Als ik terugloop over het schelpenpad ben ik diep in gedachten. Ik dacht er een leeg hoofd te halen maar kom juist met een vol terug. Bij het bruggetje kijk ik nog even over het water heen. Windstil en geen kringetje te zien. Ik zucht, hoofd vol twijfel, was het nu wel of niet goed om terug te komen? Bloed kruipt waar... en dan sta je na jaren ineens op de rand van zo'n polderjuweel waar elk hoekje, iedere rietkraag al een verhaal met zich meedraagt. Zijn er nog verhalen over? Als ik laat in de nacht, als het tentfeest kilometers verderop eindelijk verstomd is, over het breedste stuk water tuur glij ik erin weg. Weg in herinneringen over wat ooit was en nu is. Meerdere vissen rolden in de buurt, het gaat nog gebeuren. Als na lang wikken en wegen ik toch besluit dat het er niet meer inzit, ontmoet ik bij het inhalen weerstand, stevige weerstand. Na een dreun op de hengel lost de vis die ik per ongeluk bij het inhalen haakte. Soms ben ik boos, soms berust ik erin. Deze keer is het dat laatste een paar dagen eerder was het de eerste. Wat een warmte, net als je het voor je gevoel een beetje je huis uit hebt de volgende rij aan verstikkende dagen. Wat is er dan beter om ruim voor het eerste licht dat klamme huis uit te kruipen en naar de polder te rijden? Alweer een jaar niet geweest. water met zo zijn eigen charme, kleiner wordend bestand maar wel aantal vissen die de gemiddelde karpervisser doen laten watertanden. Met de langere nachten is het in de ochtend aangenaam fris, dauw op het gras en met de sluierbewolking een trage start. Karperactiviteit genoeg maar vreemd genoeg zit alles wat tegen kan zitten tegen. Een hele vroege wandelaar die dauwtrappen zo serieus neemt dat hij over de volledige oeverlengte kort langs de waterkant trapt, een koppel werklieden die al voor de ergste warmte de scheuren in het fietspaadje wat een meter of dertig van het water ligt repareren, met een kabaal aan gesis door de apparatuur dat alles in een straal van honderd meter vlucht en als klap op de vuurpijl een man die uit het niets met een zinken emmer door het gat in de heg komt stappen. De plek die je alleen weet te vinden als je weet dat het er is en waar net een koppeltje vissen aan kwam zwemmen. "Ik moet even een emmertje water halen voor de periodieke controle van de waterkwaliteit", zegt hij en plenst de emmer zo naast mijn pen het water in. De vooruitsnellende megagolf, gevolgd door de rimpelingen van de emmer, vallen hem waarschijnlijk niet op. Tussendoor los ik de enige aanbeet van de dag. Tsja, er zijn dagen..... Achteraf kan ik er om lachen maar als het dan zo tegenzit heb ik echt het idee dat hogere machten zich tegen me hebben gekeerd; hoe kom je anders zo'n opvolgende trits van idiote gebeurtenissen op één ochtend tegen? Aan de andere kant, als het stapelt in één dag zijn er genoeg andere dagen dat het wel lukt en ook de afgelopen periode zijn er weer meer dan voldoende momenten om met een grote glimlach aan terug te denken. Na mijn laatste blog op vakantie gegaan naar Slovenië, eerste camping direct aan het meer van Bled. Vergunningen zeer ingewikkeld maar ik zie al snel dat er eigenlijk geen controle is. Ik waag het erop, en in het eerste licht zit ik te vissen op een plek die door veel karpervissers als magisch word bestempeld. Vang zowaar ook een karpertje en ben daar heel veel meer dan content mee. Na een fantastische vakantie ben ik ook weer blij in Nederland te zijn. Als ik na een lange rit tegen middernacht de wijk inrij voel ik meteen die tinteling. Onderdruk het een paar dagen maar dan moet het eruit. Lastige is dat er zo'n enorm warme periode aan de gang is. Ik vis een vroege ochtend tot in de middag, zie karper na karper langs zwemmen maar azen ho maar. De dag erna regen en onweer, plak er maar meteen een tweede moment achteraan, vreemd genoeg zie ik minder dan op de warme ochtend. Oja, als je wil zien hoe ik me op de eerste visbeurt in Nederland wapen tegen de warmte, kijk maar even op Hans zijn blog, kwam mijzelf er zomaar tegen en heb met tranen van lachen in mijn ogen zijn blog afgelezen: hansmoolenaar.blogspot.com/2022/08/onder-de-platanen.html Klein knagend gevoel, augustus is hard op weg en