Begin maart ben ik onder aan de dijk, eerder dan voorgaande jaren. Steeds schuif ik het moment iets verder naar voren, ben benieuwd wanneer ze beginnen te zwemmen? Maartzon doet bewegen, langzaam komt de boel op gang hoewel ik bij deze middag wel mijn twijfels heb. Een harde maar vooral koude wind uit het noorden staat pal op het water. Het golft lekker, pennetje klotst mee. Ik heb heel dun gevoerd en ben nu, een uur of drie later, terug om te oogsten. Conclusie na een paar uurtjes vissen is dat de vis al aan het zwemmen is. Vier schubs komen op de kant, her en der zie ik vissen springen. Eentje ontstijgt het polderformaat, een welkome bovengemiddelde vis voor dit water. In de vorige blog noemde ik het al, heb moeite gehad om in het jaar te groeien. begin maart lijkt het dan toch te lukken. Gedreven door de zonnige dagen en steeds hogere temperaturen schuif ik langs de voorjaarsplekken en strik zomaar wat vissen. De connectie die ik meestal voel met het water is weer terug. Een connectie die me als vanzelf keuzes laat maken om van de ene naar de andere polder te verkassen, bepaalde stekken aan te voeren en andere te laten. Helaas van korte duur, half maart knapt er iets. Ik ben een avondje vissen maar kan mijn draai niet vinden, sneller dan verwacht ben ik thuis en de weken erop raak ik even geen hengel aan. ek weet dat ik het op die momenten niet moet forceren, plichtmatig toch gaan vissen is geen optie. Uiteindelijk komt de tinteling altijd weer terug. En zo kan het dus gebeuren dat ik een nieuwe molen die ik half maart voor mijn verjaardag kreeg pas half april voor het eerst onder mijn hengel hang. Na vijftien jaar trouwe dienst vond ik het tijd de Penn Sargus 4000 te vervangen voor een Penn Spinfisher 3500. Het zijn aankopen waar ik maandenlang over kan wikken en wegen. Twijfelen of ik het wel moet doen, of het model wel is wat ik ervan verwacht. Achterliggend komt dat doordat ik geen afscheid wil nemen van oude spullen. Met zo'n molen heb ik in die vijftien jaar tijd zoveel moois meegemaakt, ik hoef hem alleen maar even op te pakken, een draai aan de slinger te geven om allerlei momenten naar boven te doen laten borrelen. Als die nieuwe molen dan eindelijk onder de CJW hangt ben ik er meteen content mee, kwaliteitsproduct, dat merk je aan alles. Omdat de zin er ook weer echt is plan ik een lange ochtend in de polder. Veel heen en weren tussen twee systemen. Meeste tijd gaat uit naar een stinksloot, een bijzondere stinksloot want zo nu en dan trekt er een flinke groep karpers in. Na de frisse nacht ben ik er te vroeg, pas als de zon de boel goed heeft verwarmd komen de vissen op gang. In de tussentijd is Hans langs geweest met croissantjes en sla ik mis op wat ik dan zie als DE kans van de ochtend. Gelukkig komt er een herkansing en kan de nieuwe aanwinst voor het eerst zijn lied zingen. Als we het dan toch even over materiaal hebben, als ik terugkijk naar die periode dat ik er even geen zin in had baal ik het meeste ervan dat het seizoen voor mijn mooiste penhengel er al weer opzit. Een bejaard exemplaar van net geen vier meter, startoog van agaat en boterzacht. Een Casting Corner, Performer 1. Echt een juweel, qua trekkracht ergens tussen de 1,25 en 1,5lb maar zo zacht dat ik er met 22/100e op vis. Daarom gaat hij over het algemeen met het opwarmen van het water de kast weer in. In de echt obstakelvrije polders vis ik nog een slag lichter, in de polders met lelies wil ik na maart iets meer body hebben. Op weer zo'n zonnige zondag loop ik weer onder aan een dijk. De vis hier paait vroeg en dan verzamelen de grotere vissen van de polder altijd op hetzelfde deel van het water. Heel gek, alles ziet er hetzelfde uit maar die ongeveer honderd meter is de enige plek waar ik grotere vissen vang. Ik vis ultralicht. Kijkend naar die Casting Corner en de Drennan Alcolyte Ultra die ik vandaag mee heb is het een wereld van verschil, noem het maar vooruitgang. Deze hengel is zo dun, zo licht dat je hem vergeet in je handen te hebben. Een nieuwe manier van wikkelen zorgt hiervoor, vreemd genoeg is het een taaie rakker ondanks zijn ranke voorkomen. Ik vis er met 18/100e op en meestal blijft de vis vaak heel rustig onder de top koersen. Ik heb wat oude zelfbouw pennen opgeduikeld die op heel weinig lood staan. Minipennetje, drie loodjes van klein (no1), naar kleiner, (no4) naar kleinst (no1) en een haakje maat 12 die verdwijnt in twee maïskorrels. Pennetje staat op het lood een millimetertje boven water. Als het onderste loodje op de bodem licht is er een ruime centimeter rood te zien. Met de wind heb ik dan wat speling en vis ik continue op het scherpst van de snede. Zoals altijd in deze polder aast de vis onbevangen. Pen wordt huizenhoog gestoken om daarna vrolijk