Sinds het laatste verslag is er weinig gebeurt. De laatste twee weken is het erg stil. Ik vind de vissen wel maar krijg ze niet op het voer. Meest bizar is een avond in een poldertje dat ik vanaf nu de 1 op 20 polder ga noemen, 1 karper per 20 brasems wel te verstaan! Wat een partij brasem zie ik in de paar uurtjes die ik aan het water ben zwemmen, zo nu en dan ook een karper. Er komt geen vis op de stekjes terwijl er toch overal azende vis te zien is. Voor het eerst sinds vier weken ga ik vandaag met Michael op pad. Na een operatie heeft hij het even rustig aan moeten doen, we hielden contact en vandaag kon hij wel weer wat meer meters maken en dus een ochtendje in een polder pakken. Polder is niet helemaal het goede woord voor dit gebied. Bebossing, recreatie en polder ontmoeten elkaar. Het is er vaak druk, wandelaars, fietsers, paardrijders, hondenbezitters. Vroeg starten of laat komen zorgt ervoor dat je de drukte ontloopt. Net na vieren draai ik de parkeerplaats op, Michael staat al te wachten. We drinken snel een klein bakje koffie en gaan daarna op pad om te voeren. Het blijft wonderlijk hoe snel dingen wennen, we starten het gesprek waar het de voorgaande keer ophield. Het voelt vertrouwd om weer samen op pad te zijn. Het is stil, nog geen mens te bekennen, niet vreemd, de klok heeft net vier geslagen... Vogels daarentegen genoeg; een kakofonie van soorten komt ons tegemoet rollen vanuit de boomtoppen. Als we langs het water lopen onderbreek ik Michael in zijn verhaal; "de karper is aan het paaien". Ja hoor, we zien en horen het beiden. Vorig jaar was het exact dezelfde periode dat ik hier 's ochtends rondliep en de karper aan het paaien was. Toen ving ik twee mooie vissen op de plekken waar het 'rustiger' was. We besluiten daarom ook gewoon voerplekken aan te maken. In het eerste licht, het half uurtje voordat de zon opkomt, lopen we voor het eerst onze stekken af. Op één van mijn laatste stekken stroomt het hard. Ik vis met een 'platte pen'. Heb de boel op forse overdiepte geschoven en laat de pen straklopen op de stroming. Al vrij snel een paar schokjes op de pen, dan verheft hij zich en zinkt rustig weg. Ik sla aan en een karpertje stoomt direct onder de brug door waarop ik sta. De hengel volgt, even lijk ik de vis te stoppen maar hij zet een tandje bij en begint aan een opmars door de lelies die langs de oever groeien. Hortend en stotend loopt de boel vast. Langzaam pomp ik de vis terug, keer op keer voel ik in mijn rug de lijn losspringen achter de leliestengels waar de vis doorheen gezwommen is. Als ik de vis uit de lelies heb komt hij onder de brug doorgebeukt en ramt dwars door een op het oog ondringbare jungle van rietstengels heen. De boel loopt vast en de vis draait aan het oppervlak. Ik wil van het moment gebruik maken en laat mijn net zakken. Tot mijn grote schrik heb ik de tweedelige steel niet goed vastgezet en valt mijn net met het eerste deel van de steel van de brug af het water in. De stroming pikt het net op en binnen de kortste keren zie ik alleen nog maar een puntje van de netsteel als slechte doodaasdobber imitatie steeds verder van mij wegdrijven. De vis heeft weer energie gevonden en duikt, wonder boven wonder springt de lijn erachteraan. Niet veel later land ik de vis met de hand, hang hem in het water weg in mijn weegzaak en hol achter de 'doodaasdobber' aan. Ik zie het puntje nog net boven water staan op een breed stuk water, als ik in de buurt kom zakt ook dit puntje weg, er komen een paar bellen omhoog dan niets meer. Ik bel eerst Michael, even vertellen dat ik er eentje heb en dat ik waarschijnlijk weer het water in moet. Ik heb een hekel aan zwemmen en kom liever niet in het water. Drie weken geleden was er een duik voor een prachtvis, nu zal ik moeten duiken om mijn net terug te krijgen. Er is nog steeds geen mens te zien, kleren uit en het water in. Het is lekker lauwwarm. Ik loop voorzichtig naar de plek waar ik het net voor het laatst zag. Het is dieper dan ik dacht, Ik kan net boven water blijven, de