ik heb de maand nog niet "verzekerd" met een karper. Rondom de vakantie geeft het doel "iedere maand een karper vangen" altijd onrust in plaats van richting, puur omdat er zomaar een deel van de maand kan missen. Om augustus veilig te stellen vind ik me op een natte avond terug in de knusse polder. Waar ik dit jaar tot nu toe het gevoel had dat de drukte met vissers van afgelopen jaren een negatief bijeffect van corona was is het deze avond ineens weer druk. Eerste aangevoerde stek is al bezet, op de tweede al snel een auto die stopt, jongen die vraagt of ik lang blijf? Ik antwoord dat ik er net ben en nog wel even blijf. Auto wordt geparkeerd, regen stroomt door. Na een tijdje komt de knul weer even langs, of hij wel verderop zijn hengels mag plaatsen? Heb ik geen moeite mee. Niet veel later komt zijn maatje op de fiets aan. Of ik een parapluutje wil lenen, sla het beleefd af. Blijken vriendelijke knapen, ze geven me de ruimte ik hun daarmee ook. Of ik nog wil bijvoeren en terugkomen, zij hebben toch de hele nacht? Ik sla het vriendelijk af, ga lekker je gang jongens. Ze vertellen wat over hun ervaringen op het water en andere plekken in de omgeving. Eén van de twee noemt een voor mij bekende polder waar ik al jaren niet meer kom, vanaf die avond sluimert de schelpenpad polder weer in mijn frontale kwab rond. Ik fiets door naar mijn laatste stekken en kom in een viswalhalla, op een wat afgelegen deel van de polder liggen meerder karpers zeer actief te azen. Duurt niet lang en dan sla ik op de eerste vast. Vreemd genoeg voor de tweede keer in korte tijd direct na de aanslag een lijnbreuk? Achteraf ben ik ervan overtuigd dat het schuim en gepriegel op een eerdere stek van kreeft was en die gluiperds de lijn hebben beschadigd, zal niet de eerste keer zijn maar in deze polder een nieuw fenomeen. Helaas, nu ook hier dus. Gelukkig krijg ik een herkansing en met trillende vingers schuif ik na een lange dril het net onder een spiegelkarper. Vreemd genoeg zorgt de vangst niet voor de rust in mijn hoofd die ik had verwacht, nee het tegenovergestelde gebeurt; ik heb een niet te stuiten visdrang, ik sta op scherp. Werk is nog rustig, opleiding niet begonnen. Dag na de avond in de knusse polder stop ik bijtijds met werken en duik de polder in. De aanblik bij de start is veelbelovend. Veel activiteit onder een broeierig wolkendek. Na het rondje voeren breekt het wolkendek open. Blauwe lucht en een stralende zon. Vis reageert direct, bijna geen activiteit meer te zien. Op de laatste van zeven stekken zit ik te bedenken of er nog een list is te verzinnen, snel nog naar een andere plek verkassen of hier blijven? Er komt een golfje aanlopen, meter of tien bij de stek vandaan begint een vis in de kant te happen. Als hij doorzwemt komt hij het voer tegen. Traag komt het walmen steeds dichterbij. Als het in de buurt van de stek is stopt het, niet veel later komen er wat wellingen rondom de pen omhoog. Waar er eerst niks anders dan tikjes van witvis was te zien staat de pen nu te dansen. De aanbeet volgt al vrij snel. Bij het terugvissen van de stekken lukt het ook nog om een klein spiegeltje te vangen door het aas in zijn bellenspoor te laten zakken en ben ik meer dan tevreden hoe de middag verlopen is, vislust zakt de dagen erna ook wat weg. Augustus is veilig gesteld, laat het najaar maar komen. Maar dat najaar komt niet, het blijft mooi weer. Weinig wind en al helemaal geen najaarsbuien. Op één van de weinige frissere dagen duik ik een polder in met een groot bestand. Kijken of met groter aas er te selecteren valt? In de ochtend heb ik al gevoerd, voor mijn doen grote ruime voerplekken. Iedere stek is het raak en ja er valt te selecteren want zolang ik met twee kikkererwten vis vang ik geen giebel of karper onder de veertig centimeter. Overstappen naar maïs zorgt direct voor giebel of kleine karper. Volgende stap is enkel voeren met kikkererwten, maïs helemaal weglaten, kijken of de top van het bestand dan eerder op de stekken komt? Toch voelt het niet als een geslaagde dag meer als opvulling in afwachting van het najaar, opvulling om contact met de onderwaterwereld te houden en te kunnen schakelen als het herfstig wordt.
