Twee jaar gelden slonk mijn tijd. Keuze om een opleiding te volgen zou directe gevolgen hebben voor het vissen; ergens moest ik op korten. Terugkijkend is het me meegevallen, altijd is er wel ergens een gaatje te vinden. In de periodes dat ik naar deadlines werkte merkte ik wel dat ik me er minder toe kon zetten, ik niet kon vissen vanuit de rust die ik noodzakelijk vind. Tranquillity is een Engelse term die ik beter vind passen bij de gemoedstoestand die ik bedoel. Nu is het volbracht, ja een groot woord, want zo voelt het. Twee jaar studeren, schrijven, onderzoeken, netwerken en (vooral) plezier hebben zijn achter de rug. Papiertje heb ik nog niet officieel, dat komt ergens in april. Met een wegvallende opleidingsdag is vanaf begin dit jaar mijn ritme gewijzigd. terug naar vier werkdagen, vrijdag een vrije dag. Dat dat luxe is besef ik me goed. In het afgelopen half jaar droomde ik vaak al even weg naar deze nieuwe indeling, zag ik me al zitten op die vrije vrijdagen. Poldertje kiezen, wellicht voorvoeren en eerst thuis wat rommelen, dan op pad. Op pad zonder tijdsdruk of gevoel dat je eigenlijk wat anders te doen hebt. Zo start ik het nieuwe jaar. Zonder enige druk een dag pakken en niet loslaten. Voorvoeren op verschillende polderstekken en dan wachten maar. Na lang te hebben gewacht zit ik op de laatste stek. Eindje werpen naar het duikertje dat aan de overkant van het water ligt. Hengel hoog om de lijn niet teveel door de bemaling op te laten pakken. Met wat prielwerk lukt het om het pennetje in zicht te houden. Af en toe opnieuw inwerpen omdat er wat vuil in de lijn is gekomen en het rood uit zicht raakt. Het duurt lang en er gebeurt niks. Ik voel een eerste blank tijdens de eerste sessie aankomen. Weggaan en nog terug naar andere aangevoerde stekken? Ik zit wel lekker hier en ergens kan ik me niet voorstellen dat er niets ligt. De intuïtie klopt maar weer eens, uit het niets begint de pen te leven. Komt omhoog, gaat plat en dobbert dan rustig van de stek weg. Na aanslag alleen gewicht wat traag mijn kant uitkomt, geen gevecht, geen trekken of rukken, alleen een log zwaar gewicht dat langzaam dichterbij komt. Dacht ik te starten met een blank, start ik met een ouderwetse polderbuffel; weelde. Tranquility en intuïtie, ze koppelen voor mij goed, draaien als een dubbel helix in elkaar, onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Als alles dan samenkomt, stekkeuze, geduld, aanbeet en vis dan kan ik daar wel weer even een tijdje op teren. Is ook noodzakelijk omdat kort in het nieuwe jaar het ineens echt winter is, best ook wel een periode achter elkaar. Daarnaast past het nieuwe ritme me nog niet helemaal. Lees; agenda is op de nieuwe vrije dag nog gevuld met werkafspraken en op andere momenten komt het er simpelweg niet van. Ook nog dat vreemde verschijnsel wat ik wel vaker beleef zo aan de start van het jaar; moet er een beetje ingroeien. Zoveel polders, zoveel plannen. Kan ze nooit allemaal tot uitvoering brengen, moet keuzes maken. Keuzes die ik eigenlijk niet wil maken, tenminste niet op het niveau dat ik mijn visserij vernauw tot vaste plekken op vaste momenten. De keuze voor een plek moet als het even kan op intuïtie. Ik wilde eerst "moet me komen aanwaaien" typen maar dat dekt de lading niet. Ik denk er wel over na maar ook niet teveel. Moet weten hoe het buiten voelt, dat mixen met wat ik al weet en wat ik te weten wil komen en dan pluk ik een polder uit die oneindige rij van wat wij stekken noemen. Gouda is vanaf het moment dat Hans me er voor de eerste keer op sleeptouw nam verbonden aan mijn wintervisserij. Het gaat me er meestal goed af. Op dat overzichtelijke singelsysteem ben ik, samen met Hans, langzaam stekken aan het decimeren. Steeds duidelijker is het beeld waar die vis zich in de winter ophoudt, welke plekken de voorkeur hebben. Na in de eerste jaren vooral de bruggen en woonboten als potentiële plekken te hebben aangemerkt zijn nu de overhangende bomen en struiken aan de beurt. Voor mij is die takkenvisserij nieuw. Heb me toch wat doodgestaard op de "hardere" winterschuilplaatsen en heb daarmee, vermoedelijk, goud laten liggen. Laten liggen tot nu toe want nu ik anders naar de takken en struiken ben gaan kijken gaat er een wereld open. Na die koude periode is het zo'n takkenstek die me een uitzettertje oplevert. Los ook nog iets zwaars onder een brug, waarschijnlijk op een lijnzwemmer geslagen. Voor die takkenstekken maar ook andere plekken waar het gebruik van mijn vertrouwde CJW van 1,5lb soms als "te licht" begint aan te voelen, heb ik mijn penhengelarsenaal uitgebreid. Mijn keuze is gevallen op een Century Armalite 2lb, 3.95m. Altijd een feestje om nieuw speelgoed te ontvangen. Is al een aantal keer mee geweest maar helaas nog geen aanbeet en dus nog geen echt gevoel. Tot nu toe neem ik mijn oude Classic Baitrunner van Shimano mee maar denk dat ik uiteindelijk de Penn Sargus 4000 eronder ga hangen, moet alleen dan nog even een nieuwe lijn voor erop kopen. Met zo'n nieuwe hengel direct allerlei ideeën voor stekken die ik tot nu toe bewust uit de weg ging. Wellicht kan het nu wel? Tijd zal het leren. Hieronder één van de takkenstekken die ik er de aandacht mee wil gaan geven. Op de foto is duidelijk te zien dat we alweer wat verder in het jaar zitten, licht neemt toe en daarmee ook de activiteit van de karper. Dat actiever worden merk ik als ik voor werk van de ene naar een andere locatie fiets. Kom langs een lange sloot die ik al eerder in verband bracht met karper. Het is net februari en tijdens mijn fietstocht zie ik vis azen alsof het april is. Wuivende staarten, wellingen, rollende exemplaren. Allemaal klein, kan niet anders in dit ondiepe poldertje en de vermoedelijk enorme bezetting.
