Over het algemeen neem ik ieder jaar de herfstvakantie vrij. Qua weer vaak nog mooi genoeg om wat klusjes in en rond het huis te doen en even een adempauze voor vaak de drukste periode van het jaar op werk. Ook een mooi visweekje natuurlijk, najaar is vol aan de gang en de vis heeft er zin in. Toch? Terugbladerend in mijn logboekje valt dat tegen, vaak juist helemaal geen vangsten? Een logboekje is een mooi naslagwerk maar geeft gelukkig geen zekerheid over hoe dingen waarschijnlijk zullen gaan verlopen. Ik heb er wel even de balen van als een eerder geschetst weerbeeld van redelijke temperatuur, wind en buien bijgeteld wordt naar strakke blauwe lucht, weinig wind en koude nachten. Op een kort avondje pennen merk ik die kou. Bij de start is de temperatuur al onder de tien graden, als ik stop onder de vijf. De vis trok zich er weinig van aan want in een paar uurtjes verspeel en vang ik een karper en mis ook nog twee aanbeten. Af en toe rollende en springende vis maakt duidelijk dat er volop geaasd wordt. Samen met Michael sluit ik de herfstvakantie af. Plan is een hotspot van een polder aan te voeren, stekken te maken in een andere polder, daarna de hotspot kort bevissen met hopelijk snel succes en daarna lekker de andere polder in. De hotspot is echter overdekt met een dikke groene laag kroos. Zo dik dat pennen geen zin heeft. Dat maakt dat we eerder dan verwacht op pad zijn in de tweede polder. Het is goed koud, acht uur 's avonds en maar vijf graden. Allebei hebben we overdag gedacht handschoenen mee te nemen, allebei zijn we dit vergeten. Ik wijs Michael op een plek waar ik vorig najaar een aantal mooie vissen ving, bij een bepaalde windrichting is het blijkbaar een verzamelplek voor de vis in het najaar. Michael laat de stek aan mij, heeft voor zijn gevoel een te lichte lijn om de aanwezige obstakels te omzeilen. We voeren, kletsen tussendoor wat. Ik heb twijfel over deze avond, wat zal de vis doen met deze kou? Gewoon op pad gaan of liggen ze even een nachtje 'vast'? Dat we absoluut geen beweging zien tijdens de voerronde versterkt mijn gevoel. Michael staat er anders in; "mijn beste maand vorig jaar was november, het komt helemaal goed vanavond". Zittend in de kofferbak van mijn auto drinken we een bak koffie en eten een koek. Dan is het tijd voor hetgeen waarvoor we kwamen. Ik sta al te vissen als Michael achter me langsloopt naar zijn eerste stek. Na het inleggen kreeg de pen direct een zwieper, een duidelijke lijnzwemmer. Ik vertel het aan Michael in het voorbijgaan. Een paar minuten na de lijnzwemmer zakt de pen wat en begint dan op en neer te huppen, onder, boven, onder, boven. De pen verplaatst zich niet, ik wacht af. Goede keuze want niet veel later gaat hij onder en zie ik het doffer wordende lichtje van de stek wegglijden. Ik sla stevig aan en zet direct vol druk. De vis mag echt wel een paar meter krijgen maar meer niet. Overhangende bomen en een groot veld met lelies zijn plekken waar ongelukken kunnen gebeuren. Sloom komt er iets zwaars omhoog zeilen. Ik roep over mijn schouder: "ik heb er één, zware vis, jij moet hem scheppen, het net staat al klaar". Michael komt aanlopen en ziet het bleke grote vissenlijf liggen. Ik blijf op het bruggetje staan waarop ik vis, hij zakt op de kant ernaast en steekt het net in het water. Een enorme beuke en direct een versnelling en een krijsende slip. Ik voel de vis richting het lelieveld lopen, trek zo hard ik kan tegengesteld en loop zover ik kan naar rechts om de vis voor de lelies langs te trekken; lukt net aan. Een paar meter verderop stopt de run, ik leg mijn duim op de spoel, de vis wil weer wegkomen maar komt niet meer op gang. Daarna kan ik vrij eenvoudig het logge gewicht naar het net manoeuvreren. Voor het net nog even een woeste beuk maar geen run meer. Een net gevuld met overdaad? Ik mompel dat het Michael zijn vis had moeten zijn. "Hoe bedoel je", vraagt hij? "Nou, ik had je die stek aangewezen", zeg ik quasi boos. "Ja weet ik maar het is toch goed zo?" Ik zeg 'ja' maar voel 'nee', ik had hem echt aan Michael gegund. Michael merkt het ook en zegt schaterlachend "je vind het helemaal niet goed hè". Ik stotter wat onsamenhangends terug, dan lachen we allebei. Wat een start bedenk ik me op mijn tweede stek. Waar je zoal bij toeval tegen aanloopt. Als dat kroos er niet had gelegen had er veel langer tussen voeren en vissen gezeten, behoorlijke kans dat dit resultaat er dan niet geweest was. De vangsten vorig jaar lijken hierdoor ook geen toevalstreffer. Ik snap die vissen wel. Een lekker beschut hoekje met grote kans op voedsel en waarschijnlijk iets meer temperatuur ten opzichte van de rest van het water.