's Avonds droom ik van dat najaarsweer, stevige wind uit het zuidwesten, bewolkte luchten met zo nu en dan een bui. Plekken waar de pen stuitert op de golven en dan erin weggetrokken wordt. Kan wat mij betreft niet snel genoeg komen maar het lijkt erop dat het voorlopig bij dromen blijft....
1 Comment
Het is net half vier geweest en ik voel de vermoeidheid toenemen. Nog anderhalf uur werken, dan met mijn zoontje naar de voetbaltraining en dan vroeg naar bed. Ik denk even terug, twaalf uur geleden stond ik op een betonnen bruggetje en wist ik niet meer hoe ik het had. Ik kon die loebassen onder water horen schaterlachen, ze hadden het vissertje tot waanzin gedreven. De wetering, ieder jaar kom ik er in het voorjaar een aantal keer. Ik kan de vis er altijd vrij eenvoudig vinden, vangen is een ander verhaal. De afgelopen drie jaar leverde twee schubs en een graskarper op. De eerste keer dat ik er een avondje doorbreng weet ik de vissen zoals eigenlijk altijd te vinden. Als ik aankom liggen er een paar loom kort onder het oppervlak te luieren. Aan het einde van de avond heb ik een brasem gevangen en zijn er meerdere karpers kortstondig op verschillende voerstekken geweest. Eén keer een lijnzwemmer die een diepe, brede boeggolf trok. Zes dagen later ben ik terug. Minder actieve vis maar al vrij snel wel activiteit op één van de stekken. Blijkbaar heb ik de opgebouwde spanning van zes dagen terug meegenomen want ik sla klungelig aan op een overduidelijke lijnzwemmer. Tijdens het tweede rondje weer vis op die stek. Nu rustig wachten en al vrij snel een aanbeet. Ik sla vast op iets massiefs dat om zijn as draait en rustig begint weg te zwemmen. De spanning neemt rustig toe tot ineens de hengel recht springt. Ik zie een brede golf wegrollen. Ik denk aan een losser maar zie tot mijn grote verbazing dat het draad is gebroken. "Waarom nu", stuitert door mijn hoofd. Ik heb een uur geleden opgetuigd en de lijn goed gecontroleerd. Ik leg een lus in de lijn en maak hem vast aan een afgebroken tak. Ik ga in de hengel hangen, de slip begint op het juiste moment te lopen. Ik ben verbijsterd, moet mijzelf echt even herpakken. Daarna weinig, de activiteit valt volledig weg. Veel eerder dan gedacht loop ik terug naar de auto. Als ik het verharde weggetje oploop vanaf de onverharde kade besluit ik de stekken die ik daar aanlegde nog even te bekijken. In het weinige lantaarnlicht zie ik op de eerste een enorme hoeveelheid bellen liggen. Ik loop het bruggetje op en laat mijn pennetje op de oude voerplek zakken. Er stijgen nieuwe bellen op, dit gaat lukken. Vijf minuten later heb ik twee keer misgeslagen op lijnzwemmers die ik toch echt als aanbeten zag. Er is geen vis weg geschrokken, niet zichtbaar in ieder geval. Ik voer wat bij en kijk een stukje verderop bij een ander bruggetje; niets. Als ik terugkom zijn de bellen er weer. Ik leg in en wacht af. Overal bellen, soms een lijnzwemmer maar geen aanbeet. Uit het niets is het over. Ik wacht vijftien minuten maar het blijft stil, Het is ook al na twee uur, tijd om te gaan. Ik pak twee bakjes voer en gooi ze leeg. Ik tuig mijn hengel af. Terwijl ik mijn tas pak zie ik een brede schuimbaan over het net gestrooide voer lopen.... Ik wordt gek. Twee keer stop ik halverwege het weer door de ogen halen van de lijn maar de vis gaat helemaal los recht onder mijn voeten. Ik tuig weer op. Weer duurt het heel lang en weer sla ik op een lijnzwemmer, nu wel een wegrollende vis. Ik gooi de rest van het voer weg; blijkbaar lag er meer vis want er vlucht nog een karper weg. Tegen half vier ben ik thuis; volledig gebroken. De afgelopen periode heb ik de wetering afgewisseld met twee andere polders. Allemaal plekken die over een paar weken zo vol staan met waterplanten dat lekker penvissen niet meer mogelijk