Samen is beter. Nooit gedacht dat ik het zou zeggen. Naast Michael nooit iemand gevonden waar ik al vissende mee kon uitlijnen (denk daar maar is over na!). Met Hans is die klik er wel en dus ontmoeten we elkaar met regelmaat. Soms om te vissen, soms ergens in het midden van onze zelfstandige avonturen in die onmetelijke hoeveelheid aan mooie polders. We introduceren elkaar in onbekend water en daarmee wordt de cirkel groter, alsmaar groter. Vorige blog was zwemmen/niet zwemmen het thema. Dat is nu niet anders. Begin maart sta ik op Hans te wachten langs een vaart, een vaart waar geen einde aan komt. Ieder jaar komen we er. Ik al wat langer, dit is een plek waar ik Hans introduceerde. Ik stuurde eerder een overzichtje van mijn startmoment van afgelopen jaren op dit water. Altijd tussen begin en half maart, altijd vis, behalve één keer. Toen een koude oostenwind en geen stootje. Zal je zien dat wij een dag uitkiezen met ongeveer zelfde weerbeeld. Wel paar graden warmer, zou dat het verschil maken? Na maken van de voerstekken even momentje van bijkletsen bij de auto's. Visstoeltjes erbij, kannetje thee, kannetje koffie en een versnapering. Ik moet nog optuigen. Hans kijkt mee, oeh, een kritisch oog. Na pennetje en loodjes te hebben geplaatst diep ik een haakje op uit mijn verzameling. Ja, verzameling. Ik ben zeer kritisch en nauwkeurig in alle facetten van het penvissen. Nou ja, bijna alle dan. Haakjes doe ik niet zo ingewikkeld over. Wel qua aanschaf, eigen ideeën. Gemiddeld vis ik 2 maten kleiner dan de meeste karpervissers; bevalt me prima. Het slordige zit in het hergebruik. Ik heb een stukje balsahout in mijn visdoosje en daar steek ik na een visbeurt het gebruikte haakje in. Hoelang zo'n haakje erin zit? Geen idee. Hans gruwelt ervan. Ziet me met grote verbazing zo'n oud exemplaar uit het balsa plukken. Deze gaat mij ook te ver. Is wat uitgebogen. Ik leg hem apart en diep een nieuwe op uit de talloze zakjes (dat dan weer wel). Hans ziet het hoofdschuddend aan. Vijf uur later knopen we er een eind aan. Paar lijnzwemmers maar verder niets. Hadden we mijn logboekje moeten volgen? Oostenwind in het voorjaar slecht voor dit water? Waarop pak je zekerheden, waar ontwikkel je? Altijd de veilige keuzes is in balans zijn. Een verstandig man leerde me ongeveer een jaar geleden dat als je in ontwikkeling wil zijn je jezelf altijd uit balans moet brengen. Voelt soms verrekte vreemd maar het is inderdaad wel nodig. Drie dagen later is de wind gedraaid, niet eens perse warmer maar wel die hoek waar we van houden; zuid. Mis een vis en vang er één. Ander water dan met Hans maar toch. Dogma's dus. Binnen de (karper) visserij een vaak voorkomend begrip. Van Dale online geeft aan dogma de volgende omschrijving: "vastomlijnde, aan geen discussie meer onderhevige leerstelling". Kijk, dat is duidelijk. Maar wanneer wordt een leerstelling dan een dogma? Als ik vis na vis zou verspelen door mijn manier van omgaan met haakjes zou je kunnen spreken van een dogma. Ondanks een beter alternatief (haakjes vaker wisselen) vasthouden aan de eigen manier van doen. In onze visserij ligt veel risico op dogma's besloten. In het grijze gebied van eigen visie, manier van doen kun je zomaar doorslaan naar die dogmatische kant. Even terug naar die visbeurt met Hans. Op zich een dogmadoorbrekende keuze maar wel met gevolg dat ik er volgende keer wel even over nadenk er weer heen te gaan met deze omstandigheden. Dat is nu net het moeilijke aan dit onderwerp, voor je het weet kom je door je dogma te doorbreken er toch in terecht! Of het nu gaat om stekkeuze, aaskeuze, tijdskeuze, keuze tussen voeren en vissen, enzovoort, enzovoort. Overal ligt het op de loer! Plannen en plannen, je kan ze hebben maar dingen kunnen zomaar anders lopen. Half maart zit ik op een prettige zondagochtend voor dag en dauw op de fiets. Ik wilde helemaal niet fietsen maar omdat de auto stuk is wordt ik gedwongen mijn keuze aan te passen. Kost me wat moeite, niet omdat ik vast zit in wat ik wil maar omdat ik wat ik plan graag uit wil voeren. Naja, andere plek dan maar. Prachtige vaart. Hoewel, vaart, bijna te veel eer voor dit smalle water. Bijzondere van deze plek is dat er bijna geen andere vis zwemt. Een bijna visloze vaart waar afgelopen jaren een klein aantal karpers werd ingezet. Vissen met groeipotentie en eten voldoende. Drie uur na voeren ben ik terug. Langs het dijkje volg ik in de tegenovergestelde richting van voeren mijn stekken. Tweede stekje. Niks bijzonders. Geen aanknopingspunt, gewoon ergens midden op het water wat voer gedropt. Bakkie koffie, lekker leumelen in de wind. Pennetje hupt mee op de hier eeuwige stroming. Een oud pennetje, gebouwd op een stekelvarkenstekel. Vervaagd oranje dat door het wateroppervlak priemt. Zal je altijd zien, net als je een verse bak koffie inschenkt komt er leven op die pen. Even zakt hij iets, dan niks. Stijgt, gaat plat en loopt daarna weg. Bedachtzame aanslag. Voelt goed. Vis trekt traag en zwaar. Overal stofwolken op dat ondiepe vaartje, vis komt niet in beeld. Wind fluit een eindeloos lied in de lijn; hoelang dril ik al? Richting het einde wilde uitvallen, boze