Een paar dagen later ben ik terug, heb het meest tegenovergestelde van die nieuwe hengel mee. De Drennan Alcolyte Ultra. Dunnen lijn, minipennetje en haakje dat in één maïskorrel verdwijnt. Ik beleef een lekker middagje poldervissen. Aanbeten bij de vleet en een hele rij aan kleine krachtpatsertjes. Heerlijk om plekken te hebben die karpervissen tot eenvoud terugbrengen. Bonkende spierbundeltjes op die boterzachte hengel. Kop is er voor dit jaar alweer meer dan behoorlijk af. Terwijl ik dit typ in een week tijd alweer voldoende karperavonturen beleefd om er meteen een tweede blog van 2024 uit te gooien; doe ik lekker niet, dat komt wel weer. Voorlopig eerst lekker doorvissen gedreven door een vroeg in het jaar penvisflow.
0 评论
Man wat is het warm! Kwart over vier aftrap van een wedstrijd en nog steeds heet. Liters water verder in het laatste plukje zon op het terras een welverdiend biertje. Oom van één van mijn voetbalmaatjes zoekt me op. Wil wat delen over blankvoornvangsten. Middenin het hossende, drinkende voetbalgebeuren delen we kort wat ons boeit. "Morgen voor eerste licht ga ik op pad", "ik niet" lacht hij, en heft zijn glas. Krappe tien uur later gaat mijn wekker af. Wat een heerlijkheid, voor het eerste licht en dus die brandende zon al op pad zijn. Trappen langs het kanaal, geurtjes opsnuiven en je voorbereiden op een ochtendje pennen. Als ik na een voerronde mijn hengel optuig constateer ik tevreden dat ik voordat ik start met vissen rustig even mijn broodjes ei kan eten; duurt nog even voordat het echt licht is. Al etend kijk ik over het water en met het toenemende licht zie ik dat mijn eerste plekje is omgetoverd in een bellenfestijntje; kijk daar zeg ik geen nee tegen. Ik gok dat ik de pen tegen het lichte deel van het water ondertussen wel goed kan zien, drie korrels maïs op de haak en ingooien maar. Langzaam neemt het zicht toe, geen nieuwe bellen meer? Vogel gevlogen of ben ik te terughoudend geweest met voeren en is de plek niet interessant voldoende meer? Ik voer dun wat bij, voordeel van starten met weinig voer, geen twijfel of een handje erbij nu kwaad of goed doet. Niet veel later zijn de bellen terug, duurt nog verrekte lang maar dan schuift de rode antenne, ondertussen duidelijk zichtbaar, weg. Een keiharde dril, vis ramt alle kanten uit en dan daarna de rust; gelukt. Dat was vanochtend, was vroeg thuis, met die opkomende zon, bijkomende warmte en nagenoeg windstil weer geen slecht besluit. Mijn vakantie ligt alweer vier verse werkweken achter me maar deint nog vrolijk na in mijn systeem. Ik ben gek van Spanje en om er na een jaar of vijf weer is terug te komen was heerlijk. De Picos de Europa waren de hoofdbestemming, wat een schitterend gebied. Stond op het verlanglijstje en per direct genoteerd als een "dat doen we nog is een keer plek". Waar de vakantie ook heengaat, een hengeltje gaat altijd mee. Ik heb een zeer coulante familie wat dat aan gaat, hoewel ik mijzelf ook behoorlijk goed kan inhouden. De driedelige Ultra Alcolyte is favoriet om mee te nemen, kan er alle kanten mee uit. Penn molentje met 18/100e en ter plekke maar kijken wat ik tegenkom. In de bijna drie weken durende vakantie vis ik twee keer een krappe anderhalf uur. Valt tegen, in het donker het onverharde pad vanaf de camping naar de zee volgen. Zeker in het beboste deel is het voorzichtig aan doen, scheelt dat ik het pad al wel vaker heb gelopen. Beneden aangekomen hoor ik de zee ruisen en ruik het zoute, zilt. Ik vervolg mijn weg langs de uitgestorven boulevard, slinger het stadje in, zie de laatste Spanjaarden de plaatselijke discoteca verlaten en nestel me niet veel later op een trappetje dat tot het water rijkt. Eerder zag ik de harders onder de boten liggen, benieuwd of ze nu te verleiden zijn. Ik maak wat broodpap met witbrood, geknipte maïs en water en strooi ruim. Het afgaande water zorgt voor een prachtige wolk. Ruim voor ik klaar ben met optuigen jagen er al grote groepen