is. Beide polders zijn uitgebreide systemen. Het ene systeem is nieuw voor me. Prachtige polder maar tot nu toe geen succes. Wel langzaam aan het ontrafelen waar in de enorme wir war van sloten en weteringen de vis te bereiken valt, volgend jaar weer verder waar ik nu gebleven ben. De andere polder is goed voor me geweest, veel vis gevangen, schitterende momenten gehad. Alleen op de wereld. niemand om me heen. Alleen een dansend pennetje dat zo vaak werd weggetrokken dat het bijna allemaal te makkelijk leek te gaan. Voor de verandering heb ik het ervan genomen, meestal laat ik plekken waar ik goed vang een tijdje met rust, nu gaf het balans met de zoektocht in het nieuwe systeem. Nu sta ik op de rand van een wissel. De voorjaarspolders gaan ingeruild worden voor plekken die niet begroeien, voornamelijk klei gebieden. Lekker die afwisseling. Tussendoor is er een vaste plek waar ik mijzelf eens in de zoveel tijd terugvind; de schelpenpadpolder. Iets na het tijdstip dat ik na afgelopen dinsdagochtend mijn bed instapte gaat de wekker, tijd voor een frisse polder. Het is nog donker als ik het schelpenpad oploop. Op het eerste deel is het rustig maar na een eter of vijfhonderd loop ik ineens tussen de karper. De weteringen aan beide zijden liggen vol met azende vis. Ik wilde eigenlijk niet langs het pad vissen, er zijn altijd wel vroege wandelaars of joggers die dat tot een frustrerende bezigheid maken. Maar deze aanblik doet me snel anders besluiten. Ik maak twee stekjes en loop door naar het vervallen bruggetje. Ik hop over de nog enkele aanwezige planken en beland in hoog nat gras. Niet veel later loop ik over een smalle kade, rechts een brede wetering, links een slootje. In de wetering tel ik zeker twintig ondiep azende karpers. Bekken die tegen de schoeiing aanhappen of onder plompebladen naar slakjes zoeken. Ik maak drie stekken. Het pad doet wat ik denk, al snel een jogger, daarna twee keuvelende oude dames. Voor half zeven al zoveel volk, dat wordt niks meer. Rond zeven uur hop ik weer over het bruggetje. De zon heeft de mistflarden verdreven, er staat geen wind, het warmt snel op. Ik loop een rondje maar zie alleen actieve vis aan de overkant. Overal voer ik wat bij. Vogels fluiten, het is heerlijk. Zelfs als ik niets vang is het voldoende om de vieze smaak van de laatste beurt weg te spoelen. Als ik mijn pennetje op het tweede stekje voor de tweede keer kort voor de kant plaats duurt het niet meer dan een minuut, een paar hobbeltjes, even niets en dan langzaam weg. Ik sla aan en er komt een schim los van de bodem. trekt kort een sprintje en blijft daarna eenvoudig diep. Duurt niet lang, vrij snel ligt er een fraaie schubkarper op de kant. Ik ben in twijfel. de grote hoeveelheid azende karper deed me denken dat de paai afgelopen was. Deze vis heeft op één flank duidelijk paaiverwondingen maar lijkt ook een kuitbuik te hebben? Loopt geen kuit uit; gewoon een dik mannetje? Ik weet het niet, ben er wel blij mee. Het zou voor de voorplantingskansen gunstig zijn als de vis in de voorbije week al afgepaaid is, voldoende warme dagen erna om het broed een kans te geven. Tijdens de penvisavond van Michael vorige week zat de vis er al dicht tegenaan. Ik ben er een beetje vanuit gegaan dat de afgelopen dagen in veel polders de paai heeft plaatsgevonden. De penvisavond was een heerlijk bij elkaar zijn. Ik viste samen met Hans die na het avondje een nachtje bij me bleef slapen. Ruim na twaalven met een pilsje erbij kletsten we over karpers en meer. De prachtige zonsondergang in de polder had meer indruk achtergelaten dan de karper die we beiden vingen. Dat schitterende zachte avondlicht waar je naar kan blijven kijken, zonsondergangen die je blik laten pendelen tussen pen en horizon en dat dan ineens dat pennetje weg is...
