Ik slof terug naar de eerste stek van de dag, die ik nu als laatste bezoek. In de buurt gekomen zie ik de bellen omhoog komen, zou het dan toch nog? Rustig aan maar. In indianensluip leg ik de laatste meters af. Ik ga voorzichtig zitten en werp met een onderhands worpje in, haal de pen een klein stukje terug en geef een snelle rechts, links slinger met de top. Voldoende om de lijn onder water te trekken. Het duurt niet langer dan een minuut, paar keer stuitert de pen op en neer, gaat plat liggen en loopt weg. Ik geef een houw, brede rug doorbreekt het wateroppervlak. Dreunt naar beneden, slip krijst, direct gevolgd door een harde PATS. Lijn door? Ik zak moedeloos neer. Op deze stek startte ik een uur of vier geleden in het eerste licht. Binnen een paar minuten een aanbeet en na een woeste, eerste run loste de vis uit het niets. Ziek ben ik ervan, doodziek. Het is een ochtend die contrasteert met de rest van de voorliggende periode, het liep allemaal redelijk vanzelfsprekend. Vis van allerlei kleur en formaat kwam op de kant, niet alleen karper maar ook veel zeelt. We zitten in de periode dat er karpers in mijn hoofd zwemmen. Wat ik ook doe, die gekke beesten zitten erin en met de toegenomen activiteit vertroebelen ze mijn geest. Ken je dat? Dat als je water tegenkomt, ongeacht omvang en plek je even moet kijken, beter nog; ruiken? Altijd die blik op dat natte goedje, welke kleur heeft het, is er veel doorzicht? Allerlei plannetjes die zich vormen maar vaak niet uitgevoerd worden, simpelweg te weinig tijd. En dat hoofd maar doormalen. Volkomen gedachteloos je vismomenten plannen is meestal niet goed, teveel overdenken ook niet, voor mij dan in ieder geval. Zo op de rand van de paai altijd dezelfde lichte onrust; liggen ze op de plekken waar ik ze verwacht of ben ik te vroeg, of erger, te laat? Zelf geen enkele paaiende karper gezien afgelopen periode, alleen van horen zeggen. Brasem wel. Heel andere manier van paaien. Vaak wat meer onder water, niet het tumult wat karper heeft. Begin mei een samenochtend. We zouden met zijn vieren maar uiteindelijk blijven Bas en ik over. Bas en ik hebben elkaar veel te lang niet gezien. Ondanks dat we elkaar veel te vertellen hebben kunnen we niet wachten te starten met vissen, niet vreemd, de ringdijk is nu op zijn mooist. Bas komt voor onvervalste polderzeelt, ik wil karper. In de eerste uurtjes vangen we elkaars vis, rare beesten zijn blijkbaar in de war? Nu zit daar wel iets interessants achter, bijna altijd als Bas op zeelt komt vissen staat hij binnen de kortste keren een karper te drillen, toeval geloof ik niet in. Dunnere lijn, kleinere haak, ander voertje, het zijn de zichtbare verschillen die blijkbaar het verschil maken? Het zijn gedachten die de karpers af en toe even uit mijn hoofd verjagen, blijkbaar is denken over karpervissen het enige dat ze doet laten verdwijnen? Zo zit ik mijmerend op mijn laatste stekje, her en der een jagende brasem. Hommers maken er een heel gebeuren van. Uit het niets rolt er een vissenlijf naast de pen, ik wordt uit mijn gedachten opgeschrikt, zat niet helemaal op te letten. Niet veel later kruipt het pennetje weg. Na de aanslag weet ik genoeg. Na een lange, trage dril bewonderen Bas en ik de spiegelkarper; een machtig mooie vis. Zulke vissen voelen altijd als overdaad voor mij. Wat groeien ze soms toch groot in de polder. Niet vanzelfsprekend maar het gebeurt en soms loop je dan tegen zo'n joekel aan. Heerlijk is dat. Het zijn vangsten waar ik dagenlang van kan lopen neuriën maar die ook altijd aanzetten tot weer willen vissen, vangsten die zorgen dat de karpers in mijn hoofd nog maar voor wat meer tumult zorgen. Mei is een droge, schrale maand. Dat zonnige weer met die droge en vaak ook nog koude wind; niet helemaal mijn cup of tea. Door dat wat schrale voorjaar ben ik mijn watersense wat kwijt, plekken die ik zou willen bezoek in deze periode sla ik toch over; twijfel is nooit een goede raadgever. Als dan aan het einde van een lange werkdag er een paar uurtjes in het verschiet liggen weet ik er wel raad mee, als er plekken zijn waar ik niet heenga blijven er minder over om te kiezen, deductie werkt soms heel goed. Lekker op de fiets naar een smal vaartje. Als ik een paar uur later terugkom staat het schuim op de eerste stek. Zoals altijd de spanning rond de maagstreek en ook zoals vaak heel snel na inleggen een goed doorlopende aanbeet. Dat snap ik soms niet zo goed, ondanks hoeveelheid voer gaat toch vaak het haakaas snel naar binnen? Het eerste schot na de aanslag is overdonderend, veel te makkelijk pakt deze vis veel lijn. Onderweg waterplanten oppikkend. Komt na die eerste indrukwekkende spurt zigzaggend en kopschuddend terug. In de lage avondzon poseer ik met een prachtvis gevangen in een pure polderomgeving; wordt het mooier? Met die zonnige dagen zijn de vroege ochtenden favoriet voor mij. Met vroeg bedoel ik echt vroeg. Niet dat halfbakken vroeg waarin de zon al is opgekomen. Nee, ruim voor zonsopgang aan het water zijn, bij voorkeur voeren in het laatste streepje donker zodat op het moment dat een pennetje zichtbaar is het te water gelaten kan worden. De eerste uurtjes zijn het beste. Op zo'n ochtend zie ik tijdens het rondje voeren in het donker de ene na de andere karper azen. Ik moet mijzelf remmen, zien azen wil niet zeggen doen vangen. Het duurt lang die dag. Ondanks de vele actieve vissen is het pas op het tweede rondje dat de pen een eerste teken van leven geeft. Mooie schubkarper geeft strijd tussen de lelies; ik win. Op deze vroege ochtenden hou ik er een ander voerritueel op na dan als ik voorvoer; er gaat veel minder in. Eén klein handje is voldoende, na iedere keer dat ik de stek aandoe een handje erbij. Steeds kleine beetjes voer brengen. Naast de dressuurdoorbraak op wateren waar vaak tapijten vol voer liggen is het een manier die voor een continue levendigheid op de stek zorgt; als er minder ligt is er meer concurrentie. Als de mensenstroom, die bij dit water hoort omdat het op de rand van polder en bewoning ligt, op gang is gekomen krijg ik op één van de stekken een tweede kans. De hele ochtend heeft er karper in de buurt rondgehangen, pas in het laatste rondje krijg ik een aanbeet. Helaas lost de spiegel kort na het aanslaan. Zuur, zeker als je er zo lang en geduldig op gewacht hebt. Voor of na de paai? Op de dijk gok ik dat het erna zit. Zal op het randje zijn dat de grote visser er rondhangen. Nog snel een keertje proberen. Hond is weer mee, begint te wennen aan de rituelen en kan voor het eerst er ook zichtbaar van genieten. Heeft er rust in gevonden en dat geeft hoop voor de toekomst, best gezellig als ze af en toe mee kan.