bodem is hard. Rustig zet ik stap voor stap vooruit, dan voel ik het net onder mijn voeten. Ik til het met mijn voet omhoog en loop terug naar de kant. Ik kleed me snel weer aan, niet veel later komt Michael aanlopen, precies op tijd om de boosdoener van dit alles vast te leggen. Ondanks dat ik geen kneusjes voel vervang ik wat draad na de dollemansrit. Even later lopen we samen door een zompige klei-akker. Steeds meer klei blijft aan onze laarzen hangen, met zware benen benaderen we onze stekken. Michael heeft karper in de buurt maar ze komen er niet op. We lopen terug naar de eerste stekken en praten over KRW waarden. Michael heeft gelezen dat in Spanje er plannen zijn om alle bodemwoelers uit te roeien. Ikzelf maak me zorgen over één van mijn mooiste visplekjes. Natuur terug naar de natuur, dat soort gevleugelde uitspraken begeleidt met PDF documenten van honderden pagina's. Als er dan van al die pagina's een ministukje aan het leven onder water is gewijd dan weet je eigenlijk al hoe laat het is. Als dan ook nog blijkt dat er vanuit andere conclusies zonder verder enige onderzoek de conclusie is dat de visstand waarschijnlijk ook erg slecht is dan weet je dat er waarschijnlijk een gezond, gevarieerd bestand aan vis naar de knoppen zal gaan. Het is toch eigenlijk onwaarschijnlijk dat in een samenleving waar het normaal is om afval op straat te gooien we bezig zijn water helderder te maken door onder andere levende wezens, vissen, te onttrekken? We lopen beiden onze stekken nog een keer af. De mensenstroom begint langzaam op gang te komen, als eerste de hondenbezitters maar al vrij snel erna wielrenners en hardlopers. Ik hang weer op mijn bruggetje, Michael kijkt nog even in de klei-akker. Ik zie twee keer een spiegeltje in de buurt van mijn stek rondneuzen. Hij blijft niet hangen. Ik voer wat bij, ben ervan overtuigd dat de stevige trek deeltjes kattenvoer zal meenemen en eventueel in de buurt rondhangende vissen op het juiste spoor weet te zetten. Ik krijg gelijk. Een minuut of vijf later als ik weer eens opnieuw heb ingelegd, ligt de pen direct te rillen op het water. Hij gaat scheef staan, rechtop en glijdt dan onder water weg. Weer karper en weer een sterke vis. gaat niet onder de brug door maar van de brug af en begraaft zichzelf verderop in de lelies. Ik loop ernaar toe, hou druk op de lijn zonder hard te trekken. langzaam geef ik tegengewicht en voel ik de vis beetje bij beetje uit de leliejungle komen. Als hij loskomt knalt hij er nog een keer vandoor, daarna komt hij mak het net in. We besluiten een stuk op te schuiven in het stelsel, weg van de drukte. Niet veel later lopen we over een keurig gemaaid gazonnetje tussen de kassen door. Her en der paaiende karper en brasem maar ook azende vis. We maken stekjes en vissen weer verder. Op dit deel van het stelsel ben ik nog nooit geweest. Michael al regelmatig, hij verteld wat de aanknopingspunten zijn op deze smalle ondiepe tocht. Leuk, zelfde water als eerder maar een totaal andere sfeer,
Op mijn tweede stekje ligt een kuiltje. Ook zie ik er direct beweging van azende vis. Ik stel de pen iets bij en leg weer in, niet veel later wordt de pen langzaam maar daadkrachtig op sleeptouw genomen. Steeds verder van de stek en steeds dieper. Ik sla aan en haak de derde karper van de dag. De dril is hard en lang op de uitstaande lijn. Michael staat naast me met het schepnet. "Vreemd, het is geen grote vis maar het voelt enorm zwaar", zeg ik. "Ik denk dat hij vals gehaakt is", voeg ik eraan toe. Niet veel later zien we dat het klopt. Michael weet de vis na een minuut of vier te scheppen, de haak heeft zich vastgezet aan de basis van de voorste wortel van de rugvin. Met een kalme beweging los ik de haak, er zit een klein gaatje in de wortel. We besluiten dat gezien de moeilijke dril die een goede afloop kende zonder ernstige schade voor de vis ook deze mag poseren. Niet veel later moet ik er een eind aanknopen. Michael blijft nog even en blijkt later nog een karper te hebben gevangen en één gelost.