Ik ruim mijn spulletjes op, loop door. Wil nog twee stekjes bevissen, de dag is alweer aardig volwassen en we zouden iets leuks doen met het gezin. Op de volgende stek snij ik wat kaas en eet er droog brood bij. Er komt een vis happend in de kant van rechts aanzwemmen, duikt op de stek, is er blijkbaar vaker geweest. Al snel een lijnzwemmer, ik reageer niet, de vis wel. Furieus dreunt hij naar de overkant, een beste golf loopt over het stille water. Ik loop terug naar de eerste stek. Nog even proberen en dan weg. Pennetje staat twintig centimeter over een hoekje in de schoeiing. Al meerdere keren was er karper in de buurt. Nu voor het eerst op de stek want al snel een paar drukkertjes en zakkertjes. Na vijf minuten een rustige aanbeet. Pennetje komt iets omhoog, zakt en begint over het water te kruipen, stopt, komt weer in bewegingen zakt rustig diep weg. na de aanslag een hele boze schub. Zet de turbo erop, totaal andere dril dan eerder. Duurt zelfs wat langer voordat deze slanke polderbewoner even op het droge komt. Ik glimlach en geniet, nog één keer naar de frustrerende wetering, dan op naar nieuwe polders en nieuwe uitdagingen. Lente in maart. Lang geleden dat het zo voelde. Afgelopen jaren vaak wel een enkel dagje maar nu hebben we al een langere periode aanhoudend warm weer. Met de toegenomen zonuren en zonkracht kan dat maar één ding betekenen; de karper is aan het zwemmen gegaan. Met enige schroom heb ik mijn wintermodus van me afgegooid, ben dit niet gewend zo vroeg in het jaar. Met een gezonde dosis opportunisme begeef ik me naar de polder. Ik vis op een plek waar ik niet mag komen. Auto kan zonder dat het opvalt geparkeerd worden, dan door de schemering gedekt een korte wandeling de polder in. Voordat iemand het in de gaten zal hebben ben ik onzichtbaar in het donkere weiland verdwenen. Gaat helaas niet helemaal zoals gepland. Bij het uit de auto pakken van de hengel blijft één van de ogen even achter de bank hangen. Laat het nu precies het oogje zijn dat ik al eerder met secondelijm moest repareren. Het breekt weer los, shit, dat was niet de bedoeling. Wat nu? Besluit is snel gemaakt. Voeren, terug naar huis en daarna weer terug om te vissen. Niet veel later loop ik in een zompig weiland. Ik voer een aantal plekken aan. Plekken waarvan ik denk dat de karper ze als vaste route gebruikt om vanuit de diepere hoofdwetering naar ondiepere zijsloten te zwemmen. Een soort van hoofdwegen onder water. Als je zulke plekken weet te vinden is het vrij simpel om de vis te onderscheppen, beetje voer erop en ze zakken vanzelf naar beneden. Op één hoek zie ik een staartlob verleidelijk boven water lonken... Na het voeren snel terug naar huis, hengeltje wisselen en weer terug de polder in. Een tweede keer snel langs het doodlopende paadje het weiland in. Ik wordt niet gezien en niet veel later staat er een breekstaafje op de golfjes te wiegen. De temperatuur is gedaald, toen ik voerde was het nog veertien graden, nu zijn er nog tien over. Prima voor half maart, zeker omdat het al bijna negen uur 's avonds is ondertussen. Tegen tienen kom ik bij de eerste stek aan die op een 'hoofdweg' is aangelegd. Ik leg in en het verbaasd me niet dat na een minuut of vijf het pennetje een kort tikje krijgt en daarna rustig wegloopt. Aanslaan en een lekkere dril van een schubkarper. De hoofdweg bewijst zich weer eens. Ik viste hier twee keer eerder en ook toen was het raak. Twee stekken verderop de stek met de zwaaiende staart. De staart is er nog, steeds een meter of vijf achter de stek. Komt niet dichterbij. Op de stek geen beweging, had ik niet verwacht want ook dit had ik als 'hoofdweg' aangemerkt.
