Aan de andere kant van het water is een boer begonnen met maaien. Ik zie de trekker niet, de dijk ontneemt me het zicht. Wel ruik ik die heerlijke geur van pas gemaaid gras over het water strijken. Een uur of wat geleden ben ik samen met Hans aangekomen. Oeh, wat hadden we er allebei zin in. Stekken zijn snel gemaakt en na een korte kop thee voor Hans en koffie voor mij starten we. Fijn om samenop te vissen met iemand die snapt wanneer er tijd is voor praten en wanneer de pen alle aandacht krijgt. Het is een kalme 2e Paasdag. Beetje bewolking en niet te warm, richting de middag wat regen voorspelt maar nu nog droog. Hans als eerste een kromme hengel. Prachtschub op de kant. Echt een magnifieke vis. Het blijft raar, de ene is de andere niet en dit is weer eens een oogstrelend exemplaar. Tijdens het eerste rondje vang ik twee kleinere vissen en een megabrasem vol met paaipukkels. Na het eerste rondje even bijkletsen, prietpraat tijdens de voettocht terug van de laatste naar de eerste stek. We verwachten veel van het tweede rondje maar het valt tegen. De beweging die er op mijn stekken is lijkt van blankvoorn te zijn. Harde wegtrekkers zonder weerstand na de aanslag. Op de derde stek andere beweging, sloom en traag. Viel hoe dan ook op hoe traag de vis nog is. Als je je hand in het water steekt snap je direct waarom. Water is nog behoorlijk koud, de karper is echt wel in beweging gekomen maar het zal allemaal nog behoorlijk traag verlopen. Het duurt nu ook lang. Als dan eindelijk, na een serie opstekertjes, de pen traag wegzakt sla ik vast op iets beduidends groters dan de eerdere vissen. Eenmaal op de kant blijkt het een kopie van de vis van Hans maar net een slag kleiner. Ook een prachtvis. Langzaam bouwt het jaar zich op. Af en toe een warmere dag maar vooral veel natte momenten. Wat een verschil met vorig jaar. Toen droogte en veel warme dagen met een schrale wind uit het oosten. Nu veel vaker die zuidwester waar ik zo van hou. Hoewel noord me in het voorjaar ook aanstaat. Zeker bij helder weer met veel zon. Ik heb daar zo mijn eigen, totaal ongefundeerde, ideeën over. Met die wind uit het noorden blijft de temperatuur vaak wat lager. Een te hoge temperatuur in het voorjaar zorgt in mijn ogen voor luiwammessengedrag; zie ze maar is aan het azen te krijgen op die momenten! Met minder warmte maar wel de positieve werking van de zon gaat die vis vaak gedurende de dag lekker op pad en wordt er volop geaast. Op zo'n dag vind ik me terug aan een nieuw water. Een klein verbindingskanaaltje tussen de rivier en een grote wetering. Vanuit de rivier wordt er altijd via het kanaaltje vers water het poldersysteem ingestuwd. Water is er dus ook altijd in beweging. Mooiste is dat je er lastig kunt komen, meeste plekken alleen lopend kunt bereiken. Het is daarmee echt een verscholen parel. Met de koude wind hoef ik er niet vroeg te zijn. Als ik een paar uur voor het vissen een voerrondje maak zie ik pas hoe mooi het water echt is. Heel lang terug kwam ik er wel eens maar echt serieus heb ik het nooit aangepakt. Paar uur later ben ik terug. Lekkere lichte hengel en zo min mogelijk bepakking. Overal weidevogels, daarnaast drukke spechten in een rijtje bomen. De hoogste boom is de uitkijk van de buizerd, hij overziet en zaait paniek als hij loskomt uit de boom en rondzweeft boven de groene weilanden. De korte visbeurt levert twee aanbeten op, helaas een losser maar ook een mooie spiegel. Paar weken later ben ik er terug, vang een serie spiegels die er nog niet zo heel lang zwemmen. Plek voor de toekomst, rustig laten groeien maar. In de winterperiode zijn er altijd bepaalde momenten waar ik naar uitkijk. Momenten die het voorjaar typeren. Soms in de vorm van eerstelingen maar vaak ook in de vorm van specifieke stekken. Een dichtbijpoldertje is zo'n plek. Ieder jaar kan ik niet wachten om er aan de gang te gaan, het is een soort van thuiswater geworden. Als ik dan de eerste keer naar zo'n water toe fiets om alvast wat voer te strooien dan voelt het intens, het prikkelt, maakt nieuwsgierig. Wat ligt er dit jaar voor me in het verschiet? Ik ben niet de enige die hier graag komt, sterker nog, met jaren lijkt het aantal vissers toe te nemen. Eigenlijk altijd statische vissers die slecht zijn in het lezen van voorwaarden; drie hengels is de norm, twee is toegestaan.... Ik kies om die reden vaak de minder mooie avonden. Kouder weer, beetje druilerig. Niet het weer waarop de gemiddelde karpervisser van huis gaat zeg maar. Ook dat lijkt niet meer te werken, de qua weer koudste avond van de afgelopen periode moest ik fietsend met mijn penset me tussen de statische vissers heen laveren. Ik vang er nog wel steeds mooie vissen, dat wel, maar ergens begint er iets te knagen, te knagen dat het wellicht tijd is nieuwe plekken te zoeken waar ik onbespied mijn ding kan doen? Ach, voor hetzelfde geld gebruiken sommigen zo'n poldertje om er een beetje in te komen om daarna weer naar andere plekken te gaan, wordt het straks weer rustiger? Gelukkig zijn er nog heel veel plekken waar ik me wel onbespied voel. Plekken waar je een stuk voor moet wandelen, waar je niet je auto langs het water kan kwakken en beginnen te vissen. Daar ben ik alleen in een groene weilandenwereld. Meters maken, weiland in, weiland uit, voeren op plekken waar je denkt ze te kunnen onderscheppen. Helemaal onbespied ben ik nooit, ook op deze dag weet ik dat Hans verderop in hetzelfde systeem zijn ding aan het doen is. Ik zie hem in de verte, te ver om te zwaaien, bij gebrek aan fysieke mogelijkheid doen we dat dan maar digitaal. Aan alles valt te merken dat het nog vroeg in het jaar is. Er spettert weinig vis, waterplanten zijn bijna nog niet te zien en de karper beweegt nog traag of zelfs helemaal niet. Zolang er stekken zijn hou ik vertrouwen, in het lopen van stek naar stek pep ik mijzelf op en vertrouw mijzelf toe dat het nog goed gaat komen. Vaak genoeg lieg ik tegen mijzelf maar even vaak komt het ook echt nog goed. Als ik dan na een lange dag weilandhoppen bij het laatste stekje aankom, nog nergens teken van karper heb gezien is er toch weer vertrouwen. En niet onterecht blijkt. Waar op de andere stekken de pen roerloos stond is hier na dertig seconden al beweging. Een slome opsteker gevolgd door een vlotte wegzakker; toch nog! Zo rommel ik me door de eerste maanden van het nieuwe jaar heen. Merk aan alles dat ik vishonger heb; als ik de kans ook maar even heb dan pak ik mijn moment. Daarin ben ik veel minder op die weersomstandigheden gaan letten dan waar ik het eerder in de blog over had. Kon me vroeger echt eindeloos bezighouden, vooral als het moment dat ik had gepland qua weer de slechtste of natste dag van de week was, opvreten kon mijzelf dan. Dat is anders, ik pas me gewoon aan, in het allerergste geval ga ik niet maar dat komt niet zo vaak voor. Ik heb natuurlijk wel mijn favoriete momenten maar je hebt het nu eenmaal niet voor het zeggen.