rondjes over de stek te wandelen. Die opstekers kom ik zo nog even op terug. Keer op keer komt die pen omhoog en danst wat rond voordat ik raak sla. Zo simpel kan het zijn en dat simpel houden blijft toch wel de kunst en is toch ook best moeilijk. Op de voor mij bekende honderd meter liggen de hangbuiken weer, twee pracht exemplaren mag ik bijschrijven. Op het water eromheen de polderrakkers die na gehaakt te zijn alle kanten uitstuiven. Ten opzichte van vorig jaar is het qua weertype heel anders. We hebben al een stuk meer warme dagen gehad en de watertemperatuur ligt beduidend hoger. Alle signalen die het voorjaar tekenen komen ook eerder, de eerste dansende vleermuizen, de eerste gierzwaluw, de koekoek, ik kan ze een stuk eerder dan vorig jaar afstrepen. Karper ligt ook voor op schema, komend weekend temperaturen richting en over de twintig graden, in een paar polders zal dat start van paai opleveren. In mijn logboekje check ik wanneer ik vorig jaar de grotere vissen in een systeem met voornamelijk kleine schubjes ving. Ook weer zo'n verzamelmoment. Kort voor en na de paai liggen er dan ineens enorme vissen tussen alle polderschubjes. Waaieren dan weer uit en ik kom ze de rest van het jaar eigenlijk niet meer tegen. Koningsdag maak ik een vroege start. Temperatuur tegen het vriespunt maar zonder wind is dat bijna niet merkbaar. Overal op het water komen er bekken naar boven, karper ligt massaal ondiep te azen. Duurt tot het tweede rondje, dan vrij vlot achter elkaar twee aanbeten van schitterende poldervissen. Niet het grootste slag, wel beduidend groter dan ik er gemiddeld vang. Sterke vissen die de Drennan doen krommen. Ik vis weer met mijn lichtste set en dat is toch wel echt enorm genieten. Dat lichte vissen wordt niet door iedereen gewaardeerd, er is een flinke groep vissers die het als risicovol ziet, teveel kans op verspelen van een vis. Ik ben zelf van mening dat er gemiddeld veel te zwaar gevist wordt, zowel op karper als op roofvis. Steeds stuggere hengels en dikkere lijnen, vaak meer dan overdreven voor te verwachten formaat vis en type water. Daar wordt best wat schade mee aangericht, vooral ook omdat veel jonge vissers niet weten hoe je een vis moet drillen. Ze doen maar wat. Onkunde in combinatie met zwaar materiaal is hoog risico op beschadigde vis. Verspelen van vis doe ik bijna nooit, laatste keer was ergens in het voorjaar van 2020, in de tussentijd hebben er zeker wel een paar honderd karpers in mijn net gelegen dus de inschatting wat wel/niet verantwoord is kan ik blijkbaar goed maken. Dat niet verspelen is iets wat ik bijna niet durf te noemen hier, puur vanuit de gedachte dat ik daarmee het lot tart. Toch noem ik het, niet om mijn staat van dienst even te delen maar om iets meer te vertellen welke lijnen ik gebruik. Want dat is wat me het meest is opgevallen, vanaf het moment dat ik afgestapt ben van de G-Line van Gamaikatsu is het verspelen van vis eigenlijk niet meer aan de orde. Het is Michael geweest die me jaren geleden een rol Tubertini Gorilla UC4 Black in de handen schoof als cadeautje. Ik had toen nog mijn twijfels, lijn was erg hard, zo goed als geen rek. Wel viel meteen op hoe mooi de lijn knoopte en hoe rond hij overkwam. Ondertussen vis ik deze lijn in verschillende diameters op al mijn karperhengels en ik kan alleen maar zeggen dat het echt een toplijn is. De vissen die ik ermee op de kant heb gekregen in situaties die met gitzwarte letters VERSPELEN uitstraalden zijn te vaak voorgekomen om het aan geluk te wijten. Meest opvallende is dat ondanks het raken van obstakels de lijn eigenlijk nooit beschadigingen oploopt? Toen ik pas weer een paar klossen kocht gaf de winkelier het ook aan; oersterke lijn, niet kapot te krijgen. De avond voordat ik terugga naar de polder waar de vis zich aan het verzamelen is spoel ik verse 18/100e op. Heb een periode met een andere lijn gevist, de UC4 Black was in 18/100e niet te krijgen. De lijn die ik erop had was niet verkeerd maar na een jaar vervang ik de lijn meestal. Op het moment dat ik de lijn wissel weet ik nog niet dat het me waarschijnlijk een vis oplevert in plaats van kost. Ik ben weer vroeg in de polder, nog voor het eerste licht. De karpers liggen weer massaal ondiep te happen op iets wat ik niet kan zien wat net onder het wateroppervlak ligt De toenemende bewolking zorgt ervoor dat ik in een half uur tijd een schouwspel krijg voorgeschoteld van licht roze, naar oranje, naar zachtgeel. Het is een schitterende ochtend. Waar ik op koningsdag tot het tweede rondje moest wachten is het nu al tijdens het eerste rondje raak. Vrij snel na elkaar haak ik twee vissen. Vissen van het formaat wat ik er gewend ben om te vangen. De eerste vis steekt de pen op, legt hem plat om dan weg te