harders door het voer. Twee keer lukt het om raak te slaan op een wegtrekkende vlokdobber. Daarna harde drils, wat een kracht, schitterende sport. Later, op één van de laatste dagen een herbezoek aan een azuurblauw meer. Vrij snel verschalk ik er een paar karpers, daarna snel de schaduw opzoekend tegen de enorme hitte. Na een vlotte terugrit van ruim 1300 kilometer moet ik me altijd inhouden om niet direct de volgende ochtend "mijn" polders in te vluchten. Het lukt me zowaar dat een dag uit te stellen.... Die Nederlandse polder, ach, wat kan ik die missen. Ja, dat zicht op de bergen verveelt me nooit, in de vakantie welteverstaan! De polder roept me altijd weer terug, een gevoel dat zich heeft vastgeklonken in mijn bestaan en waarvan ik niet zou weten hoe het er zonder te moeten doen? Als ik dan na die heerlijke weken weg voor eerste licht een polderweggetje inrij kan ik mijn geluk niet op. Een pure polder, alles ademt hier sfeer en natuurlijk karper! Bestand heeft een boostje gekregen, benieuwd of ik ze kan terugvinden en of er tussen de nieuwe, gretige vissen door zich ook oudgedienden laten zien? Twee uurtjes na aankomst rij ik alweer naar huis. Vanaf eerste stek heeft de pen niet stilgestaan. Overal vis. Brasem, voorn en karper, de nieuwe exemplaren maar dat mocht de pret niet drukken. Als het dan lekker loopt ook geen enkel punt vroeg te stoppen en bij de rest van het gezin aan te schuiven voor het zondags ontbijt. Wel lekker dat het meteen "raak" is. Het vaste richtinggevende kader van minimaal 1 karper per maand is rond de vakantie altijd iets meer uitdaging omdat je simpelweg er "minder" tijd voor hebt. Vreemd genoeg "mag" ik dan (van mijzelf!) die karpertjes in Spanje niet meetellen om te kunnen stellen dat augustus veilig is gesteld, tsja, dat rare hoofd weer..... Omdat augustis is vastgesteld geef ik ruimte aan wateren die nog niet of weinig aan de beurt zijn geweest. Weer een vroege ochtend in een polder, grenzend aan een bebost gebied. Er is van de winter gebaggerd, was al geen ondiepe polder maar nu staat er overal ruim een meter onder de kant. Als er een plek is waar ik vrij zeker van weet dat er bijna niet gevist wordt dan is het hier. Vreemd fenomeen is dat de karper makkelijk op het voer te krijgen zijn maar enorm schrikachtig zijn. Ook deze ochtend zie ik boeggolven wegrollen terwijl ik op ruim tien meter van het water van potentiële stek naar stek wandel, iets wat ik in andere polders eigenlijk nooit meemaak? Ik zie weinig vis, heel af en toe een smakgolf uit de kant maar echt wild is het niet. Geeft tijd om, om me heen te kijken en te genieten. Wat een weide blik hier! Rotterdam, Zoetermeer en Den Haag zie ik zo liggen. Genieten is dat. Op één van de stekken zie ik kort na inleggen een meter of tien verderop een paar karpers actief zijn. Prachtig om heel even een stukje rug en een ronde staartlob het water te zien doorbreken. Ik sluip niet veel later weg maar heb een sterk vermoeden dat deze vissen later de stek gaan vinden. Half uur later blijkt dit te kloppen. Tussendoor los ik wel een andere gehaakte vis. Een heel wat kleiner exemplaar ten opzichte van wat hier op me lag te wachten. Zoals ik hierboven al aangaf; als ze op het voer komen is het zonder scrupules, goed doorlopende aanbeten en daarna een lange dril. Oeh, wat kunnen ze hier hard gaan. Eerste schot twintig meter onder de eigen kant, onder allerlei overhangend riet. Komt die waterdiepte meteen goed van pas, top onder water en hopen dat het goed afloopt.... Het is ook weer de tijd van de mooie ochtenden, dat zachtere ligt, het spel tussen wolken en zon, altijd genieten in deze periode. Ik merk dat er maar weer eens een verschuiving in mijn visserij heeft plaatsgevonden. Waar een lange periode de avonden en nachten favoriet waren nu weer vaker de ochtenden. Nadeel van de ochtend is dat ik me vaak meer gedwongen voel te stoppen, of het wordt om me heen te druk, of de vis is niet meer actief, of beiden.