Zo loop ik in het eerste licht van koningsochtend over één van mijn favoriete dijken. Het gras wit van de rijp, temperatuur rond het nulpunt. Helder blauwe hemel en zo goed als windstil. Heb de hond mee, langzaam zal ze moeten wennen aan meegaan met vissen. Ze is dol op buiten maar ook gevoelig voor alle prikkels. Dit is een perfecte plek om te leren langer buiten te zijn, ondanks alle prikkels ook rust te zoeken en te snappen wat wel en niet de bedoeling is als de baas vist. Met de kou van de afgelopen nacht zal de vis waarschijnlijk langzaam op gang komen. Ik vind het dan ook niet vreemd dat de eerste stekken geen teken van leven geven. Zon klimt langzaam hoger en geeft direct een aangename warmte af. Geen moment heb ik het koud, heb we voor de zekerheid mijn gevoerde laarzen die eigenlijk al in de zomeropslag waren gestald er weer uitgehaald. Aangenaam. Op de vierde van de zeven stekken is er direct na het inleggen trage beweging. Het duurt lang maar na een serie kleine bewegingen komt de pen heel traag wat uit het water, hangt even stil en zakt dan heel rustig weg. Even blijft hij staan en zakt dan echt uit het zicht. Ik tik vast en voel direct dat het een beste vis is. Geen moment komt de vis uit balans, ik sla vast, trek krom en onder water gebeurt er niets. Log hangt de vis op de stek, zwemt traag een paar rondjes. Trekt dan heel traag door de slip wat van me weg. Ik voel de lijn achter een vin wegschieten. Weer traag en log trekken, er volgt een volgende opgang naar het midden van het water. Dan springt de hengel plots recht, losgeschoten? Nee, haakje weg! Gezien de krullerige lijn is de knoop losgeschoten. Naja, hoeveel haakjes knoop ik per jaar aan? Dit is me voor zover ik weet niet eerder overkomen? Heel lang geleden weleens met onderlijntjes die op de haak slipten maar nog nooit met nylon. Ik baal, was echt een flinke vis, ik heb hem niet gezien maar voelde aan alles dat dit maatje buitencategorie was. Ik knoop een nieuw haakje aan, pak mijzelf bij elkaar en vis door. Er komt gelukkig een herkansing, geen beer maar ben er maar wat blij mee op deze ijskoude ochtend. Halverwege de ochtend sjok ik met de hond terug naar de auto, tijd voor rommelmarkten en dat soort dingen...
2 Opmerkingen
Als ik terugloop over het schelpenpad ben ik diep in gedachten. Ik dacht er een leeg hoofd te halen maar kom juist met een vol terug. Bij het bruggetje kijk ik nog even over het water heen. Windstil en geen kringetje te zien. Ik zucht, hoofd vol twijfel, was het nu wel of niet goed om terug te komen? Bloed kruipt waar... en dan sta je na jaren ineens op de rand van zo'n polderjuweel waar elk hoekje, iedere rietkraag al een verhaal met zich meedraagt. Zijn er nog verhalen over? Als ik laat in de nacht, als het tentfeest kilometers verderop eindelijk verstomd is, over het breedste stuk water tuur glij ik erin weg. Weg in herinneringen over wat ooit was en nu is. Meerdere vissen rolden in de buurt, het gaat nog gebeuren. Als na lang wikken en wegen ik toch besluit dat het er niet meer inzit, ontmoet ik bij het inhalen weerstand, stevige weerstand. Na een dreun op de hengel lost de vis die ik per ongeluk bij het inhalen haakte. Soms ben ik boos, soms berust ik erin. Deze keer is het dat laatste een paar dagen eerder was het de eerste. Wat een warmte, net als je het voor je gevoel een beetje je huis uit hebt de volgende rij aan verstikkende dagen. Wat is er dan beter om ruim voor het eerste licht dat klamme huis uit te kruipen en naar de polder te rijden? Alweer een jaar niet geweest. water met zo zijn eigen charme, kleiner wordend bestand maar wel aantal vissen die de gemiddelde karpervisser doen laten watertanden. Met de langere nachten is het in de ochtend aangenaam fris, dauw op het gras en met de sluierbewolking een trage start. Karperactiviteit genoeg maar vreemd genoeg zit alles wat tegen kan zitten tegen. Een hele vroege wandelaar die dauwtrappen zo serieus neemt dat hij over de volledige oeverlengte kort langs de waterkant trapt, een koppel werklieden die al voor de ergste warmte de scheuren in het fietspaadje wat een meter of dertig van het water ligt repareren, met een kabaal aan gesis door de apparatuur dat alles in een straal van honderd meter vlucht en als klap op de vuurpijl een man die uit het niets met een zinken emmer door het gat in de heg komt stappen. De plek die je alleen weet te vinden als je weet dat het er is en waar net een koppeltje vissen aan kwam zwemmen. "Ik moet even een emmertje water halen voor de periodieke controle van de waterkwaliteit", zegt hij en plenst de emmer zo naast mijn pen het water in. De vooruitsnellende megagolf, gevolgd door de rimpelingen van de emmer, vallen hem waarschijnlijk niet op. Tussendoor los ik de enige aanbeet van de dag. Tsja, er zijn dagen..... Achteraf kan ik er om lachen maar als het dan zo tegenzit heb ik echt het idee dat hogere machten zich tegen me hebben gekeerd; hoe kom je anders zo'n opvolgende trits van idiote gebeurtenissen op één ochtend tegen? Aan de andere kant, als het stapelt in één dag zijn er genoeg andere dagen dat het wel lukt en ook de afgelopen periode zijn er weer meer dan voldoende momenten om met een grote glimlach aan terug te denken. Na mijn laatste blog op vakantie gegaan naar Slovenië, eerste camping direct aan het meer