Het wordt een ochtend van inleggen, aanbeet krijgen, drillen, voeren en door. Na een aantal wilde poldertorpedo's sla ik maar weer is vast op een massief blok. Vis begint te zwemmen en stopt niet meer. Ondanks de ruimte die er is ga ik er met het net achterna. Meeste vissen houden het na één zo'n lang schot voor gezien maar deze krachtpatser dreunt driemaal tientallen meters bij me weg. Eenmaal op de kant toont de vis zijn prachtige bouw en kleur. Een product van deze polder, net klaar met de voortplanting en nu even in mijn handen. Het raakt me nog maar weer eens aan, de karpers in mijn hoofd wentelen zich maar weer eens in mijn gelukzalig visser zijn.
0 Opmerkingen
Aan de andere kant van het water is een boer begonnen met maaien. Ik zie de trekker niet, de dijk ontneemt me het zicht. Wel ruik ik die heerlijke geur van pas gemaaid gras over het water strijken. Een uur of wat geleden ben ik samen met Hans aangekomen. Oeh, wat hadden we er allebei zin in. Stekken zijn snel gemaakt en na een korte kop thee voor Hans en koffie voor mij starten we. Fijn om samenop te vissen met iemand die snapt wanneer er tijd is voor praten en wanneer de pen alle aandacht krijgt. Het is een kalme 2e Paasdag. Beetje bewolking en niet te warm, richting de middag wat regen voorspelt maar nu nog droog. Hans als eerste een kromme hengel. Prachtschub op de kant. Echt een magnifieke vis. Het blijft raar, de ene is de andere niet en dit is weer eens een oogstrelend exemplaar. Tijdens het eerste rondje vang ik twee kleinere vissen en een megabrasem vol met paaipukkels. Na het eerste rondje even bijkletsen, prietpraat tijdens de voettocht terug van de laatste naar de eerste stek. We verwachten veel van het tweede rondje maar het valt tegen. De beweging die er op mijn stekken is lijkt van blankvoorn te zijn. Harde wegtrekkers zonder weerstand na de aanslag. Op de derde stek andere beweging, sloom en traag. Viel hoe dan ook op hoe traag de vis nog is. Als je je hand in het water steekt snap je direct waarom. Water is nog behoorlijk koud, de karper is echt wel in beweging gekomen maar het zal allemaal nog behoorlijk traag verlopen. Het duurt nu ook lang. Als dan eindelijk, na een serie opstekertjes, de pen traag wegzakt sla ik vast op iets beduidends groters dan de eerdere vissen. Eenmaal op de kant blijkt het een kopie van de vis van Hans maar net een slag kleiner. Ook een prachtvis. Langzaam bouwt het jaar zich op. Af en toe een warmere dag maar vooral veel natte momenten. Wat een verschil met vorig jaar. Toen droogte en veel warme dagen met een schrale wind uit het oosten. Nu veel vaker die zuidwester waar ik zo van hou. Hoewel noord me in het voorjaar ook aanstaat. Zeker bij helder weer met veel zon. Ik heb daar zo mijn eigen, totaal ongefundeerde, ideeën over. Met die wind uit het noorden blijft de temperatuur vaak wat lager. Een te hoge temperatuur in het voorjaar zorgt in mijn ogen voor luiwammessengedrag; zie ze maar is aan het azen te krijgen op die momenten! Met minder warmte maar wel de positieve werking van de zon gaat die vis vaak gedurende de dag lekker op pad en wordt er volop geaast. Op zo'n dag vind ik me terug aan een nieuw water. Een klein verbindingskanaaltje tussen de rivier en een grote wetering. Vanuit de rivier wordt er altijd via het kanaaltje vers water het poldersysteem ingestuwd. Water is er dus ook altijd in beweging. Mooiste is dat je er lastig kunt komen, meeste plekken alleen lopend kunt bereiken. Het is daarmee echt een verscholen parel. Met de koude wind hoef ik er niet vroeg te zijn. Als ik een paar uur voor het vissen een voerrondje maak zie ik pas hoe mooi het water echt is. Heel lang terug kwam ik er wel eens maar echt serieus heb ik het nooit aangepakt. Paar uur later ben ik terug. Lekkere lichte hengel en zo min mogelijk bepakking. Overal weidevogels, daarnaast drukke spechten in een rijtje bomen. De hoogste boom is de uitkijk van de buizerd, hij overziet en zaait paniek als hij loskomt uit de boom en rondzweeft boven de groene weilanden. De korte visbeurt levert twee aanbeten op, helaas een losser maar ook een mooie spiegel. Paar weken later ben ik er terug, vang een serie spiegels die er nog niet zo heel lang zwemmen. Plek voor de toekomst, rustig laten groeien maar. In de winterperiode zijn er altijd bepaalde momenten waar ik naar uitkijk. Momenten die het voorjaar typeren. Soms in de vorm van eerstelingen maar vaak ook in de vorm van specifieke stekken. Een dichtbijpoldertje is zo'n plek. Ieder jaar kan ik niet wachten om er aan de gang te gaan, het is een soort van thuiswater geworden. Als ik dan de eerste keer naar zo'n water toe fiets om alvast wat voer te strooien dan voelt het intens, het prikkelt, maakt nieuwsgierig. Wat ligt er dit jaar voor me in het verschiet? Ik ben niet de enige die hier graag komt, sterker nog, met jaren lijkt het aantal vissers toe te nemen. Eigenlijk altijd statische vissers die slecht zijn in het lezen van voorwaarden; drie hengels is de norm, twee is toegestaan.... Ik kies om die reden vaak de minder mooie avonden. Kouder weer, beetje druilerig. Niet het weer waarop de gemiddelde karpervisser van huis gaat zeg maar. Ook dat lijkt niet meer te werken, de qua weer koudste avond van de afgelopen periode moest ik fietsend met mijn penset me tussen de statische vissers heen laveren. Ik vang er nog wel steeds mooie vissen, dat wel, maar ergens begint er iets te knagen, te knagen dat het