zeilen, de tweede prikt het oranje even een millimeter de lucht in om dan rustig weg te zakken. Ik verbaas me erover met hoeveel stelligheid in youtube filmpjes wordt gesproken over het creëeren van opstekers door loodverdeling? Dat doet namelijk denken dat alleen jou loodverdeling van invloed is op hoe de aanbeet verloopt en dat de karper onder water altijd exact op dezelfde manier het aas pakt. Bij mij komt dat er niet in. Neem als voorbeeld een aflopend talud, als de karper van ondiep naar diep je aas oppakt zal er een totaal andere aanbeet komen dan als hij van diep naar ondiep aast. Tuurlijk kun je wat manipuleren met loodverdeling maar op de manier van azen, de bodemsamenstelling en allerlei andere factoren heb je geen invloed. Hierdoor zal je dus de ene keer een opsteker krijgen en de andere keer een wegtrekker. Ik ben op het laatste stekje aangekomen. Hier ligt een klein inhammetje waar een gemaaltje overtollig water uit een lager gelegen polder opmaalt. Over het inhammetje liggen een paar balken. Voor het inhammetje staan vier dukdalven, die door balken met elkaar verbonden zijn. Pennetje staat een metertje voor één van die dukdalven, op het talud van het door de bemaling uitgesleten bodem.
Het duurt niet lang, pennetje komt iets omhoog en zakt dan weg. Het gaat zo snel dat ik twijfel of het een lijnzwemmer is. Draad volgt dus ik besluit te slaan. Reuring onder water, een woest kopschudden en dan een diesel die op gang komt en steeds verder van mij vandaan kort voor de eigen kant een run maakt. Ik steek de hengel ver naar voren, wil niet dat de vis achter één van de rietpollen die langs de kant groeien terechtkomt. Het is een zwaar trekken, de boeggolf die de run veroorzaakt heeft dreunt nog door als de vis al is gestopt. Zigzaggend komt hij terug. Wel erg kort voor de kant, opletten dat hij niet aan de verkeerde kant langs de dukdalven zwemt. Dat lijkt te lukken maar net als ik opgelucht adem wil halen draait de vis, zwemt iets terug en duikt achter het laatste dukdalf langs om daarna weer verder richting mij terug te zwemmen. Ik gooi de beugel meteen open. Klauter op één van de balkjes die over het inhammetje ligt en steek de hengel om het dukdalf heen, de lijn schiet meteen los. Beugel dicht en weer contact. Vis is ondertussen onder de balkjes door het inhammetje in gezwommen. Pff, waar de 3,90 meter handig was om de onder de kant wegzwemmende vis te sturen is het met de balkjes kort boven water en de dwarsbalk van de dukdalven kort ervoor een enorm gehannes. Vis komt met wat moeite terug en besluit tussen twee dukdalven door te zwemmen richting het open water. Weer spannende momenten en weer lukt het de vis terug te krijgen. Dan zwemt hij de goede kant uit, gaat om de dukdalven heen en zwemrichting het midden. Ik geef hem de ruimte en als er voldoende afstand is tussen de dukdalven en de vis maak ik het karwei af. Niet veel later een geweldenaar op de kant, zo'n vis waarmee je direct weer weet waarvoor je het allemaal doet. En de lijn? Ik onderzoek hem grondig na de dollemansrit maar vind geen enkele beschadiging...
1 Comment
Het is een taaie ochtend geweest. Ik was voor het eerste licht aanwezig, voerde de stekken aan met wat boilies, kikkererwten en 8mm pellets. De avond ervoor waren op dezelfde plekken ook al wat boilies het water in gegaan. Ik ben op de terugweg, heb de vijf stekken allemaal al twee keer bevist; geen tikje gekregen. Met regelmaat brasems zien rollen, ook op de voerplekken maar de twee kikkererwten waren een te grote hap? Tweede keer dat het me lukt om op het boezemwater geen brasem te vangen; ook een prestatie. Maïs weglaten uit het voer lijkt de truc te zijn, lange termijn zal leren of het echt zo werkt, in het verleden vaak genoeg brasem gevangen op een dubbele kikkererwt, dus vooralsnog dit maar als toeval beschouwen. Eén stek wil ik op de terugweg nog wat tijd geven. Ik sjok erheen, laat het aasje net voorbij de lelies zakken, de lelies die hier iets minder ver uit de kant staan dan op de rest van het water. De haak gaat bijna verscholen in de twee kikkererwten die ik losjes op de haak heb geprikt, de eerste doorgeschoven tot tegen het oogje aan, de tweede in de haakbocht, punt is hierdoor tot voorbij de weerhaak vrij. Al snel beweging op de pen. Paar drukkertjes, pennetje dat even zakt. Het zet niet door, er zwemt iets maar blijkbaar is het aas niet interessant genoeg? Proef op de som nemen? Ja, inhalen en kikkererwten vervangen voor twee maïskorrels. Ben blij dat ik ondanks dat ik er niet mee heb gevoerd wel een half blikje maïs heb meegenomen. Even later staat het pennetje weer te staan. Na zo'n vroege start heb ik vaak moeite de aandacht er bij te blijven houden; er is zoveel te zien, blik kan zomaar wegdwalen naar de