0 Comments
De afgelopen jaren hebben januari en februari me geen karpers opgeleverd. Waar ik eerder een sterke wil had om iedere maand van het jaar een karper te vangen en dus al een paar jaar op rij teleurgesteld startte is nu alles wat meer ontspannen. Ik wil absoluut wel een karpertje vangen maar zal me niet meer in de valkuil stortten om water te bezoeken waar ik eigenlijk liever niet kom om maar aan dat doel te voldoen en uiteindelijk nog iets meer gedesillusioneerd te eindigen. Januari was om in een wip. Slechts twee keer had ik tijd om op pad te gaan. De tweede keer was ik op een nieuwe winterplek. Geen nieuwe polder maar eindelijk een plek waar ik het idee heb dat in die polder de karper overwintert. Een groot diepteverval op een plek waar veel water bijeenkomt en in de buurt van het gemaal. Met een groot verval bedoel ik dat er ineens een diepte van ruim twee meter te vinden is, Een ruime meter is op de rest van het water al veel. Tot laat in het jaar ving ik hier karper maar vanaf december niet meer? Wel brasem en zeelt. Voldoende vis maar blijkbaar dusdanige concurrentie dat de karper of er tot nu toe niet aan te pas komt of andere plekken prefereert? Halverwege januari er weer een uurtje gezeten in de avond. Al snel een mooie zeelt, eerste vis van het jaar die zorgt voor een brede glimlach; mooie vissen zijn het toch. Deze avond zou ik met Michael op pad gaan. De laatste paar keer visten we in meer stadsachtig water, nu samen de polder in. Plan was simpel. Ik zou 's middags voorvoeren op de plek waar ik de zeelt ving en toch sterk het vermoeden heb dat er ook karper ligt. We zouden gezamenlijk starten op een andere plek om te voeren. Een plek waar ik vijf jaar geleden twee keer viste en waarvan ik een bepaald deel van het water noteerde als 'winterstek'. Ik kwam er nooit terug om te checken of die gedachte klopte. 's Middags loop ik met twee kleine boeven over het schelpenpad. Volgens de jongste boef zwemmen in de wetering links van het pad krokodillen en in de wetering rechts van het pad karpers. We zullen dus rechts van het pad moeten voeren. Op de plek met het verval gaan een paar handen verse particlemix het water in. Tot mijn grote schrik was de vriezer leeg. Gelukkig kwam ik er bijtijds achter en kon ik met een bezoekje aan de groene winkel een nieuwe voorraad aanmaken. Bijna vier uur later schudt ik Michael de hand op een parkeerplaatsje van een lokaal restaurantje, binnen vieren de bruiloftsgasten feest, wij lopen in ons viskloffie naar de 'gegarandeerde winterstek'. Een vrij brede wetering wordt ineens zakelijk en smal ingeblikt tussen een roestige, hoge metalen schoeiing. Als er dan ook nog twee lage bruggen overheen gaan kan het eigenlijk niet missen. Geheel in de lijn van eerder hier gedeelde gedachte ligt het gemaal niet heel veel verderop. We voeren en verplaatsen ons daarna naar de door mij eerder aangevoerde stekken. Na een korte autorit en een wandeling zijn we er; wind op het water, buiten de watervogels om een eeuwenoude polder in diepe rust. Na een minuut of twintig beide naar het lichtpennetje te hebben gekeken krijgt Michael een meer dan oertrage aanbeet, het duurt echt tientallen seconden voordat de pen in het donkere water verdwijnt. Na de aanslag moet er een brasemlap van 55 centimeter plus omhoogzeilen. Terwijl Michael zijn plekje weer inneemt ben ik aan de beurt. Nog trager en zo aarzelend dat ik op een bepaald ogenblik maar de lijn strak trek om te kijken of ik weerstand voel. Ik ontmoet weerstand, zet zachtjes de haak en niet veel later heb ik ook een lap voor de kant spartelen. We vissen door, het water dat bij elkaar komt, de diepte en de golfjes geven continue een gevoel dat er zomaar iets moois kan gebeuren. Gebeurt niet en ruim na elven gaan we op pad naar de plek waar we de avond starten. De bruiloft is ten einde, de gastvrouw van het etablissement kijkt vreemd als er twee auto's de parkeerplaats oprijden terwijl ze een grote witte strik van de voordeur verwijdert. Twee bruggen, eentje voor de fietsers, eentje voorde auto's. Vanaf de fietsersbrug vissen we naar de autobrug toe. Een grote buis die kort over het water loopt zorgt ervoor dat we niet onder maar alleen kort tegen de brug aan kunnen vissen. Ik heb al snel mijn pennetje staan, de gok dat er ongeveer anderhalve meter water staat lijkt de juiste, Direct is er beweging op de pen, paar harde tikken, gehuppel; komt het door de wind die steeds krachtiger onder de burg vandaan komt loeien? Michael moppert links van me, bij hem is het maar vijftig centimeter diep? Ik haal op, mijn lood staat ver van de haak, ik schuif het wat terug, doe het stoppertje lager en leg weer in. Anderhalve meter was misschien veel maar één meter twintig staat er aan mijn kant zeker? We staren weer allebei, verderop passeert een bont uigedost carnaval gezelschap een rotonde. Mijn pen zakt wat en loopt heel traag van me af, daarna verplaats hij zich wat naar het midden en komt dan naar me toe. Allemaal zo traag, zo langzaam dat ik twijfel. Dan zakt hij weg. Na het brasemgedraal van eerder weet ik zonder moeite mijn geduld te bewaren voor het juiste moment. Ik sla aan en voel de bekende weerstand. Op zeer krappe ruimte dril ik een karper, voelt goed aan. Ik merk dat als ik hard ga trekken de vis alleen maar meer gas geeft. Ik geef half gas en daarmee ontwikkeld zich een trage dril onder de top. Na een paar minuten schept Michael; binnen. Verderop, in een door kastanjebomen omzoomd schapenweide, bewonderen we onze schat. We vissen door, helaas slaat het gemaal kort hierna aan, maakt het vissen moeilijk. Ik haak kort een vis vals als ik even ophaal op een stijl aflopend talud voor een rietkraag.