Met de tijd die aan studie besteed moet worden komt dat nu juist wel goed uit. Korte, gerichte sessies. Na een vruchteloze avond op een vaart merk ik op de terugweg dat een andere vaart troebel is geworden. Paar maanden geleden liep ik hem af en was hij glashelder, nu kan ik niet zomaar overal de bodem meer zien. Zou de vis er liggen? In het eerste licht voer ik. Ik strooi dun voer, vis is hier weinig gewend, enige wat ik wil is ze oppikken en even vasthouden. Thuis ven ontbijten met gezin en daarna lekker terug. Randje frisse ochtend en warme dag. Het water is toch nog helderder dan ik dacht. Ik loop het vaartje af, langzaam me steeds verder van de bewoonde wereld verwijderend. Op de laatste stek zie ik stofwolken staan. In het heldere, ondiepe water zie ik drie schimmen de stek afschuimen. Toch weer trillende handjes en knikkende knieën. Worpje ruim over de stek, pennetje staat op 0,3gr en maakt geen tumult, met een soepele haal stukje terughalen en afwachten. Ik zak op mijn knieën en wacht op wat komen gaat. Ik zie een vis terug zwenken die net een ronde maakte, pikt in het voorbijgaan de lijn op, of toch het aas? Ik twijfel, wacht even, vis stopt, zwemt door, pen volgt. Rustig tik ik vast, sloot ontploft, drie wegvluchtende vissen, eentje die er meer moeite mee heeft om weg te komen. Ligt kort daarna op de kant, wat een kleurenpracht. Nu al mooi, maar stel je is voor over een jaar of vijf, aiaiai! En nu maar hopen op ECHTE herfst, harde wind, gemiddelde temperaturen en buien, kom maar op! Ik slof terug naar de eerste stek van de dag, die ik nu als laatste bezoek. In de buurt gekomen zie ik de bellen omhoog komen, zou het dan toch nog? Rustig aan maar. In indianensluip leg ik de laatste meters af. Ik ga voorzichtig zitten en werp met een onderhands worpje in, haal de pen een klein stukje terug en geef een snelle rechts, links slinger met de top. Voldoende om de lijn onder water te trekken. Het duurt niet langer dan een minuut, paar keer stuitert de pen op en neer, gaat plat liggen en loopt weg. Ik geef een houw, brede rug doorbreekt het wateroppervlak. Dreunt naar beneden, slip krijst, direct gevolgd door een harde PATS. Lijn door? Ik zak moedeloos neer. Op deze stek startte ik een uur of vier geleden in het eerste licht. Binnen een paar minuten een aanbeet en na een woeste, eerste run loste de vis uit het niets. Ziek ben ik ervan, doodziek. Het is een ochtend die contrasteert met de rest van de voorliggende periode, het liep allemaal redelijk vanzelfsprekend. Vis van allerlei kleur en formaat kwam op de kant, niet alleen karper maar ook veel zeelt. We zitten in de periode dat er karpers in mijn hoofd zwemmen. Wat ik ook doe, die gekke beesten zitten erin en met de toegenomen activiteit vertroebelen ze mijn geest. Ken je dat? Dat als je water tegenkomt, ongeacht omvang en plek je even moet kijken, beter nog; ruiken? Altijd die blik op dat natte goedje, welke kleur heeft het, is er veel doorzicht? Allerlei plannetjes die zich vormen maar vaak niet uitgevoerd worden, simpelweg te weinig tijd. En dat hoofd maar doormalen. Volkomen gedachteloos je vismomenten plannen is meestal niet goed, teveel overdenken ook niet, voor mij dan in ieder geval. Zo op de rand van de paai altijd dezelfde lichte onrust; liggen ze op de plekken waar ik ze verwacht of ben ik te vroeg, of erger, te laat? Zelf geen enkele paaiende karper gezien afgelopen periode, alleen van horen zeggen. Brasem wel. Heel andere manier van paaien. Vaak wat meer onder water, niet het tumult wat karper heeft. Begin mei een samenochtend. We zouden met zijn vieren maar uiteindelijk blijven Bas en ik over. Bas en ik hebben elkaar veel te lang niet gezien. Ondanks dat we elkaar veel te vertellen hebben kunnen we niet wachten te starten met vissen, niet vreemd, de ringdijk is nu op zijn mooist. Bas komt voor onvervalste polderzeelt, ik wil karper. In de eerste uurtjes vangen we elkaars vis, rare beesten zijn blijkbaar in de war? Nu zit daar wel iets interessants achter, bijna altijd als Bas op zeelt komt vissen staat hij binnen de kortste keren een karper te drillen, toeval geloof ik niet in. Dunnere lijn, kleinere haak, ander voertje, het zijn de zichtbare verschillen die blijkbaar het verschil maken? Het zijn gedachten die de karpers af en toe even uit mijn hoofd verjagen, blijkbaar is denken over karpervissen het enige dat ze doet laten verdwijnen? Zo zit ik mijmerend op mijn laatste stekje, her en der een jagende brasem. Hommers maken er een heel gebeuren van. Uit het niets rolt er een vissenlijf naast de pen, ik wordt uit mijn gedachten opgeschrikt, zat niet helemaal op te letten. Niet veel later kruipt het pennetje weg. Na de aanslag weet ik genoeg. Na een lange, trage dril bewonderen Bas en ik de spiegelkarper; een machtig mooie vis. Zulke vissen voelen altijd als overdaad voor mij. Wat groeien ze soms toch groot in de polder. Niet vanzelfsprekend maar het gebeurt en soms loop je dan tegen zo'n joekel aan. Heerlijk is dat. Het zijn vangsten waar ik dagenlang van kan lopen neuriën maar die ook altijd aanzetten tot weer willen vissen, vangsten die zorgen dat de karpers in mijn hoofd nog maar voor wat meer tumult