Alweer vijf maanden geleden dat ik hier een laatste teken van leven gaf... Heeft wel aan me geknaagd, ergens weet je dat mensen meelezen en, waarschijnlijk, ook meeleven. Kon me er niet toe zetten. Blame COVID, tsja, in dit geval wel echt waar. Zelf geen last gehad hoor, gelukkig niet, familie ook gezond; fijn. Het zit meer in het thuiswerken en dan vooral alle afspraken die via beeldbellen plaatsvinden. Als ik dan, aan het einde van weer een lange dag, als een soort zombie mijn werkkamertje uit kom is het laatste wat ik wil weer opnieuw achter een beeldscherm kruipen. Tijd gaat dan wel snel, pfff, laatste blogje aan einde van het voorjaar, op de drempel van de zomer, nu voor het eerst echt wat kouder weer. Gelukkig wel veel de tijd gehad om lekker te vissen. Geleerd van vorig jaar, toen rond deze tijd een blogje over vissen en hengelen, met drukte op werk vooral voor hengelen gekozen, eigenlijk toch iets minder gevist dus. Wel een verstandige keuze, heb veel plezier gehad aan het "hengelen". Polders waar ik niet zo vaak kwam juist weer wat vaker bezocht, uitzetspiegels doen het goed, over een jaar of vijf zullen het schitterende vissen zijn. Oude bestanden aan schubs moeilijk te vinden, heel af en toe liep er eentje tussendoor maar dan vaak niet het watertandende formaat dat er ook zwemt. Wordt dus wel heel divers allemaal! Een greep uit een aantal van die vissen, plaatjes waarin de verschillende jaargetijden zichtbaar zijn. Naast zelf vissen twee dolenthousiaste kinderen. Steeds vaker willen ze op pad. Jongste heeft dit jaar een eerste eigen hengeltje gekregen, een meisjesroze, driemeter stokje. We hebben er al veel pret mee gehad. Of het nu in de polder is of op het kanaal om de hoek; ogenschijnlijk eenvoudig weet ze vis na vis eruit te trekken. Grote grijns en ondertussen zelf onthaken en terugzetten. Oudste steeds vaker zelf op pad, met een wurm op baars en grondeltjes en met een vriendje snoekbaarzen. Maar ook nog altijd te porren voor een middagje karpervissen. Zo richting einde van het jaar ook weer een beetje achterom kijken, ik heb altijd wel een globale planning in mijn hoofd. Lukt ook meestal wel om die te volgen. Meer dan tevreden tot nu toe, op 1 polder na. Best wat aandacht naar uitgegaan, in voorjaar 1 keer een karper gelost. Zomer is het er geen doen; teveel planten. Eind september al een paar keer er doorheen gereden, planten trekken zich terug en hoeveelheid kroos valt reuze mee dit jaar. Starten maar. Zeelt, blankvoorn, brasem; alles komt eruit. De karpers alleen niet, ze zijn listig geworden, hengeldruk is ook hier toegenomen, steeds vaker zijn aangevoerde stekken als ik terugkom bezet. Paar keer grote bellensporen op mijn stek, waggelend pennetje tussen nieuwe bellen, paar tikken en dan wordt het stil. Op een kalme vrijdagochtend weer zo'n bellenfeest. Nu zakt de pen wel weg. Ik sla aan, hengel kromt zich, vis komt niet van zijn plek, een patstelling. Ik trek, er gebeurt niets? Dan, heel, heel traag komt er een schim omhoog, beetje vreemd; valsgehaakt? Kan ik al scheppen? Vis geeft een klap met de staart, draad schiet achter een vin los. Vis maakt meteen diepte en begint onverstoorbaar weg te zwemmen. Slip begint te tikken, hij stopt niet. Meter of dertig verderop een hoek met wat wilgen. Zal toch niet? Meter of vijf ervoor besluit hij de andere kant uit te zwemmen. Ik krijg er geen vat op, hoe hard ik ook trek, krijg hem niet dichterbij. Als ik al een paar meter win dan ramt hij er weer vandoor. Toen ik de vis even zag dacht ik met een gemiddeld slag schub te maken te hebben maar ondertussen denk ik daar anders over. Als dan eindelijk, na een minuut of vijf ik echt serieus wat lijn terug kan winnen schiet de boel abrupt los... Gelukkig is er altijd nog wat te zien, ook als het even niet lukt maar toch.... En toch zijn dat de momenten die me naar het water blijven trekken, kleine avontuurtjes die me doen glimlachen en verwonderen maar bovenal doen willen laten terugkeren. Zuidwester storm eind oktober, tuurlijk ben ik buiten. Golven klotsen over de brede vaart, wind heeft vrij spel. Pennetje