van Bled. Vergunningen zeer ingewikkeld maar ik zie al snel dat er eigenlijk geen controle is. Ik waag het erop, en in het eerste licht zit ik te vissen op een plek die door veel karpervissers als magisch word bestempeld. Vang zowaar ook een karpertje en ben daar heel veel meer dan content mee. Na een fantastische vakantie ben ik ook weer blij in Nederland te zijn. Als ik na een lange rit tegen middernacht de wijk inrij voel ik meteen die tinteling. Onderdruk het een paar dagen maar dan moet het eruit. Lastige is dat er zo'n enorm warme periode aan de gang is. Ik vis een vroege ochtend tot in de middag, zie karper na karper langs zwemmen maar azen ho maar. De dag erna regen en onweer, plak er maar meteen een tweede moment achteraan, vreemd genoeg zie ik minder dan op de warme ochtend. Oja, als je wil zien hoe ik me op de eerste visbeurt in Nederland wapen tegen de warmte, kijk maar even op Hans zijn blog, kwam mijzelf er zomaar tegen en heb met tranen van lachen in mijn ogen zijn blog afgelezen: hansmoolenaar.blogspot.com/2022/08/onder-de-platanen.html Klein knagend gevoel, augustus is hard op weg en ik heb de maand nog niet "verzekerd" met een karper. Rondom de vakantie geeft het doel "iedere maand een karper vangen" altijd onrust in plaats van richting, puur omdat er zomaar een deel van de maand kan missen. Om augustus veilig te stellen vind ik me op een natte avond terug in de knusse polder. Waar ik dit jaar tot nu toe het gevoel had dat de drukte met vissers van afgelopen jaren een negatief bijeffect van corona was is het deze avond ineens weer druk. Eerste aangevoerde stek is al bezet, op de tweede al snel een auto die stopt, jongen die vraagt of ik lang blijf? Ik antwoord dat ik er net ben en nog wel even blijf. Auto wordt geparkeerd, regen stroomt door. Na een tijdje komt de knul weer even langs, of hij wel verderop zijn hengels mag plaatsen? Heb ik geen moeite mee. Niet veel later komt zijn maatje op de fiets aan. Of ik een parapluutje wil lenen, sla het beleefd af. Blijken vriendelijke knapen, ze geven me de ruimte ik hun daarmee ook. Of ik nog wil bijvoeren en terugkomen, zij hebben toch de hele nacht? Ik sla het vriendelijk af, ga lekker je gang jongens. Ze vertellen wat over hun ervaringen op het water en andere plekken in de omgeving. Eén van de twee noemt een voor mij bekende polder waar ik al jaren niet meer kom, vanaf die avond sluimert de schelpenpad polder weer in mijn frontale kwab rond. Ik fiets door naar mijn laatste stekken en kom in een viswalhalla, op een wat afgelegen deel van de polder liggen meerder karpers zeer actief te azen. Duurt niet lang en dan sla ik op de eerste vast. Vreemd genoeg voor de tweede keer in korte tijd direct na de aanslag een lijnbreuk? Achteraf ben ik ervan overtuigd dat het schuim en gepriegel op een eerdere stek van kreeft was en die gluiperds de lijn hebben beschadigd, zal niet de eerste keer zijn maar in deze polder een nieuw fenomeen. Helaas, nu ook hier dus. Gelukkig krijg ik een herkansing en met trillende vingers schuif ik na een lange dril het net onder een spiegelkarper. Vreemd genoeg zorgt de vangst niet voor de rust in mijn hoofd die ik had verwacht, nee het tegenovergestelde gebeurt; ik heb een niet te stuiten visdrang, ik sta op scherp. Werk is nog rustig, opleiding niet begonnen. Dag na de avond in de knusse polder stop ik bijtijds met werken en duik de polder in. De aanblik bij de start is veelbelovend. Veel activiteit onder een broeierig wolkendek. Na het rondje voeren breekt het wolkendek open. Blauwe lucht en een stralende zon. Vis reageert direct, bijna geen activiteit meer te zien. Op de laatste van zeven stekken zit ik te bedenken of er nog een list is te verzinnen, snel nog naar een andere plek verkassen of hier blijven? Er komt een golfje aanlopen, meter of tien bij de stek vandaan begint een vis in de kant te happen. Als hij doorzwemt komt hij het voer tegen. Traag komt het walmen steeds dichterbij. Als het in de buurt van de stek is stopt het, niet veel later komen er wat wellingen rondom de pen omhoog. Waar er eerst niks anders dan tikjes van witvis was te zien staat de pen nu te dansen. De aanbeet volgt al vrij snel. Bij het terugvissen van de stekken lukt het ook nog om een klein spiegeltje te vangen door het aas in zijn bellenspoor te laten zakken en ben ik meer dan tevreden hoe de middag verlopen is, vislust zakt de dagen erna ook wat weg. Augustus is veilig gesteld, laat het najaar maar komen. Maar dat najaar komt niet, het blijft mooi weer. Weinig wind en al helemaal geen najaarsbuien. Op één van de weinige frissere dagen duik ik een polder in met een groot bestand. Kijken of met groter aas er te selecteren valt? In de ochtend heb ik al gevoerd, voor mijn doen grote ruime voerplekken. Iedere stek is het raak en ja er valt te selecteren want zolang ik met twee kikkererwten vis vang ik geen giebel of karper onder de veertig centimeter. Overstappen naar maïs zorgt direct voor giebel of kleine karper. Volgende stap is enkel voeren met kikkererwten, maïs helemaal weglaten, kijken of de top van het bestand dan eerder op de stekken komt? Toch voelt het niet als een geslaagde dag meer als opvulling in afwachting van het najaar, opvulling om contact met de onderwaterwereld te houden en te kunnen schakelen als het herfstig wordt.