Ik zucht inwendig, wat moet je met die kennis. Nu is het leuk maar hoe gaat dat volgend jaar, en het jaar daarop. Moet je dan eind oktober weer terug om een vis te scoren? Zal dat nog voldoening geven of wordt het dan een kunstje? Dezelfde tweespalt als altijd, blij dat met veelvuldig de pen plaatsen ik plekken vindt. Na het vinden de waarde van de vangsten steeds minder voelen omdat het voor mijn gevoel te makkelijk voor woorden is. Misschien moet ik het allemaal niet zo zwaar maken, heb ook vaak genoeg meegemaakt dat een plek waarvan ik dacht dat het altijd kassa zou zijn ineens geen vis meer opleverde? Nee, je kan maar het beste in het hier en nu blijven. In deze stille koude polder, geen zuchtje wind en een mooie sterrenhemel. We vissen door, hebben elkaar steeds in het oog tot ik ineens Michael kwijt ben. Mist, en niet een beetje ook. Soms dik, dan weer helemaal weg. De vissen trekken zich er weinig van aan. We horen en zien een paar beste beren springen. hebben op sommige stekken hoopvolle beweging en daarmee hoge verwachtingen maar uiteindelijk zijn het vooral kreetjes die ons foppen. Zo glijdt de avond weg. Als we tegen half twee voor de tweede keer bij de laatste stekken aankomen geeft Michael woorden aan het gevoel. "De tijd is ineen snel gegaan zeg". Ik knik. De mist is weer toegenomen, de polder is klein geworden. Onder mijn voeten rolt een karper net onder het oppervlak, ik zie zijn flank even oplichten. Ver verwijderd van mijn stek. We lopen terug, kunnen de topjes van onze hengels niet meer zien zo dicht is de mist geworden. Bij de start eindigen we. Weer beweging, zou het toch nog? Nee, weer kreeftjes. Afscheidt en op weg naar huis. Als ik een paar uur later wordt gewekt door mijn kinderen heb ik het gevoel niet weg te zijn geweest uit de polder. Blijkbaar heb ik er doorgevist in mijn dromen, heeft mijn hele wereld zich na weer een mooie visnacht vernauwt tot een poldertje en een pennetje, was er even niets anders. Van de schimmige polder naar een schimmige, onrustige slaap. Ik schud me los uit het bed en bekijk de foto's, herleef de momenten. Niet alleen de vangst maar ook de andere dingen die zo'n avond tastbaar maken. Pas dan is het klaar en komen mijn gedachten los van die gekke bezigheid.
4 Comments
Na een welverdiende en fijne vakantie heb ik er weer zin in. Ik verruil de Spaanse bergen voor de Nederlandse polder. Groot contrast, wat een weide blik ineens weer. Ieder jaar na vakantie besef ik me hoe mooi ons kale, vlakke landje is. Ik start in een polder die ik voor augustus heb 'bewaard'. Michael introduceerde me er twee jaar geleden en daar ben ik hem nog steeds dankbaar voor. 48 uur na thuiskomst plaats ik verwachtingsvol een pennetje op de eerste stek. Er is veel vis actief en op de eerste en de tweede stek vang ik binnen een paar minuten een brasem. Daarna ontvouwt zich een scenario wat ik alleen in deze polder eerder meemaakte. Meerdere karpers die om stekken heenhangen, eroverheen zwemmen, ervan wegrollen maar het aas oppakken gebeurt niet. Ik vang er nog een brasem en een zeelt bij. Niet geheel ontevreden maar wel met wat nieuwe vraagtekens verlaat ik diep in de nacht de polder. Daarna keer ik terug op mijn schreden. Een apart watertje bij mij in de buurt. Ooit onderdeel van een lange ringvaart maar nu afgescheiden van de boezem, stiekem verstopt op een dijkje tussen weilanden, industrie en woningen. Voor mijn vakantie kwam ik er drie keer op rij en er ging zo onwaarschijnlijk veel mis dat het een vieze smaak in de mond naliet. Op één van de avonden presteerde ik het om binnen een half uur op vier verschillende stekken een vis te verspelen, twee overduidelijk azende karpers met mijn onrust te verjagen en te slaan op een lijnzwemmer met het welbekende resultaat. Het is goed om er even niet te zijn geweest maar als ik de schelpen onder mijn laarzen voel knisperen merk ik dat er een rekening openstaat. Vreemd genoeg zijn er voor het eerst ook andere vissers actief? Tot nu toe kwam ik er nooit iemand tegen, nu zitten er op drie verschillende plekken een aantal jongeren statisch te vissen. Maakt niet uit, op de ruime twee kilometer lengte is er ruimte