vis. Als ik hem net weet ik het al; supergroei. Op de kant zie ik dat hij perfect is gehaakt. Hee, gekke vorm heeft dat haakje? Oh, per ongeluk dat kromme exemplaar dat ik apart had gelegd toch gebruikt.... Een dogma zonder dat ik wilde dat het een dogma was. Snel haakje wisselen en dat oude, kromme exemplaar opbergen op een plek waar ik hem hoe dan ook niet meer vandaan zal vissen. Dat zomaar, ergens, zonder aanleiding, op het midden van het water voeren is dan wel een mooie dogmadoorbrekende aanpak. Was dat een bewuste keuze? Nee hoor, meer een afweging dat tussen twee duidelijkere stekken er nog wel ruimte was voor een plek! Ik wandel verder. Op de meer logische stekken geen enkele beweging. Wel een stofwolk in de kant in de buurt van één van de stekken. Zal nooit weten of het dezelfde vis is maar bij het terugvissen van de stekken is de pen zo snel na inleggen vertrokken dat ik niet eens kan zitten. Totaal andere dril, wild en in het oppervlak. kleiner maar qua schoonheid wel de mooiste van de twee. Wat een weelde, te danken aan een kapotte auto. Kort na dat succes, een perfecte halfmaartse avond. Warm geweest. Tijdens voeren meerdere vissen actief in de kant. Kan me bijna niet houden om meteen terug te gaan. Toch even wachten, eten en dan terug. Geen stootje? Hoewel, twee keer beweging op dezelfde stek maar geen karper? Eerste echt warmere avond, verwachtingspatroon hoog, resultaat tegenvallend. Andere keuze moeten maken? Nee, dat geloof ik niet. Wel een klein dekseltje op een tot nu toe visvangend jaar. Een blank te midden van een oneindige rij aan visbeurten met vis, niet altijd karper maar dat doet er in dit vroege voorjaar voor mij niet toe. Paar dagen later een ijskoude dag. Harde wind en buien. Op zes stekken één aanbeet, zowaar karper. Geen geweldenaar maar wel een vis op een dag dat de meeste mensen thuis blijven. Ik niet. Ik vis, hoe dan ook. Was wel gekkenwerk en wellicht ongezond? Lekker dogmadoorbrekend, vooral als je dan toch vangt (en ga je dan de volgende keer weer?). Foto's mislukken omdat de camera op selfystand staat; past in het (ijskoude) plaatje. Kort erna terug naar de vaart waar ik begin maart met Hans was. Zelfde type weer, naargeestig koud met harde wind, wel uit het zuiden. Wat een verschil. Vanaf de eerste stek continue beweging en aanbeten. Interessant, krap twee weken later en nu lijkt de vis los? En waarom zijn ze gaan zwemmen, warmte of toenemend licht (of beiden)? Ander fenomeen voor dit water is dat richting de paai de grote vis zich hier verzamelt. vandaag vang ik, absoluut prachtige, maar bescheiden vissen qua afmeting. Monitoren maar. Wel opletten dat ik er geen nieuwe dogma's mee creëer. Je wil niet teveel aan logboekgegevens en dat soort dingen je dagen plannen; neus buiten de deur en keuze op wat je ruikt en daardoor voelt werken toch altijd weer het beste. Met de steeds beter wordende temperaturen eind maart slaat mijn hoofd op hol. Zoveel plekken waar ik aan de slag wil, keuzes, keuzes en nog eens keuzes. Steeds probeer ik onder water te komen; waar hangt die vis rond. Allemaal al volledig uitgezwommen of nog in de buurt van de overwinter plekken? Wil heel graag naar een vaart waar ik jaar in, jaar uit te weinig kom maar durf niet te zeggen of de vis daar al ligt. Genoeg andere keuzes te maken, tweede Paasdag pak ik in de middag een polder waar ik niet eerder kwam. Na een moeilijke rit met allerlei onaangekondigde wegwerkzaamheden parkeer ik later dan gehoopt bij het water. Terwijl ik mijn voerbakje pak rijdt er een autootje langs, parkeert iets verderop. Ja hoor, andere visser. Spodhengel meteen eruit en begint enthousiast stekken te maken. Ik wilde hoe dan ook wat verderop vissen, ik vind het prima. Geen grote polder, bredere middenwetering en zijsloten, meeste met een buis verbonden, de bredere direct. Uit de buizen wordt sediment meegevoerd. Sediment dat tegen de windrichting in loopt; er staat wat trek op het water. In dat spoor van sediment voer ik; geur zal meetrekken en vis is daar gevoelig voor. Krap een half uur na voeren zit ik te vissen. Ik ben wat gehaast, heb niet al te lang en wil graag wat vangen. Tijdens het voeren was er al actieve vis te zien dus het moet kunnen. Bewust blijf ik wat langer zitten op de eerste stekken, even de rust krijgen, me niet teveel door de tijd laten lijden. Op één van de stekken in de sedimentwolk heel snel na het inleggen een lijnzwemmer. Daarna niets meer, vis gevlogen? Presence, oftewel aanwezigheid, er zijn; voelt die vis dat. Ik denk van wel. Schuif dus door. Andere stekken is het niets dus terug naar de stek met de lijnzwemmer. Ja hoor, even weggaan heeft gezorgd dat de vis weer actief is, binnen de kortste keren is het pennetje weg en niet veel later een polderproduct op de kant. Het worden gouden uurtjes. Bijna alle stekken wel beweging en met regelmaat aanbeten. Twee schubkarpers, twee spiegelkarpers en een grote brasem komen op de kant. Alle hoekjes in deze polder ademen "stek" uit. Weggeslagen kanten, oude bruggetjes, overhangende bomen, rijtjes palen en ga zomaar door. Hier ga ik zeker terugkomen is wat ik bedenk als ik na vier uurtjes vissen en vangen opruim.