's Avonds droom ik van dat najaarsweer, stevige wind uit het zuidwesten, bewolkte luchten met zo nu en dan een bui. Plekken waar de pen stuitert op de golven en dan erin weggetrokken wordt. Kan wat mij betreft niet snel genoeg komen maar het lijkt erop dat het voorlopig bij dromen blijft.... Op handen en knieën zit ik in het weiland. Regen stort zonder enige pardon over me heen. Grote druppels, die overal belletjes op het water veroorzaken. Ik knijp met mijn ogen om te zien of het bellenspoortje wat ik tegenkwam er nog is. Ja, een trosje bellen komt omhoog, centimeter of twintig van de pen af. Voorzichtig pak ik vijf maïskorrels en gooi ze één voor één in de buurt van de pen. De oranje antenne die de hele ochtend, vanaf het eerste licht mijn aandacht heeft gehad, staat weer centraal in mijn klein geworden wereldje. Weer wat belletjes, pen krijgt een slinger, staat hoger dan daarnet? Voorzichtig haal ik op, voel een beetje weerstand, waarschijnlijk is de haak in een waterplant terechtgekomen. Voordat ik weer inleg eerst kijken, belletjes zijn er nog, inleggen in de buurt maar niet te dichtbij en wachten maar weer. Startend aan zo'n dag had ik nooit kunnen bedenken dat ik op handen en knieën in de continue regen zou eindigen. Sterker nog, als rond een uur of vier de wekker gaat snap ik even niet wat er aan de hand is. Als ik wakker ben weet ik het weer, een vroege ochtend in een na de warme dagen fris geworden polder. Er is weinig nodig om me in beweging te krijgen. Plan is al gemaakt, drie polders die in de buurt van elkaar liggen. De eerste heel dun aanvoeren, dan naar de tweede en iets meer voeren. Vissen op de eerste, dan naar de derde om te voeren, vissen in de tweede, enzovoort. Omdat ik de plekken goed ken durf ik het aan om in het donker te voeren zodat ik bij het eerste licht kan starten met vissen. In die eerste polder ligt het voer dan een uurtje in het water, vrij kort en daarom heb ik dus heel beperkt gevoerd. Als ze langszwemmen gaan ze erop en zal ik het heel snel merken. Als ik start op de eerste plekken alleen gewiebel en gepriegel van kreeftjes. Kleine belletjes en aangevreten maïs. Polder na polder nemen ze over, ben benieuwd hoe het er over een jaar of vijf uitziet, ben bang dat ze dan overal in grote getale aanwezig zijn. Derde stek is een brugstek, ik hou van brugstekken, lekker over die reling hangen terwijl je het pennetje naast een peiler plaatst. Het oranje steekt scherp af tegen het beton. Binnen een minuut zakt de pen iets weg, wordt opgestoken tot hij plat ligt en verdwijnt dan met een rotvaart onder de brug. Meestal is aanslaan een overdachte keuze, heel soms een instinctieve reactie, deze keer is het de laatste. Hengel vouwt direct dubbel, 14 voet carbon wordt met een niet te stuiten kracht onder de brug door kromgetrokken, lijn vliegt van de slip. Ik ben echt even overdondert, kan met moeite voorkomen dat de lijn contact maakt met het brugdeel waar ik op sta. Gelukkig is het een kort schot. Niet veel later zeilt de vis onder de brug vandaan, wil wel maar kan niet echt meer. Ik klauter van de brug af op de kant, waar het schepnet al klaar ligt, en schep de vis. Zo, de dag is van start! Zo'n start is ook ingewikkeld; aan de ene kant een bepaalde ontspanning want je hebt al wat maar het geeft ook verwachtingen. In de derde polder op de eerste stek lijken die verwachtingen waar te worden. Pen wordt binnen de kortste keren weggesjord. Na de aanslag weer direct grote druk, hengel steeds krommer maar de slip komt niet op gang. Snel een blik naar de molen; lijn zit vast achter de hendel. Snel twee stappen meelopen, ruimte maken en de lijn erachter vandaan halen, meteen daarna de bevrijdende slip. Er volgt een worsteling in de plompen, het is een korte, hoog gebouwde schub. Ondanks de plompendans lukt het de vis te temmen, ligt schepklaar maar doordat ik moest meelopen om ruimte te geven ligt het net niet naast me. Ik probeer terug te lopen terwijl ik de vis door de plompen loods, hij heeft er andere ideeën over en start de tweede ronde. Geeft mij wel de gelegenheid iets terug te schuiven naar het net, maar de vis keert en ramt weer bij me vandaan, krult om een plompenrand, draait 180 graden en wil op me afkomen. Weer snel meelopen, draad om de plompenrand heen halen en voorzichtige druk houden. Boeltje zit vast, op zo'n korte lijn dat de vis niet meer op gang kan komen ik zou hem kunnen scheppen maar nog steeds heb ik geen net in de buurt. Niet veel later lost de haak. Oeh, wat ben ik boos, heel even maar wel heel erg. Ik voer bij en loop de rest van de stekken af. Nergens op de stekken beweging, wel op andere plekken. Ik voer wat op een plek waar ik een aantal keer vis zie rollen, dan terug naar de stek waar ik de schub loste. Blijkbaar een populaire plek, want weer snel een aanbeet. Ik sla mis en staar de boeggolf na. Het zoet van de goede start wijzigt langzaam in zuur... Ik besluit terug te lopen naar de net aangevoerde plek. Nog even proberen, door de regen ben ik behoorlijk doorweekt, ik voorvoel dat binnen nu en een half uur ik verlang naar een warme douche en een goede kop koffie. Op de nieuwe plek niets maar iets verderop een bellenspoor. Met het opnieuw inleggen staat de pen weer zoals verwacht, waardoor ik vrij zeker weet dat het aas vrij ligt. Bellen komen weer omhoog, nu links achter de pen, tegelijkertijd springt er rechts achter de pen een spiegelkarpertje. Niet veel later een niet te missen opsteken, zoet werd zuur, zuur werd lichtzoet. Tussen de mooie start in de eerste polder en het tumultueuze einde in de derde is het in de tweede polder stil. Wat gepluk van voorns maar weinig activiteit van karper. Toch gek, vooraf had ik het idee dat juist de tweede polder de vis zou gaan opleveren, dat is namelijk het beeld van de afgelopen maanden. De samen dagen met Michael blijven de dagen met een gouden randje. Rond een uur of acht hebben we afgesproken en na een slingertocht, door weilanden aaneengesloten door looplanken en bouwvallige hekken, om stekken te maken starten we rond een uur of tien met vissen. Helderblauw en steeds warmer, bijna windstil. Geen ideale situatie. Hans komt even buurten, heeft in een nabijgelegen polder zijn vallen geplaatst. Als de dag al ver gevorderd is en het turen naar het oranje meer een excuus lijkt geworden om buiten te zijn in plaats van een van verlangen voltrokken ritueel wordt de pen voor de zoveelste keer weggetrokken. Ik verwacht de zoveelste voorn maar ontmoet echte weerstand, toch nog dus. Juli is een echte zoet en zuur maand. Om allerlei redenen voor mij altijd een ingewikkelde periode om wat te vangen, statistisch gok ik de maand dat ik de meeste vis los of verspeel door draadbreuk. Planten rijkelijk aanwezig, vissen in topconditie. Door de hoeveelheid aanwezig natuurlijk voedsel ook de maand waarin ik vaker dan anders heb gezien dat mijn voerplekken volledig genegeerd worden. Als laatste de maand met veel licht, vaak weinig wind en warm weer, geen visweer, vroeg starten of laat eindigen helpt maar is geen garantie.