Op de fietsersbrug ontmoeten we elkaar weer, de avond is af maar we willen nog niet stoppen. Het tijdstip dat ik thuis zou zijn is al verstreken. We taaien af, terug naar de parkeerplaats. We keuvelen na, autoportieren die dichtslaan. Einde van deze avond, begin van 2016. Achteraf ben ik best wel verbaasd dat ik zonder enige twijfel ervan uit ben gegaan dat de afspraak gewoon doorgaat. De hele dag heeft de regen gestroomd, ook tijdens de autorit naar het water giet het door. Breed lachend wordt ik door Michael opgewacht op de parkeerplaats waar we hebben afgesproken. "wat een weer hè, vanaf acht uur zou het beter moeten worden". We gaan met de voerdozen op pad, de regen valt ondertussen gewoon door terwijl het toch echt acht uur is geweest. We vissen in een gebied waar recreatie, kassenbouw, weilanden en sportcomplexen elkaar ontmoeten. Een groot gebied dat doorkruist wordt door vrij brede, rechte tochten. Een gebied waarin je zomaar eens tegen een verrassing aan kunt lopen. Een uur na het voeren starten we met vissen. Vanaf nu gaan we onze eigen gang, vissen de aangelegde stekken op ons eigen tempo af. We nemen afscheidt met de zin: "het zou zomaar een avond kunnen zijn waarop je blij bent met een gevangen brasem". De regen zwelt aan, wat een water stroomt er naar beneden zeg. Ik heb al mijn stekken zo aangelegd dat ik de wind in mijn rug heb, scheelt wellicht in het wel of niet nat worden. Op mijn tweede stek zittend tussen distel, brandnetel en dor riet drink ik mijn koffie. De lucht is lichter geworden, de regen is niet meer dan af en toe wat gespetter. Ik zit en kijk naar het pennetje dat kort voor de kant staat te hobbelen. Het water wordt vlak, geen rimpeling van vis of iets anders. Het is mijn vijfde visbeurt na een lekker vakantie. Ik heb geen enkele karper gevangen maar heb wel iedere visbeurt karper op één of meerdere voerstekken gehad. Ik zucht inwendig, succes en geen succes liggen soms erg dicht bij elkaar. Er steekt wat wind op. Lekker, blaast de natte regenkleding wellicht droog. In mijn rug schuifelt Michael langs met zijn hengelspullen. Iets verderop verdwijnt hij in het riet. Als ik kort daarna achter hem langsloop moet ik goed kijken om hem te zien zitten. Ikzelf sla dit deel van dit waterstelsel vaak over. De asfaltpaden maken het te toegankelijk voor allerlei buitenstaanders die geen enkel benul hebben wat een simpel geluk het plaatsen van een pennetje oplevert. Ik verstop me liever op plekken waar ik zonder enig contact mijn ding kan uitvoeren. Zelfs in dit drukke gebied zijn er plekken waar je niet of bijna nooit mensen tegenkomt. Een paar weken voor mijn vakantie liep ik daar 's nachts rond. Ik ving een mooi schubje en loste een goed aanvoelende vis. Ook toen was er veel regen geweest maar in tegenstelling tot deze avond was er veel zichtbare karperactiviteit. Ik ben bij mijn laatste stek aangekomen, een stek waar het zo vaak goed is gegaan dat het neerzetten van de pen altijd met zelfvertrouwen gebeurt. Ook nu al heel snel beweging. Is wel te sloom voor karper. Ik gok op brasem op de stek; een lome opsteker die nooit lijkt te stoppen en het daarop volgende gespetter bevestigen het vermoeden. Ik voer bij en wandel naar de eerste stek terug. Onderweg kijk ik of ik Michael zie. Dat is wel het voordeel van dit vieze weer. Ondanks de drukke belangstelling voor dit gebied van paardrijders, trimmers en hondenbaasjes is het er nu stil. Terwijl ik terugloop over een zandpad denk ik aan de naakte waarheid waar ik kort na terugkomst van vakantie mee geconfronteerd werd. De avond van mijn laatste vakantiedag kon