De andere visser is dan al even weg, voor zover ik het heb kunnen zien heeft hij geen actie gehad. Ik kijk even op de plek waar hij viste. Een echte "hoerenstek"; weggesleten gras en op meerdere plekken gaten van steunen. Hier is het water groot en breed, soort vijver. Tegenover de stek liggen twee eilandjes, waarschijnlijk hengeltje links, hengeltje rechts. Net zoals, vermoedelijk, al die andere bezoekers hier doen. Die andere visser wilde ook gewoon wat vangen, had er ook over nagedacht. Maar wat nu als hij zijn eigen gedachten iets had opgerekt, de oogkleppen van hengeltje links, hengeltje rechts wat verruimt had? Hengeltje voor de bossages rechts van de stek, hengeltje in het midden van het water waar twee stroompjes wind elkaar ontmoeten? En ook dan was het misschien niks geweest. Mijn eigen voeren was ook redelijk rechttoe rechtaan, enige verschil is dat ik lekker heb gevangen. Heb ik dan mijn dogma's doorbroken en de andere visser niet? Als je ik het zo scherp stelt dan denk ik dat het genuanceerder ligt. Toch is het altijd goed zo scherp naar je eigen situatie te kijken. Wat is er te doorbreken in je eigen patronen (en wat levert het op!)?
0 Comments
Gewoon genieten. Klinkt makkelijk maar in de huidige wereld is het toch wel lastig. De hoeveelheid mensen die een schrikbarend aantal idealen najaagt en daarbij vergeten in het hier en nu te blijven is groot. Stilstaan bij het moment, in het nu zijn en ervaren waar je naar hebt uitgekeken. Voor een hoop geld worden er cursussen 'mindfull' gegeven. Ze vinden gretig aftrek wat blijkbaar aangeeft hoe moeilijk we het ermee hebben. Het is een rare en ook wel zorgwekkende ontwikkeling. Er was een tijd dat we de hele dag bezig waren om in ons eigen onderhoudt te voorzien. De basis van een dak boven ons hoofd, een volle buik en warmte van vuur waren taken waar alle tijd aan opging. Ontwikkeling heeft ons ver, heel ver gebracht maar we zijn blijkbaar verleerd om rust te vinden, tevreden te zijn en gewoon te genieten? Ik vind het zelf ook verrekte moeilijk soms. Ben ik tijdens een lekker avondje vissen vooral bezig met denken aan het volgende avondje en wat die met zich mee gaat brengen. Voor je het weet zit je weer thuis op de bank en ben je vergeten te ervaren waarom je nu eigenlijk met die penhengel op pad ging. Door bezuinigingen, reorganisaties, transities en allerlei andere onrust op werk merk ik dat ik mijn uurtjes vissen harder dan ooit nodig heb om op adem te komen. Blik op dat pennetje en in dat moment zijn, dat moment ervaren en gewoon genieten. Afgelopen weekend kon ik een nieuwe hengel ophalen, niet helemaal nieuw, een tweedehandsje. Een 1.25pond, 3,90 meter The Beast van Comoran. Ik kon natuurlijk niet wachten tot ik ermee op pad kon. Wellicht dat ik daarom de slechte voorspellingen in de wind sloeg en maandagavond naar een poldertje op pad ging. Die stok moest krom, ik moest en zou ervaren of het de hengel was waar ik hem voor had gehouden. Later die avond liet ik mijn pen zakken op een stekje wat ik tijdens het vissen aanvoerde, meerdere keren zag ik op die plek karper draaien. Het heeft hard geregend maar lijkt droger te worden. Ik zit ineengedoken in de diepe kant en kijk naar het oranje. Ik zie het oranje steeds moeilijker, alsof mijn ogen met de minuut slechter worden? Als ik even opkijk zie ik hoe het komt. Een zwart wolkendek komt aanjagen, flitsen her en der. Oeh, dat is niet best. De eerste druppels roffelen al op het water, de pen wordt door de wind op sleeptouw genomen en houdt zich net staande. Ik moet zeker een kwartier teruglopen naar de auto, nat ga ik hoe dan ook worden. Ik besluit te vissen tot het flitsen te dichtbij komt. Kort na de beslissing zie ik in een waas van regen en golvend water het wazige oranje verdwijnen. Een tik en een hengel die krom gaat tot in het handvat, slip staat vrij zacht ingesteld maar de vis komt er niet doorheen, trekt de hengel volledig krom en geeft een flinke bokspartij langs de bodem. Ik sta daar, doorweekt, druipend van de steeds harder neervallende regen, met een grote glimlach het moment te ervaren. Net voordat het onweer over me heen komt donderden kan ik de vis scheppen. Ik steek twee gebalde vuisten in de lucht en schreeuw: "wat maakt het toch allemaal uit joh". Ik voel me krachtig en sterk; niemand pakt dit moment van me af. Twintig minuten later zit ik in de auto, geen droge draad aan mijn lijf, een brede glimlach van oor tot oor. Of het verstandig is geweest om met dat naderende zware onweer in de polder rond te hangen is achteraf natuurlijk de vraag. Blijkbaar heb ik er niet van geleerd want gisterenavond was de weersvoorspelling niet heel anders. De voorspelling van het KNMI welteverstaan, zonder enige moeite werd er code geel voor het gehele land afgegeven. Mijn favoriete weersite gaf aan dat de wind naar het westen zou draaien en het bij mij in de buurt nagenoeg droog zou blijven.