niet te licht gekozen, geen zin in stuiterend aas. Het gaat crescendo, elke stek zakt het breekstaafje binnen de kortste keren weg, schub na schub. Op een vervallen bruggetje met die bulderende wind in mijn rug zet ik de boel op een steil talud. Talud is steiler geworden, baggeren heeft gezorgd voor een toename van diepte. Was nodig, op sommige plekken stond krap 40 centimeter water, nu op sommige plekken 1 meter twintig! Niet de enige polder die is aangepakt, drie polders zijn ze aan de gang geweest. Overal een toename van waterdiepte en meer ruimte voor de vis. Heel goed voor de toekomst. Ik zit niet helemaal op te letten, zie net te laat dat pennetje van het talud weghupt. Aanslaan en serieuze tegenstand, bij het opstaan verschuift mijn net, netzak valt wat van het bruggetje af, wind heeft 1 vlaag nodig om de boel het water in te blazen. Langzaam zie ik de netsteel wegzakken in het golvende water. Ik kan niks omdat ik die vis sta te drillen. Vis besluit vrolijk om onder de brug door te schieten en tussen wat houten palen te zigzaggen. Hoe het is gelukt weet ik niet maar ondanks de dunne lijn weet ik het beest terug te loodsen en dusdanig af te drillen dat ik hem met de hand kan landen. Dat de foto's daarna mislukken past erbij. Neem ook meteen een foto van de palenrij waar hij tussendoor ging; bizar dat deze op de kant kwam. De volgende ochtend sta ik in het eerste licht weer op de brug, nu met mijn zeelthark, twee keer werpen en beet; ik vang mijn eigen net terug. Hierboven een greep uit momenten die me bijblijven. Dat is toch waar we het voor doen. Of het nu de eerste vis is die je dochtertje vangt, je zoontje supertrots met zijn eerste "peuter" baars of een eigen avontuurtje in een polder.
Het enige wat dwarszat was dus de polder waar er nog geen karper uitkwam. Op een beurt of tien wist ik twee lossers te noteren. Half oktober een paar zachte avonden. Ik voer 's middags voor. Niet teveel stekken want ik kan pas vrij laat terug komen. Wil me dan niet verliezen in gejaagd van stek naar stek maar de tijd nemen. Eerste stek leverde vorig najaar een aantal mooie vissen op. Ondanks dat het voer er al ruim vier uur ligt zie ik geen enkele beweging. Ik strooi een klein beetje minipellets bij, kan me enerzijds niet voorstellen dat er geen vis op de stek is geweest maar anderzijds zal de stek ook niet leeggegeten zijn? Ik fiets door naar de volgende stek, op ruime afstand zie ik ze zitten, meerdere vissers op een paar vierkante meter met een hengel of negen. Auto's in de berm, hoop lawaai. Er knapt iets, wat doen godverdomme deze eikels hier, ze hebben er wat mij betreft niets te zoeken. Nogmaals, ik gun iedereen zijn vistijd en visplek, als ik ergens voer en er zit een paar uur later iemand anders dan wijs ik hem waar er al wat ligt. Het zit hem in de manier waarop, die hele COVID19 ellende heeft een type visser naar de polder gebracht die er niet thuishoort, ze passen er gewoon niet. Ze kennen de ongeschreven etiketten niet die er zijn tussen de jagers, boeren, tuinders en vissers; ze verzieken het. Pissig draai ik om, dat wordt heel wat eerder thuis zijn dan gedacht. Ik passeer de eerste stek, nog even proberen? Stoom komt uit mijn oren, beter om even af te koelen, wie weet? Niet veel later zit ik mijzelf op te vreten, twijfel of ik erheen moet rijden en zeggen wat ik ervan vind. Leken me niet de types die in staat zijn tot enige zelfreflectie. Ik bijt op mijn lip. Wat een klotezooi, had ook echt zin in dit avondje. Langzaam zakt de woede wat, concentreer me weer wat meer op mijn pennetje. Onwaarschijnlijk toch, moet toch minstens wat witvis rondhangen? Na een minuut of tien uit het niets een tik. Blankvoorn? Kort erna wordt de pen een stuk verplaatst, eerst naar links, dan naar rechts, ineens wordt het donker, breekstaafje is in het zwarte water gezakt. Ik wacht even af en sla aan. Weerstand, een zak zand die traag naar de kant zeilt, net kan er meteen onder. Twintig minuten later steek ik twee middelvingers omhoog in de richting van de andere "vissers", krijg de kolere denk ik met een grote grijns op mijn gezicht.