maar één bestemming hebben; vissen. Ook toen hondenweer en een bijna streep door de rekening in de vorm van een burenoverleg over nieuwe dakbedekking. Gelukkig gaf mijn vrouw aan dat zij het dakbedekking deel voor haar rekening zou nemen. Terwijl er werd gediscussieerd over verschillende typen bedekking, kosten en aan te schrijven bedrijven zit ik onder druppende bomen me te vergapen aan de Hollandse polder in al zijn trieste schoonheid. Toen ik de volgende ochtend naar werk vertrok trof ik één van de buren in de poort, of ik nog wat gevangen had? De avond was vis- maar daarmee niet nutteloos verlopen. Nu werd het romantische gestaar in de verte teruggebracht tot de harde kern van mijn aanwezigheid aan die waterkant. Ik mompelde wat, bloosde misschien zelfs en vluchtte naar mijn werk. Eens temeer werd duidelijk dat de passie die ik deel met medevissers omslaat in onsamenhangend gestamel en zelfs een lichte schaamte in de buurt van niet kenners. Al denkend ben ik alweer op de stek tussen brandnetel en distel aangeland. Er lijkt nog steeds niets te gebeuren onder water. Ik kan me niet voorstellen dat er hier geen vis is gepasseerd en wacht wat langer dan normaal. Na een kwartier wachten een korte opsteker, dan weer stil. Zo gaat het steeds, even wat beweging op de pen dan weer stilte. Mijn gedachten gaan terug naar mijn laatste visbeurt voor mijn vakantie. Vanaf een bruggetje zie ik een karper langs de randen van mijn voerstek rondneuzen. Hij wordt wat zenuwachtig en zwemt een zijslootje in, keert weer terug en zwemt azend met een wijde boog om het aas heen. Daarna schuift hij steeds vaker over de stek heen en uiteindelijk blijft hij op de stek azen op twee momenten na. Eerst is er een geschrokken soortgenoot die onder de brug komt doorgestiert. Op het moment dat de golven die dat veroorzaken de azende vis bereiken reageert hij door rustig vanaf de stek het zijslootje in te verdwijnen en kort daarna weer terug te komen. Dit gebeurt ook als de lijn achter de wijdstaande borstvinnen blijft haken en hij de pen op sleeptouw neemt. Nu echter een snelle, meer schrikachtige, reactie. Ook blijft de vis iets langer weg maar keert wel weer terug. Kort daarna wordt de pen op sleeptouw genomen en kan ik aanslaan. Ik hoop dat de beweging die nu af en toe aanwezig is afkomstig is van een vis die de stek onregelmatig bezoekt maar uiteindelijk vol tot azen overgaat. Na geruime tijd wachten besluit ik toch door te gaan. Voor de zekerheid strooi ik wat voer bij. Ik sla een stek over en ga terug naar de plek waar ik de brasem ving. Weer is er kort na het inleggen beweging. Veel beweging, vrij grof en lomp, doet me denken aan voorn of blei. Ik wacht af. Uit het niets is de beweging weg; opletten nu. Niet veel later wordt de pen op sleeptouw genomen; een lijnzwemmer. Ik ben er vrij zeker van dat er nu karper op de stek rondzwemt. Meerdere keren is er walmende beweging op de pen zichtbaar. Na een minuut of tien wachten wordt de pen kort opgestoken, loopt bij me weg, komt terug en flitst dan weg. Ik sla aan maar ontmoet geen weerstand; fuck, dit was de kans van de avond. Misschien is de vis niet geschrokken? Terwijl ik twee kikkererwten op de haak rijg begint het onwaarschijnlijk hard te regenen. Een enorme bui komt langs, alles wordt even zwart, ik maak me klein om zo min mogelijk water te vangen. Op de stek is geen beweging meer te zien. Ik baal een beetje. Als de bui voorbij is kijk ik hoe laat het is, alweer half twee. Michael belt, is op de stek waar we zijn begonnen, ik ga ook die kant uit, probeer het nog even bij de bijgevoerde stek. Niets.