Ik was van plan een nieuwe polder te bekijken. Op het oog interessant maar toen ik er rondliep viel het allemaal behoorlijk tegen. Op bijna geen enkele plek kon er gevist worden, alle markante delen waren met hoog hekwerk en prikkeldraad afgebakend op een manier die duidelijk maakt dat er geen indringers werden gewenst. Terug naar de auto bel ik even met Michael. We wilden het water samen aanpakken, ik breng hem op de hoogte van mijn eerste indrukken en we zijn het erover eens; kruis erdoor. Komt me niet heel slecht uit, ik bemerkte onlangs dat ik eigenlijk teveel polderwater bevis. Ik telde zomaar twintig polders waar ik graag kom, helpt me niet om te genieten, maakt dat ik vaak sessies over elkaar heen aan het plannen ben en niet in het hier en nu blijf. Wat nu te doen met deze avond is de vraag die overblijft. Op de weg terug kom ik zo goed als langs de schelpenpad polder. Kan ik die eens van de andere zijde inlopen en het deel tussen de weilanden bevissen. Niet heel veel later loop ik de polder in met een emmertje voer. Het groot hoefblad staat hoog aan beide zijden van het schelpenpaadje, laat een centimeter of dertig over om te wandelen. Geeft een intiem gevoel in de kale, lege polder. Ik maak een paar voerplekjes en loop dan weer een flink stuk. via een oud, bijna niet begaanbaar bruggetje hop ik een weiland in en leg daar nog drie stekken aan. Niet veel later zit ik op een betonnen landbouwbruggetje te kijken hoe boeggolf na boeggolf op me af komt glijden. Ik heb mij thermoskannetje koffie erbij gepakt en geniet. Karper en brasem walmen kort onder het oppervlak over mijn stek heen. Ik wacht rustig af, uiteindelijk zal er wel eentje zijn kop naar beneden richten. De zon wordt steeds dunner, eerst zijn het wat slierten hoge bewolking maar tegen tien uur komen er vanuit het niets brede mistbanken de polder inrollen. Het is stil in de polder, valt me niet tegen. Twee kennissen lieten onlangs weten dat er veel gevist werd en de vangsten erbarmelijk waren. Ik ken eigenlijk ook geen enkele polder waar vanuit twee verschillende bronnen ik regelmatig een update krijg over hoe het ervoor staat; zegt waarschijnlijk iets over de hengeldruk hier ten opzichte van andere plekken waar ik kom. Ik zie zelf hier door de jaren heen ook steeds minder duidelijk actieve karper, wil niet zeggen dat ze er niet zijn! Pas kon ik in het eerste ochtendlicht heel goed zien hoe stil en stiekem de vis in de weilandkantjes lag te happen. In het verleden ging dit vaak vergezeld met varkensachtig gesmak en brede wellingen, nu was er niet meer te zien dan een rimpeling, laat staan dat er geluid aan te pas kwam. Dit is ook de reden dat ik het meeste vertrouwen heb in de stekken die ik in het weiland heb aangelegd. Het is de enige diepere hoofdtocht die je vanuit het weiland kan bevissen. Veel mensen zullen het echter niet doen omdat het bruggetje bijna niet toegankelijk is, er missen veel planken en het is daarom zeker voor de zwaardere bepakte vissers eigenlijk geen optie. Daarnaast ligt het ongeacht aan welke kant je de polder ingaat op bijna een kilometer lopen. Ik besluit op te schuiven naar de stekken in het weiland. De polder is klein geworden, de mist is dik en dempt al het geluid. Ik schuifel over het schelpenpad, merk dat mijn zintuigen wat verward zijn door de mist. Een paar keer is er een doffe flits te zien; ergens onweert het. Het breekstaafje wiegt op de zachte golfslag, ik zit stilletjes te kijken naar dat gekke lichte puntje in het zwarte water. De kikkers zijn tijdens mijn langskomen gestopt met kwaken maar ondertussen vergeten dat ik nog in de buurt ben. Te midden van het gekwaak voel ik hoe de atmosfeer steeds vochtiger wordt van de nog steeds dikker wordende mist. Ik fluister tegen mijzelf dat op zo'n stille avond als deze de echte dikke loebassen gewoon op pad gaan. Het eerste rondje is voorbij gegaan zonder een stootje te hebben gehad, er spettert geen witje aan het oppervlak. Ik eet boterhammen met spek en tuur maar weer. Ik ben moe; mijn ogen jeuken en tranen van het gestaar. Op weg van het eerste naar het tweede plekje, ik sluip op mijn tenen langs het water. Aangekomen zet ik de pen net over de schoeiing