oneindige polder. Is nu geen tijd voor, binnen een minuut zakt de pen weg. Na aanslag moet ik even aan zeelt denken maar al snel zie ik dat het een vis is van een recente uitzetting. Zeer welkom op zo'n stille ochtend. Hoe de aanbeet tot stand is gekomen geeft ook weer stof tot nadenken, dat dan weer wel.... Rondom voer zijn er drie thema's die me continue bezig houden; soort, hoeveelheid en tijd tussen voorvoeren en vissen (en dus ook weer "hoeveel"). Ik durf te stellen dat ik gemiddeld gezien heel weinig voer. Bovenstaande sessie gingen er de avond vooraf twintig boilies per stek in, 's Ochtends aangevuld met weer tien boilies, een handje kikkererwten en een handje acht millimeter pellets. Na weggaan van de stek voer ik dan wat kikkererwten of pellets bij. Het lijkt enorm weinig maar ik verspreid dit voer over bijna twee a drie vierkante meter. Geloof me, als er karper op komt zijn ze echt wel even bezig de boel echt leeg te krijgen. De avond vooraf voorvoeren is nieuw voor me, ik heb geen idee of het werkt, gevalletje "baat het niet dan...". Ook dan; welke maat te houden; hoe groot is het bestand, hoe snel kan er dus vis opkomen (of hoe langzaam), en hoelang hebben ze dan nodig om het leeg te eten? Daarnaast; als het leeg is, komt de vis terug om later nog even te checken? De vanzelfsprekendheid waar ik andere vissers in bladen, blog's en video's hierover hoor praten doen me hoofdschudden. Al die verhalen staan vooral bol van aannames en zijn dus arm aan feiten. Het blijft troebele materie waarin we graag zekerheden zoeken, heel begrijpelijk maar als je echt kritisch bent is die zekerheid er niet. Zelfs met onderwaterbeelden blijven er meer on- dan duidelijkheden; dat wij er zelf kleur aan geven is de drang naar willen invullen en begrijpen. Wat een feit is; zonder voer geen vis. Je zal toch iets op je haak moeten steken en een eventuele voerplek kan ook geen kwaad. Voer is en blijft daarom voor mij het belangrijkste van mijn visserij. Tuurlijk is waar ik dat voer te water laat ook hartstikke bepalend maar de plek kan nog zo goed zijn; als ik het beestje iets voorzet wat hij niet moet dan ben ik kansloos. De polder is dan wel een makkelijke plek; er is over het algemeen geen sprake van hengeldruk en zo opportunistisch als de karper is qua eten moet je het wel heel bont maken wil de karper je aas niet oppakken. Het is eind juli, ik zit in een soort tussen periode, dat gevoel krijg ik altijd kort voor de zomervakantie, in mijn hoofd is het visjaar in twee delen gedeeld; deel voor en deel na de zomervakantie. Om het richtingloze gevoel ruimte te geven besluit ik een polder te bezoeken die vooral voor april en mei in de planning stond. Eigenlijk de enige polder waar de resultaten tegenvallend waren. Slechts twee karpers op zeker een keer of zeven vissen. Ik heb wel zin er nog even heen te gaan. Uit mijn logboekje weet ik met redelijke zekerheid dat ergens in juni de maaiboot door de polder gaat, qua plantengroei zal het goed te doen zijn. Ik voer 's middags voor. Een mix van hennep, tarwe, vier millimeter pellets, gecrushte bolies en een beetje maïs. Die boilies voeg ik alleen toe in polders waarvan ik weet dat er met regelmaat statisch gevist wordt. Het concept boilie is de vis niet vreemd maar de gecrusthe vorm zal hopelijk voor nieuwsgierigheid in plaats van angst zorgen? Altijd het rekensommetje; hoeveel tijd zit er tussen voeren en vissen. Ik schat dat er zeker wel 2,5uur tussen zit, per stek drie handjes voer moet voldoende zijn. Ik pak de handjes met links en met rechts verdeel ik 1 handje over de stek. Meteen de hele hand voeren zorgt voor hoopjes voer en dat wil ik niet. Ik vind dat ik met zo'n hoopje voer een te klein oppervlak van het water aanvoer en daarmee te veel passerende vis niet onderschep. Zo maak ik die middag zeven stekken van ongeveer twee vierkante meter. Altijd een gezonde spanning als ik terugkom; zal het wat zijn? Als op de eerste stek de pen binnen vijf minuten weg is heb ik mijn antwoord! Voorvoeren werkt maar levert dus ook een aantal vraagstukken op. Vooral de hoeveelheid voer afgezet tegen de tijd die tussen voeren en vissen ligt is iets waar ik veel over denk. Juist om die reden voer ik bijna altijd een miniparticle of vier millimeter pellets (of beiden) toe aan mijn voer. Tarwe en hennep zijn voor mij favoriet hoewel ik in het verleden ook vaak met mungboontjes heb gevoerd. In de vriezer liggen altijd een aantal zakken hennep/tarwe combi, afhankelijk waar ik ga vissen haal ik daar dan een paar scheppen uit. Als je miniparticles gespreid voert dan creëer je veel aasopnames. Een handje miniparticles kan zomaar honderd aasopnames betekenen. Dat geeft toch wel een behoorlijke zekerheid dat de vis lekker lang bezig is zonder gevoed