Tegen tweeën staan we ontdaan van de natte regenkleding op de parkeerplaats, even napraten. De opmerking aan de start van de avond blijkt waarheid te zijn geworden; we zijn allebei niet verder gekomen dan een brasem. Keuzes zijn er om gemaakt te worden. Leuk of niet leuk. Vorige week donderdagavond zit ik in de raadszaal van het gemeentehuis. Kwartaalrapportage van het domein waar ik bij betrokken ben wordt in de raad besproken. Best interessant maar toch dwaalt regelmatig mijn blik naar buiten. Het is schitterend weer, na een middelwarme dag een lome avond. Zo'n avond waarvan je met zekerheid kunt zeggen dat de karper traag bewegend op zoek gaat naar voedsel. Ik had de avond hoe dan ook al als visavond in de planning staan, als door de week de voorspellingen steeds beter worden heb ik er veel zin in. Helaas ineens een werkdingetje dat voorging. Ergens heb ik de hoop dat de vergadering dusdanig bijtijds is afgelopen dat ik in ieder geval nog de gelegenheid heb een water te bekijken waar ik aan de gang wil. Drie nieuwe polders heb ik dit jaar op het oog, twee ervan bezocht ik al, deze nog niet. Als ik tegen elven 's avonds de raadzaal verlaat weet ik dat er van mijn heimelijke plannetjes niets over is, enige wat rest is een borrel op de baknk voor het slapengaan. De dag erop is het vies warm, ik heb in mijn hoofd de visbeurt 24 uur verplaatst maar als ik de partij narigheid hoor die voor de avond wordt opgegeven dan weet ik dat het verstandiger is niet te gaan. Het visplan verschuift weer, nu een paar uur. Het voorspelde slechte weer trekt in de nacht weg. Waarschijnlijk levert het een heerlijk frisse ochtend op. Als ik zaterdagochtend om half vijf de auto uitstap weet ik dat het een goede keuze is geweest; een vogelconcert ondersteund door kikkergebrom komt me tegemoet rollen, alles is fris en groen en het ruikt alsof de wereld vandaag is begonnen te bestaan. De karper is wel aan het paaien; tsja je kan niet alles mee hebben. Op tactisch gekozen plekken, ver genoeg verwijderd van de paaiende vis om lijnzwemmers te voorkomen, dichtbij genoeg om niet paaiende exemplaren te kunnen verleiden, vang ik twee karpers. De eerste is een lust voor het oog en laat een diepe indruk achter. Deze week lijkt het scenario exact hetzelfde. Maandag en dinsdag koud weer, woensdag warmer, donderdag echt warm en vrijdag heet. Ik heb mijn oog weer op de donderdag laten vallen en wil het poldertje bezoeken waar ik nog niet aan toekwam. Helemaal op de bonnefooi wil ik er niet heen dus woensdag maak ik in de schemering al een rondje. Het water valt niet tegen, vrij donker, weinig plantgroei ziet er vissig uit. Wel is het op de rand van polder en bebouwing maar het lijkt een voldoende rustige plek. Wat me onzeker maakt is de totale afwezigheid van enig teken van leven. het lijkt alsof er geen vis zwemt? Dat gevoel zit me dwars op donderdag, ik kom niet echt op gang. Ik hou mijzelf voor dat het nog geen zin heeft op pad te gaan omdat tegen de schemering de vis waarschijnlijk pas echt actief zal worden. Maar ergens weet ik wel dat ik mijn beslissing nog niet heb genomen. Als ik tegen een uur of acht met mijn spulletjes op de fiets stap heb ik nog steeds niet beslist. Bij een splitsing rem ik af, linksaf naar een bekende wetering, rechtsaf naar het nieuwe water. Ik ga toch voor het nieuwe water. Een half uur trappen verder weet ik dat de keuze juist is. Een aantal karper zwemmen boeggolven achterlatend langs weilanden heen en weer. Ik maak voerplekken en zie het meer dan zitten. Het is wel het deel dat echt nog in de polder ligt waar de activiteit opzit. De plek waar het water tussen industrie en woningen ligt ingeklemd is het opvallend rustig. Als ik mijn spullen in elkaar zet zie ik tot mijn schrik dat het spreidblok van mijn net weg is. Het zat al los en is blijkbaar tijdens het fietsen van de netsteel afgeschoven. Het is niet handig maar als ik wat vang dan schep ik het wel alleen met het net. Ik begin heel onrustig en gejaagd met vissen, weet niet waar te beginnen, ben ontevreden over voerplekken. Onderwijl kruipt de tijd