wellicht tijd is nieuwe plekken te zoeken waar ik onbespied mijn ding kan doen? Ach, voor hetzelfde geld gebruiken sommigen zo'n poldertje om er een beetje in te komen om daarna weer naar andere plekken te gaan, wordt het straks weer rustiger? Gelukkig zijn er nog heel veel plekken waar ik me wel onbespied voel. Plekken waar je een stuk voor moet wandelen, waar je niet je auto langs het water kan kwakken en beginnen te vissen. Daar ben ik alleen in een groene weilandenwereld. Meters maken, weiland in, weiland uit, voeren op plekken waar je denkt ze te kunnen onderscheppen. Helemaal onbespied ben ik nooit, ook op deze dag weet ik dat Hans verderop in hetzelfde systeem zijn ding aan het doen is. Ik zie hem in de verte, te ver om te zwaaien, bij gebrek aan fysieke mogelijkheid doen we dat dan maar digitaal. Aan alles valt te merken dat het nog vroeg in het jaar is. Er spettert weinig vis, waterplanten zijn bijna nog niet te zien en de karper beweegt nog traag of zelfs helemaal niet. Zolang er stekken zijn hou ik vertrouwen, in het lopen van stek naar stek pep ik mijzelf op en vertrouw mijzelf toe dat het nog goed gaat komen. Vaak genoeg lieg ik tegen mijzelf maar even vaak komt het ook echt nog goed. Als ik dan na een lange dag weilandhoppen bij het laatste stekje aankom, nog nergens teken van karper heb gezien is er toch weer vertrouwen. En niet onterecht blijkt. Waar op de andere stekken de pen roerloos stond is hier na dertig seconden al beweging. Een slome opsteker gevolgd door een vlotte wegzakker; toch nog! Zo rommel ik me door de eerste maanden van het nieuwe jaar heen. Merk aan alles dat ik vishonger heb; als ik de kans ook maar even heb dan pak ik mijn moment. Daarin ben ik veel minder op die weersomstandigheden gaan letten dan waar ik het eerder in de blog over had. Kon me vroeger echt eindeloos bezighouden, vooral als het moment dat ik had gepland qua weer de slechtste of natste dag van de week was, opvreten kon mijzelf dan. Dat is anders, ik pas me gewoon aan, in het allerergste geval ga ik niet maar dat komt niet zo vaak voor. Ik heb natuurlijk wel mijn favoriete momenten maar je hebt het nu eenmaal niet voor het zeggen.
Zo loop ik in het eerste licht van koningsochtend over één van mijn favoriete dijken. Het gras wit van de rijp, temperatuur rond het nulpunt. Helder blauwe hemel en zo goed als windstil. Heb de hond mee, langzaam zal ze moeten wennen aan meegaan met vissen. Ze is dol op buiten maar ook gevoelig voor alle prikkels. Dit is een perfecte plek om te leren langer buiten te zijn, ondanks alle prikkels ook rust te zoeken en te snappen wat wel en niet de bedoeling is als de baas vist. Met de kou van de afgelopen nacht zal de vis waarschijnlijk langzaam op gang komen. Ik vind het dan ook niet vreemd dat de eerste stekken geen teken van leven geven. Zon klimt langzaam hoger en geeft direct een aangename warmte af. Geen moment heb ik het koud, heb we voor de zekerheid mijn gevoerde laarzen die eigenlijk al in de zomeropslag waren gestald er weer uitgehaald. Aangenaam. Op de vierde van de zeven stekken is er direct na het inleggen trage beweging. Het duurt lang maar na een serie kleine bewegingen komt de pen heel traag wat uit het water, hangt even stil en zakt dan heel rustig weg. Even blijft hij staan en zakt dan echt uit het zicht. Ik tik vast en voel direct dat het een beste vis is. Geen moment komt de vis uit balans, ik sla vast, trek krom en onder water gebeurt er niets. Log hangt de vis op de stek, zwemt traag een paar rondjes. Trekt dan heel traag door de slip wat van me weg. Ik voel de lijn achter een vin wegschieten. Weer traag en log trekken, er volgt een volgende opgang naar het midden van het water. Dan springt de hengel plots recht, losgeschoten? Nee, haakje weg! Gezien de krullerige lijn is de knoop losgeschoten. Naja, hoeveel haakjes knoop ik per jaar aan? Dit is me voor zover ik weet niet eerder overkomen? Heel lang geleden weleens met onderlijntjes die op de haak slipten maar nog nooit met nylon. Ik baal, was echt een flinke vis, ik heb hem niet gezien maar voelde aan alles dat dit maatje buitencategorie was. Ik knoop een nieuw haakje aan, pak mijzelf bij elkaar en vis door. Er komt gelukkig een herkansing, geen beer maar ben er maar wat blij mee op deze ijskoude ochtend. Halverwege de ochtend sjok ik met de hond terug naar de auto, tijd voor rommelmarkten en dat soort dingen... Het is een kraakheldere ochtend. Ik loop het polderweggetje af naar de stek der stekken in deze polder. De zon heeft sinds tijden weer eens overuren gemaakt de afgelopen week. Jammer van de harde wind uit het noorden, doet het een stuk kouder aanvoelen. Toch, tijdens die lange zonnige dagen moet er iets geroerd hebben onder water, kan toch niet anders? Als ik halverwege ben hoor ik ze. Whiep, whiep. Whiep, whiep. De lucht echoot ervan. Vlucht na vlucht wulpen land in de omringende weilanden, stijgt weer op, maakt een rondje en land weer. Ik blijf staan en kijk om me heen, overal klinkt het schrille whiep, whiep. De roep die me in het najaar wakker doet worden als ze 's nachts op trek gaan. Het is gewoonweg prachtig. Later op de dag zit ik in de stralende zon. Er kwam een karpertje op de kant. Loste later een grotere vis die vals gehaakt was. Zomaar een ochtend, in een rij van belevenissen waar maar geen einde aan lijkt te komen. Hoeveel zal ik er dit jaar bijschrijven? Er heeft zich alweer een rijtje gevormd waar ik met