genoeg. Op de eerste stek stuitert binnen de kortste keren de pen weg, na de aanslag een korte felle strijd en een spiegeltje op de kant. Waarschijnlijk afgelopen voorjaar uitgezet, eerder zag ik al van die typische "uitzet formaat" spiegeltjes zwemmen. Ik snap niet zo goed waarom er uitgezet is, er zwemt op zich al vis genoeg? Rekening vereffent? Lijkt even van niet want weer mis ik een vis door op een lijnzwemmer te slaan en verjaag ik een vis die op een stek ligt te azen. Toch voelt het anders want deze keer is het gewoon 'shit happens" in plaats van een gebrek aan concentratie. Een klein schubje vlak voor het naar huis gaan maakt het tot een prima paar uurtjes vissen. De statische boys vangen geen van allen iets voor zover ik meekrijg dus ik prijs mijzelf gelukkig met mijn gespreide aanpak. Gisteravond keer ik weer terug op mijn schreden. Samen met Michael een avondje in de polder waar ik na de vakantie het brasemgeweld meemaakte. Het water ligt er zoals zo vaak anders bij, Waterpeil is wat gezakt en waar afgelopen zondag het een aanblik van overal azende vis gaf lijkt het nu doods? is dit hetzelfde water als zes dagen geleden?
We lopen en voeren, kletsen bij, lang geleden dat we samen op pad waren. Taaie visserij, Michael heeft op één stek vis maar zoals wel vaker sterft de activiteit weg voordat er een aanbeet kan worden genoteerd. Ik heb het idee dat het een avond van geduldig afwachten wordt met een grote kans dat het bij afwachten blijft. Als vier uur na het voeren de pen dan ook overduidelijk wordt weggetrokken springt mijn hart op. Ik wacht geduldig en blijf rustig ademhalen terwijl ik lijnzwemmer na lijnzwemmer constateer. Bijna als ik denk toch met kreeften te maken te hebben wordt de beweging steeds vaker en steeds heftiger. Dan is het moment daar, het lichtpuntje dat het zwarte water inzakt. Onder het schijnsel van de oranje, grote maan dril ik. Stelt niet veel voor, vis komt niet op gang, spettert een beetje ontdaan rond. Komt misschien door de vreemde vorm? Maakt ook allemaal niet uit, een visje op een stille avond als deze voelt als een dikke bonus. Nog weer twee uur later blijkt dit de enige aanbeet van de avond en dan is het helemaal prettig als je die verzilvert. Glas halfvol of halfleeg ligt maar weer eens dicht bij elkaar. Sinds het laatste verslag is er weinig gebeurt. De laatste twee weken is het erg stil. Ik vind de vissen wel maar krijg ze niet op het voer. Meest bizar is een avond in een poldertje dat ik vanaf nu de 1 op 20 polder ga noemen, 1 karper per 20 brasems wel te verstaan! Wat een partij brasem zie ik in de paar uurtjes die ik aan het water ben zwemmen, zo nu en dan ook een karper. Er komt geen vis op de stekjes terwijl er toch overal azende vis te zien is. Voor het eerst sinds vier weken ga ik vandaag met Michael op pad. Na een operatie heeft hij het even rustig aan moeten doen, we hielden contact en vandaag kon hij wel weer wat meer meters maken en dus een ochtendje in een polder pakken. Polder is niet helemaal het goede woord voor dit gebied. Bebossing, recreatie en polder ontmoeten elkaar. Het is er vaak druk, wandelaars, fietsers, paardrijders, hondenbezitters. Vroeg starten of laat komen zorgt ervoor dat je de drukte ontloopt. Net na vieren draai ik de parkeerplaats op, Michael staat al te wachten. We drinken snel een klein bakje koffie en gaan daarna op pad om te voeren. Het blijft wonderlijk hoe snel dingen wennen, we starten het gesprek waar het de voorgaande keer ophield. Het voelt vertrouwd om weer samen op pad te zijn. Het is stil, nog geen mens te bekennen, niet vreemd, de klok heeft net vier geslagen... Vogels daarentegen genoeg; een kakofonie van soorten komt ons tegemoet rollen vanuit de boomtoppen. Als we langs het water lopen onderbreek ik Michael in zijn verhaal; "de karper is aan het paaien". Ja hoor, we zien en horen het beiden. Vorig jaar was het exact dezelfde periode dat ik hier 's ochtends rondliep en de karper aan het paaien was. Toen ving ik twee mooie vissen op de plekken waar het 'rustiger' was. We besluiten daarom ook gewoon voerplekken aan te maken. In het eerste licht, het half uurtje voordat de zon opkomt, lopen we