door en wordt het aantal actieve karpers bij het weilandendeel groter en groter. Vreemd genoeg besluit ik naar een ander deel te rijden. Storm in mijn hoofd, logische keuzes lijken niet meer gemaakt te worden. Ik hang over een bruggetje en kijk naar het pennetje waar ondertussen een breekstaafje op zit. "wat ben je aan het doen" bedenk ik mijzelf. Kort daarna zit ik op de fiets terug naar het deel waar de vis aanwezig was. Ik maak er een extra voerplek, hier is het water iets smaller waardoor ik tegen het tegenoverliggende weiland aan kan voeren. De wind die wat was gaan liggen is aangetrokken. Ik zit en kijk naar het pennetje dat net voor een beginnende rietkraag staat. De karper zwemt rustig heen en weer en komt steeds vaker kort onder de kant waar ik zit. Na een kwartier besluit ik naar de nieuw aangevoerde stek te gaan. Ik sta er net als ik me besef dat ik mijn fiets verderop niet op slot heb gezet; terug maar weer. Als ik weer aan kom lopen bij de stek zie ik dat er karper in de buurt ligt te walmen. Het gaat daarna snel, de pen stat nog geen minuut of hij wordt op sleeptouw genomen. Na de aanslag een log gewicht dat in de hengel gaat hangen, zwemt niet weg maar komt ook niet mee. Ik loop met het kapotte net naar een plek waar ik kan scheppen en dan begint de dril pas echt. De karper en ik dansen traag onze dans op het ritme van de lome avond. De eerste keer dat ik hem boven het net heb glijdt de vis er weer uit, de tweede keer weet ik hem erin te manoeuvreren; binnen! Ik orden mijn spulletjes nadat ik de vis heb teruggezet en loop naar het stekje onder de kant. Hoe dichter bij ik kom, hoe langzamer ik ga bewegen en hoe kleiner ik me maak. Als ik stilletjes ga zitten zie ik een grote kolk ontstaan op het stekje gevolgd door een enorme partij bellen. Met een bonkend hart en trillende handen laat ik het pennetje voorzichtig zakken. Vrij snel loopt de pen hard weg, ik wil aanslaan maar bedwing mijzelf, dit is een lijnzwemmer. Het klopt, de pen komt terug. Hetzelfde volgt hierna nog een keer. De derde keer wordt de pen opgestoken, zakt wat, loopt iets bij me weg, verdwijnt onder water en loopt dan naar me toe; dit is de aanbeet. Ik haal uit en haak weer een log gewicht. Loopt rustig een paar meter dor de slip heen naar de overliggende sloot. Zwemt wat heen en weer en lost dan uit het niets. Op de haakpunt prijkt een schub; toch een lijnzwemmer? Ik kan het bijna niet geloven gezien het verloop van de aanbeet maar het is toch echt zo. Ik voel de adrenaline door mijn lichaam razen, ben niet teleurgesteld, dit kan gewoon gebeuren.
Ik ruim op, gooi het overige voer in de 'baren' en zit nog even om rustig te worden. Ik zie van rechts een nieuw schuimspoor mijn stek opkomen wandelen. Besef me dat ik al heb afgetuigd en ook geen voer meer heb, het is ook prima zo. Die vis komt nog wel een keer. Voordat ik op pad ga probeer ik al in de juiste focus te komen. In plaats van gejaagd de laatste voorbereidingen te treffen doe ik alles rustig en weloverwogen om met een ontspannen gevoel op de visplek aan te komen. Ik vis in polder waar ik dit jaar nog niet zo vaak geweest ben. Het natte weer heeft zijn sporen achtergelaten, het gras sopt en er staan plassen op het ruiterpad. Er staat een zachte kabbel op de tocht, de meeste wind wordt door de bomen weggehouden van het water. Ik zoek naar signalen van vis maar zie niets. Ik kniel bij het water en steek mijn hand erin, oeh, dat is behoorlijk afgekoeld de afgelopen dagen. Boven me zijn de laatste donkere luchten weggegleden, brede opklaringen liggen in het westen te wachten. Het is rustig, ik zie geen wandelaars, hondenuitlaters of ruiters. Als ik bij de eerste plek kom die ik wil aanvoeren zie ik dat het pad wat over de tocht heenloopt versmalt is, het water is breder geworden, de grote buis die onder het pad doorliep steekt een stuk uit. Ik loop de buis op, probeer een verklaring te bedenken voor deze aanpassing maar vind hem niet. Ik zie wat oud riet in het water staan, kort daarvoor lag het oude talud, ik strooi wat voer. Daarna twee plekken in kleine gaatjes tussen