te raken. Interessant maar wel een aanname en dus in de vorm van een vraag; veel voedsel van de karper is klein, zoeken wroeten, hard werken voor kleine beestjes die in de modder leven; zouden miniparticles eenzelfde effect hebben op de karper? Ik heb geen idee maar het zou natuurlijk best kunnen. Nog even over particles als voer. Ik koop ze altijd gedroogd en laat ze dan 24 uur in het water staan. dat doe ik niet in koud maar in warm water waar ik smaak aan toevoeg. Bij de kikkererwten flink wat sojasaus, bij de hennep flink wat zout en bij de tarwe lekker veel suiker. Ik weet niet of het helpt, of de meegegeven smaak lang bewaard blijft onder water maar het geeft altijd wel een goed vertrouwd gevoel en dat is ook wat waard. Vooral voor kikkererwten vind ik het belangrijk ze zelf te koken, ik kook ze nooit langer dan acht minuten, hierdoor kan ik ze goed op de haak prikken en blijven ze goed stevig zitten Wat een ochtend, damp hangt in de weilanden, een lichte kabbel en behoorlijk veel bewolking. Zo zie ik het graag. Eerste stekje voer ik heel licht aan, ik zal er al binnen een half uurtje vissen dus ik wil vooral een toevallig langszwemmende vis onderscheppen. Om de weinige particles goed te spreiden werp ik ze onderhands met een hoge boog op de stek, hierdoor verspreiden de particles zich meer als dat ik een kort onderhands worpje zou kiezen. Als ik direct na voeren start met vissen, zit ik vaak wat langer op de eerste stekken om het voer wat meer tijd te geven. Ik zie twee keer een brasemspoor passeren, typerend hoe om de meter de bellen omhoog komen en in een redelijke rechte lijn zich verplaatsen. De witvis heeft de stek al gevonden. Pennetje wordt driftig op en neer bewogen. Af en toe check ik of de maïs nog op de haak zit. Wilde eigenlijk met kikkererwten vissen omdat in deze polder de witvisactiviteit me te gortig is geworden. Helaas gleed ik op een loopplank uit, kon mezelf redelijk opvangen waardoor ik één soplaars heb, inhoud van mijn voerdoos lag wel volledig in het slootje dat ik probeerde over te steken... Gelukkig gebeurde dit nadat ik mijn stekken had gemaakt en had ik een reserveblikje maïs in mijn tas. Moet nu dus wel weer het witvis geweld dulden. Nadat ik de pen voor de derde keer heb verlegd is er niet meteen witvis gerommel. Het duurt wel even maar dan wordt hij even iets omhoog gestoken om daarna rustig weg te glijden. Na het onverwachte bad in slootwater een lekkere start. Bedachtzaam voeren, mensen die gewoon wat voer erin gooien kan ik niet serieus nemen, kan het verschil maken. Het kan je sessie een vliegende start geven dus ik probeer het zo bewust als mogelijk te doen. Als ik veel stekken maak dan geef ik de laatste stek net wat meer voer dan de eerste; het duurt langer voordat ik er ben. Zeker als ik meer dan zes stekken maak zit er zomaar een uur tussen vissen op de eerste en de laatste stek, een uur langer vis vasthouden vraagt gewoon wat extra's. Bottom line; doe dingen met verstand en aandacht.
Vorig jaar in de herfstvakantie was ik vissen met mijn zoontje en een vriendje. Toen we al even bezig waren kwam er nog iemand vissen. Per stek voerde hij meer dan ik de hele ochtend voor die twee jongens gebruikte. Nu is de herfst wel een vreetperiode maar er is ergens wel een midden tussen voeren om te vangen en voeren om te voeren. Daarnaast; een bergje voer op twintig vierkante centimeter; hoe zal een karper daarnaar kijken? Interesse of argwaan? Doseren is dus een toverwoord, een verhouding zoeken tussen aanwezige bestand, weersinvloeden (jaargetijden!) en tijd tussen voeren en vissen. Geen makkelijke opgave. Noteren helpt, voorvoeren heeft altijd en plekje in mijn logboek, op lange termijn zie je dan best wat patronen ontstaan hoewel het natuurlijk ook zomaar weer anders kan zijn. Zo vond ik zelf deze week maar weer eens uit. Lekker een extra weekje vrij, kinderen al weer naar school, papa vissen. Geeft me de mogelijkheid om in één poldersysteem meerdere plekken te voeren. Zo'n systeem kan je vaak weer opdelen in subsysteempjes en meestal kom ik niet toe aan meerder subsysteempjes maar met een volledige dag voor de boeg kan ik lekker mijn gang gaan. Plan is om eerste deel licht aan te voeren, tweede deel wat ruimer aan te voeren, dan vissen op eerste deel, eventueel bijvoeren voordat ik naar het tweede deel ga om wellicht nog een keer op deel één terug te komen. Ultiem rekensommetje dus voor bepalen hoeveelheid voer. Geen makkelijke polder, zwemt karper zat maar ze zijn dit jaar moeilijk te vinden. Twee keer liep ik op een bepaald deel tegen een flinke hoeveelheid vis aan, verder liep ik vooral achter de feiten aan. Het deel dat ik als eerste aanvoer is een stuk waar ik eigenlijk nooit kom, nu lekker de tijd er is rond te