heen. Weer flitsen ergens, door de mist moeilijk te herleiden waar. Ik hoor geen gedonder dus is nog niet in de buurt. Uit het totale niets wordt het pennetje kort een stukje ondergetrokken, waggelt traag naar rechts, zakt wat en komt weer terug. Dan op sleeptouw naar links, rustig en steeds dieper. Dit is de kans van de avond, ik hang in de hengel en direct beukt er een vis onder de kant vandaan. Wellicht staat de slip wat licht want hij pakt wel heel eenvoudig draad. Aan de andere kant vraagt een opslag van slechts twee meter om niet al te strak afgesteld materiaal om de eerste uitval op te vangen. Na een meter of tien stopt de vis. Komt voor de kant waar zich een lang gevecht onder de top ontwikkeld. Het voelt als een beste vis die op gewicht eenvoudig langs de bodem blijft koersen, hardere uitvallen worden perfect opgevangen door de lange penhengel, de slip hoeft er niet meer aan te pas te komen. Na een minuut of zeven komt de vis boven het net. In eerste instantie krijg ik hem er niet in, ik kan het niet goed zien. De vis duikt weer en schurkt langs de bodem. Ik verplaats mijn net iets, de vis komt weer ondiep, ik trek hem boven mijn net en schep zonder echt zeker te weten dat hij erin zit; een laatste woedende uitval in het net; binnen. Wat een schitterende vis. Als hij weer netjes is teruggezet twijfel ik, doorgaan of stoppen. Ik besluit tot het laatste; wat kan je meer van zo'n avond verlangen; het was weer buitengewoon genieten! Achteraf ben ik best wel verbaasd dat ik zonder enige twijfel ervan uit ben gegaan dat de afspraak gewoon doorgaat. De hele dag heeft de regen gestroomd, ook tijdens de autorit naar het water giet het door. Breed lachend wordt ik door Michael opgewacht op de parkeerplaats waar we hebben afgesproken. "wat een weer hè, vanaf acht uur zou het beter moeten worden". We gaan met de voerdozen op pad, de regen valt ondertussen gewoon door terwijl het toch echt acht uur is geweest. We vissen in een gebied waar recreatie, kassenbouw, weilanden en sportcomplexen elkaar ontmoeten. Een groot gebied dat doorkruist wordt door vrij brede, rechte tochten. Een gebied waarin je zomaar eens tegen een verrassing aan kunt lopen. Een uur na het voeren starten we met vissen. Vanaf nu gaan we onze eigen gang, vissen de aangelegde stekken op ons eigen tempo af. We nemen afscheidt met de zin: "het zou zomaar een avond kunnen zijn waarop je blij bent met een gevangen brasem". De regen zwelt aan, wat een water stroomt er naar beneden zeg. Ik heb al mijn stekken zo aangelegd dat ik de wind in mijn rug heb, scheelt wellicht in het wel of niet nat worden. Op mijn tweede stek zittend tussen distel, brandnetel en dor riet drink ik mijn koffie. De lucht is lichter geworden, de regen is niet meer dan af en toe wat gespetter. Ik zit en kijk naar het pennetje dat kort voor de kant staat te hobbelen. Het water wordt vlak, geen rimpeling van vis of iets anders. Het is mijn vijfde visbeurt na een lekker vakantie. Ik heb geen enkele karper gevangen maar heb wel iedere visbeurt karper op één of meerdere voerstekken gehad. Ik zucht inwendig, succes en geen succes liggen soms erg dicht bij elkaar. Er steekt wat wind op. Lekker, blaast de natte regenkleding wellicht droog. In mijn rug schuifelt Michael langs met zijn hengelspullen. Iets verderop verdwijnt hij in het riet. Als ik kort daarna achter hem langsloop moet ik goed kijken om hem te zien zitten. Ikzelf sla dit deel van dit waterstelsel vaak over. De asfaltpaden maken het te toegankelijk voor allerlei buitenstaanders die geen enkel benul hebben wat een simpel geluk het plaatsen van een pennetje oplevert. Ik verstop me liever op plekken waar ik zonder enig contact mijn ding kan uitvoeren. Zelfs in dit drukke gebied zijn er plekken waar je niet of bijna nooit mensen tegenkomt. Een paar weken voor mijn vakantie liep ik daar 's nachts rond. Ik ving een mooi schubje en loste een goed aanvoelende vis. Ook toen was er veel regen geweest maar in tegenstelling tot deze avond was er veel zichtbare karperactiviteit. Ik ben bij mijn laatste stek aangekomen, een stek waar het zo vaak goed is gegaan dat het neerzetten van de pen altijd met zelfvertrouwen gebeurt. Ook nu al heel