6 Comments
"Het is gaan regenen", zeg ik tegen niemand in het bijzonder, meer een soort tegen mijzelf terwijl mijn blik door de grote ramen naar buiten dwaalde. De collega met wie ik een afspraak heb pikt het op. "Hè ja, bah". "Soms best lekker", voeg ik eraan toe. Een vragende blik, ik glimlach. Een uurtje later zit ik op de fiets. Tinteling in mijn voorhoofd. Ik schud mijn rugtas even heen en weer en hoor het bakje voer rammelen; mijn hart maakt een klein sprongetje. Niet veel later met de nette herenschoenen over het houtsnipper paadje dat zich sloom tussen de bomen laat wiegen. Het ruikt hier goed, bedompte lucht van natte natuur en weilanden. Paar diepe zuchten en ik ben geland. Op vier plekken gaan wat pellets gecombineerd met kikkererwten het water in. Meter of zes uit de kant, precies daar waar het talud ligt. Plekje wat ik rond de kerst ontdekte. Schitterend scherp talud en op één plek zelfs een okseltje. Die laatste lijkt een topplek te zijn ongeacht jaargetijde, watertemperatuur en weer. Ondanks de ruim aanwezige begroeiing heeft de wind goed vat op het water. Het gevoel dat er gevangen gaat worden is groot. Paar uur later ben ik terug, het is pikkedonker. Druilerige miezer vliegt op de harde wind overal tussendoor. De temperatuur is sinds vanmiddag alleen maar toegenomen, zit nu boven de tien graden. Mij hoef je niks wijs te maken, welk jaargetij het ook is, een in de avond toenemende temperatuur met dikke bewolking harde zuidwestenwind is altijd goed. Vol vertrouwen gaat dus het aas richting het okseltje. Ik ga er is goed voor zitten terwijl om me heen de takken op het ritme van de wind continue tegen elkaar aan roffelen. Ik startte dit visjaar in het okseltje, ijskoude nacht zonder wind. Meerdere vissen rolden aan het spiegelgladde oppervlak, ook op de stek rollende vis. De eerste zeelt van het jaar, prachtexemplaar. Lichtpennetje staat stevig ondanks de harde wind. Al snel begint hij traag naar links weg te lopen, traag maar onverstoorbaar. Ik sla aan en voel het bonken; weer winterzeelt. Langzaam, rustig tegenwerkend komt de vis vanuit de diepte omhoog. Zo snel succes, dat is wel lekker, rechtvaardigd het gevoel van de middag. Voor dit water een kleine, maar oh zo mooie. Snel wat snippers voer de stek op, wellicht hangen er meer vissen rond? Het blijkt een valse start, op geen van de stekken volgt er een tweede aanbeet? Tot kort voor middernacht zit ik te kijken naar dat lichtpuntje, net zolang tot het voor mijn ogen begint te zweven. Ondertussen mijmerend over alles wat weer komen gaat, nog een week of wat en het is alweer lente. Zoveel plannetjes, zoveel water, zoveel dromen om waar te maken in zo weinig tijd. Harde wind, zachte temperaturen en steile taluds hebben de afgelopen maanden gedomineerd. Van winter is het echt op geen enkele manier sprake geweest. Halverwege januari ook weer die harde wind en zachte temperaturen. De tocht is een krappe 700 meter lang, de wind staat er vol op, aan het einde een positief verval, van diep naar ondiep. In de ochtend wat maïs en pellets, geordend over een paar vierkante meter. Daarna de thuisdingetjes doen, steeds denkend aan dat voer onder water, zouden ze er liggen? Als ik eenmaal zit is het vertrouwen weer torenhoog. Ook als ik na drie kwartier nog geen beweging heb gezien. Ik controleer het aas en leg iets verder op het talud in, pennetje heb ik goed bijgesteld want staat als een huis. Ik wil net een volgende bak koffie in doen als het pennetje wordt weggegrist van het oppervlak. Zo hard dat ik even twijfel of het een lijnzwemmer is, éénentwintig, murmel ik langzaam, dan sla ik. Korte dril en daarna wintergoud, soms lijken de dingen zo vanzelf te gaan? Misschien me de afgelopen jaren teveel op brugpeilers en duikers gericht? Hoewel ook daar prima gevangen, vreemd genoeg hebben die stekken me de afgelopen maanden in de steek gelaten. Geen enkele aanbeet gehad op gekende winterstekken. Verbazingwekkend? Dan maar doorzoeken naar die scherpe taluds. Zoek