kijken, die vis moet toch ergens zijn? Het valt tegen, eerste rondje vang ik een paar ruisvoorns, van karper geen spoor. Eén spiegeltje zie ik zwemmen, meer niet. Een uur of drie na voeren besluit ik naar het tweede deel te gaan, geef wel alle stekken op deel één nog wat voer maar ergens heb ik het gevoel dat et er niet inzit. Tweede deel bijna zelfde verhaal, ik krijg geen tikkie, zelfs niet van blankvoorntjes, stilte. Uit het niets besluit een karper een paar keer te springen, het geeft enige hoop maar kritisch bekeken is het de enige actieve vis die ik zie op de ongeveer 800 meter oeverlengte waarover ik mijn stekken heb verdeeld. Het is al ruim na twaalven als ik besluit toch nog even terug te gaan naar deel één. Eerste voer ging daar rond zes uur het water in, zes uur geleden al. Normaal zou ik er geen heil in zien, zolang geleden dat er gevoerd werd, dat kan toch bijna niks worden? Ik schud de negatieve gedachten van me af, het weer is prima, ik heb alle tijd we zien wel. Niet veel later zet ik het pennetje neer op een waterkruising, een scherpe bocht van de hoofdsloot en twee prutslootjes. Stekje ligt er stil bij. De witvisactiviteit die er vroeg in de ochtend was is weg. Na een minuut of tien komt uit het niets een bellenspoor van achter de pen de stek oplopen. Ik kijk er met verbazing naar, niet te lang verbaasd blijven want het bruist rond de pen, twee tikjes en hij vertrekt. Ik kijk of de lijn volgt en sla dan aan. Nog steeds verbaasd sta ik de karper te drillen. Ondertussen is het bijna zeven uur geleden dat er één handje voer te water ging, witvis was behoorlijk actief dit had ik echt niet verwacht. Na een stevige dril ligt er een plaatje op de kant. De vangst geeft energie om de andere stekken ook nog even af te lopen. De volgende drie stekken zijn stil, op naar het laatste plekje. Net voordat ik eigenlijk wil vertrekken komt er een bellenspoor door de sloot aan, door het verspringen van de ene naar de andere plek denk ik aan brasem. Of het dezelfde vis is weet ik niet maar kort na het passeren van de bellen begint de stek te bruisen. Zo snel als het begon stopt het weer, vis weg? Nee, hij heeft zijn bek vol en ligt nu te verwerken. Dat klopt, niet veel later komt het weer op gang, nu nog iets dichter onder de kant. Ik zie wellingen en stofwolken. Daarna weer stil. Dan weer wellingen, wat een aasgeweld. Daarna lijkt het echt stil te vallen. Ik besluit op te halen, even checken of er zich geen vuil op de haak heeft gezet. Ik kan me niet voorstellen dat de vis weg is. Ik denk even na, onlangs is er gebaggerd, het deel waar de stofwolken kwamen was voor de grijpbak niet bereikbaar, het kan zo zijn dat het vrij snel in diepte toeneemt en de hardere bodem geen signalen in de vorm van bellen geeft? Gekke gedachte maar toch schuif ik het stuitje net even hoger en laat het aas wat verder uit de kant zakken. Ik heb de diepte goed ingeschat, minipuntje oranje is zichtbaar, eigenlijk net te weinig voor het goede. Voordat ik kan nadenken of ik nog een keer wil inhalen zakt het pennetje rustig weg. Niet veel later ligt er een tweede plaatje op de kant. Heppiedepeppie en met flink wat "food for thought" ruim ik mijn spullen op en ga naar huis. Hoe moeilijker een water te bereiken is, hoe beter. Een plek die ik al lang op het oog had, al zeker een jaar of twee maar het kwam er nooit van. Geen enkele manier om in de buurt van het water te komen met de auto, prima ik wandel wel. De avond ervoor die tinteling, wat zal ik aantreffen? Onrustige nacht en toch snap ik er even niets van als de wekker gaat. Niet veel later op pad. Kwartiertje rijden, kwartiertje lopen. Daarna schuifelen over een hele smalle kade, links vang ik tussen de bomen door glimpen van de plas op, rechts de wetering. Ondiep, troebel en vol beweging. Ik heb getwijfeld hoe ik het wilde aanpakken, oppervlaktevissen, op zicht azende vis aanleggen of toch gewoon van voerplek naar voerplek. Ik kies voor het laatste, ben er het bekendste mee en de andere twee manieren kunnen ook voor onnodige onrust zorgen. Als ik wandelend tussen stekken overduidelijk azende vis tegenkom kan ik altijd mijn aasje nog in de buurt leggen. Vijf stekken op plekken waar ik zeker weet dat de vis er langs moet komen als ze zich verplaatsen. Als ik start met vissen klimt de zon net omhoog. Ik zit en geniet. DHet wordt een lastige ochtend, vis komt op zich op het voer maar blijft er niet vanzelfsprekend op hangen. Tijdens eerste rondje sla ik één keer op een lijnzwemmer en mis daarmee een vroege kans. De vis laat duidelijk zien wanneer ze azen, brede bruisstrepen trekken ze. Ook is er kleiner bruis, waarschijnlijk kreeft, twee van die minispoortjes die zich traag verplaatsen. Als dan je pen ook langzaam aan de wandel gaat weet je