tevredenheid op terug kan kijken. Wat me vooral bijblijft is de avonden die ik in het Goudes viste. Hans memoreerde al aan eentje in zijn blog, de week erop was ik terug voor meer. Het heeft iets bijzonders, zo richting het schermerdonker de stad inwandelen om voerplekken te maken. Uitgaand publiek, winkelende mensen, drukte alom. Later terug met de penhengel. Al snel twee jonge knullen met kunstaashengels. Komen even buurten. Hebben de hele dag in de polders rond Gouda met kunstaas gegooid, veel gefietst en een machtig mooie dag gehad. Ze vertellen met een aanstekelijk enthousiasme, de rode blos op de wangen toont het avontuur en de smartphone de vangsten. Ik doe het die avond met een paar kleine schubjes, recente uitzet. Onder de heldere hemel neemt de koude toe, stijgt op uit het steen, boven in de lucht flonkeren de sterren. Nadeel van de stad is dat met alle bebouwing de blik op die sterrenhemel mist, altijd is er wel iets dat blokkeert. Van een beperkt uitzicht op de sterrenhemel heb ik een week of wat later geen last. terwijl de warme wind uit het zuiden me langs de wangen strijkt zie ik Orion schitteren tussen de twee wilgen die aan beide zijden van het water staan. Lichtpennetje staat op een rustige kabbel te tobben, de stormachtige wind van eerder de dag is gaan liggen. Als ik twee uur later de stek als laatste nog even bezoek is Orion achter de rechterwilg weggekropen. Het pennetje heeft geen enkel teken van leven gegeven. Ergens, ver weg, hoorde ik een karper springen en een op de bonnefooi gelegde stek bleek een gat op een ondiep stuk te zijn. Het hoeven niet altijd karpers te zijn, ook andere ontdekkingen kunnen me tevreden stellen. Met een opgeruimd gemoed trap ik later die avond naar huis, Orion achter me latend. Dat was de eerste echte warme avond. Zoals altijd heeft maart me aangeraakt, de maand waarin ik verjaar doet altijd wat met me. De lijn tussen winter en voorjaar is zo dun dat het iedere dag anders kan vallen. Valt het een paar dagen naar voorjaar dan kun je zomaar goud te pakken hebben, valt het andersom dan is het taai. De toenemende uren licht, de zon die wint aan kracht, verse molshopen in het land bedekt onder een schaduwrandje rijp; dat is maart. Na een aantal van die dagen valt me een vrije middag ten deel. Hop, polder in en karpers op het ondiepe zoeken, niet te ver bij het diepe vandaan maar wel echt op de ondiepste delen van het water. Het zijn van die ongrijpbare dingen waar ik een heilig geloof in heb, die vis die wil echt wel, zit in de wachtstand. Waarom dan ver weg verblijven van de plekken die het snelste opwarmen? Is toch vervelend als je er ook nog is een eind voor moet zwemmen? Hoe heilig mijn geloof ook is, het loopt uit op een giebelfeestje. De ene na de andere neemt de pen op sleeptouw. De laatste van de dag heeft een totaal misvormde mond, eten was blijkbaar geen probleem want het haakaas werd zonder moeite genomen. Die middag wakkert wat in me aan. Ik heb zin in dat voorjaar. Mijn hoofd staat bol van plannetjes, te bol eigenlijk, krijg de polders in deze periode moeilijk uit mijn gedachten. Ik moet de mooiste dagen aan me voorbij laten gaan, andere dingen te doen. Ik voel de warmte en ik weet wat er onder water gebeurt, de boel komt echt op gang. Als ik vrijdags vanuit werk door de polder naar huis fiets zie ik daar waar de wind eindigt dikke drab op de sloten liggen. Sediment dat loskomt als de watertemperatuur toeneemt, een onmiskenbare voorbode van karper vangsten. Onderweg hoor ik de kieviet, scholekster en grutto hun roep weer roepen. Nog even geduld, nog even wachten. Als ik dan op zondagochtend in het donker het huis achter me laat ben ik overmand door emotie; dat eerste moment in alle vroegte met een lentegevoel is onbeschrijfbaar. Weer verse molshopen maar nu glinsterend van de dauwdruppels. Meerkoeten die moeilijk doen tegen elkaar en een paartje futen dat het hoofd op hol heeft. Ik strooi mijn strooisel. Voor iemand die het zou bekijken lijkt het alsof ik lukraak wat handjes het water ingooi maar dat is niet zo. Kijk, dat voeren is een ritueel, een ritueel wat met aandacht en souplesse uitgevoerd moet worden. Op dit specifieke water voer ik over een halve kilometer oeverlengte, van ondiep naar diep. Omdat ik direct start met vissen voer ik heel weinig. Wellicht een klein handpalmpje minipartikles per stek, laatste stekken iets meer. Een half uurtje na voeren zet ik de pen op de eerste stek. Als snel bewegingen, een lijnzwemmer die op een aanbeet lijkt en een geschrokken vis. Geeft moed, als de vis zo snel al erop komt dan zijn ze los. Niet veel verderop staat het pennetje me net te scherp, ik zie maar een millimeter oranje, enige wind zal hem geheel onder water drukken. Voordat ik kan ophalen wordt de millimeter ineens twee millimeter. Ik sta op scherp, handen hangen al boven het kruk, pennetje heeft alle aandacht. In de reflectie van het water zie ik vogels passeren maar ik kijk niet op. Pen komt weer omhoog, nu wat meer, zakt weer terug. Ik fluit zachtjes tussen mijn tanden door, alles vertraagd. Dan een serie van opstekertjes en ineens een felle haal. Ik sla raak en dril, probeer ervan te genieten, wat kan er gebeuren? Toch ben ik altijd blij als de vis binnen is, binnen is hebben. Wild polderbrons, born and raised in dit domein. Is te zien, beetje slordig ogende vis, niet zo'n perfecte uitzetter maar een survivor of the fittest. Ik glim ervan, ben er erg tevreden mee.