voor het eerst onze stekken af. Op één van mijn laatste stekken stroomt het hard. Ik vis met een 'platte pen'. Heb de boel op forse overdiepte geschoven en laat de pen straklopen op de stroming. Al vrij snel een paar schokjes op de pen, dan verheft hij zich en zinkt rustig weg. Ik sla aan en een karpertje stoomt direct onder de brug door waarop ik sta. De hengel volgt, even lijk ik de vis te stoppen maar hij zet een tandje bij en begint aan een opmars door de lelies die langs de oever groeien. Hortend en stotend loopt de boel vast. Langzaam pomp ik de vis terug, keer op keer voel ik in mijn rug de lijn losspringen achter de leliestengels waar de vis doorheen gezwommen is. Als ik de vis uit de lelies heb komt hij onder de brug doorgebeukt en ramt dwars door een op het oog ondringbare jungle van rietstengels heen. De boel loopt vast en de vis draait aan het oppervlak. Ik wil van het moment gebruik maken en laat mijn net zakken. Tot mijn grote schrik heb ik de tweedelige steel niet goed vastgezet en valt mijn net met het eerste deel van de steel van de brug af het water in. De stroming pikt het net op en binnen de kortste keren zie ik alleen nog maar een puntje van de netsteel als slechte doodaasdobber imitatie steeds verder van mij wegdrijven. De vis heeft weer energie gevonden en duikt, wonder boven wonder springt de lijn erachteraan. Niet veel later land ik de vis met de hand, hang hem in het water weg in mijn weegzaak en hol achter de 'doodaasdobber' aan. Ik zie het puntje nog net boven water staan op een breed stuk water, als ik in de buurt kom zakt ook dit puntje weg, er komen een paar bellen omhoog dan niets meer. Ik bel eerst Michael, even vertellen dat ik er eentje heb en dat ik waarschijnlijk weer het water in moet. Ik heb een hekel aan zwemmen en kom liever niet in het water. Drie weken geleden was er een duik voor een prachtvis, nu zal ik moeten duiken om mijn net terug te krijgen. Er is nog steeds geen mens te zien, kleren uit en het water in. Het is lekker lauwwarm. Ik loop voorzichtig naar de plek waar ik het net voor het laatst zag. Het is dieper dan ik dacht, Ik kan net boven water blijven, de bodem is hard. Rustig zet ik stap voor stap vooruit, dan voel ik het net onder mijn voeten. Ik til het met mijn voet omhoog en loop terug naar de kant. Ik kleed me snel weer aan, niet veel later komt Michael aanlopen, precies op tijd om de boosdoener van dit alles vast te leggen. Ondanks dat ik geen kneusjes voel vervang ik wat draad na de dollemansrit. Even later lopen we samen door een zompige klei-akker. Steeds meer klei blijft aan onze laarzen hangen, met zware benen benaderen we onze stekken. Michael heeft karper in de buurt maar ze komen er niet op. We lopen terug naar de eerste stekken en praten over KRW waarden. Michael heeft gelezen dat in Spanje er plannen zijn om alle bodemwoelers uit te roeien. Ikzelf maak me zorgen over één van mijn mooiste visplekjes. Natuur terug naar de natuur, dat soort gevleugelde uitspraken begeleidt met PDF documenten van honderden pagina's. Als er dan van al die pagina's een ministukje aan het leven onder water is gewijd dan weet je eigenlijk al hoe laat het is. Als dan ook nog blijkt dat er vanuit andere conclusies zonder verder enige onderzoek de conclusie is dat de visstand waarschijnlijk ook erg slecht is dan weet je dat er waarschijnlijk een gezond, gevarieerd bestand aan vis naar de knoppen zal gaan. Het is toch eigenlijk onwaarschijnlijk dat in een samenleving waar het normaal is om afval op straat te gooien we bezig zijn water helderder te maken door onder andere levende wezens, vissen, te onttrekken? We lopen beiden onze stekken nog een keer af. De mensenstroom begint langzaam op gang te komen, als eerste de hondenbezitters maar al vrij snel erna wielrenners en hardlopers. Ik hang weer op mijn bruggetje, Michael kijkt nog even in de klei-akker. Ik zie twee keer een spiegeltje in de buurt van mijn stek rondneuzen. Hij blijft niet hangen. Ik voer wat bij, ben ervan overtuigd dat de stevige trek deeltjes kattenvoer zal meenemen en eventueel in de buurt rondhangende vissen op het juiste spoor weet te zetten. Ik krijg gelijk. Een minuut