is niet altijd nodig, dat okseltje waar ik deze blog mee begon leverde dit jaar niet enkel zeelt op. Na de ijskoude nacht en eerste zeelt een avond met veel warmte en harde zuidwestenwind; zoals eerder gezegd vangweer. Ook nu is het in het okseltje binnen de kortste keren raak. Karper, ik dril in de stille nacht. Als ik een stap achteruit zet om mijn net te kunnen pakken glij ik even weg. Ik val niet maar hef de hengel wel hoog, zo hoog dat hij tussen een paar takken komt te zitten. De karper opgehangen aan de vastzittende lijn in het water, als hij wegzwemt, wordt hij omhoog getrokken. Ik ben blij dat ik laarzen aan heb, water in en op goed geluk net eronder, pfff dat had vervelender af kunnen lopen. Ik klim een stukje de boom in om de hengeltop en draad tussen de takken vandaan te krijgen. Met enige moeite lukt dat, wat een warboel. Als de boel los is voel ik achter me naar een tak om de boom uit te klimmen, net te laat merk ik dat ik een dode tak te pakken heb en met gekraak en geraas donder ik met tak en al uit de boom. Beduusd zit ik even op de grond, ik ben heel en (niet onbelangrijk) de hengel ook. Ondanks de januarinacht poseer ik met zweet op mijn voorhoofd met de spiegel. Ik orden mijn hengel, stuk draad eraf, alles opnieuw optuigen. Niet veel later zit ik op de tweede stek, geen okseltje, wel schitterend bodemverloop. Na een half uur zakt de pen weg. Ik sla aan en trek langzaam de hengel krom op een niet mis te verstaan gewicht dat in eerste instantie niet reageert. Dan, heel langzaam en rustig begint het gewicht zich te verplaatsen. De slip tikt zachtjes. Ik sta met open mond en ervaar het moment. Het tikken stopt, het gewicht keert, komt richting de kant, ik draai bij en hou druk. Grote wellingen, even komt de vis los van de bodem maar als reactie trekt hij bijna de hengel uit mijn handen om weer op de door hem gewenste positie te komen. "He voelt niet goed" schiet door mijn hoofd, ik probeer het van me af te schudden maar dat lukt niet.
Langzame rondjes, keer op keer, hengel hoepelrond, een trage uitval naar links, slip tikt weer, op de verlengde lijn zakt de vis verder het talud af richting het midden van het water, weer een paar tikken van de slip, dan valt de druk weg. Vals gehaakt? Ik draai binnen, leg de hengel weg en ga zitten. "Wat was dat", vraag ik mijzelf af, gevolgd door "dat zal je waarschijnlijk nooit weten". Nieuw jaar, nieuwe kansen, gemiste kansen, zelfde gevoel. Ik sta in mijn t-shirt op een brug en kijk naar het water in de vaart. Wat een verschil. Exact een week geleden reed ik in het eerste licht in deze omgeving rond met handschoenen aan. Wit uitgeslagen kanten en een koude atmosfeer. Later op de dag was het uit de wind in de zon wel te doen. Waren ook de plekken waar ik zeelt hoopte te vangen maar op een paar minizakkertjes na geen actie op de pen. Wel mooie beelden van ontluikende natuur die ongeacht de ineens winterse temperaturen rap doorgaat met stappen in de lente te nemen. In de opvolgende week langzaam wat meer temperatuur en halverwege de week zelfs een wind die even een halve dag naar zuid draait. Ik voel en ruik het verschil na die continue stroom uit het oosten. Ik pak die avond en vang wat vis. Weer een klein schubje, de uitzetvisjes lijken met te achtervolgen. Daarna twee zeelten, de eerste van 2019. Zal je altijd zien dat als je er gericht op vist je ze niet vangt en tijdens het karpervissen ze wel haakt. Mag de pret niet drukken, vis is vis, zeelt is zeelt. Een weekend na de kou dus ineens in t-shirt in de brandende zon. Avondje vissen met Michael. Voeren op wat plasjes, ik voor zeelt, Michael voor karper. Daarna voeren op een vaart direct in verbinding met de Rijn. Zou de karper al erin zijn getrokken? Tijdens het voeren zien we brasem genoeg, die zijn al aan de paai begonnen. Zou de karper er al achteraan zijn geslopen om van het brasemkuit te snoepen voordat ze zelf de paai inschieten? Vragen die we beantwoord willen zien. De vele zijtakken van de Rijn hebben