Ik wandel de stekken af. Om me heen komt de wereld tot leven, wandelaars en een enkele auto, het is rustig. De dikke bewolking wordt wat dunner en de wind neemt wat af. Alles ruikt naar voorjaar, kleine beestjes friemelen door het gras, bloempjes wachten zonnestralen af. Ik vang een brasem met zijn kop vol paaipukkels, zie je, zoveel hebben ze in maart niet nodig om "om" te gaan! Kijk, het lijkt misschien allemaal vanzelfsprekend te gaan, zoals ik er hier over schrijf maar dat is natuurlijk niet zo. Ik heb zo vaak twijfels over mijn keuzes, vooral in het verschuiven van de seizoenen. Deze ochtend ook, is dit wel de juiste keuze? Zijn ze al aan het zwemmen. Ik schud die gedachten vaak wat weg maar ze zijn er wel. Logboekje steunde me, liet zien dat ik vroeg in het jaar hier goed terecht kan. Voorlaatste stek. Pen staat net, meteen is er gerommel. Laat zien dat de uitgekiende handjes voer goed zijn geweest, er ligt nog zonder dat het teveel is. Weer een spel van opsteken en zakken, dan de onvermijdelijke wegtrekker. Andere dril dan eerder, sloom en traag. Vis pakt makkelijk lijn en hangt dan lang op het midden rond. Grote wellingen doorbreken zo nu en dan het wateroppervlak. Na een minuut of tien kan ik opgelucht adem halen en weet ik dat ik weer een momentje bijschrijf en dat terwijl het jaar nog jong is, tsjonge, wat een weelde. Begin maart ben ik onder aan de dijk, eerder dan voorgaande jaren. Steeds schuif ik het moment iets verder naar voren, ben benieuwd wanneer ze beginnen te zwemmen? Maartzon doet bewegen, langzaam komt de boel op gang hoewel ik bij deze middag wel mijn twijfels heb. Een harde maar vooral koude wind uit het noorden staat pal op het water. Het golft lekker, pennetje klotst mee. Ik heb heel dun gevoerd en ben nu, een uur of drie later, terug om te oogsten. Conclusie na een paar uurtjes vissen is dat de vis al aan het zwemmen is. Vier schubs komen op de kant, her en der zie ik vissen springen. Eentje ontstijgt het polderformaat, een welkome bovengemiddelde vis voor dit water. In de vorige blog noemde ik het al, heb moeite gehad om in het jaar te groeien. begin maart lijkt het dan toch te lukken. Gedreven door de zonnige dagen en steeds hogere temperaturen schuif ik langs de voorjaarsplekken en strik zomaar wat vissen. De connectie die ik meestal voel met het water is weer terug. Een connectie die me als vanzelf keuzes laat maken om van de ene naar de andere polder te verkassen, bepaalde stekken aan te voeren en andere te laten. Helaas van korte duur, half maart knapt er iets. Ik ben een avondje vissen maar kan mijn draai niet vinden, sneller dan verwacht ben ik thuis en de weken erop raak ik even geen hengel aan. ek weet dat ik het op die momenten niet moet forceren, plichtmatig toch gaan vissen is geen optie. Uiteindelijk komt de tinteling altijd weer terug. En zo kan het dus gebeuren dat ik een nieuwe molen die ik half maart voor mijn verjaardag kreeg pas half april voor het eerst onder mijn hengel hang. Na vijftien jaar trouwe dienst vond ik het tijd de Penn Sargus 4000 te vervangen voor een Penn Spinfisher 3500. Het zijn aankopen waar ik maandenlang over kan wikken en wegen. Twijfelen of ik het wel moet doen, of het model wel is wat ik ervan verwacht. Achterliggend komt dat doordat ik geen afscheid wil nemen van oude spullen. Met zo'n molen heb ik in die vijftien jaar tijd zoveel moois meegemaakt, ik hoef hem alleen maar even op te pakken, een draai aan de slinger te geven om allerlei momenten naar boven te doen laten borrelen. Als die nieuwe molen dan eindelijk onder de CJW hangt ben ik er meteen content mee, kwaliteitsproduct, dat merk je aan alles. Omdat de zin er ook weer echt is plan ik een lange ochtend in de polder. Veel heen en weren tussen twee systemen. Meeste tijd gaat uit naar een stinksloot, een bijzondere stinksloot want zo nu en dan trekt er een flinke groep karpers in. Na de frisse nacht ben ik er te vroeg, pas als de zon de boel goed heeft verwarmd komen de vissen op gang. In de tussentijd is Hans langs geweest met croissantjes en sla ik mis op wat ik dan zie als DE kans van de ochtend. Gelukkig komt er een herkansing en kan de nieuwe aanwinst voor het eerst zijn lied zingen. Als we het dan toch even over materiaal hebben, als ik terugkijk naar die periode dat ik er even geen zin in had baal ik het meeste ervan dat het seizoen voor mijn mooiste penhengel er al weer opzit. Een bejaard exemplaar van net geen vier meter, startoog van agaat en boterzacht. Een Casting Corner, Performer 1. Echt een juweel, qua trekkracht ergens tussen de 1,25 en 1,5lb maar zo zacht dat ik er met 22/100e op vis. Daarom gaat hij over het algemeen met het opwarmen van het water de kast weer in. In de echt obstakelvrije polders vis ik nog een slag lichter, in de polders met lelies wil ik na maart iets meer body hebben. Op weer zo'n zonnige zondag loop ik weer onder aan een dijk. De vis hier paait vroeg en dan verzamelen de grotere vissen van de polder altijd op hetzelfde deel van het water. Heel gek, alles ziet er hetzelfde uit maar die ongeveer honderd meter is de enige plek waar ik grotere vissen vang. Ik vis ultralicht. Kijkend naar die Casting Corner en de Drennan Alcolyte Ultra die ik vandaag mee heb is het een wereld van verschil, noem het maar vooruitgang. Deze hengel is zo dun, zo licht dat je hem vergeet in je handen te hebben. Een nieuwe manier van wikkelen zorgt hiervoor, vreemd genoeg is het een taaie rakker ondanks zijn ranke voorkomen. Ik vis er met 18/100e op en meestal blijft de vis vaak heel rustig onder de top koersen. Ik heb wat oude zelfbouw pennen opgeduikeld die op heel weinig lood staan. Minipennetje, drie loodjes van klein (no1), naar kleiner, (no4) naar kleinst (no1) en een haakje maat 12 die verdwijnt in twee maïskorrels. Pennetje staat op het lood een millimetertje boven water. Als het onderste loodje op de bodem licht is er een ruime centimeter rood te zien. Met de wind heb ik dan wat speling en vis ik continue op het scherpst van de snede. Zoals altijd in deze polder aast de