zorgen. Mei is een droge, schrale maand. Dat zonnige weer met die droge en vaak ook nog koude wind; niet helemaal mijn cup of tea. Door dat wat schrale voorjaar ben ik mijn watersense wat kwijt, plekken die ik zou willen bezoek in deze periode sla ik toch over; twijfel is nooit een goede raadgever. Als dan aan het einde van een lange werkdag er een paar uurtjes in het verschiet liggen weet ik er wel raad mee, als er plekken zijn waar ik niet heenga blijven er minder over om te kiezen, deductie werkt soms heel goed. Lekker op de fiets naar een smal vaartje. Als ik een paar uur later terugkom staat het schuim op de eerste stek. Zoals altijd de spanning rond de maagstreek en ook zoals vaak heel snel na inleggen een goed doorlopende aanbeet. Dat snap ik soms niet zo goed, ondanks hoeveelheid voer gaat toch vaak het haakaas snel naar binnen? Het eerste schot na de aanslag is overdonderend, veel te makkelijk pakt deze vis veel lijn. Onderweg waterplanten oppikkend. Komt na die eerste indrukwekkende spurt zigzaggend en kopschuddend terug. In de lage avondzon poseer ik met een prachtvis gevangen in een pure polderomgeving; wordt het mooier? Met die zonnige dagen zijn de vroege ochtenden favoriet voor mij. Met vroeg bedoel ik echt vroeg. Niet dat halfbakken vroeg waarin de zon al is opgekomen. Nee, ruim voor zonsopgang aan het water zijn, bij voorkeur voeren in het laatste streepje donker zodat op het moment dat een pennetje zichtbaar is het te water gelaten kan worden. De eerste uurtjes zijn het beste. Op zo'n ochtend zie ik tijdens het rondje voeren in het donker de ene na de andere karper azen. Ik moet mijzelf remmen, zien azen wil niet zeggen doen vangen. Het duurt lang die dag. Ondanks de vele actieve vissen is het pas op het tweede rondje dat de pen een eerste teken van leven geeft. Mooie schubkarper geeft strijd tussen de lelies; ik win. Op deze vroege ochtenden hou ik er een ander voerritueel op na dan als ik voorvoer; er gaat veel minder in. Eén klein handje is voldoende, na iedere keer dat ik de stek aandoe een handje erbij. Steeds kleine beetjes voer brengen. Naast de dressuurdoorbraak op wateren waar vaak tapijten vol voer liggen is het een manier die voor een continue levendigheid op de stek zorgt; als er minder ligt is er meer concurrentie. Als de mensenstroom, die bij dit water hoort omdat het op de rand van polder en bewoning ligt, op gang is gekomen krijg ik op één van de stekken een tweede kans. De hele ochtend heeft er karper in de buurt rondgehangen, pas in het laatste rondje krijg ik een aanbeet. Helaas lost de spiegel kort na het aanslaan. Zuur, zeker als je er zo lang en geduldig op gewacht hebt. Voor of na de paai? Op de dijk gok ik dat het erna zit. Zal op het randje zijn dat de grote visser er rondhangen. Nog snel een keertje proberen. Hond is weer mee, begint te wennen aan de rituelen en kan voor het eerst er ook zichtbaar van genieten. Heeft er rust in gevonden en dat geeft hoop voor de toekomst, best gezellig als ze af en toe mee kan.
Het wordt een ochtend van inleggen, aanbeet krijgen, drillen, voeren en door. Na een aantal wilde poldertorpedo's sla ik maar weer is vast op een massief blok. Vis begint te zwemmen en stopt niet meer. Ondanks de ruimte die er is ga ik er met het net achterna. Meeste vissen houden het na één zo'n lang schot voor gezien maar deze krachtpatser dreunt driemaal tientallen meters bij me weg. Eenmaal op de kant toont de vis zijn prachtige bouw en kleur. Een product van deze polder, net klaar met de voortplanting en nu even in mijn handen. Het raakt me nog maar weer eens aan, de karpers in mijn hoofd wentelen zich maar weer eens in mijn gelukzalig visser zijn. Alles wat deze avond in zich heeft ligt in het laatste kwartier besloten... In de laatste blog klaagde ik over de drukker wordende polders. Ik lees mijn blogs met enige regelmaat terug. Vaak pik ik dan dingetjes op die me helpen mijn visserij verder aan te scherpen. Nu pikte ik op dat ik of tot een nieuwe balans moet komen op bekende plekken, of nieuwe plekken moet opzoeken. Met dat in mijn hoofd rij ik naar mijn voorjaarspolder. Als ik er op mijn manier plezier wil blijven beleven zal ik moeten leren stekken te leggen op plekken die voor anderen oninteressant lijken. Zo kan ik om eventuele anderen heenvissen. Kijk, dat is wel fijn aan dat visservolkje, schotel ze een polder voor en het grootste deel zal dezelfde plekken aanwijzen als aanknopingspunten. Met die kennis is er ook eenvoudig omheen te vissen. Geeft ook direct een goede aanleiding "met nieuwe ogen" naar het water te kijken. Geen sinecure als je ergens al meer dan tien jaar komt! Sluit aan op de vraag die Michael me pas stelde toen ik een avondje met hem was vissen in ook zo'n bekende polder; "wat als je er nu heengaat alsof het de eerste keer is?" Ik schudde mijn hoofd, teveel herinneringen die aan kantjes, hoekjes en leliebedjes kleven, nee, dat is voor mij onmogelijk. Wat ik wel altijd probeer is in bekende polders minimaal één nieuwe stek aan te leggen, zo hou ik de boel fris. Zo leg ik zes stekken aan waarvan ik van vier zeker weet dat er niet zomaar iemand anders zal gaan zitten. Zal je altijd zien