flink op. In een zijtak van het kanaal knallen de brasems bijkans het water uit; een late paai voor ze dit jaar, ze konden blijkbaar bijna niet meer wachten. Ik raffel het tweede rondje wat af, het schuimspoor bij het sluisje zit in mijn kop. Toch zit er ruim een uur tussen voordat ik er terugkom. Er ligt weer schuim maar ik kan niet goed inschatten of dit "nieuw" of "oud" is? Duurt niet lang om die vraag beantwoord te krijgen; uit het niets begint er een vis te azen. Niet alleen schuim maar ook bladerresten komen omhoog. Dit is een ander azen dan eerder; zelfde vis met meer vertrouwen of een ander? Ik gok dezelfde want ondanks dat er intensiever wordt geaasd zijn er nog steeds perioden dat het stil valt. Die periden zijn te lang om te wijten aan het malen tussen de keeltanden, duurt zomaar vijf tot tien minuten steeds. Als na zo'n periode een schubkarper even zijn rug toont en aanzet richting de brede wetering, denk ik dat de kans is verkeken. Blij dat ik toch nog even wacht. Weer komt de vis de stek op, weer staat de pen tussen het schuim te dansen, om dan eindelijk in die eindeloze dans weg te zakken. De vis zet het meteen op een zwemmen, trekt die brede wetering in met een grote boeggolf en pakt zeker een meter of dertig lijn. Zwemt dan ineens zo snel terug dat ik moeite heb contact te houden. Even lijkt hij schepklaar te zijn maar dan volgt ronde twee. Ronde twee is een spannende omdat de vis het smalle zijslootje inzwemt. op zich geen punt maar in dit zijslootje hangt er veel braamstruik in het water. Met het betere trek en sleurwerk weet ik hem eruit te houden. Ronde drie enkel nog trage rondje onder de top, dan zwicht hij. Polderbrons laat zien dat de juiste keuzes zijn gemaakt. Voldaan pak ik mijn spulletjes bij elkaar en fiets fluitend naar huis. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|