Ik begin aan mijn tweede rondje. Op de eerste stek wordt de pen even op sleeptouw genomen maar het krijgt geen gevolg. De andere stekken zijn stil. Vrij snel ben ik terug bij de plek waar de staart steeds zwaait. Er is nu wat gerommel op de stek maar het zet niet door. Ik zie steeds op dezelfde plek karper draaien. Te ver weg om met de pen aan te werpen. Ik denk na, als ik terugloop dan kan ik het terrein van een kweker op, als ik het pad tussen de boompjes door volg kom ik in het weiland van waaruit de staartzwaaier te bereiken is. Het is al laat, de tuin pikkedonker, ik gok het erop. Niet veel later loop ik tussen op formaat geordende sierboompjes. Daarna weer door het weiland. Ruim voordat ik bij het water kom ga ik over tot sluipen. Voorzichtig leg ik in. Het is er nog ondieper dan ik had gedacht. Ik strooi een paar korrels voer, als de vis aan het azen is vinden ze het vanzelf wel. Ik zit en wacht. Staartzwaaier is blijkbaar vertrokken want er is geen gewalm of andere activiteit meer te zien. Is hij verder het kantje afgezommmen? Komt misschien terug. Ik geef het ene half uurtje, daaran geloof ik er niet meer in, dit was een doodlopend eindje. Niet veel later ben ik op de terugweg snel over de tuin, ik wordt niet gezien. Best spannend. Nog even twijfel of ik de oude stekjes nog even naloop maar nu is het het bed dat lonkt; tijd om te gaan slapen. En dan is het alweer bijna voorbij. De tijd vliegt, zeker als ik kijk wanneer mijn laatste post hier is geweest... Ik heb zolang as mogelijk doorgevist op de manier zoals ik gewend ben; 's nachts meerdere stekken afpennen. Tot eind november is dat succesvol geweest. Daarna meer kou en een paar sessies waarop ik geen enkele beweging in het water zie. Het sein voor mij om over te schakelen naar winterplekken. Ik heb er vertrouwen in maar als het keer op keer mis is dan slaat de twijfel toe? Stekken die eigenlijk ieder jaar wel wat opleveren geven geen teken van leven. Eén keer zijn er een paar slome bewegingen maar geen aanbeet. Waarschijnlijk ligt de vis er wel maar eten ze niet? Wat overblijft is mijmeren als ik foto's van de laatste vangsten bekijk. Einde van een even jaar betekend ook een fotoboek samenstellen. Doe ik eens in de twee jaar en het is altijd een genot om aan te werken. Foto's selecteren en daarmee herinneringen herbeleven. Stukjes tekst die het beste de vangst typeren opzoeken en plaatsen met als resultaat weer een prachtig naslagwerk. Niet alleen een fotoboek ook moet ik op zoek naar een nieuw logboekje. Hij is vol, ruim acht jaar karpervissen staan netjes opgeschreven in het a6 grote boekje, een schat aan info. Met regelmaat pak ik het er even bij. Nu moet ik op zoek naar een nieuw schrijfmaatje maar deze zal altijd onder handbereik in de kast liggen. In dezelfde lijn ligt de ontdekking dat ik aankomend jaar mijn tiende jaar aan karperverslagen ga schrijven. Ik sta er nooit zo bij stil maar terugdenkend en vooral teruglezend is het een grote periode, beslaat ruim een kwart van mijn leven en dan met name het kwart waarin al die gebeurtenissen die je als 'live events' kunt typeren zijn gepasseerd. Veel verslagen dienen toch wel als kapstok van mijn geheugen waarmee ik bepaalde van die live events zo weer voor de geest kan halen. Ik zit een avondje terug te lezen, soms een lichtelijke schaamte om eigenwijze toon van de eerste jaren, soms schaterlachend om wat er zoal gebeurt, soms lichtelijk emotioneel omdat het toch allemaal wel een stempel heeft gedrukt door de jaren heen. Doet me ook beseffen hoeveel mooie polders er wel niet zijn en dat ik eigenlijk teveel plekken ken en daarmee niet altijd met een focus aan het pennen ben. Alleen al dit jaar ben ik in 23 polders geweest, verdeeld over net geen 90 keer vissen is dat eigenlijk net teveel van het goede. Afgelopen dinsdag loop ik weer eens in zo'n prachtpolder. Ik ving er nog nooit iets, viste er maar vier keer eerder verdeeld over de afgelopen drie jaar. Wat een dag, weinig wind, strakblauwe lucht en die eeuwige weilanden gescheiden door slootjes en weteringen. Ik krijg geen enkel stootje, vis meerdere bruggetjes af waar het dieper is dan op de rest van het water. Pennetje strak tegen de peilers en maar hopen dat er een cyprinus ligt? Ondertussen het moto "kijk om je heen en geniet" toepassen. Ik bedenk me dat ik veel te weinig hier kom, er vaker heen zou moeten gaan; zoveel keuzes om te maken, wie weet volgend jaar? Ik denk dat ik er vanavond nog even tussenuit piep, wellicht morgen ook even. Het nog niet hebben vangen van een decemberkarpertje knaagt toch wel wat aan de gemoedsrust.