De dagen dat het wat koeler is, harder waait (ongeacht richting) en er bewolking is maken voor mij meestal het verschil. Nu zeg ik bewolking maar eigenlijk bedoel ik delen water waar de zon nog niet opstaat, bewolking helpt maar schaduwrijke plekken zullen ook over de hele dag heen productief kunnen zijn, zeker als de wind er lekker opstaat. Zo richting mijn zomervakantie maak ik ook vaak weer de tussenstand op en ik krijg altijd een soort gejaagd gevoel om nog een aantal polders te bezoeken. Misschien is urgentie een betere term dan gejaagd maar het voelt hetzelfde. Een kleine polder die me dit jaar geen windeieren heeft gelegd wil ik een keer in eerste licht bevissen, kom er eigenlijk altijd alleen maar 's avonds. En zo kruip ik maar weer eens in alle vroegte mijn bed uit, wil niet te lang vissen dus neem een weinig aan voer mee. Klein kwartiertje fietsen en ik sta aan het water. Zoals ik al een beetje hoopte zijn er een aantal ondiepe delen die 's avonds vaak visloos lijken maar nu duidelijk azende vis laten zien. Als ik een krappe tien minuten na voeren mijn pen op zo'n stek laat zakken krijgt het aas geeneens de tijd naar de bodem te zakken. Een klein spiegeltje zorgt voor een hoop kabaal op het stille water. Daarna gebeurt er iets wat ik vooralsnog onverklaarbaar vind, misschien moet ik het ook niet verklaren maar dat zit toch een beetje in de aard van het beestje. Hoe dan ook, het volgende gebeurde: Op een stek bij een duiker staan de schuimbanen op het voer. In ieder geval twee vissen ploegen de boel om. Omdat ik zo snel na het voeren ben begonnen met vissen, voerde ik heel weinig. Op de meeste plekken niet meer dan dertig voerdeeltjes van een mix van maïs, kikkererwten en 8 millimeter pellets. Na een half uur naar het steeds doorgaande geschuim te hebben gekeken begin ik te twijfelen, waarom geen aanbeet. Toch nog maar even wachten, duurt zeker nog een kwartier maar dan is er eindelijk een aanbeet. Ik sla vast en direct komt de vis omhoog, een brede rug komt door het wateroppervlak, en deunt daarna naar beneden, heel even loopt de slip en dan breekt de lijn. Sprakeloos kijk ik de golf na, ben wel wat gewend maar dit was een monster, waarom nu voor het eerst in hele lange tijd een draadbreuk? Ik voer een klein beetje bij, wellicht twintig voerdeeltjes en loop langs de andere stekken. Daar is geen activiteit. Als ik terugkom bij de duiker staat het schuim er weer op. Niet veel later vang ik een klein schubje. Weer voer ik minimaal bij, weer maak ik een rondje langs de andere stekken en weer staat het schuim op de stek bij de duiker als ik er langskom. Nu al snel een spiegel. Terwijl ik hem terugzet komt het volgende schuimspoor op een meter of tien achter de stek aanlopen, recht de stek op en niet veel later de volgende spiegel. Nadat die weer zwemt alweer schuim en nu een zeelt. Daarna is het over, zon komt over de bomen, het water wordt stil. Als ik terugfiets denk ik na over wat er is gebeurt, ik heb bijna vijf uur lang gevist, heb in totaal ongeveer 70 voerdeeltjes op de stek gevoerd, dat was voldoende om tijdens die vijf uur vis continue actief te houden, vaak zelfs meerdere vissen tegelijk? Dat de vis hongerig was is overduidelijk, de normale schroom die zo bij de karper hoort leek er niet te zijn maar wat me vooral dwarszit is hoelang de vissen met het weinige voer bezig zijn geweest? Geeft maar weer eens een totaal andere blik op hoeveelheid voeren en hoelang daarna de vis nog actief kan zijn op dat voer. Wat dat aangaat is er zoveel wat we nooit zullen verklaren, wat ik enkel kan is het te absorberen als weer een ervaring die me rijker heeft gemaakt. De wind staat bijna pal op het water. Ik hang tussen het gras, dat zo hoog is opgeschoten dat ik niet gezien word, lui achterover. Wuivend gras, riet en water. En wat voor een water, machtig water. Maar deze namiddag en avond is het in zichzelf gekeerd, ondanks de reuring van de wind laat het niets los over zijn bewoners. Er spetteren geen voorns, brasems duikelen niet en nergens ineens een vlak stuk tussen de kabbel. Ik doe mee, keer ook in mijzelf, mijmer en tob, beschouwingen die op die momenten diepzinnig voelen maar met het verstrijken van de dag in lucht opgaan. Aan het einde is er niets anders over dan een leeg hoofd en een vervult hart. Gewoon lekker vissen. Met het mooie weer heb ik de conclusie getrokken dat het gevonden patroon van verkassen van polder naar polder een week of twee vooruit moet worden gehaald ten opzichte van vorig jaar. Tot nu toe klopt dat redelijk maar het extreem mooie en vooral droge weer heeft ook wat nadelen. In geen jaren heb ik in het voorjaar het water zolang, zo helder gezien. Kristalhelder, in veel van de polders kan ik de bodem zien en dat is een slecht teken, vis zal zeker tijdens daglicht uit de buurt blijven van de kanten. Oerinstinct wat ze hebben; het gevaar kan ook van boven komen. Heel lang geleden schreef Richard Walker er over, hij ging nog een stapje verder, koppelde de hoek van de zon aan de mate van lichtinval en daarmee het verdwijnen van de vis uit de oeverzone. Afhankelijk van jaargetij en mate van onbewolkt of bewolkt weer kun je dus de klok er letterlijk op gelijk zetten wanneer het stilvalt maar ook wanneer het weer op gang komt. Hoe meer troebel het water, hoe minder dit opgaat. Laat dat troebele water nu net zijn wat ik zoek in de kristalheldere polders. Daar waar het troebel is, is de bodem omgewoeld en dat ging niet vanzelf. Gistermiddag die tinteling, niet te missen. Na veel warme dagen een wind die naar noordwest is verhuist en aantrekt. Ik hou wel van wind uit het noorden in een warm voorjaar, pure zuurstof die het water wordt ingeblazen