snel beweging. Is wel te sloom voor karper. Ik gok op brasem op de stek; een lome opsteker die nooit lijkt te stoppen en het daarop volgende gespetter bevestigen het vermoeden. Ik voer bij en wandel naar de eerste stek terug. Onderweg kijk ik of ik Michael zie. Dat is wel het voordeel van dit vieze weer. Ondanks de drukke belangstelling voor dit gebied van paardrijders, trimmers en hondenbaasjes is het er nu stil. Terwijl ik terugloop over een zandpad denk ik aan de naakte waarheid waar ik kort na terugkomst van vakantie mee geconfronteerd werd. De avond van mijn laatste vakantiedag kon maar één bestemming hebben; vissen. Ook toen hondenweer en een bijna streep door de rekening in de vorm van een burenoverleg over nieuwe dakbedekking. Gelukkig gaf mijn vrouw aan dat zij het dakbedekking deel voor haar rekening zou nemen. Terwijl er werd gediscussieerd over verschillende typen bedekking, kosten en aan te schrijven bedrijven zit ik onder druppende bomen me te vergapen aan de Hollandse polder in al zijn trieste schoonheid. Toen ik de volgende ochtend naar werk vertrok trof ik één van de buren in de poort, of ik nog wat gevangen had? De avond was vis- maar daarmee niet nutteloos verlopen. Nu werd het romantische gestaar in de verte teruggebracht tot de harde kern van mijn aanwezigheid aan die waterkant. Ik mompelde wat, bloosde misschien zelfs en vluchtte naar mijn werk. Eens temeer werd duidelijk dat de passie die ik deel met medevissers omslaat in onsamenhangend gestamel en zelfs een lichte schaamte in de buurt van niet kenners. Al denkend ben ik alweer op de stek tussen brandnetel en distel aangeland. Er lijkt nog steeds niets te gebeuren onder water. Ik kan me niet voorstellen dat er hier geen vis is gepasseerd en wacht wat langer dan normaal. Na een kwartier wachten een korte opsteker, dan weer stil. Zo gaat het steeds, even wat beweging op de pen dan weer stilte. Mijn gedachten gaan terug naar mijn laatste visbeurt voor mijn vakantie. Vanaf een bruggetje zie ik een karper langs de randen van mijn voerstek rondneuzen. Hij wordt wat zenuwachtig en zwemt een zijslootje in, keert weer terug en zwemt azend met een wijde boog om het aas heen. Daarna schuift hij steeds vaker over de stek heen en uiteindelijk blijft hij op de stek azen op twee momenten na. Eerst is er een geschrokken soortgenoot die onder de brug komt doorgestiert. Op het moment dat de golven die dat veroorzaken de azende vis bereiken reageert hij door rustig vanaf de stek het zijslootje in te verdwijnen en kort daarna weer terug te komen. Dit gebeurt ook als de lijn achter de wijdstaande borstvinnen blijft haken en hij de pen op sleeptouw neemt. Nu echter een snelle, meer schrikachtige, reactie. Ook blijft de vis iets langer weg maar keert wel weer terug. Kort daarna wordt de pen op sleeptouw genomen en kan ik aanslaan. Ik hoop dat de beweging die nu af en toe aanwezig is afkomstig is van een vis die de stek onregelmatig bezoekt maar uiteindelijk vol tot azen overgaat. Na geruime tijd wachten besluit ik toch door te gaan. Voor de zekerheid strooi ik wat voer bij. Ik sla een stek over en ga terug naar de plek waar ik de brasem ving. Weer is er kort na het inleggen beweging. Veel beweging, vrij grof en lomp, doet me denken aan voorn of blei. Ik wacht af. Uit het niets is de beweging weg; opletten nu. Niet veel later wordt de pen op sleeptouw genomen; een lijnzwemmer. Ik ben er vrij zeker van dat er nu karper op de stek rondzwemt. Meerdere keren is er walmende beweging op de pen zichtbaar. Na een minuut of tien wachten wordt de pen kort opgestoken, loopt bij me weg, komt terug en flitst dan weg. Ik sla aan maar ontmoet geen weerstand; fuck, dit was de kans van de avond. Misschien is de vis niet geschrokken? Terwijl ik twee kikkererwten op de haak rijg begint het onwaarschijnlijk hard te regenen. Een enorme bui komt langs, alles wordt even zwart, ik maak me klein om zo min mogelijk water te vangen. Op de stek is geen beweging meer te zien. Ik baal een beetje. Als de bui voorbij is kijk ik hoe laat het is, alweer half twee. Michael belt, is op de stek waar we zijn begonnen, ik ga ook die kant uit, probeer het nog even bij de bijgevoerde stek. Niets.