of vijf later als ik weer eens opnieuw heb ingelegd, ligt de pen direct te rillen op het water. Hij gaat scheef staan, rechtop en glijdt dan onder water weg. Weer karper en weer een sterke vis. gaat niet onder de brug door maar van de brug af en begraaft zichzelf verderop in de lelies. Ik loop ernaar toe, hou druk op de lijn zonder hard te trekken. langzaam geef ik tegengewicht en voel ik de vis beetje bij beetje uit de leliejungle komen. Als hij loskomt knalt hij er nog een keer vandoor, daarna komt hij mak het net in. We besluiten een stuk op te schuiven in het stelsel, weg van de drukte. Niet veel later lopen we over een keurig gemaaid gazonnetje tussen de kassen door. Her en der paaiende karper en brasem maar ook azende vis. We maken stekjes en vissen weer verder. Op dit deel van het stelsel ben ik nog nooit geweest. Michael al regelmatig, hij verteld wat de aanknopingspunten zijn op deze smalle ondiepe tocht. Leuk, zelfde water als eerder maar een totaal andere sfeer,
Op mijn tweede stekje ligt een kuiltje. Ook zie ik er direct beweging van azende vis. Ik stel de pen iets bij en leg weer in, niet veel later wordt de pen langzaam maar daadkrachtig op sleeptouw genomen. Steeds verder van de stek en steeds dieper. Ik sla aan en haak de derde karper van de dag. De dril is hard en lang op de uitstaande lijn. Michael staat naast me met het schepnet. "Vreemd, het is geen grote vis maar het voelt enorm zwaar", zeg ik. "Ik denk dat hij vals gehaakt is", voeg ik eraan toe. Niet veel later zien we dat het klopt. Michael weet de vis na een minuut of vier te scheppen, de haak heeft zich vastgezet aan de basis van de voorste wortel van de rugvin. Met een kalme beweging los ik de haak, er zit een klein gaatje in de wortel. We besluiten dat gezien de moeilijke dril die een goede afloop kende zonder ernstige schade voor de vis ook deze mag poseren. Niet veel later moet ik er een eind aanknopen. Michael blijft nog even en blijkt later nog een karper te hebben gevangen en één gelost. Er is iets moois gebeurt. Op het grote forum van Karperwereld (http://www.karperwereld.nl/board/) is een klein penvishoekje. Al jaren ontmoet daar een vast groepje van fanatieke penvissers elkaar digitaal. Soms valt er iemand af, soms komen er nieuwe enthousiastelingen bij. De afgelopen twee jaar heeft het penvisdeel van dit forum een boost gekregen. Vangstverslagen, tips and tricks, schitterende zelfbouwprojecten en ontmoetingen in de vorm van penvisdagen. Vooral de penvisdagen geven een extra dimensie aan het digitaal uitwisselen. Er gaat niets boven elkaar in levende lijve de hand schudden, elkaars materiaal te bewonderen en een kijkje in iemand anders zijn penvistuin te nemen. Michael Schaper, Ben Scholten, Hans Eshuis en Frenk de Gruiter zijn drijvende krachten achter de deze dagen en ik ben die mannen daar enorm dankbaar voor! Begin dit jaar was er al de voorpret, visdagen in Den Haag, Middelburg en Arnhem werden aangekondigd. Met zijn allen leven we naar dit soort dagen toe, de thuisblijvers net zo als degenen die wel konden gaan. Twee weken geleden was de eerste dag, een visdagje in de wijk Ypenburg van Den Haag. Tussen de hagelbuien door weten heel wat deelnemers een mooie karper te vangen. Hans Eshuis is karperkoning van de dag met maar liefst vijf exemplaren! Zelf moet ik het doen met een brasem een zeelt en puik gezelschap. Vandaag, twee weken na die winterse dag in het Haagse, zijn we welkom in Arnhem. Frenk heeft met toestemming van de plaatselijke vereniging een penvisdag georganiseerd. Helaas is het aantal deelnemers beperkt. Met vijf man sterk starten we op een parkeerplaats bij een wok restaurant. We kletsen wat en gaan dan onze eigen weg. Ik heb zelf op google maps mijn voorbereiding gedaan en in mijn hoofd twee delen van de verschillende te bevissen gebieden omcirkeld. Ik maak voerplekken op het eerste deel, zie paaigekke brasem en een mooi bellenspoortje. Onderweg naar het tweede deel kom ik onder andere Hans tegen, hij heeft al een zeelt gevangen en is er blij mee. Niet veel later zie ik op het tweede deel dat ik op het oog heb meerdere vissen actief azen. Ik zie alleen de schuimplakkaten en