vis onbevangen. Pen wordt huizenhoog gestoken om daarna vrolijk rondjes over de stek te wandelen. Die opstekers kom ik zo nog even op terug. Keer op keer komt die pen omhoog en danst wat rond voordat ik raak sla. Zo simpel kan het zijn en dat simpel houden blijft toch wel de kunst en is toch ook best moeilijk. Op de voor mij bekende honderd meter liggen de hangbuiken weer, twee pracht exemplaren mag ik bijschrijven. Op het water eromheen de polderrakkers die na gehaakt te zijn alle kanten uitstuiven. Ten opzichte van vorig jaar is het qua weertype heel anders. We hebben al een stuk meer warme dagen gehad en de watertemperatuur ligt beduidend hoger. Alle signalen die het voorjaar tekenen komen ook eerder, de eerste dansende vleermuizen, de eerste gierzwaluw, de koekoek, ik kan ze een stuk eerder dan vorig jaar afstrepen. Karper ligt ook voor op schema, komend weekend temperaturen richting en over de twintig graden, in een paar polders zal dat start van paai opleveren. In mijn logboekje check ik wanneer ik vorig jaar de grotere vissen in een systeem met voornamelijk kleine schubjes ving. Ook weer zo'n verzamelmoment. Kort voor en na de paai liggen er dan ineens enorme vissen tussen alle polderschubjes. Waaieren dan weer uit en ik kom ze de rest van het jaar eigenlijk niet meer tegen. Koningsdag maak ik een vroege start. Temperatuur tegen het vriespunt maar zonder wind is dat bijna niet merkbaar. Overal op het water komen er bekken naar boven, karper ligt massaal ondiep te azen. Duurt tot het tweede rondje, dan vrij vlot achter elkaar twee aanbeten van schitterende poldervissen. Niet het grootste slag, wel beduidend groter dan ik er gemiddeld vang. Sterke vissen die de Drennan doen krommen. Ik vis weer met mijn lichtste set en dat is toch wel echt enorm genieten. Dat lichte vissen wordt niet door iedereen gewaardeerd, er is een flinke groep vissers die het als risicovol ziet, teveel kans op verspelen van een vis. Ik ben zelf van mening dat er gemiddeld veel te zwaar gevist wordt, zowel op karper als op roofvis. Steeds stuggere hengels en dikkere lijnen, vaak meer dan overdreven voor te verwachten formaat vis en type water. Daar wordt best wat schade mee aangericht, vooral ook omdat veel jonge vissers niet weten hoe je een vis moet drillen. Ze doen maar wat. Onkunde in combinatie met zwaar materiaal is hoog risico op beschadigde vis. Verspelen van vis doe ik bijna nooit, laatste keer was ergens in het voorjaar van 2020, in de tussentijd hebben er zeker wel een paar honderd karpers in mijn net gelegen dus de inschatting wat wel/niet verantwoord is kan ik blijkbaar goed maken. Dat niet verspelen is iets wat ik bijna niet durf te noemen hier, puur vanuit de gedachte dat ik daarmee het lot tart. Toch noem ik het, niet om mijn staat van dienst even te delen maar om iets meer te vertellen welke lijnen ik gebruik. Want dat is wat me het meest is opgevallen, vanaf het moment dat ik afgestapt ben van de G-Line van Gamaikatsu is het verspelen van vis eigenlijk niet meer aan de orde. Het is Michael geweest die me jaren geleden een rol Tubertini Gorilla UC4 Black in de handen schoof als cadeautje. Ik had toen nog mijn twijfels, lijn was erg hard, zo goed als geen rek. Wel viel meteen op hoe mooi de lijn knoopte en hoe rond hij overkwam. Ondertussen vis ik deze lijn in verschillende diameters op al mijn karperhengels en ik kan alleen maar zeggen dat het echt een toplijn is. De vissen die ik ermee op de kant heb gekregen in situaties die met gitzwarte letters VERSPELEN uitstraalden zijn te vaak voorgekomen om het aan geluk te wijten. Meest opvallende is dat ondanks het raken van obstakels de lijn eigenlijk nooit beschadigingen oploopt? Toen ik pas weer een paar klossen kocht gaf de winkelier het ook aan; oersterke lijn, niet kapot te krijgen. De avond voordat ik terugga naar de polder waar de vis zich aan het verzamelen is spoel ik verse 18/100e op. Heb een periode met een andere lijn gevist, de UC4 Black was in 18/100e niet te krijgen. De lijn die ik erop had was niet verkeerd maar na een jaar vervang ik de lijn meestal. Op het moment dat ik de lijn wissel weet ik nog niet dat het me waarschijnlijk een vis oplevert in plaats van kost. Ik ben weer vroeg in de polder, nog voor het eerste licht. De karpers liggen weer massaal ondiep te happen op iets wat ik niet kan zien wat net onder het wateroppervlak ligt De toenemende bewolking zorgt ervoor dat ik in een half uur tijd een schouwspel krijg voorgeschoteld van licht roze, naar oranje, naar zachtgeel. Het is een schitterende ochtend. Waar ik op koningsdag tot het tweede rondje moest wachten is het nu al tijdens het eerste rondje raak. Vrij snel na elkaar haak ik twee vissen. Vissen van het formaat wat ik er gewend ben om te vangen. De eerste vis steekt de pen op, legt hem plat om dan weg te zeilen, de tweede prikt het oranje even een millimeter de lucht in om dan rustig weg te zakken. Ik verbaas me erover met hoeveel stelligheid in youtube filmpjes wordt gesproken over het creëeren van opstekers door loodverdeling? Dat doet namelijk denken dat alleen jou loodverdeling van invloed is op hoe de aanbeet verloopt en dat de karper onder water altijd exact op dezelfde manier het aas pakt. Bij mij komt dat er niet in. Neem als voorbeeld een aflopend talud, als de karper van ondiep naar diep je aas oppakt zal er een totaal andere aanbeet komen dan als hij van diep naar ondiep aast. Tuurlijk kun je wat manipuleren met loodverdeling maar op de manier van azen, de bodemsamenstelling en allerlei andere factoren heb je geen invloed. Hierdoor zal je dus de ene keer een opsteker krijgen en de andere keer een wegtrekker. Ik ben op het laatste stekje aangekomen. Hier ligt een klein inhammetje waar een gemaaltje overtollig water uit een lager gelegen polder opmaalt. Over het inhammetje liggen een paar balken. Voor het inhammetje staan vier dukdalven, die door balken met elkaar verbonden zijn. Pennetje staat een metertje voor één van die dukdalven, op het talud van het door de bemaling uitgesleten bodem.