een dikke rietkraag. Aan de andere kant van de buis twee stekjes in dat deel van de tocht. Ik wandel rustig terug naar de auto, de zon speelt met licht en vogeltjes laten zich horen. Ik tuig de hengel op en ga richting het water. Het zit me niet lekker dat ik werkelijk nog geen enkele beweging heb gezien die karper doet vermoeden. Het gebied is enorm, de vis kan alle kanten op maar meestal zijn ze hier toch wel te vinden? Bijna een uur na het aanleggen van de eerste voerstek zet ik de pen erop. Het verval is groot, direct na het riet bijna een meter diepte. De eerste keer dat ik hier viste was het direct raak op deze zijde van de tocht, daarna nooit meer een aanbeet gehad. De vis hoor je ’s avonds vaak wel overduidelijk in de rietkraag smakken, azen doen ze er dus wel. Misschien toch eens hennepolie of iets anders stijgends toevoegen aan het aas, een verticale voerkolom creëren die de vis naar de bodem lokt? De weinige kabbel is bijna weggevaalen, het licht verdwijnt snel tussen de bomen, een extra lange schemerperiode. Zacht licht, de dagen worden duidelijk korter, het licht zachter aan het einde van de dag. Ik ben nog steeds alleen op de wereld, geen mens te bekennen in dit recreatiegebied. Bij de stek bij de buis wordt het pennetje direct fel weggetrokken, ik verwacht een blankvoorn maar het is een forse blei. Als ik bij de laatste stek aankom is het tijd een breeklichtje te monteren, ik verwissel de antenne en wacht op wat gaat komen. In de eerste minuut doorbreekt er twee keer een karper het wateroppervlak in de buurt. Al snel walmende beweging op de pen, onmiskenbaar van azende karper. Op alle stekken was er beweging maar het vinnige, zenuwachtige gepluk wees op witvis. Wat een verschil met de beweging van nu, niet aarzelend, eerder rustig weloverwogen en doordacht. Sloom maar met een duidelijke doorzettingsvermogen. De pen waggelt weg, wordt naar beneden getrokken. Ik sla mis, snel beaas ik opnieuw, heb het gevoel dat die vis er nog wel is. Ik wacht af en al snel weer die slome beweging. Mijn vrouw belt, wil even welterusten zeggen. We kletsen even, ik verlies de pen niet uit het oog. Tijdens het telefoneren weer een aanbeet. Ik sla aan, voel de weerstand en zeg: "ik ga ophangen en een karper vangen". De vis gaat er met stevige staartslagen naar rechts vandoor, de hengel gaat krom en op het moment dat ik me afvraag of er niet ergens iets blokkeert komt de slip op gang, bijna direct daarna schiet de haak los. Ik geef een brul, ga zitten en kijk naar de uitwaaierende boeggolf. Ik voer bij en besluit de loodverdeling onder de pen te veranderen, in de periode dat ik dit doe zie ik alweer vis rollen. Direct doorgaan of even laten rusten? Ik kies voor het laatste. Ondanks de heldere nacht is donker tussen de bomen, de wind is helemaal weggevallen en er is geen rimpeltje op het water. De atmosfeer is vochtig en kil. Op de andere voerstekken weer hetzelfde verhaal, vinnige tikken en opstekers van witvis. Ik wacht op iedere stek een minuut of tien om zeker te zijn dat er alleen witvis aanwezig is. Na drie kwartier ben ik terug op de stek waar ik de vis loste. Kort na het inleggen is er een wapperende beweging op de pen; er is weer karper op de stek. Ik wacht af, het duurt vrij lang maar schuift het breekstaafje schuchter de diepte in. Ik sla aan en de karper begint direct aan een spurt naar het midden van het water. Hij scheert naar links. Ik loop een stukje mee, leg het net in het water en maak op mijn knieën de dril af. De vis blijft tegen de bodem heen en weer schuiven, niet wild maar beheerst. Na een paar rondjes komt hij boven en kan ik hem in het net trekken. Ik bewonder de mooie schub, hij ziet er schitterend uit. Ik loop de stekken nog een keer langs, nog steeds witvis. Op de stek van de losser en de vangst is er ook geen activiteit meer, ik zit er nog even te staren en na te genieten van de nacht. In de verte weerlicht het, ik wacht tot het wat dichterbij is en ik zicht heb op de flitsen, machtig mooi schouwspel, dan ga ik op huis aan.
|
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|