vermoed karper en zeelt. Opgetogen loop ik terug naar mijn auto en haal mijn hengelspullen. Niet veel later zit ik te vissen. Op één stek ligt schuim, ik krijg er een tikje op de pen daarna stopt het schuimen. Voor ik het weet staat de zon al behoorlijk hoog en valt alle zichtbare activiteit weg. Ik vis op een heel klein deel. Een uitloper van een wetering die via een brede duiker in een rechthoekig plasje van een halve hectare uitkomt. Ik hop van stek naar stek en zie tijdens het hoppen een schuimplakkaat in het plasje. Niet op een stek maar zo bruisend dat ik niet anders kan dan mijn aasje er voorzichtig in te laten zakken. De pen wordt meegetrokken. Ik ben bang dat het een lijn zwemmer is, dan verheft de pen zich en loopt in de tegengestelde richting weg, steeds dieper. Ik sla aan, heb even contact en zie een forse schub omhoog komen, dan schiet de boel los. Toch valsgehaakt? Ik voer op deze plek wat en dat is het begin. Twintig minuten later ben ik er weer terug. Links van de stek staat een struikje, niet veel verder op is de hoek van de rechthoekige vijver. Ik zie niets op het nieuwe stekje maar als ik opsta zie ik op de hoek een schub op een ondiep, rommelig deel liggen. Ik sluip erheen. De schub ligt te zonnen, beweegt niet. Ik plaats stiekem een aasje in de buurt. Ik heb de tijd. Na een minuut of tien komt er van links een gelige schim aanglijden. De schub is al niet klein maar de spiegel die hem komt vergezellen is echt een toppertje. De vissen worden wat onrustig, zwemmen twee keer langs de pen en verdwijnen dan. Ik voer snel wat. Heel weinig, heel dun. Ik wacht af maar de vissen lijken gevlogen. Ik loop de stekken weer af, zonder resultaat. Als ik terugkom liggen de spiegel en de schub weer op hun plek. Als ik een tijdje zit komen ze in beweging, de spiegel duikt zelfs naar het voer, paar bellen stijgen op en dan verdwijnt hij. De schub is actiever geworden, maakt een paar rondjes over het voer maar aast niet, pikt wel een keer de lijn op en schrikt weg. Ik voer weer een beetje bij en loop maar weer een rondje. Ik heb een aantal rondjes gelopen. De schub lijkt echt gevlogen maar de spiegel zie ik wel steeds zwemmen. Voor de duiker langs, dan naar het hoekje waar het voer ligt, dan weer weg. Twee keer loop ik naar het hoekje toe omdat ik vanaf mijn stek bij de duiker de spiegel rond zie scharrelen maar beide keren is de vis alweer vertrokken voordat ik mijn aasje kan laten zakken. Ik denk aan de aangevoerde stekken op het andere deel, daarheen gaan betekend dat ik niet meer kan terugkomen hier, daar is te weinig tijd voor. Ik twijfel maar besluit te blijven. Ik posteer me op de duiker en hou het hoekje in de gaten. De spiegel waggelt voor de duiker langs, maakt er twee keer een rondje maar komt niet op het voer. Ik kijk naar mijn hoekje en zie dat de schub zijn positie weer heeft ingenomen. De spiegel waggelt weer voor de duiker langs en zwemt naar het hoekje toe. Dan gebeurt het, hij laat zich ligt voorover zakken, de zon weerkaatst op zijn flank en ik zie de oranje gloed van zijn staartlob; hij aast. Ik sluip naar het hoekje en zie de spiegel niet meer, wel een enorm schuimplakkaat en modderwolken. Ik wil niet het risico lopen hem te verjagen door het aas op zijn hoofd te laten zakken en wacht af. Duurt niet lang dat komt hij langzaam omhoog en zwemt weg. Ik leg snel in. De spiegel maakt een kort rondje tegen de klok in en duikt weer op de stek, schuim, rotte bladeren die omhoog wervelen en modderwolken. De pen zakt wat, zijn lichaam raakt de lijn. Dan zakt de pen weg en volgt de spiegel die wegdraait van de stek. Voordat ik kan slaan staat de boel al strak, voor de zekerheig geef ik een rustige tik. Een grote kolk en een vadsig vissenlijf dat wegrolt van het ondiepe. Ik sta op, loop naar de kant en wacht wat komen gaat. De vis zwemt weg, de hengel kromt zich ik voel de spanning toenemen maar de slip begint niet te lopen. Ik kijk en zie tot mijn schrik dat het draad onder de molenspoel vastzit. Ik beweeg de hengel mee om draadbreuk te voorkomen, de spiegel zwemt gezapig verder, de druk neemt weer toe. Ik kan maar één ding doen, het water in. Eén stap, twee