Het duurt niet lang, pennetje komt iets omhoog en zakt dan weg. Het gaat zo snel dat ik twijfel of het een lijnzwemmer is. Draad volgt dus ik besluit te slaan. Reuring onder water, een woest kopschudden en dan een diesel die op gang komt en steeds verder van mij vandaan kort voor de eigen kant een run maakt. Ik steek de hengel ver naar voren, wil niet dat de vis achter één van de rietpollen die langs de kant groeien terechtkomt. Het is een zwaar trekken, de boeggolf die de run veroorzaakt heeft dreunt nog door als de vis al is gestopt. Zigzaggend komt hij terug. Wel erg kort voor de kant, opletten dat hij niet aan de verkeerde kant langs de dukdalven zwemt. Dat lijkt te lukken maar net als ik opgelucht adem wil halen draait de vis, zwemt iets terug en duikt achter het laatste dukdalf langs om daarna weer verder richting mij terug te zwemmen. Ik gooi de beugel meteen open. Klauter op één van de balkjes die over het inhammetje ligt en steek de hengel om het dukdalf heen, de lijn schiet meteen los. Beugel dicht en weer contact. Vis is ondertussen onder de balkjes door het inhammetje in gezwommen. Pff, waar de 3,90 meter handig was om de onder de kant wegzwemmende vis te sturen is het met de balkjes kort boven water en de dwarsbalk van de dukdalven kort ervoor een enorm gehannes. Vis komt met wat moeite terug en besluit tussen twee dukdalven door te zwemmen richting het open water. Weer spannende momenten en weer lukt het de vis terug te krijgen. Dan zwemt hij de goede kant uit, gaat om de dukdalven heen en zwemrichting het midden. Ik geef hem de ruimte en als er voldoende afstand is tussen de dukdalven en de vis maak ik het karwei af. Niet veel later een geweldenaar op de kant, zo'n vis waarmee je direct weer weet waarvoor je het allemaal doet. En de lijn? Ik onderzoek hem grondig na de dollemansrit maar vind geen enkele beschadiging... Ik huiver in mijn jas. Zondagochtend elf april, twee graden, gevoelstemperatuur onder nul. Die verrekte noorderwind. Ik strooi her en der wat strooisel, niet veel, vis zal echt wel eten maar ze zijn waarschijnlijk nog heel traag. Ik denk terug aan februari, twee maanden terug; toen was ik ook hier ook maar was het veel warmer. Twee maanden verder in het jaar, tien graden minder. Als ik terug rij naar huis probeer ik te denken of ik eerder zo'n koud voorjaar meemaakte? Kan me er wel eentje herinneren, continue noord, noordoosten wind, eind april in vierdubbele kleding en met handschoenen winterduikertjes afpennen. Ik leef qua penvissen altijd van seizoen naar seizoen, dat vind ik zo lekker aan Nederland. Ieder seizoen zijn eigen aanpak in andere polders, planning maken die past bij het seizoen en welk seizoen beste past bij desbetreffende polder. Rekening houden met hengeldruk, plantengroei, paai en nog veel meer. Aan het einde van een seizoen kijk ik uit naar het volgende. Nu is het anders dan ik verwacht had, vraag is en blijft in welke mate die vis nu reageert? Vorige keer blogde ik over de "Thormaand". Als het licht toeneemt begint de natuur op gang te komen, temperatuur helpt in het tempo maar ook als het kouder blijft is het een onomkeerbaar proces. En dan mag het nu wel heel schraal zijn, toch gaat de natuur vooruit. Wel altijd sterk het gevoel dat de onderwaterwereld sneller vertraagd bij mindere temperaturen in het voorjaar. Je kan het zien, eerste warme dagen schiet het krulblad omhoog maar als het dan weer kouder wordt blijft het gewoon stil staan, zeker als er weinig tot geen zon is. Als ik dan ruim drie uur later terug ben is de wind aangetrokken. Oeh, wat koud. Wel weet de zon wonderbaarlijk continue gaatjes in het langsvliegende wolkendek te vinden, de weinige warmte van de voorzichtige zonstralen zijn meer dan welkom. Eerste twee stekken gebeurt er helemaal niks, derde stek heb ik de wind in mijn rug. Dat is best even lekker. Pennetje staat kort bij een brugpeiler, uit het niets kruipt hij dichter naar de brug, zakt wat, komt weer omhoog. Zo traag allemaal dat ik het rustig kan overpeinzen; geen aanbeet. Wel even het aas checken, alles zit nog netjes, ik laat de pen weer zakken. Duurt lang, net voordat ik naar de volgende stek wil gaan eenzelfde patroon. Traag kruipt de pen richting de brug, zakt wat en is dan helemaal weg. Ik sla vast, schichtige weerstand. Hij doet zijn best, zorgt voor de langste dril van de dag. Als ik dit typ weet ik dat het de eerste van vijf was, toen, op dat moment, was ik gelukkig met in ieder geval iets. Verwachtingen moeten bijstellen dus. Gelukkig tussendoor wel even die opleving. Ineens bijna twintig graden en nog wel een paar dagen achtereen. Zal je altijd zien dat er eigenlijk geen momentje is waarop je het er echt even van kan nemen. Voor de woensdag staat de omslag gepland, eerst vrij drastisch maar naarmate de woensdag dichterbij komt is er een rustiger verloop te zien. Wind draait wel van zuid naar noord maar valt dan ook weg. Ik pak mijn moment. Einde middag een voerrondje. Polder is zoals ik had verwacht, her en der een rimpel, hoeken in het oosten hebben de hele dag een zacht klotsje gehad. Spelende witvis onder het oppervlak, geen zichtbaar teken van karper. Of te koud, of te warm, beiden bekoren me niet in het voorjaar. Te koud simpelweg omdat het niet naar voorjaar voelt, te warm omdat de vis er lui van wordt. Als ik start met vissen voel ik me gehaast, zit onrustig. Komt misschien omdat ik zie dat er een andere visser op één van mijn stekken zit. Waarschijnlijk statisch, auto langs het water, kofferbak open, zenuwachtig heen en weer lopen. Thema van vorig jaar is terug; het wordt te druk. Gelukkig heb ik zes stekken, genoeg te kiezen. Moet de onrust wel kwijt. Derde stek diep adem halen, bakkie koffie en rustig in mijn element zakken. Duurt zeker minuut of twintig, dan merk ik dat ik er echt ben. Heeft wel drie stekken gekost, drie stekken waar geen enkel teken van vis was, laat staan van karper. Vierde stek, net voor een brede buis, achter me de sloot met het bord "verboden te vissen", daar is de buis afgesloten met een rooster. 