Daarna weer een jaar officieel afsluiten en weer een nieuwe ingaan. Weer nieuwe mogelijkheden, de jongste die vrij snel in het nieuwe jaar naar school gaat. Ik zie het al helemaal voor me, kinderen naar school, papa met een bakje voer de polder in, samen lunchen, na de lunch kindertjes weer naar school, papa een pennetje plaatsen op het strooisel van eerder. Daarnaast merk ik dat het grotere water me weer begint te trekken, de Rijn is toch wel een mooie rivier en volgens mij zwemt er karper genoeg. Wellicht dat de papadagen ook ingezet gaan worden voor verkenningstochten van bepaalde delen van deze rivier. En dan zijn er dus nog al die polders en andere visplekken die ook echt wel weer aandacht moeten gaan krijgen. Het zal een kunst worden om alles weer in balans te houden, is soms bijna een hobby op zich! We gaan het wel zien, voor al diegenen die vial dit blog regelmatig of af en toe meekijken over mijn schouder; een heel fijn uiteinde en alvast een goed 2017. Mooie (vis)dagen toegewenst. Ik heb er zin in, jij ook? Over het algemeen neem ik ieder jaar de herfstvakantie vrij. Qua weer vaak nog mooi genoeg om wat klusjes in en rond het huis te doen en even een adempauze voor vaak de drukste periode van het jaar op werk. Ook een mooi visweekje natuurlijk, najaar is vol aan de gang en de vis heeft er zin in. Toch? Terugbladerend in mijn logboekje valt dat tegen, vaak juist helemaal geen vangsten? Een logboekje is een mooi naslagwerk maar geeft gelukkig geen zekerheid over hoe dingen waarschijnlijk zullen gaan verlopen. Ik heb er wel even de balen van als een eerder geschetst weerbeeld van redelijke temperatuur, wind en buien bijgeteld wordt naar strakke blauwe lucht, weinig wind en koude nachten. Op een kort avondje pennen merk ik die kou. Bij de start is de temperatuur al onder de tien graden, als ik stop onder de vijf. De vis trok zich er weinig van aan want in een paar uurtjes verspeel en vang ik een karper en mis ook nog twee aanbeten. Af en toe rollende en springende vis maakt duidelijk dat er volop geaasd wordt. Samen met Michael sluit ik de herfstvakantie af. Plan is een hotspot van een polder aan te voeren, stekken te maken in een andere polder, daarna de hotspot kort bevissen met hopelijk snel succes en daarna lekker de andere polder in. De hotspot is echter overdekt met een dikke groene laag kroos. Zo dik dat pennen geen zin heeft. Dat maakt dat we eerder dan verwacht op pad zijn in de tweede polder. Het is goed koud, acht uur 's avonds en maar vijf graden. Allebei hebben we overdag gedacht handschoenen mee te nemen, allebei zijn we dit vergeten. Ik wijs Michael op een plek waar ik vorig najaar een aantal mooie vissen ving, bij een bepaalde windrichting is het blijkbaar een verzamelplek voor de vis in het najaar. Michael laat de stek aan mij, heeft voor zijn gevoel een te lichte lijn om de aanwezige obstakels te omzeilen. We voeren, kletsen tussendoor wat. Ik heb twijfel over deze avond, wat zal de vis doen met deze kou? Gewoon op pad gaan of liggen ze even een nachtje 'vast'? Dat we absoluut geen beweging zien tijdens de voerronde versterkt mijn gevoel. Michael staat er anders in; "mijn beste maand vorig jaar was november, het komt helemaal goed vanavond". Zittend in de kofferbak van mijn auto drinken we een bak koffie en eten een koek. Dan is het tijd voor hetgeen waarvoor we kwamen. Ik sta al te vissen als Michael achter me langsloopt naar zijn eerste stek. Na het inleggen kreeg de pen direct een zwieper, een duidelijke lijnzwemmer. Ik vertel het aan Michael in het voorbijgaan. Een paar minuten na de lijnzwemmer zakt de pen wat en begint dan op en neer te huppen, onder, boven, onder, boven. De pen verplaatst zich niet, ik wacht af. Goede keuze want niet veel later gaat hij onder en zie ik het doffer wordende lichtje van de stek wegglijden. Ik sla stevig aan en zet direct vol druk. De vis mag echt wel een paar meter krijgen maar meer niet. Overhangende bomen en een groot veld met lelies zijn plekken waar ongelukken