denk ik dan. Bij aankomst voor de voerronde twijfel, zo helder, dat wordt toch niks om overdag te pennen? Op zoek dus naar troebele delen, en omdat ik de weg weet vind ik vrij snel een troebel deel. Als ik einde middag terugkom is het op alle stekken raak. Zeelt, voorn en karper. Alles komt op de kant. Als ik poseer met een jonge schoonheid komt de oude tuinder die op de hoek woont even een praatje maken. Man van weinig woorden. Vroeger, ja toen was het hier echt diep, het miegelde van de karper. In het voorjaar was de paai één groot spetterfeest. Ze zitten er nog hoor en hele grote ook, geeft me een knipoog. Ik glimlach, dat er hele grote zitten werd ik pas weer aan herinnerd. Paar weken terug was ik ook hier. In de middag voeren. Ik kijk mijn ogen uit, veel actieve vis en niet de kleinsten. Thuis schrok ik mijn eten weg, mijn vrouw kent me langer dan vandaag, heeft allang gezien dat ik "aan" sta. Veel eerder dan afgesproken ben ik alweer op de terugweg naar de polder. Van de azende vis natuurlijk geen enkel teken meer, als ik op mijn eerste stekje bijvoer dreunt er wel eentje weg van mijn voerplek; gaat het zo'n avond worden? Rustig afwachten maar. Het duurt lang, de overdag milde wind trekt aan er ontstaat mist. Temperatuur zakt rond zonsondergang heel rap. Ik mopper op mijzelf, had wel een extra truitje mee kunnen nemen, nu heb ik het net te fris. Als ik na lang wachten op één van de stekken een zeelt vang ben ik al meer dan gelukkig. Besluit dat ik het nog even probeer op de plek waar ik een vis verjoeg en dan naar huis ga. Mooie stek, een zijtak van de hoofdvaart. Hier, in de bocht waar ik zit komen een paar buizen uit die kleine slootjes met dit water verbinden, altijd topplekken. Mistflarden drijven langs, ik heb moeite het lichtpennetje goed te volgen, moet af en toe de tranen uit mijn vermoeide ogen wrijven. Ergens heeft zich een gevoel vastgezet, een gevoel dat het hier gaat gebeuren. Net voordat het lange wachten dat gevoel zover heeft laten afbrokkelen dat ik er de brui aan geef, komt de pen in beweging. Een duidelijke lijnzwemmer, daarna weer niets? Na een minuut of tien hetzelfde en dan weer stil. Nu duurt het nog langer, ergens slaat een klok twaalf keer, ik ben een starende zombie geworden die wacht op dat ene moment dat nog gaat komen. Weer zakt de pen weg, nu komt hij traag omhoog, steekt even iets meer licht door het zwarte wateroppervlak en danst dan naar rechts weg. Ik sla aan en ontmoet doffe weerstand. Onder water roert zich iets, iets wat zo massief is dat het op gang moet komen. Het duurt lang, een lange trage dril. Als ik hard trek loopt de slip vanzelf. Ik heb de vis nog geen moment gezien, ondanks de ondiepte blijft hij zonder enige moeite onder water. Als ik hem na een minuut of tien eindelijk boven het net heb snap ik dat. Wat ik niet snap is dat zo'n vis zo weinig leven heeft gegeven op de stek die maar 70 centimeter diep is; wat een stiekemerd. Die nacht slaap ik slecht, lig te woelen. Vreemde gedachten dat de vis het vangen niet aankon, dat hij dood is gegaan. Een sluimerbestaan tussen wakker zijn en slapen in, alsof de mistige polder in mijn hoofd is doorgedrongen. Ochtendlicht daarna veel te fel, het voelt onwerkelijk, toch is het me weer gelukt om een overtreffende trap van groot toe te voegen aan een al eindeloze rij van mooie vissen. Hoe groter ze worden hoe minder vaak dat gebeurt, zou zomaar de laatste keer kunnen zijn dat ik weer een trede hoger kom? Wat ge-app met medevissers die dit snappen, dat aan de ene kant lege gevoel en aan de andere kant de vraag waarom mij dit overdadige overkomt? 's Avonds de vraag van Hans, of ik al van mijn roze wolk af ben? Nee, eerlijk gezegd niet. Paar dagen later slenter ik door een gemaaid weiland, gras ligt klaar om geschud te worden. Ook tegen overdaad is de beste remedie "gewoon lekker vissen". Het zit niet tegen. De waterinlaat staat aan, komt hier onder een tunneltje door zo het verse rivierwater de polder ingestroomd. Op de rand van de stroming voer ik, pennetje kan daar zo mooi wiegen. De aanbeten liegen er niet om, de vis aast hard in die stroming. Als na een uurtje vissen de boer komt schudden vind ik het prima, ik heb mijn momentje al weer gehad. Zo rol ik na een trage start me door het visjaar heen. Keuzes lijken dan weer vanzelfsprekend, mooie momenten volgen elkaar op. Lukt me goed om met de mindere tijd door de studie de tijd die er is goed te besteden. Slim mee omgaan, goed gebruik maken van alle opgedane kennis. Half mei zitten we op een watertemperatuur die doet vermoeden dat de paai niet lang meer op zich laat wachten. Ik voer heel dun in een kleine, intieme polder en wat ruimer op een uitgestrekt systeem. In het laatste licht vang ik al een eerste vis. Een spiegel die zo hard knokte dat ik verbaasd stond te kijken van zijn beperkte formaat. Vis voor de toekomst, zie hem graag over een jaar of vijf terug. dat het een hem is weet ik zeker door het kleine straaltje hom dat hij van de zenuwen liet lopen. Net voor zonsondergang zit ik in het uitgebreidere systeem. Tegen de heldere avondhemel zie ik een felle vallende ster, trekt een lang lichtspoor om daarna uit te doven. Ik hoor en zie karper, meerdere plekken waar zich flinke groepen ophouden. Verzamelplekken, na een avond lijnzwemmers te hebben nagestaard weet ik weer dat het niet allemaal vanzelf gaat, verbaasde me wel dat ondanks het donker worden de eetmodus niet aanging? Komende weken maar momenten proberen te pakken, dit is toch wel één van de momenten van het jaar. Nog een maand erbij en we zakken even weg in een periode dat het water uitgestorven kan lijken. Nu nog maar even goed genieten, gewoon lekker vissen.