stappen, drie, vier. Oei, een talud, water tot ruim voorbij mijn middel en niet veel later tot aan mijn borst. Ik heb wel voldoende ruimte om de molenbeugel open te klappen, het draad springt direct vrij. ik klap de beugel weer dicht en trek de hengel krom. Nu begint de slip te lopen, de spiegel begint aan een opmars naar de duiker. Ik ben nu degene die waggelt; achteruitlopend terug, moet keer op keer mijn laarzen lostrekken uit de zuigende bagger. Daar is de kant, ik stap erop en leg de hengel om. De spiegel zeilt rustig voor de duiker langs. Komt wat terug en begint aan een opmars evenwijdig aan de oever waar ik als verzopen kat sta. Met gemak pakt hij een meter of twintig van de 22/100e lijn. Daarna komt hij zwaar tegenwerkend mee. Voelt alsof ik een zak zand binnenpomp. Op de laatste tien meter die uitstaat zeilt hij weer richting de duiker. In de buurt ervan ploegt hij even rond, dan kan ik hem langzaam dichterbij halen. Nog een korte uitval maar dan stopt het verzet. De vis komt op zijn flank en rustig stuur ik hem het net in wat ik ondertussen klaar had gelegd. Stuiterend van de adrenaline doorloop ik het ritueel, gadegeslagen door een aantal mensen. Doorweekt en voldaan poseer ik met de schitterende vis; wat een prachtbeest. Als ik hem terugzet zwemt hij traag weg. De enige overgebleven toeschouwer is een jochie van een jaar of tien. "Lijkt me best moeilijk zo'n mooie vis weer terug te zetten" zegt hij en slaat daarmee de spijker op zijn kop. Ik ruim op, besef me tijdens het opruimen dat mijn portemonnee en telefoon met me mee gedoken zijn. Het is niet anders, niets meer aan te doen. Het is ondertussen ook tijd om terug te gaan naar de verzamelplek. Ik sta daar een minuut of vijf als Frenk aankomt. "We hebben je geprobeerd te bellen maar kregen steeds je voicemail, we waren even iets gaan eten". Ik leg uit waarom mijn telefoon op voicemail stond en vertel dit nog een keer als Hans, Paul en Alex even later ook weer terug zijn.
Er wordt nog even nagekletst, Alex laat me met zijn mobiel even met Michael bellen. Ik doe mijn verhaal voor de derde keer pas na dat telefoontje voel ik de onrust, spanning en adrenaline wat wegzakken. Een laatste hartelijke groet, bedankjes voor de organisator, autoportieren die dichtslaan; volgende stop de penvisdag in september in Middelburg. Ik heb er al zin in! De afgelopen jaren hebben januari en februari me geen karpers opgeleverd. Waar ik eerder een sterke wil had om iedere maand van het jaar een karper te vangen en dus al een paar jaar op rij teleurgesteld startte is nu alles wat meer ontspannen. Ik wil absoluut wel een karpertje vangen maar zal me niet meer in de valkuil stortten om water te bezoeken waar ik eigenlijk liever niet kom om maar aan dat doel te voldoen en uiteindelijk nog iets meer gedesillusioneerd te eindigen. Januari was om in een wip. Slechts twee keer had ik tijd om op pad te gaan. De tweede keer was ik op een nieuwe winterplek. Geen nieuwe polder maar eindelijk een plek waar ik het idee heb dat in die polder de karper overwintert. Een groot diepteverval op een plek waar veel water bijeenkomt en in de buurt van het gemaal. Met een groot verval bedoel ik dat er ineens een diepte van ruim twee meter te vinden is, Een ruime meter is op de rest van het water al veel. Tot laat in het jaar ving ik hier karper maar vanaf december niet meer? Wel brasem en zeelt. Voldoende vis maar blijkbaar dusdanige concurrentie dat de karper of er tot nu toe niet aan te pas komt of andere plekken prefereert? Halverwege januari er weer een uurtje gezeten in de avond. Al snel een mooie zeelt, eerste vis van het jaar die zorgt voor een brede glimlach; mooie vissen zijn het toch. Deze avond zou ik met Michael op pad gaan. De laatste paar keer visten we in meer stadsachtig water, nu samen de polder in. Plan was simpel. Ik zou 's middags voorvoeren op de plek waar ik de zeelt ving en toch sterk het vermoeden heb dat er ook karper ligt. We zouden gezamenlijk starten op een andere plek om te voeren. Een plek waar ik vijf jaar geleden twee keer viste en waarvan ik een bepaald deel van het water noteerde als 'winterstek'. Ik kwam er nooit terug om te checken of die gedachte klopte. 