Tegen tweeën staan we ontdaan van de natte regenkleding op de parkeerplaats, even napraten. De opmerking aan de start van de avond blijkt waarheid te zijn geworden; we zijn allebei niet verder gekomen dan een brasem. Overdag groeit al ergens het gevoel dat alle keren dat ik de laatste weken naast de pot piste goed gemaakt gaan worden. Het is me net iets te vaak overkomen dat de keren dat ik kon gaan vissen steeds veruit de koudste en slechtste van een periode waren. Dit komt misschien wat klagerig over maar op een bepaald moment gaat dit toch echt tegenstaan. Ook nu had ik al ruim vooraf besloten deze avond te gaan vissen, door de week heen worden de vooruitzichten steeds mooier en daarmee het verlangen groter. Zo kan het gebeuren dat ik zo uitkijk naar deze dag dat ik maandag bedenk dat ik morgen kan denken, morgen kan ik morgen denken. In deze gedachtegang gaat een gevaar schuil: soms is de werkelijkheid anders en valt het tegen als je eenmaal aan het vissen bent. Als ik teveel heb uitgekeken naar, in gedachten al de meest mooie vissen boven mijn net heb getrokken kan ik een heel slecht humeur krijgen als het anders is; doodzonde natuurlijk. Na het eten ben ik snel op weg. Het is warm, heel warm en bewolkt. Daarnaast zo nu en dan regen, veel wind en er is onweer voorspeld. Lekker onbestendig weer. Ik heb er zo’n zin in dat ik een onlogische weg kies en nodeloos in een file terecht kom, als ik een andere route probeer blijken alle wegen die naar het viswater leiden opgebroken. Shit, omkeren en de meest logische weg maar volgen. Bijna dertig minuten later dan verwacht stap ik de polder in. Die verre blik, de donkere wolken die langsjagen en de klamme atmosfeer zijn overweldigend. Ik heb een simpel blikje maïs meegepakt en wil niet teveel stekjes afvissen. Drie stekjes dicht bij elkaar krijgen wat maïs daarna bouw ik de hengel op. Ook hierbij geen gedoe, soepele glasstok, 22/100 lijn, stoppertje, klein Drennan pennetje (waar later eventueel een breekstaafje in kan), drie loodjes maatje no4 en een haakje maat 12. Ik zet de pen geduldig op de eerste stek neer. De strakke kant wordt her en der onderbroken door groen riet, ik vis net over zo’n rietpol heen. Het duurt niet lang voordat de pen activiteit onder water verraad. Naast behoorlijk wat karper barst het in deze polder van de giebel. De kans is groot dat ik me door een behoorlijke hoeveelheid giebel heen moet vissen voordat ik karper vang. De pen flitst weg, ongecontroleerd ram ik mis. Ik giechel, gebeurd wel vaker als ik wat gespannen ben. Opnieuw beazen maar en weer wachten. Het duurt niet lang, weer flitst dat kleine pennetje weg, ik verwacht giebel en ben ook wel een beetje verbaasd als ik in een soepele haal een forse blankvoorn het water uittik. Onthaken, beazen, dunnetjes bijvoeren en door maar weer. Het duurt weer niet lang, weer zo’n flitsende aanbeet, ik denk alweer aan blankvoorn maar ontmoet heftige weerstand. De vis zwaait weg van de stek en pakt al snel een meter of tien. Dan besluit hij naar de kant te scheren. Ik loop mee om te voorkomen dat het draad in bossen riet verstrikt raakt. De vis passeert me en loopt onverstoorbaar door de slip terug richting de plek waar ik hem haakte. Ik vind het prima want daar ligt mijn net. Het duurt lang voordat ik hem kan scheppen. Een mooie schubkarper waar ik heel blij mee ben. Als ik de vis heb teruggezet. Ga ik even rustig zitten. Ik vervang het laatste stuk draad en kijk om me heen. Ik zie op verschillende plekken buien hangen. Zeker richting het zuiden is het op sommige plekken pikzwart, de flitsende bliksem contrasteert mooi. Ik weet uit mijn logboekje dat warme, natte dagen goed werken in deze polder. Direct langs de tocht waar ik vis loopt een fietspad, als het slecht weer is fietst er geen hond en komt de vis veel vaker kort onder de kant. Wat me het meest opvalt, is dat ik hier vaak tijdens slecht weer vis maar bijna nooit natregen? Het lijkt er op dat de buien altijd precies om deze polder heengaan. Zou dit een atmosferisch verschijnsel zijn? Het is me bekend dat er in Nederland meer plekken zijn die ieder jaar droger zijn dan de rest van het land maar hoe dat precies werkt weet ik niet. De volgende stek is bij ‘het’ bruggetje, hier heb ik al zoveel vis gevangen dat als ik er binnen een korte tijd niets zie vaak onrustig wordt. Wel lekker zo, beetje op die brugleuning hangen en naar beneden turen, de wind blaast vol onder de brug door en stuwt het water uit de smallere tocht die eronder doorloopt de hoofdwatergang in. Weer flitst de pen weg, weer een blankvoorn. Voordat ik hem kan onthaken spettert hij los. Gekscherend denk ik: “nu dan weer een karper”. Stomverbaasd sta ik een minuut later met een hoepelronde hengel op het bruggetje. Deze kaper doet het rustiger aan dan zijn voorganger maar blijft wel lang diep. De wind fluit in de lijn, alles onder controle, geeft toch altijd wel een machtig gevoel. Na het terugzetten maar even bijkomen. Afgelopen weekend was ik twee keer lang op pad met nul succes, nu trek ik binnen een halfuur twee mooie karpers uit het water. Het voelt als storm na de stilte. Om me heen valt de narigheid qua weer nog steeds mee. Af en toe een paar spetters maar meer ook niet. Ook bijna geen onweer. Wel vind ik het een rare gewaarwording dat naarmate de avond vordert, het lichter in plaats van donkerder wordt. Vanuit het zuidwesten komen er brede opklaringen aandrijven, in het westen kleurt het vuurrood boven de akkerlanden, een altijd weer boeiend schouwspel.