Ik huiver in mijn jas. Zondagochtend elf april, twee graden, gevoelstemperatuur onder nul. Die verrekte noorderwind. Ik strooi her en der wat strooisel, niet veel, vis zal echt wel eten maar ze zijn waarschijnlijk nog heel traag. Ik denk terug aan februari, twee maanden terug; toen was ik ook hier ook maar was het veel warmer. Twee maanden verder in het jaar, tien graden minder. Als ik terug rij naar huis probeer ik te denken of ik eerder zo'n koud voorjaar meemaakte? Kan me er wel eentje herinneren, continue noord, noordoosten wind, eind april in vierdubbele kleding en met handschoenen winterduikertjes afpennen. Ik leef qua penvissen altijd van seizoen naar seizoen, dat vind ik zo lekker aan Nederland. Ieder seizoen zijn eigen aanpak in andere polders, planning maken die past bij het seizoen en welk seizoen beste past bij desbetreffende polder. Rekening houden met hengeldruk, plantengroei, paai en nog veel meer. Aan het einde van een seizoen kijk ik uit naar het volgende. Nu is het anders dan ik verwacht had, vraag is en blijft in welke mate die vis nu reageert? Vorige keer blogde ik over de "Thormaand". Als het licht toeneemt begint de natuur op gang te komen, temperatuur helpt in het tempo maar ook als het kouder blijft is het een onomkeerbaar proces. En dan mag het nu wel heel schraal zijn, toch gaat de natuur vooruit. Wel altijd sterk het gevoel dat de onderwaterwereld sneller vertraagd bij mindere temperaturen in het voorjaar. Je kan het zien, eerste warme dagen schiet het krulblad omhoog maar als het dan weer kouder wordt blijft het gewoon stil staan, zeker als er weinig tot geen zon is. Als ik dan ruim drie uur later terug ben is de wind aangetrokken. Oeh, wat koud. Wel weet de zon wonderbaarlijk continue gaatjes in het langsvliegende wolkendek te vinden, de weinige warmte van de voorzichtige zonstralen zijn meer dan welkom. Eerste twee stekken gebeurt er helemaal niks, derde stek heb ik de wind in mijn rug. Dat is best even lekker. Pennetje staat kort bij een brugpeiler, uit het niets kruipt hij dichter naar de brug, zakt wat, komt weer omhoog. Zo traag allemaal dat ik het rustig kan overpeinzen; geen aanbeet. Wel even het aas checken, alles zit nog netjes, ik laat de pen weer zakken. Duurt lang, net voordat ik naar de volgende stek wil gaan eenzelfde patroon. Traag kruipt de pen richting de brug, zakt wat en is dan helemaal weg. Ik sla vast, schichtige weerstand. Hij doet zijn best, zorgt voor de langste dril van de dag. Als ik dit typ weet ik dat het de eerste van vijf was, toen, op dat moment, was ik gelukkig met in ieder geval iets. Verwachtingen moeten bijstellen dus. Gelukkig tussendoor wel even die opleving. Ineens bijna twintig graden en nog wel een paar dagen achtereen. Zal je altijd zien dat er eigenlijk geen momentje is waarop je het er echt even van kan nemen. Voor de woensdag staat de omslag gepland, eerst vrij drastisch maar naarmate de woensdag dichterbij komt is er een rustiger verloop te zien. Wind draait wel van zuid naar noord maar valt dan ook weg. Ik pak mijn moment. Einde middag een voerrondje. Polder is zoals ik had verwacht, her en der een rimpel, hoeken in het oosten hebben de hele dag een zacht klotsje gehad. Spelende witvis onder het oppervlak, geen zichtbaar teken van karper. Of te koud, of te warm, beiden bekoren me niet in het voorjaar. Te koud simpelweg omdat het niet naar voorjaar voelt, te warm omdat de vis er lui van wordt. Als ik start met vissen voel ik me gehaast, zit onrustig. Komt misschien omdat ik zie dat er een andere visser op één van mijn stekken zit. Waarschijnlijk statisch, auto langs het water, kofferbak open, zenuwachtig heen en weer lopen. Thema van vorig jaar is terug; het wordt te druk. Gelukkig heb ik zes stekken, genoeg te kiezen. Moet de onrust wel kwijt. Derde stek diep adem halen, bakkie koffie en rustig in mijn element zakken. Duurt zeker minuut of twintig, dan merk ik dat ik er echt ben. Heeft wel drie stekken gekost, drie stekken waar geen enkel teken van vis was, laat staan van karper. Vierde stek, net voor een brede buis, achter me de sloot met het bord "verboden te vissen", daar is de buis afgesloten met een rooster. 's Middags hing hier een koi rond, al snel spot ik de vis weer. Ligt nog wat onder het oppervlak te lummelen. Zonder enig voorteken dreunt de pen weg. Lijnzwemmer zegt mijn hoofd, als de lijn meeloopt zeggen mijn handen aanbeet. Na de aanslag de angst dat het toch een lijnzwemmer was. Vis doet het rustig aan, lijkt vrij snel binnen te komen maar dat blijkt pas het begin. Alle hoeken van de bocht krijg ik te zien. Na minuut of vijf is het klaar, wat een prachtschub. Dat zijn dan toch de poldervissen waar je het voor doet. Uiteindelijk is het de enige aanbeet van de avond, voelt als rijkdom. Dat was wel echt een lekkere avond, voelde echt als voorjaar. Tot nu toe ook de enige keer dat een truitje en wat later op de avond een jas voldoende was. De geur van gemaaid gras, door de wind bijeengedreven viezigheid die van die mooie vuilhoekjes maakt, vleermuisjes; alles wat je dan wel verwacht van het voorjaar. Paar dagen daarna ging er een grote streep doorheen. Hagel, sneeuw, ijsregen en loeiharde noorderwind. Toch kan ik het niet laten. Als dan 's middags de zon even doorkomt voel ik de warmte toenemen. Opportunisme ten top maar werkt voor mij vaak het beste. Soms plan ik maar vaker is het een bepaalde lucht, een type weer of gewoon een drang om te vissen. Vier stekken langs een dijk. Wind pal op het water. Lekkere golven. Ik voel even met mijn hand, oeh, water is echt koud. Toch zie ik het zitten. Als ik terug wandel zie ik het pennetje huppen op die