's Middags loop ik met twee kleine boeven over het schelpenpad. Volgens de jongste boef zwemmen in de wetering links van het pad krokodillen en in de wetering rechts van het pad karpers. We zullen dus rechts van het pad moeten voeren. Op de plek met het verval gaan een paar handen verse particlemix het water in. Tot mijn grote schrik was de vriezer leeg. Gelukkig kwam ik er bijtijds achter en kon ik met een bezoekje aan de groene winkel een nieuwe voorraad aanmaken. Bijna vier uur later schudt ik Michael de hand op een parkeerplaatsje van een lokaal restaurantje, binnen vieren de bruiloftsgasten feest, wij lopen in ons viskloffie naar de 'gegarandeerde winterstek'. Een vrij brede wetering wordt ineens zakelijk en smal ingeblikt tussen een roestige, hoge metalen schoeiing. Als er dan ook nog twee lage bruggen overheen gaan kan het eigenlijk niet missen. Geheel in de lijn van eerder hier gedeelde gedachte ligt het gemaal niet heel veel verderop. We voeren en verplaatsen ons daarna naar de door mij eerder aangevoerde stekken. Na een korte autorit en een wandeling zijn we er; wind op het water, buiten de watervogels om een eeuwenoude polder in diepe rust. Na een minuut of twintig beide naar het lichtpennetje te hebben gekeken krijgt Michael een meer dan oertrage aanbeet, het duurt echt tientallen seconden voordat de pen in het donkere water verdwijnt. Na de aanslag moet er een brasemlap van 55 centimeter plus omhoogzeilen. Terwijl Michael zijn plekje weer inneemt ben ik aan de beurt. Nog trager en zo aarzelend dat ik op een bepaald ogenblik maar de lijn strak trek om te kijken of ik weerstand voel. Ik ontmoet weerstand, zet zachtjes de haak en niet veel later heb ik ook een lap voor de kant spartelen. We vissen door, het water dat bij elkaar komt, de diepte en de golfjes geven continue een gevoel dat er zomaar iets moois kan gebeuren. Gebeurt niet en ruim na elven gaan we op pad naar de plek waar we de avond starten. De bruiloft is ten einde, de gastvrouw van het etablissement kijkt vreemd als er twee auto's de parkeerplaats oprijden terwijl ze een grote witte strik van de voordeur verwijdert. Twee bruggen, eentje voor de fietsers, eentje voorde auto's. Vanaf de fietsersbrug vissen we naar de autobrug toe. Een grote buis die kort over het water loopt zorgt ervoor dat we niet onder maar alleen kort tegen de brug aan kunnen vissen. Ik heb al snel mijn pennetje staan, de gok dat er ongeveer anderhalve meter water staat lijkt de juiste, Direct is er beweging op de pen, paar harde tikken, gehuppel; komt het door de wind die steeds krachtiger onder de burg vandaan komt loeien? Michael moppert links van me, bij hem is het maar vijftig centimeter diep? Ik haal op, mijn lood staat ver van de haak, ik schuif het wat terug, doe het stoppertje lager en leg weer in. Anderhalve meter was misschien veel maar één meter twintig staat er aan mijn kant zeker? We staren weer allebei, verderop passeert een bont uigedost carnaval gezelschap een rotonde. Mijn pen zakt wat en loopt heel traag van me af, daarna verplaats hij zich wat naar het midden en komt dan naar me toe. Allemaal zo traag, zo langzaam dat ik twijfel. Dan zakt hij weg. Na het brasemgedraal van eerder weet ik zonder moeite mijn geduld te bewaren voor het juiste moment. Ik sla aan en voel de bekende weerstand. Op zeer krappe ruimte dril ik een karper, voelt goed aan. Ik merk dat als ik hard ga trekken de vis alleen maar meer gas geeft. Ik geef half gas en daarmee ontwikkeld zich een trage dril onder de top. Na een paar minuten schept Michael; binnen. Verderop, in een door kastanjebomen omzoomd schapenweide, bewonderen we onze schat. We vissen door, helaas slaat het gemaal kort hierna aan, maakt het vissen moeilijk. Ik haak kort een vis vals als ik even ophaal op een stijl aflopend talud voor een rietkraag.
Op de fietsersbrug ontmoeten we elkaar weer, de avond is af maar we willen nog niet stoppen. Het tijdstip dat ik thuis zou zijn is al verstreken. We taaien af, terug naar de parkeerplaats. We keuvelen na, autoportieren die dichtslaan. Einde van deze avond, begin van 2016. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|