wel hoe laat het is. Tweede rondje, ik zie van verre al dat de laatste stek wit is van het schuim. Ik sluip langs de kade. Op enige afstand van de stek komt er een partij bellen omhoog om eng van de worden. Voorzichtig leg ik in. Walmen en bellen gaat door, loopt wat verder weg van de stek. dan stopt het, een massieve schub komt omhoog, hapt wat aan het oppervlak en aast daarna vrolijk weer op de bodem door. Wat een vis, ik kon hem goed zien, niet eens heel lang maar de breedte imponeerde. Ik twijfel, pennetje tussen het bruis laten zakken of afwachten? Ik kies voor het laatste, kan me niet voorstellen dat de vis nog niet op de stek is geweest. Hij stelt mijn geduld op de proef maar maakt uiteindelijk een ruime bocht en komt van rechts op mijn stek afglijden. Ter hoogte van het aas remt hij af en dompelt wat voorover, een gele staartlob waaiert traag in het luchtledige. Vis komt weer omhoog, pen komt mee, door de lijn gezwommen of aas in zijn bek? Vis draait, pen volgt. Dit moet raak zijn, de aanslag is een eruptie van alle opgebolde spanning van het afgelopen kwartier en een enorme anti climax; mis. Vis geeft een wat hardere staartslag en verdwijnt. Half uurtje later toch nog een nieuwe kans en een aparte gast op de kant, best grappig maar vanuit totale context vind ik het maar zuur. Als de zon hoog is gekomen valt de activiteit weg. Ik loop terug naar de auto en kom op de laatste stek weer zo'n schuimbad tegen, wordt dat de herkansing? Worpje van een meter of zeven, tegen de zon in probeer ik te zien waar de vis aast. Worp is net te ver, ik til de pen snel iets terug. Blijkbaar verplaatst op dat moment de vis want het aas valt op zijn kop, een grote golf en brede schuimbaan lopen weg. Ik had het weer voor geen goud willen missen, lang geleden dat ik echt een krop in mijn keel voelde, die spanning als je zo dichtbij die vis kan komen. Het is de afgelopen weken een thema geweest. Heb meer vissen gevangen door gluiperig een aasje bij ze te laten zakken dan dat ik aanbeten op voerstekken kreeg. Past bij het seizoen, overdaad aan voedsel aanwezig en in toenemende mate waterplanten waartussen ze tijdenlang op de vierkante decimeter alles uitkammen. Was ook de bedoeling om rond juli weer is wat polders te verruilen. Twee polders in de buurt, zelfs op de fiets zijn de dichtstbij gelegen plekken in tien minuten te bereiken. Perfecte plekken om na werk rondje met de voerdoos te maken en paar uur later terug te komen. Ondanks de witvis die het steeds lastiger maakt gebruik ik maïs nog steeds als haakaas, eigenlijk alleen op de boezem laat ik die maís weg. Week of drie geleden zo'n lekkere bedrukte middag, af en toe een paar druppels, weinig wind. Ik pak een sloot, echt een sloot. Meter of vier breed. Wel een sloot die zorgt voor de waterafvoer van een lager gelegen polder naar de hoofdwatergangen. Er groeit bijna geen plantje, water is modderbruin; hier ligt vis. Het wordt een bellenfeestavond. Niet normaal wat een bruis er omhoog komt. Nog voordat ik begin met de stekken afvissen kom ik zo'n bruisplek tegen. Doordat de sloot smal is kan ik heel stilletjes mijn aasje in het bruis laten zakken. Het bruisen gaat door, pen krijgt tikken van vinnen, zakt even en wordt dan omhoog gedrukt, zwenkt en zakt weg. Na de aanslag een kalme vis, koerst wat op het midden rond. Ik krijg hem niet omhoog. Log zwemt hij zijn rondjes. Een echte bokser, hoe langer de strijd duurt hoe meer kracht hij gaat zetten, slip moet assisteren. Overal bruisbanen, ik heb geen idee wat ik eraan heb, ondanks de beperkte diepte laat de vis zich niet zien. Duurt zeker tien minuten en dan is het ineens over; varkentje op de kant, gelukkig vissertje. De weken erna kom ik meerdere keren bij het slootje terug maar ik kom er geen vis meer tegen? Past in het patroon van deze polder. Soms ineens een vis of twintig actief op een deel, daarna zijn ze niet meer te vinden. Om de haren uit je kop te trekken zo frustrerend. Op zich een overzichtelijk stelsel en toch blijven ze buiten beeld? Wat dat aangaat is de andere polder het tegenovergestelde. Waar ik ook kom, er is altijd wel vis te zien en ook te vangen. Op een tegenvallende ochtend bij het slootje nog even snel die andere polder in. Heb nog maar kort, ben niet verbaasd als ik uiteindelijk niets vang op de gekozen stek, zon staat al hoog. Terugweg is langs een bijna identiek slootje zoals in de andere polder, ook dit een verbinding voor het gemaaltje vanuit de lagere polder naar de hoofdwatergang. Wel iets breder en begroeider. Ik besluit met beaasde haak de terugweg aan te vangen. Ongeveer halverwege een paar stofwolken, ik loop heel voorzichtig verder, dan zie ik een schim, snel laat ik de maïs net iets naast de zwembaan zakken, het werkt, vis zwenkt meteen