de aandacht getrokken en nu willen we uitvinden vanaf wanneer we er de karper kunnen verwachten. De stekken op de plasjes leveren mij wat witvis en de bedoelde zeelt op. Wat een prachtige vissen om te vangen. Oersterk en zo mooi. Michael krijgt geen stootje. Valt toch een beetje tegen. Ik geef de wind uit het oosten de schuld. Een weertype waar ik in het vroege voorjaar niks mee kan, zeker niet als onder de strakblauwe hemel de temperatuur flink oploopt. Naar mijn mening heeft het alleen maar een slechte invloed op de vis; beetje rondlummelen, meer lijken ze niet te doen. We hopen dat op de vaart het tegendeel wordt bewezen maar helaas niet. Het paaien van de brasem gaat onverminderd door. Als ik een schatting moet doen van het aantal brasems dat de vaart is ingetrokken dan durf ik toch wel een getal boven de 1000 te noemen. Overal zien we brasem in de kant rotzooien en rommelen. Van karper nog geen spoor. Stek na stek geduldig afvissen en geen stootje krijgen. Toeval of gewoon te vroeg? Weer een weekend verder is het een weertype dat ik wil hebben. Niet te warm, niet te koud, wind uit het zuidwesten, wolken en zon. Op naar een dijk met uitzicht en ruimte. Ik loop een kilometer of twee en leg een stuk of tien stekken aan. Ik heb er enorm veel zin in, alles voelt en ruikt naar vis vangen. Ik ben niet de enige op de dijk, tijdens de voerronde ruim ik her en der wat lege blikken maïs op. Onwaarschijnlijk dat "vissers" dit achterlaten op zo'n mooie, pure plek. Ergens voorvoel ik dat er een moment komt dat de weinige bewoners langs het eerste deel van de dijk dit niet meer pikken en gaan aangeven dat er niet meer gevist mag worden. Je kan erop wachten. Het irriteert me en brengt een gevoel van schaamte over mijn "medevissers" mee; je kan je zooi toch gewoon meenemen? Blijkbaar niet, met op lange termijn alle gevolgen van dien... Als ik in alle rust heb opgetuigd is het gevoel van irritatie wat van me afgegleden, als ik het pennetje neerzet is het helemaal weg. Op de eerste stekken af en toe wat witvis gepruttel. De vijfde stek op een hoek van de wetering, bellen rondom de stek. Ik ga in sluipmodus en voer al mijn handelingen zo geruisloos als mogelijk uit. Pennetje staat niet helemaal lekker, net te diep en door de schittering kan ik het net niet voldoende zien. Ik wacht tot de bellen wat bij de pen weg zijn, haal op, schuif het stuitje wat omhoog en leg weer in. Vis heeft niets gemerkt, aast gewoon door. Kort daarna de aanbeet. Korte, boze dril en klein plaatje op de kant. Ook mooi. Ik ben blij, blijft vreemd hoe kinderlijk eenvoudig het is om geluk te ervaren. Ik geniet ervan. Op de volgende stekken weer alleen witvisgepruttel. Het is nog vrij vroeg, voor het donker kan ik alle stekken aflopen en wellicht op de terugweg een aantal plekken een tweede kans geven. Ik twijfel, overal bijvoeren of nog een andere polder bezoeken? Als vorige week die brasem paaide zou de karper nu dan wel aanwezig zijn? Of wordt dat een avond uitgehongerde brasems vangen? Ik besluit de stekken af te vissen en de meest interessante op de terugweg nogmaals even aandacht te geven. De laatste stek, stek nummer tien. Ik voorvoel iets, druk het weg, je moet niet te graag willen. Niet direct na het inleggen witvis gepruttel. Vind ik een gunstige ontwikkeling. Bekertje koffie erbij maar nog voordat ik een slok kan nemen zakt het pennetje weg. Ik pak de hengel, pennetje blijft net onder het wateroppervlak staan; lijnzwemmer? Dan wordt de pen weggezwiept, ik kijk of het draad volgt, bijna geen tijd want het losliggende stuk tussen pen en hengeltop vliegt strak, een rustige tik geeft de haak het laatste zetje. Hele wilde, korte dril en weer goud, deze keer schubgoud. Ook weer echt een mooie vis! Na het terugzetten tijd voor de koffie. Ondanks dat ik de lijn een dag eerder vers opspoelde vervang ik een meter. Doe ik altijd na twee karpers te hebben gevangen. Misschien een stom bijgeloof maar liever het risico op lijnbreuk zo klein als mogelijk houden.