dat op zo'n avond je de polder voor jezelf blijkt te hebben! En wat voor een avond. Veel activiteit en voor de eerste keer dit jaar brede bruisbanen over het water en op de stekken. Machtig mooi maar vooral enorm spannend. Als ik tegen één uur in de nacht voor de laatste keer mijn pennetje op een stek plaats ben ik verbaasd dat er maar één klein spiegeltje op de kant kwam. Lossers, draadbreuk en missers waren het recept voor deze avond. Ik tuur naar het water. De vuilrand is breder geworden, omdat ik daar met voeren rekening mee had gehouden kan ik er nog net overheen vissen. Toen ik hier vijf uur geleden voor het eerst mijn pennetje liet zakken was er al vis actief. Schuim kwam omhoog van de stek en het leek een kwestie van afwachten voordat er een aanbeet zou volgen. Een wandelaar die kwam informeren of het nog wat was en een aantal dichtslaande autoportieren bij de caravanstalling die de kassen een nieuwe bestemming heeft gegeven, zorgden voor afhakende karper. Ik vermoed dat met de dekking van de nacht de vis wel is teruggekomen en al vrij snel zie ik dat dit klopt. In de baan van schitterend maanlicht zie ik schuim omhoog komen, niet een beetje maar een formaat van bijna een vierkante meter. Iets ploegt de stek om en ik wil graag kennis met hem maken. Na een paar lijnzwemmers valt de stek stil. Geen bruis meer. Kort daarna doorbreekt een spekrug even de vuilrand, golfje markeert de zwemroute; hij is weg. Zulke avonden moet ik even verteren. Gebeurt helaas vaak al in de weinig slaap die er overblijft na het late thuiskomen. Ik blijf dan hangen in de polder, een schemerwereld tussen werkelijkheid en droom. En die karpers maar lachen om dat vissertje.... De dag erna maalt het nog wat na maar zet ik ook mijn zinnen op een volgend moment. We zitten in de goede tijd. Een traag vormgegeven voorjaar is toch wel beter voor de vissen. Nu er wat meer warmte komt, van het broeierige soort, afgewisseld met buien komt het echt op gang. Ik wil er ten volle van genieten en stap een krappe 28 uur nadat ik thuiskwam uit bed voor een volgend penmoment. Zoals zo vaak ben ik kort voor de wekker al wakker. Ik sluip eruit en ben binnen een kwartier klaar om te vertrekken. In mijn hoofd woekert een strijd waar ik heen zal gaan. Terug naar de polder van een dag terug om revanche te halen? Naar een "makkelijk" water om een rijtje vissen te scoren of het voorgenomen plan volgen en naar plekken waar ik al tijdenlang niet ben geweest? Ik kies voor het laatste. Qua kansen niet de meest eenvoudige optie maar wel een behoorlijke kans op wat grotere vis. Ik heb daar honger naar, naar grotere vissen. Ieder jaar schuiven er wel een paar kanjers over de netrand die me verbazen over de groei die karper in de polder kan hebben. De afgelopen periode heb ik prima gevangen maar het waren vaak een kleiner slag vissen. En waar ik allang het nastreven van een X aantal vissen per jaar in gewichtscategorie Y heb afgeschreven, vang ik natuurlijk ook graag de grootste exemplaren. Dit soort gevoelens blijven zorgen voor lastige strijd in mijn hoofd, het vertroebeld het intuïtief denken en doen, het denken en doen wat vaak juist de beste resultaten oplevert. Op die momenten ontstaat er een rare parallelle werkelijkheid in mijn brein die ervoor zorgt dat ik de intuïtieve keuze als de opgelegde ga zien met verkeerde keuzes tot gevolg. Tijdens de fietstocht naar het water knettert het nog wat na in mijn brein en zelfs als ik er ben voel ik me aangetrokken alsnog andere keuzes te maken. Dat ik op een enorme oeverlengte van twee aan elkaar grenzende poldersystemen zo goed als geen actieve karper zie draagt hier ook aan bij. Het zetje in de rug komt op de tweede stek, kort na inleggen zie ik een wittige schim over de stek spoken, paar lijnzwemmers en dan istie foetsie; komt wel terug. Nog belangrijker, rust in mijn hoofd, ik heb echt wel de juiste keuze gemaakt. In het tweede systeem verzilver ik die gedachte. Eén van de eerste stekken ligt vol verse belletjes, wat heet, er wordt huisgehouden onder water. De laatste keer dat ik hier viste is meer dan vijftien jaar terug; ik zou polders her-bezoeken dit jaar waarvan acte! Al snel wordt de pen platgelegd om daarna weg te schuiven. Na de aanslag ontploft er een bom onder water. Een niet te stuiten eerste run. Oeh, wat gaat die vis hard. Waar vaak na een eerste lange spurt het snel is afgelopen knokt deze daarna lang onder de top. Op de kant bewonder ik een kale spiegel, kijk daarvoor volg je nu je intuïtie, ook als je intuïtie niet meer de te volgen keuze lijkt. Een eind verderop weer schuim op de stek. Nu wel anders, vis zwemt af en aan. Maakt een schuimbaan en verdwijnt dan weer. Ik zit op "oud" water, water wat vroeger de bestemming had om voor transport te zorgen. De sluis is officieel nog in gebruik maar ik denk niet dat er veel gebruik van gemaakt zal worden. Wat overblijft is een dood einde van een brede polderwetering die ineens tussen twee betonnen muurtjes naar de sluisdeuren ingeklemd wordt. Na een aantal schuimrondes lijkt de vis verdwenen? Ik weet wel beter. Die hangt nog wel ergens in de buurt, komt wel terug. Ik voer dunnetjes wat bij en verlaat de stek.