Het derde stekje levert weinig op, ik maak een tweede rondje maar het is stil geworden op de stekken. De avond valt, tijd om een breekstaafje te monteren. Terwijl ik dit monteer valt het me op dat wat rotzooi op het water uit het niets tegen de wind in begint te drijven; het gemaal is aangezet Ik besluit me op het eerste stekje te concentreren, hier kan ik mooi op de hengeltop het pennetje afstoppen. In mijn rug wordt het heel donker, zou ik dan toch nog een flinke bui over me heen krijgen? We zien wel. Het breekstaafje huppelt op de stroming en de golfjes. Ik blijf me verbazen hoe intens ik van zoiets simpels kan genieten; flits, weer wordt de pen weggetrokken, weer een blankvoorn. Snel maar onthaken want dan moet er karper volgen toch? Ja hoor, binnen een paar minuten is er een bedachtzamere aanbeet. Na het aanslaan denk ik eerst met een giebel te maken te hebben. De vis spettert meer dan dat hij knokt. Toch duurt het te lang voor een giebel maar veel eerder dan de voorgangers glijdt de derde schubkarper van de avond over de netrand. Op de kant zie ik de waarschijnlijke oorzaak van de vreemde dril. De vis heeft maar een halve staart! Zo te zien een aangeboren afwijking. Vreemd gezicht zeg. Als ook deze vis weer zwemt ruim ik rustig op, de naderende bui is afgebogen. Ik zit nog even na te genieten en ga dan vermoeid op huis aan. De herfst regeert, mooie dagen worden afgewisseld met wind, regen en kou. Vooral de windrichting is steeds anders, we hebben net een paar dagen oost achter de rug. Oost, zeker in het najaar geen favoriet van mij. Vandaag ziet het er ineens weer alleraardigst uit, maar ja werk gaat voor. Als er dan 's middags ineens een vergadering uitvalt en ik eigenlijk niet echt iets te doen heb besluit ik op huis aan te gaan en een paar uurtjes in de polder te pakken. Heerlijk als zulke uurtjes je ineens ten deel vallen. In mijn haast vergeet ik een kaartje voor de trein te kopen voor de terugweg. Ik denk er pas aan op het moment dat ik gecontroleerd wordt. Ik heb enorme mazzel want de vriendelijke mevrouw met de digitale kniptang gelooft mijn verhaal (het is ook echt waar) en laat me gratis meereizen.
Niet veel later loop ik langs het water, er staat lekker veel wind op, zo zie ik het hier graag. Ik heb niet lang dus drie voerplekken op stekken die hun waarde vaak genoeg hebben bewezen lijkt me meer dan voldoende. Niet veel later zit ik met mijn kop in de wind naar dat dansende pennetje te kijken; mag het nooit ophouden. Ineens is er al een flitsende aanbeet, enigszins beduusd graai ik naar de hengel, mis. Snel weer aas op de haak en inleggen. Helaas, een paar minuten later gaat het gemaal aan, omdat ik dicht bij een duiker zit is de stroom te stevig om de pen staande te houden. Ik loop naar de tweede stek, een tegenvaller, er ligt enorm veel draadalg, teveel om te vissen. Op de derde stek is het niet veel beter, shit. Ik hoop dat het gemaal uitgaat en loop eerder dan verwacht terug naar de eerste stek. Halverwege mijn wandeling kom ik een bellenspoor tegen. Ik laat mijn aas zakken en wacht. Tergend langzaam wordt de pen op sleeptouw genomen, een lijnzwemmer? Weer bellen en daarna volgt de pen weer; aanbeet dus. Ik sla aan en de vis komt direct boven drijven, blijkbaar zit de kou er al goed in. ik steek snel het net in het water, als ik een dril kan voorkomen dan graag. Als de vis bijna boven het net is verzet hij zich wat. Ik heb het idee dat hij licht gehaakt is maar kan het niet goed zien; de zon weerkaatst hinderlijk in mijn ogen. Ik hoor de wind door de lijn fluiten en realiseer me opeens dat ik in mijn poging de vis boven het net te slepen de hengel erg ver naar achteren heb gebracht, de hoek die de lijn maakt is niet gunstig, losschieten bestaat tot de mogelijkheden. Ik heb het nog niet bedacht of de haak schiet los. Ik zit op mijn knieën en weet niet wat me overkomt, dan voel ik iets in het net bewegen, ik trek het omhoog en zie de staart over de netrand glijden; hij zit erin!!! Ik trek de vis naar de kant, geen kleintje. Wegen meten en foto's, trots als een pauw. Het is een grote schub, 88 centimeter, hij ziet er oud uit en weegt 26 pond. Als ik hem heb teruggezet besef ik me dat er nog een voerstek op me ligt te wachten. Als ik aan het opruimen ben wordt ik aangesproken door iemand: 'meneer wat bent u aan het doen?". Ik sta oog in oog met een agent, tsja ik loop in de berm van een autoweg, vroeg of laat moest dit een keer gebeuren. Ik leg de agent uit waarom ik hier ben, hij begrijpt me maar legt uit dat dit echt niet kan. Dan de onvermijdelijke vraag of ik me kan legitimeren. Ik lach als een boer met kiespijn, mijn portemonnee met rijbewijs zit in de broek die op bed ligt. Na thuiskomst snel gewisseld voor mijn viskloffie. Of ik dan een visvergunning kan laten zien, ja dat kan. Het is ongelofelijk maar waar, de agent is er tevreden mee. Ik zwaai ze schaapachtig kijkend na als ze wegrijden en besluit de laatste stek maar te laten voor wat hij is. Ergens moet het geluk ophouden, laat ik het lot maar niet tarten.... |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|