Ik hop terug van stek naar stek. Op één van de plekken waar veel witvisgepruttel was is het stil geworden, ik ga er is goed voor zitten. Duurt weer niet lang. Pennetje prikt even wat omhoog en glijdt dan rustig weg; klassieke aanbeet. Na aanslaan een woeste reactie, vis sjort vlot draad van de spoel. Stopt even maar komt meteen weer op gang. Meter of twintig verderop een rijtje oude palen, vis is nog ver weg maar wil duidelijk die kant op. Weer even pauze direct gevolgd door weer een bonkende run, dan valt de spanning weg. Stomverbaasd draai ik binnen; de lijn is glad door. Hoe is het mogelijk? Nieuwe lijn en een kwartier geleden zorgvuldig opnieuw opgetuigd? Onbegrijpelijk. Op de resterende stekken geen aanbeet meer. Door naar een volgende dijk. Het wordt het eigenlijk al verwachte brasemtakelen. Blijkbaar al uitgepaaid en hongerig, tien stuks in twee uur tijd. Als er al karper aanwezig was hebben ze waarschijnlijk geen kans gehad om het haakaas te pakken. Conclusie na twee probeersels op boezemwater; niet voor half mei komen! Je mag er 60 rijden maar dat weet de bestuurder voor me niet. Met een gangetje van 40 kachelt hij over het weggetje. Ik vind het prima, heb alle tijd. De dag schreeuwt onthaasten uit en ik laat me er lekker in meeslepen. De felle ochtendzon laat herfsttinten in het bladerdek, dat als dak voor het laantje dient, kleurig samensmelten. Het gras in de kanten is her en der wit uitgeslagen. Aangekomen op de stek haal ik diep adem, die frisse lucht van een koude nacht is heerlijk. Ik hou van de afwisseling van de seizoenen. Heb de afgelopen weken genoten van de nazomer in oktober en ten volle geprofiteerd. Vissen in je zomerkleding tot na negen uur, bijna onwerkelijk. Het aantal vangsten was dat ook. Vis na vis boven de netrand. Avonden dat kort na het voeren de eerste drie stekken binnen vijf minuten een aanbeet opleverden; hoe vaak maak je dat mee? Veel verschillende soorten water bevist, van klein en intiem, tot enorme polderstelsels. Veel verschillende soorten karper gevangen, van vadsige spiegels tot slanke polderschubs. In die mooie periode ook wat geëxperimenteerd met aas. Als haakaas gebruik ik eigenlijk altijd met kikkererwten, twee stuks dun op de haak geprikt. Omdat ik ze zelf kook blijven ze goed zitten als witvis ermee 'speelt'. Op sommige wateren merkte ik wel dat er erg veel 'gespeeld' werd. Soms na lang wachten een brasem aanbeet; ook die hebben ondanks hun grotere bek moeite met twee strak naast elkaar geplaatste kikkererwten. Uiteindelijk wil ik karper vangen, dus voelt een brasem vangen na een half uur wachten als inefficiënt. Wat werkt dan beter? Kunnen schakelen met een andere aassoort om versnelt de witvis van de stek af te vangen? Of is de conclusie ook dat als er na een half uur geen goede doorlopende aanbeet is geweest er hoe dan ook op dat moment geen karper aanwezig is? Lastig te zeggen, zoveel variabelen. Afgelopen zomer in een klein campingmeertje op vakantie kon ik de karper aanbeten voorspellen; witvisactiviteit viel weg, vaak was het dan binnen een paar minuten raak. Ik merkte toen geen verschil tussen haakaas waarmee ik de witvis kon vangen of haakaas wat ze niet weg kregen. Ik ben er dus nog niet uit wat nu beter werkt, voerstekken opbouwen vanuit de gedachte dat azende vis meer vis aantrekt of door het soort voer al proberen te selecteren. Vooral voor het bevissen van het grotere water waar ik tijdens de vorige blog over sprak, twijfel ik wat nu de meest effectieve aanpak is. Lange termijn zal het leren als ik mijzelf voldoende ruimte geef het experiment aan te gaan. Op dat grotere water leverde omschakelen naar maïs als haakaas grote hoeveelheden witvis op. Eén keer sloeg ik na een aantal mooie voorns te hebben gevangen vast op een karper. Had ik die ook gevangen als ik met kikkererwten had gevist? Geen idee, maakt ook niet zo heel