Ik weet niet of dit een keuze is die andere mensen ook zouden maken maar ik heb een sterke overtuiging dat die vissen soms meer opmerken dan wij merken. Blijven zitten zorgt dan voor wegblijven, weggaan voor terugkomen. Een verder totaal niet onderbouwde stelling maar te vaak meegemaakt dat dit werkt. Ik maak een tweede rondje langs de stekken. Zon komt door en het warmt direct flink op. In een zijtak van het kanaal knallen de brasems bijkans het water uit; een late paai voor ze dit jaar, ze konden blijkbaar bijna niet meer wachten. Ik raffel het tweede rondje wat af, het schuimspoor bij het sluisje zit in mijn kop. Toch zit er ruim een uur tussen voordat ik er terugkom. Er ligt weer schuim maar ik kan niet goed inschatten of dit "nieuw" of "oud" is? Duurt niet lang om die vraag beantwoord te krijgen; uit het niets begint er een vis te azen. Niet alleen schuim maar ook bladerresten komen omhoog. Dit is een ander azen dan eerder; zelfde vis met meer vertrouwen of een ander? Ik gok dezelfde want ondanks dat er intensiever wordt geaasd zijn er nog steeds perioden dat het stil valt. Die periden zijn te lang om te wijten aan het malen tussen de keeltanden, duurt zomaar vijf tot tien minuten steeds. Als na zo'n periode een schubkarper even zijn rug toont en aanzet richting de brede wetering, denk ik dat de kans is verkeken. Blij dat ik toch nog even wacht. Weer komt de vis de stek op, weer staat de pen tussen het schuim te dansen, om dan eindelijk in die eindeloze dans weg te zakken. De vis zet het meteen op een zwemmen, trekt die brede wetering in met een grote boeggolf en pakt zeker een meter of dertig lijn. Zwemt dan ineens zo snel terug dat ik moeite heb contact te houden. Even lijkt hij schepklaar te zijn maar dan volgt ronde twee. Ronde twee is een spannende omdat de vis het smalle zijslootje inzwemt. op zich geen punt maar in dit zijslootje hangt er veel braamstruik in het water. Met het betere trek en sleurwerk weet ik hem eruit te houden. Ronde drie enkel nog trage rondje onder de top, dan zwicht hij. Polderbrons laat zien dat de juiste keuzes zijn gemaakt. Voldaan pak ik mijn spulletjes bij elkaar en fiets fluitend naar huis. Aan de andere kant van het water is een boer begonnen met maaien. Ik zie de trekker niet, de dijk ontneemt me het zicht. Wel ruik ik die heerlijke geur van pas gemaaid gras over het water strijken. Een uur of wat geleden ben ik samen met Hans aangekomen. Oeh, wat hadden we er allebei zin in. Stekken zijn snel gemaakt en na een korte kop thee voor Hans en koffie voor mij starten we. Fijn om samenop te vissen met iemand die snapt wanneer er tijd is voor praten en wanneer de pen alle aandacht krijgt. Het is een kalme 2e Paasdag. Beetje bewolking en niet te warm, richting de middag wat regen voorspelt maar nu nog droog. Hans als eerste een kromme hengel. Prachtschub op de kant. Echt een magnifieke vis. Het blijft raar, de ene is de andere niet en dit is weer eens een oogstrelend exemplaar. Tijdens het eerste rondje vang ik twee kleinere vissen en een megabrasem vol met paaipukkels. Na het eerste rondje even bijkletsen, prietpraat tijdens de voettocht terug van de laatste naar de eerste stek. We verwachten veel van het tweede rondje maar het valt tegen. De beweging die er op mijn stekken is lijkt van blankvoorn te zijn. Harde wegtrekkers zonder weerstand na de aanslag. Op de derde stek andere beweging, sloom en traag. Viel hoe dan ook op hoe traag de vis nog is. Als je je hand in het water steekt snap je direct waarom. Water is nog behoorlijk koud, de karper is echt wel in beweging gekomen maar het zal allemaal nog behoorlijk traag verlopen. Het duurt nu ook lang. Als dan eindelijk, na een serie opstekertjes, de pen traag wegzakt sla ik vast op iets beduidends groters dan de eerdere vissen. Eenmaal op de kant blijkt het een kopie van de vis van Hans maar net een slag kleiner. Ook een prachtvis. Langzaam bouwt het jaar zich op. Af en toe een warmere dag maar vooral veel natte momenten. Wat een verschil met vorig jaar. Toen droogte en veel warme dagen met een schrale wind uit het oosten. Nu veel vaker die zuidwester waar ik zo van hou. Hoewel noord me in het voorjaar ook aanstaat. Zeker bij helder weer met veel zon. Ik heb daar zo mijn eigen, totaal ongefundeerde, ideeën over. Met die wind uit het noorden blijft de temperatuur vaak wat lager. Een te hoge temperatuur in het voorjaar zorgt in mijn ogen voor luiwammessengedrag; zie ze maar is aan het azen te krijgen op die momenten! Met minder warmte maar wel de positieve werking van de zon gaat die vis vaak gedurende de dag lekker op pad en wordt er volop geaast. Op zo'n dag vind ik me terug aan een nieuw water. Een klein verbindingskanaaltje tussen de rivier en een grote wetering. Vanuit de rivier wordt er altijd via het kanaaltje vers water het poldersysteem ingestuwd. Water is er dus ook altijd in beweging. Mooiste is dat je er lastig kunt komen, meeste plekken alleen lopend kunt bereiken. Het is daarmee echt een verscholen parel. Met de koude wind hoef ik er niet vroeg te zijn. Als ik een paar uur voor het vissen een voerrondje maak zie ik pas hoe mooi het water echt is. Heel lang terug kwam ik er wel eens maar echt serieus heb ik het nooit aangepakt. Paar uur later ben ik terug. Lekkere lichte hengel en zo min mogelijk bepakking. Overal weidevogels, daarnaast drukke spechten in een rijtje bomen. De hoogste boom is de uitkijk van de buizerd, hij overziet en zaait paniek als hij loskomt uit de boom en rondzweeft boven de groene weilanden. De korte visbeurt levert twee aanbeten op, helaas een losser maar ook een mooie spiegel. Paar weken later ben ik er terug, vang een serie spiegels die er nog niet zo heel lang zwemmen. Plek