's Middags hing hier een koi rond, al snel spot ik de vis weer. Ligt nog wat onder het oppervlak te lummelen. Zonder enig voorteken dreunt de pen weg. Lijnzwemmer zegt mijn hoofd, als de lijn meeloopt zeggen mijn handen aanbeet. Na de aanslag de angst dat het toch een lijnzwemmer was. Vis doet het rustig aan, lijkt vrij snel binnen te komen maar dat blijkt pas het begin. Alle hoeken van de bocht krijg ik te zien. Na minuut of vijf is het klaar, wat een prachtschub. Dat zijn dan toch de poldervissen waar je het voor doet. Uiteindelijk is het de enige aanbeet van de avond, voelt als rijkdom. Dat was wel echt een lekkere avond, voelde echt als voorjaar. Tot nu toe ook de enige keer dat een truitje en wat later op de avond een jas voldoende was. De geur van gemaaid gras, door de wind bijeengedreven viezigheid die van die mooie vuilhoekjes maakt, vleermuisjes; alles wat je dan wel verwacht van het voorjaar. Paar dagen daarna ging er een grote streep doorheen. Hagel, sneeuw, ijsregen en loeiharde noorderwind. Toch kan ik het niet laten. Als dan 's middags de zon even doorkomt voel ik de warmte toenemen. Opportunisme ten top maar werkt voor mij vaak het beste. Soms plan ik maar vaker is het een bepaalde lucht, een type weer of gewoon een drang om te vissen. Vier stekken langs een dijk. Wind pal op het water. Lekkere golven. Ik voel even met mijn hand, oeh, water is echt koud. Toch zie ik het zitten. Als ik terug wandel zie ik het pennetje huppen op die golven, ik golf mee en wacht op de onregelmatige hup. Dromen van aanbeten, daar ben ik goed in geworden. Misschien wel zoals een sporter vooraf zijn perfecte wedstrijd visualiseert, visualiseer ik aanbeten en drils. Omdat het water zo koud was voerde ik heel dunnetjes, als ik terugkom krijg ik op geen van de stekken ook maar een tikje. Wind is nog wat aangetrokken en er vallen buien, het is echt smerig. De eerste twee stekken geef ik voordat ik doorloop nog wat voer. Op de laatste stek zit ik te bibberen, man, wat doe je hier? Ergens denk ik eraan te stoppen maar als je de twee vers aangevoerde stekken toch tegenkomt op de terugweg, waarom dan niet? Daarnaast valt het me op dat er met regelmaat vis springt of rolt; ze zijn wel actief dus! Ik loop tegen de harde wind en striemende regen terug, laat de pen nog maar eens zakken. Zitten doe ik niet meer, ik sta met de hengel in mijn hand, ga ervan uit dat als ik stil sta het onopvallend genoeg is. Na een minuut of tien haal ik op om door te lopen. Hè, maïs weg van de haak? Met enigszins verkleumde vinger zet ik twee maïskorrels op. Paar keer lijkt de pen wat te bewegen maar met de harde wind is het niet goed te zien, als ik ophaal zijn de korrels weer verdwenen? Ik twijfel, beaas toch opnieuw. Ik tuur, bij het eerste minieme beweginkje geef ik een tik, ja hoor raak. Klein visje maar voelt als een overwinning. Geeft ook het zetje in de rug om de laatste stek nog even te geven. Aas bereikt voor mijn gevoel de bodem niet eens. Eigenlijk komt de pen direct weer plat en zeilt rustig weg. Hoppa, aanslaan en een dril. Dril? Lijkt er niet op, kan de vis zo het net intrekken, als ik het net optil ontploft er een bom, blijkbaar komt het besef wat laat binnen. Als ik de inhoud bekijk krijg ik een grote glimlach, goede keuze om toch nog even de opnieuw aangevoerde stekjes te bevissen. Geeft wel te denken; zouden de licht aangevoerde stekken al leeggegeten zijn geweest? De combinatie van de vele rollers en springers en pas aanbeten krijgen bij opnieuw voeren doe het wel denken. Stof tot nadenken dus. Voeren blijft een belangrijk thema, misschien wel het belangrijkste? Ik ben blijven hangen bij de mini-particles, al dan niet gemengd met wat minipellets. Je kan er zo mooi verspreidt mee voeren zonder dat er heel veel voer ligt. Wat er wel ligt zijn veel aasopnames. Ik kan dat nog niet helemaal rijmen met watertemperaturen onder de acht graden; iedere opname kost energie, energie waarvan je zou denken dat de vis hem zou willen sparen? Als de temperatuur wat hoger komt snap ik het wel goed, zie het als die tafel met kleine snacks; je blijft toch pakken.
Vaak strooi ik tien a twintig maïskorrels over de particles heen, bijna altijd heb ik binnen een paar minuten beet. Hoe werkt dat, wat maakt dat zo snel, tussen alle voerdeeltjes die twee korrels op de haak worden opgepikt? Wordt er geselecteerd op grotere voedseldeeltjes? Heb ik een perfect midden gevonden tussen voorvoeren en vissen waardoor er nog genoeg ligt om te blijven hangen maar dusdanig weinig dat het haakaas snel gepakt wordt? Ik zou er allerlei theroriën op los kunnen laten maar belangrijkste is dat het werkt voor mij. "Hoeveel voer je met dit weer?", vraagt Michael als ik hem aan de telefoon heb. De avond is rustig verlopen. Op één van de stekken waren overduidelijk meerdere vissen in de buurt actief aan het azen. Prachtige bellen liepen over het water. Ze kwamen niet op het voer en toen de zon in mijn rug steeds lager zakte werd iedere beweging een risico op verstoring, zo lang werden de schaduwen. Snel beetje voer bij en daarna was ik letterlijk weggekropen totdat ik zonder een schaduw over het water te laten vallen kon opstaan. Nu is het donker geworden, geen risico van een schaduw, de maan is een minisikkeltje, de wind wat geluwd. Het is maar weer eens koud maar overdag maakte de zon overuren. Van de bellenspoortjes geen spoor meer. Toch voel ik dat het hier gaat gebeuren. Om de tijd te doden bel ik met Michael, met die gekke avondklok hebben we toch al een maand of drie niet samen gevist. "Wacht even, er gebeurt wat". Terwijl we bijpraten is er uit het niets rondom de pen een bellenfestijn ontstaan. "Karper op mijn stek, misschien moet ik zo ophangen, ja pennetje zakt" maar hij zakte niet door. Dus we kletsen bij maar het bellenspoor komt terug. Vrij snel is de pen verdwenen, ik ben op het ondiepe hoekje waar ik zit bang voor een lijnzwemmer maar de pen is echt weg. Michael hoort me slaan, "ik moet ophangen, karper!" Er ontvouwt een lange dril. Vis rolt weg, even lijkt de soepele hengel hem te stoppen maar dan begint de slip te lopen. Lijkt niet meer te stoppen, rechts van me begint de vis aan een opmars de wetering in. Gestaag maar onstopbaar. De weinige wind fluit in de lijn. Ik hou de hengel vast en wacht tot de vis stilvalt, duurt lang. Dan tegendruk en pompen, vis zwenkt van rechts naar links. Daarna volgt een lange patstelling waarbij de vis niet uit de buurt van wat grauwe rietstengels weg is te krijgen. Alles wat ik neem moet ik ook weer geven. Ik begin te twijfelen of de vis niet valsgehaakt is, lijkt soms of ik hem overdwars mee moet trekken. Toch komt hij langzaam dichterbij en ineens licht hij schepklaar voor de kant. omdat het daar heel ondiep is, stuntel ik even maar dan is hij binnen. Op de kant is de haal al los, zal nooit weten of het nu een vaslgehaakte was of niet? Niet veel later bel ik Michael terug, we praten even na over mijn belevenissen en pakken daarna het gesprek op waar we gebleven waren, tegen die tijd is het water rimpelloos geworden, alsof er niets is gebeurt. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|