veel uit, ik was er hoe dan ook erg blij mee. Terug naar het hier en nu. Vandaag geen zorgen over welke aassoort en of er witvis op de stek komt. Met het afkoelende water en het type weer van vandaag weet ik dat er op bepaalde plekken met behoorlijke zekerheid karper gevangen kan worden. Ik strooi wat strooisel naast een brugpijler. Langzaam zie ik het voer omlaag zakken, loodrecht naar beneden. Tegen beter weten in doe ik hetzelfde aan de andere kant van de brug. Ik sla die kant nooit over maar vang er zo goed als nooit wat. Niet gek, de andere kant is de zonkant, van de vroege ochtend tot de late avond staat de zon er vol op. Door naar een volgende polder. Ook hier winterplekken; laag tunneltje, brugpijlers; dat soort dingen. Lastigheid is het gemaal dat aanstaat; voeren is een beetje op de gok. Vooral hopen dat straks het gemaal niet meer aanstaat. Terug thuis een kopje koffie en hengeltje opbouwen. Daarna terug naar het water. Waar ik 's ochtends een totale ontspanning voelde nu toch een lichte sensatie; zouden ze er liggen? Als ik het pennetje heb neergezet voel ik me weer wat rustiger worden. Ik hang op de brugleuning en tuur naar beneden. Minipuntje oranje priemt stoer door het wateroppervlak omhoog. Duurt niet lang; opsteker en kleine verplaatsing. Zet niet door. Ik haal op en zet de pen terug. Duurt lang, te lang. Ik haal weer op, voel even weerstand, oeps, heb ik de vis nu verjaagd? Toch maar weer inleggen. Na een paar minuten een kort opstekertje en dan een wegzakkende pen. Soepele haal en onder water die slome reactie. Vis wil wel maar kan niet echt. Brugpijlers vormen geen enkel moment een gevaar. Op de kant een vis die past in het zonnige herfstdecor. Andere kant van de brug levert weer niets op. Beetje voer erbij en door naar de volgende polder. Helaas, gemaal staat nog aan. Het lukt met een hoop gepruts om het lichte pennetje in zicht te houden in de stroming, die onder het tunneltje vandaan komt. Langzaam hupt de pen op en neer. Iedere beroering van het aas zal op de strak staande lijn duidelijk te zien zijn. Ik bruin wat bij in de herfstzon, eet wat en drink koffie. Geen tikje op de pen. Na een half uurtje weet ik genoeg. Hier gaat het niet gebeuren vandaag. Terug naar de eerste polder.
Eerder dan gedacht staat het pennetje weer vertrouwd naast de brugpijler. Heel snel een opsteker, pen gaat helemaal plat, schuift daarna tergend langzaam een stuk op en blijft plat liggen. Lijkt me geen aanbeet, wel heeft iets het aas omhoog op het talud verplaatst. Ik haal op en leg het aas weer terug. Niet veel later precies dezelfde situatie, weer geen aanbeet. Weer blijft de pen platliggen omdat het haakaas naar een ondieper deel is verplaatst. Ik leg de boel weer terug. Nu duurt het langer, zeker vijf minuten. Weer een opsteker maar nu niet zo hoog als eerst. De opsteker wordt gevolgd door een snel weglopende pen, nu dan, ja, raak. Weer een hele tamme dril, vis is koud geworden, beweegt niet zo heel erg meer. Weer een schilderijtje op de kant. Zoals bijna altijd weer geen beweging aan de schaduwkant. Ondertussen is de zon laag komen te staan, het licht is zacht. Tijd om naar huis te gaan. Wat een warmte. Overal gaat het erover, warm en droog. Net terug van vakantie zagen we het toen we de grens overreden, alles gelig. In een plantsoen in de buurt een soort apocalyptisch beeld; een afgevallen bladerdek dat aan de herfst doet denken. "Wat doet de vis? ", is de vraag die door mijn hoofd speelt. Bar weinig waarschijnlijk? Beste moment, koelste moment. Het is toch te warm om te slapen, half drie schuif ik eruit. Polder ken ik op mijn duimpje. Stekken zijn in het donker zo aangemaakt, her en der een kantsmak geeft vertrouwen. Zonsopgang is fenomenaal, komt door het beetje bewolking waar de zon mee kan spelen. Genieten geblazen. Net voor de warmte een bevrijdende aanbeet. Tot dan toe waren