voor de toekomst, rustig laten groeien maar. In de winterperiode zijn er altijd bepaalde momenten waar ik naar uitkijk. Momenten die het voorjaar typeren. Soms in de vorm van eerstelingen maar vaak ook in de vorm van specifieke stekken. Een dichtbijpoldertje is zo'n plek. Ieder jaar kan ik niet wachten om er aan de gang te gaan, het is een soort van thuiswater geworden. Als ik dan de eerste keer naar zo'n water toe fiets om alvast wat voer te strooien dan voelt het intens, het prikkelt, maakt nieuwsgierig. Wat ligt er dit jaar voor me in het verschiet? Ik ben niet de enige die hier graag komt, sterker nog, met jaren lijkt het aantal vissers toe te nemen. Eigenlijk altijd statische vissers die slecht zijn in het lezen van voorwaarden; drie hengels is de norm, twee is toegestaan.... Ik kies om die reden vaak de minder mooie avonden. Kouder weer, beetje druilerig. Niet het weer waarop de gemiddelde karpervisser van huis gaat zeg maar. Ook dat lijkt niet meer te werken, de qua weer koudste avond van de afgelopen periode moest ik fietsend met mijn penset me tussen de statische vissers heen laveren. Ik vang er nog wel steeds mooie vissen, dat wel, maar ergens begint er iets te knagen, te knagen dat het wellicht tijd is nieuwe plekken te zoeken waar ik onbespied mijn ding kan doen? Ach, voor hetzelfde geld gebruiken sommigen zo'n poldertje om er een beetje in te komen om daarna weer naar andere plekken te gaan, wordt het straks weer rustiger? Gelukkig zijn er nog heel veel plekken waar ik me wel onbespied voel. Plekken waar je een stuk voor moet wandelen, waar je niet je auto langs het water kan kwakken en beginnen te vissen. Daar ben ik alleen in een groene weilandenwereld. Meters maken, weiland in, weiland uit, voeren op plekken waar je denkt ze te kunnen onderscheppen. Helemaal onbespied ben ik nooit, ook op deze dag weet ik dat Hans verderop in hetzelfde systeem zijn ding aan het doen is. Ik zie hem in de verte, te ver om te zwaaien, bij gebrek aan fysieke mogelijkheid doen we dat dan maar digitaal. Aan alles valt te merken dat het nog vroeg in het jaar is. Er spettert weinig vis, waterplanten zijn bijna nog niet te zien en de karper beweegt nog traag of zelfs helemaal niet. Zolang er stekken zijn hou ik vertrouwen, in het lopen van stek naar stek pep ik mijzelf op en vertrouw mijzelf toe dat het nog goed gaat komen. Vaak genoeg lieg ik tegen mijzelf maar even vaak komt het ook echt nog goed. Als ik dan na een lange dag weilandhoppen bij het laatste stekje aankom, nog nergens teken van karper heb gezien is er toch weer vertrouwen. En niet onterecht blijkt. Waar op de andere stekken de pen roerloos stond is hier na dertig seconden al beweging. Een slome opsteker gevolgd door een vlotte wegzakker; toch nog! Zo rommel ik me door de eerste maanden van het nieuwe jaar heen. Merk aan alles dat ik vishonger heb; als ik de kans ook maar even heb dan pak ik mijn moment. Daarin ben ik veel minder op die weersomstandigheden gaan letten dan waar ik het eerder in de blog over had. Kon me vroeger echt eindeloos bezighouden, vooral als het moment dat ik had gepland qua weer de slechtste of natste dag van de week was, opvreten kon mijzelf dan. Dat is anders, ik pas me gewoon aan, in het allerergste geval ga ik niet maar dat komt niet zo vaak voor. Ik heb natuurlijk wel mijn favoriete momenten maar je hebt het nu eenmaal niet voor het zeggen.
Zo loop ik in het eerste licht van koningsochtend over één van mijn favoriete dijken. Het gras wit van de rijp, temperatuur rond het nulpunt. Helder blauwe hemel en zo goed als windstil. Heb de hond mee, langzaam zal ze moeten wennen aan meegaan met vissen. Ze is dol op buiten maar ook gevoelig voor alle prikkels. Dit is een perfecte plek om te leren langer buiten te zijn, ondanks alle prikkels ook rust te zoeken en te snappen wat wel en niet de bedoeling is als de baas vist. Met de kou van de afgelopen nacht zal de vis waarschijnlijk langzaam op gang komen. Ik vind het dan ook niet vreemd dat de eerste stekken geen teken van leven geven. Zon klimt langzaam hoger en geeft direct een aangename warmte af. Geen moment heb ik het koud, heb we voor de zekerheid mijn gevoerde laarzen die eigenlijk al in de zomeropslag waren gestald er weer uitgehaald. Aangenaam. Op de vierde van de zeven stekken is er direct na het inleggen trage beweging. Het duurt lang maar na een serie kleine bewegingen komt de pen heel traag wat uit het water, hangt even stil en zakt dan heel rustig weg. Even blijft hij staan en zakt dan echt uit het zicht. Ik tik vast en voel direct dat het een beste vis is. Geen moment komt de vis uit balans, ik sla vast, trek krom en onder water gebeurt er niets. Log hangt de vis op de stek, zwemt traag een paar rondjes. Trekt dan heel traag door de slip wat van me weg. Ik voel de lijn achter een vin wegschieten. Weer traag en log trekken, er volgt een volgende opgang naar het midden van het water. Dan springt de hengel plots recht, losgeschoten? Nee, haakje weg! Gezien de krullerige lijn is de knoop losgeschoten. Naja, hoeveel haakjes knoop ik per jaar aan? Dit is me voor zover ik weet niet eerder overkomen? Heel lang geleden weleens met onderlijntjes die op de haak slipten maar nog nooit met nylon. Ik baal, was echt een flinke vis, ik heb hem niet gezien maar voelde aan alles dat dit maatje buitencategorie was. Ik knoop een nieuw haakje aan, pak mijzelf bij elkaar en vis door. Er komt gelukkig een herkansing, geen beer maar ben er maar wat blij mee op deze ijskoude ochtend. Halverwege de ochtend sjok ik met de hond terug naar de auto, tijd voor rommelmarkten en dat soort dingen... |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
March 2024
Contact: [email protected]
|