kunnen gebeuren. Sloom komt er iets zwaars omhoog zeilen. Ik roep over mijn schouder: "ik heb er één, zware vis, jij moet hem scheppen, het net staat al klaar". Michael komt aanlopen en ziet het bleke grote vissenlijf liggen. Ik blijf op het bruggetje staan waarop ik vis, hij zakt op de kant ernaast en steekt het net in het water. Een enorme beuke en direct een versnelling en een krijsende slip. Ik voel de vis richting het lelieveld lopen, trek zo hard ik kan tegengesteld en loop zover ik kan naar rechts om de vis voor de lelies langs te trekken; lukt net aan. Een paar meter verderop stopt de run, ik leg mijn duim op de spoel, de vis wil weer wegkomen maar komt niet meer op gang. Daarna kan ik vrij eenvoudig het logge gewicht naar het net manoeuvreren. Voor het net nog even een woeste beuk maar geen run meer. Een net gevuld met overdaad? Ik mompel dat het Michael zijn vis had moeten zijn. "Hoe bedoel je", vraagt hij? "Nou, ik had je die stek aangewezen", zeg ik quasi boos. "Ja weet ik maar het is toch goed zo?" Ik zeg 'ja' maar voel 'nee', ik had hem echt aan Michael gegund. Michael merkt het ook en zegt schaterlachend "je vind het helemaal niet goed hè". Ik stotter wat onsamenhangends terug, dan lachen we allebei. Wat een start bedenk ik me op mijn tweede stek. Waar je zoal bij toeval tegen aanloopt. Als dat kroos er niet had gelegen had er veel langer tussen voeren en vissen gezeten, behoorlijke kans dat dit resultaat er dan niet geweest was. De vangsten vorig jaar lijken hierdoor ook geen toevalstreffer. Ik snap die vissen wel. Een lekker beschut hoekje met grote kans op voedsel en waarschijnlijk iets meer temperatuur ten opzichte van de rest van het water.
Ik zucht inwendig, wat moet je met die kennis. Nu is het leuk maar hoe gaat dat volgend jaar, en het jaar daarop. Moet je dan eind oktober weer terug om een vis te scoren? Zal dat nog voldoening geven of wordt het dan een kunstje? Dezelfde tweespalt als altijd, blij dat met veelvuldig de pen plaatsen ik plekken vindt. Na het vinden de waarde van de vangsten steeds minder voelen omdat het voor mijn gevoel te makkelijk voor woorden is. Misschien moet ik het allemaal niet zo zwaar maken, heb ook vaak genoeg meegemaakt dat een plek waarvan ik dacht dat het altijd kassa zou zijn ineens geen vis meer opleverde? Nee, je kan maar het beste in het hier en nu blijven. In deze stille koude polder, geen zuchtje wind en een mooie sterrenhemel. We vissen door, hebben elkaar steeds in het oog tot ik ineens Michael kwijt ben. Mist, en niet een beetje ook. Soms dik, dan weer helemaal weg. De vissen trekken zich er weinig van aan. We horen en zien een paar beste beren springen. hebben op sommige stekken hoopvolle beweging en daarmee hoge verwachtingen maar uiteindelijk zijn het vooral kreetjes die ons foppen. Zo glijdt de avond weg. Als we tegen half twee voor de tweede keer bij de laatste stekken aankomen geeft Michael woorden aan het gevoel. "De tijd is ineen snel gegaan zeg". Ik knik. De mist is weer toegenomen, de polder is klein geworden. Onder mijn voeten rolt een karper net onder het oppervlak, ik zie zijn flank even oplichten. Ver verwijderd van mijn stek. We lopen terug, kunnen de topjes van onze hengels niet meer zien zo dicht is de mist geworden. Bij de start eindigen we. Weer beweging, zou het toch nog? Nee, weer kreeftjes. Afscheidt en op weg naar huis. Als ik een paar uur later wordt gewekt door mijn kinderen heb ik het gevoel niet weg te zijn geweest uit de polder. Blijkbaar heb ik er doorgevist in mijn dromen, heeft mijn hele wereld zich na weer een mooie visnacht vernauwt tot een poldertje en een pennetje, was er even niets anders. Van de schimmige polder naar een schimmige, onrustige slaap. Ik schud me los uit het bed en bekijk de foto's, herleef de momenten. Niet alleen de vangst maar ook de andere dingen die zo'n avond tastbaar maken. Pas dan is het klaar en komen mijn gedachten los van die gekke bezigheid. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|