er alleen kreeftjes geweest die aan het haakaas knaagden. Dacht nu ook weer die zachte weerstand te ontmoeten maar gelukkig ontploft het water. Ondiepe sloot die onlangs wat dieper is geworden. De bagger ligt uitgehard op de kant, als ik zo'n plek tegenkom zal ik er altijd vissen. Baggeren doet eten, bleek weer eens waar want dit was de enige plek waar met regelmaat azende vis te zien was. Half uurtje later was het over, her en der een slome boeggolf maar verder niets meer. Voor de vaste lezer zal het wennen zijn; al die foto's in daglicht. Zonder er erg in te hebben heeft er een verschuiving plaatsgevonden. Het aantal breekstaafjes dat ik gebruik is dramatisch gedaald, blijkbaar zijn er weer even andere momenten die me meer bekoren? Toch doe ik het nog wel en als het dan lukt weet je ook weer waarom die nachten zo gaaf zijn. Gedekt door het donker aast de vis zonder enige scrupules, pen die alle kanten wordt opgegooid, hengel in de trillende handen en steeds kijken of dit nu de aanbeet of weer een lijnzwemmer is. Als het dan raak is en er in het flauwe schijnsel van de maan een blanke spiegel te voorschijn komt kan ik niet anders dan tevreden zijn. Ergens half juni voelde alles teveel routine, weer dezelfde stekken, weer dezelfde polder. Tijd voor iets nieuws. Viswaterboek en Google Maps erbij en zoeken maar. Zoveel water, zoveel keuzes te maken. Oog valt op een mooie plek, megaveel water. Oude kleiputten omgeven door verstilde bomen in een verder groeneweiland wereld. Ik heb er met mijn vispassen geen visrecht, duurt een paar dagen dan gaat de knoop door, vispas erbij en gevoel van avontuur terug. Branieachtig voelt het om die eerste morgen voor dag en dauw een sprookjeswereld te betreden; mag ik hier echt gaan en staan? Tot nu toe komen er nog geen karper boven water van deze nieuwe visgronden, wel weer mooie beelden die na- echoën en terugroepen, daarnaast wegzakkende pennen en het stampende drilgevoel van zeelt. Zeelt, na zeelt na zeelt. De zeelt is hoe dan ook wel een thema geworden. Vang ze ineens overal weer? Zelfs afgelopen vakantie in Tsjechië kwamen er van een rivier zomaar ineens een paar minizeeltjes boven water. Kleine stoempers. Geef mij de Nederlandse maar, die mooi gevulde exemplaren die een lichte karperhengel lang laten knikken. Het doet verlangens aanwakkeren, verlangens om weer eens wat anders te proberen en lekker met gepast materiaal die mooie vis te belagen. Tot nu toe wint de karperdrang het nog steeds maar ik ben er zeker van dat vroeg of laat het weegschaaltje door gaat slaan. Ik geef het de tijd, er is zoveel moois te beleven. Met de terugkerende zeelt is ook de hark weer vaker mee op pad of was het andersom? Ik weet het niet meer, wel hark ik er in een aantal polders vrolijk op los. Kilo's wier op de kant, bodem goed omwoelen. De vis komt er altijd vrij snel achteraan. Voor de karper werkt het ook prima, handje minipellets over zo'n stek en ze worden helemaal gek. Met dat warme weer laat ik het harken even zitten, onttrekt ook zuurstof, het zal niet het verschil maken maar toch. Voor die warme periode dus wel een aantal keer en niet zonder succes. In een polder waar iedereen die er vist altijd klaagt dat het moeilijk is maakt het harken het verschil.
Nu ik alles van de afgelopen periode, zonder al teveel chronologie, rustig in een blogje neerzet lijkt er behoorlijk wat beweging te zijn. Beweging in hoe ik vis, een toegenomen hang naar polders waar het rustig is en een gezonde dosis opportunisme die me geen windeieren heeft gelegd. Dingen die al lang in mijn hoofd zaten maar die ik keer op keer toch naast me neerlegde ben ik nu aan het uitvoeren. Toch weer bezig mijzelf opnieuw uit te vinden en daarmee mijzelf terug te vinden. Terug te vinden in die groene wereld, vis in de hand, plannetjes in mijn hoofd. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|