golven, ik golf mee en wacht op de onregelmatige hup. Dromen van aanbeten, daar ben ik goed in geworden. Misschien wel zoals een sporter vooraf zijn perfecte wedstrijd visualiseert, visualiseer ik aanbeten en drils. Omdat het water zo koud was voerde ik heel dunnetjes, als ik terugkom krijg ik op geen van de stekken ook maar een tikje. Wind is nog wat aangetrokken en er vallen buien, het is echt smerig. De eerste twee stekken geef ik voordat ik doorloop nog wat voer. Op de laatste stek zit ik te bibberen, man, wat doe je hier? Ergens denk ik eraan te stoppen maar als je de twee vers aangevoerde stekken toch tegenkomt op de terugweg, waarom dan niet? Daarnaast valt het me op dat er met regelmaat vis springt of rolt; ze zijn wel actief dus! Ik loop tegen de harde wind en striemende regen terug, laat de pen nog maar eens zakken. Zitten doe ik niet meer, ik sta met de hengel in mijn hand, ga ervan uit dat als ik stil sta het onopvallend genoeg is. Na een minuut of tien haal ik op om door te lopen. Hè, maïs weg van de haak? Met enigszins verkleumde vinger zet ik twee maïskorrels op. Paar keer lijkt de pen wat te bewegen maar met de harde wind is het niet goed te zien, als ik ophaal zijn de korrels weer verdwenen? Ik twijfel, beaas toch opnieuw. Ik tuur, bij het eerste minieme beweginkje geef ik een tik, ja hoor raak. Klein visje maar voelt als een overwinning. Geeft ook het zetje in de rug om de laatste stek nog even te geven. Aas bereikt voor mijn gevoel de bodem niet eens. Eigenlijk komt de pen direct weer plat en zeilt rustig weg. Hoppa, aanslaan en een dril. Dril? Lijkt er niet op, kan de vis zo het net intrekken, als ik het net optil ontploft er een bom, blijkbaar komt het besef wat laat binnen. Als ik de inhoud bekijk krijg ik een grote glimlach, goede keuze om toch nog even de opnieuw aangevoerde stekjes te bevissen. Geeft wel te denken; zouden de licht aangevoerde stekken al leeggegeten zijn geweest? De combinatie van de vele rollers en springers en pas aanbeten krijgen bij opnieuw voeren doe het wel denken. Stof tot nadenken dus. Voeren blijft een belangrijk thema, misschien wel het belangrijkste? Ik ben blijven hangen bij de mini-particles, al dan niet gemengd met wat minipellets. Je kan er zo mooi verspreidt mee voeren zonder dat er heel veel voer ligt. Wat er wel ligt zijn veel aasopnames. Ik kan dat nog niet helemaal rijmen met watertemperaturen onder de acht graden; iedere opname kost energie, energie waarvan je zou denken dat de vis hem zou willen sparen? Als de temperatuur wat hoger komt snap ik het wel goed, zie het als die tafel met kleine snacks; je blijft toch pakken.
Vaak strooi ik tien a twintig maïskorrels over de particles heen, bijna altijd heb ik binnen een paar minuten beet. Hoe werkt dat, wat maakt dat zo snel, tussen alle voerdeeltjes die twee korrels op de haak worden opgepikt? Wordt er geselecteerd op grotere voedseldeeltjes? Heb ik een perfect midden gevonden tussen voorvoeren en vissen waardoor er nog genoeg ligt om te blijven hangen maar dusdanig weinig dat het haakaas snel gepakt wordt? Ik zou er allerlei theroriën op los kunnen laten maar belangrijkste is dat het werkt voor mij. "Hoeveel voer je met dit weer?", vraagt Michael als ik hem aan de telefoon heb. De avond is rustig verlopen. Op één van de stekken waren overduidelijk meerdere vissen in de buurt actief aan het azen. Prachtige bellen liepen over het water. Ze kwamen niet op het voer en toen de zon in mijn rug steeds lager zakte werd iedere beweging een risico op verstoring, zo lang werden de schaduwen. Snel beetje voer bij en daarna was ik letterlijk weggekropen totdat ik zonder een schaduw over het water te laten vallen kon opstaan. Nu is het donker geworden, geen risico van een schaduw, de maan is een minisikkeltje, de wind wat geluwd. Het is maar weer eens koud maar overdag maakte de zon overuren. Van de bellenspoortjes geen spoor meer. Toch voel ik dat het hier gaat gebeuren. Om de tijd te doden bel ik met Michael, met die gekke avondklok hebben we toch al een maand of drie niet samen gevist. "Wacht even, er gebeurt wat". Terwijl we bijpraten is er uit het niets rondom de pen een bellenfestijn ontstaan. "Karper op mijn stek, misschien moet ik zo ophangen, ja pennetje zakt" maar hij zakte niet door. Dus we kletsen bij maar het bellenspoor komt terug. Vrij snel is de pen verdwenen, ik ben op het ondiepe hoekje waar ik zit bang voor een lijnzwemmer maar de pen is echt weg. Michael hoort me slaan, "ik moet ophangen, karper!" Er ontvouwt een lange dril. Vis rolt weg, even lijkt de soepele hengel hem te stoppen maar dan begint de slip te lopen. Lijkt niet meer te stoppen, rechts van me begint de vis aan een opmars de wetering in. Gestaag maar onstopbaar. De weinige wind fluit in de lijn. Ik hou de hengel vast en wacht tot de vis stilvalt, duurt lang. Dan tegendruk en pompen, vis zwenkt van rechts naar links. Daarna volgt een lange patstelling waarbij de vis niet uit de buurt van wat grauwe rietstengels weg is te krijgen. Alles wat ik neem moet ik ook weer geven. Ik begin te twijfelen of de vis niet valsgehaakt is, lijkt soms of ik hem overdwars mee moet trekken. Toch komt hij langzaam dichterbij en ineens licht hij schepklaar voor de kant. omdat het daar heel ondiep is, stuntel ik even maar dan is hij binnen. Op de kant is de haal al los, zal nooit weten of het nu een vaslgehaakte was of niet? Niet veel later bel ik Michael terug, we praten even na over mijn belevenissen en pakken daarna het gesprek op waar we gebleven waren, tegen die tijd is het water rimpelloos geworden, alsof er niets is gebeurt. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|