bij, rommelt even en neemt de pen op sleeptouw. De dril die volgt is spectaculair, alle hoeken van de sloot krijg ik te zien. Poldervis in optima forma, één bonk spieren. Grappig wat zo'n vangst doet, in plaats van het laatste deel terug te sjokken loop ik als een veertje, voel me gedragen door zoveel karpergeluk. Even terug naar de titel: bruis, bellen, belletjes. Er valt veel informatie uit te halen. Bijvoorbeeld de plekken waar brasem aast, ga maar eens op een water kijken, er zijn vaste brasemwegen. We zien ze niet want ze liggen onder water maar vaak voldoende zie je die verspringende plukjes op ongeveer dezelfde afstand uit de oever omhoog komen. Ik weet het niet zeker maar voor mijn gevoel vaak op meer de onderste kanten van taluds. Ik vis liever niet op een brasemroute, hoewel ze op ongeveer dezelfde manier en op hetzelfde voedsel azen zijn de plekken waar de brasem graag komt vaak niet de plek waar de karper is. Ik kan dat niet uitleggen, kan het ook niet onderbouwen. Het is meer een opstapeling van observaties over tientallen jaren heen. Het bruisen van de karper is dus ook echt anders dan dat van de brasem. Karper blijft langer op één plek, zoekt echt iedere centimeter na. Het bruis dat omhoog komt is soms uit de bodem, maar soms ook via de kieuwen. Die laatste soort is heel fijn, soms bijna niet te zien. Wat ik zelf nog altijd niet goed kan verklaren is dat in een polder waar er vaak bruis te zien is het nooit op de voerplekken bruist? Met de enorm zachte veenbodem en de stofwolken die de vissen maken tijdens het azen zou je denken dat het ook een bellenfestijn zou moeten zijn maar dat is dan niet zo. Hoe doet die vis dat, hoovert hij boven de bodem en zuigt hij van afstand de deeltjes naar binnen die op de modder liggen? De belletjes van zeelt verschillen niet zoveel van die van de karper, vergis ik me vaak in. Ook kreeften maken vaak hele mooie bellen, je denkt aan vis maar er komt geen aanbeet, geen tikje op de pen. Als je goed kijkt zie je dan vaak dat er twee spoortjes zijn, komt dat van de scharen? Er is zoveel wat we niet weten, zoveel wat aan het oog onttrokken wordt en waarbij het toch gissen blijft hoe het werkelijk zit. Bij het ontrafelen van de mysteries helpt dat pennetje me. Pennetje geeft me bergen informatie, informatie over waterdieptes maar ook over hoe de karper het aas pakt, welke vis er op de stek actief is en, mits echt goed uitgelood, of er zich vuil op de haak heeft vastgezet. In de periode van het heftige bruisen iets wat vaak gebeurt, plantenresten of andere troep die los komt van de bodem en het haakaas bedekt. Blijft die pen ineens iets dieper staan, even voorzichtig ophalen om te checken hoe de boel erbij hangt. Vaak genoeg na het verwijderen van wat bladavfal direct een doorlopende aanbeet gekregen. Ondanks de toenemende activiteit van witvis voer ik nog steeds met miniparticles en maïs. Heb niet het idee dat door meer witvisactiviteit de karper wegblijft. Valt me steeds vaker op dat als ik voorns rustig van de stek afdril kort na de vangst van voorn er karper uitkomt. Onlangs ook weer een stek vol met witvis, pennetje staat niet stil, alle kanten op. Af en toe haal ik in om te checken of de maïs nog intact is, leg dan vaak op net een andere plek in. Derde keer levert snel weer beweging op maar nu trager, ja hoor, er lag weer een spiegel tussen de witvis. Het is een inzicht van de laatste jaren, waar ik eerder meer probeerde de witvis te vermijden door groter aas zoals kikkerewten te gebruiken heb ik het idee dat ik toch meer karper vang als ik de bijvangst van witvis accepteer. Zo rommel ik me door juli heen. Een zeer succesvolle juli als ik hem vergelijk met afgelopen jaren. Vaak was juli dan een echte dipmaand. Komt ook door de keuzes, de polders waar ik welk moment wil vissen vallen steeds logischer als puzzelstukjes in het jaar in elkaar.
In deze blog trok ik al de vergelijking tussen sjokken en zweven; het ligt dicht bij elkaar. Vorig jaar blogte ik over flow; die lijkt steeds vaker langere periodes aanwezig. Dat zweven komt door de flow, die passen goed bij elkaar. Ergens de komende periode zal het wel weer anders gaan maar nu geniet ik er met volle teugen van. Gisteravond zweefde ik weer langs de sloot. Zeven stekken gemaakt, tussen de stekken door kom ik wat wellingen tegen, ik sluip erheen. Wellingen zijn weg, ik sta doodstil en ontleed het wateroppervlak. Iets rechts van waar eerder de wellingen waren komen hele fijne belletjes omhoog, met de lichte schittering op het water bijna niet te zien. Voorzichtig laat ik de maïs zakken. Direct reactie onder water, pen schokt wat, twee hupjes en dan weer een opsteker, ik weet genoeg. Vis begint weg te zwemmen maar komt niet door de slip, zet aan en dan komt de slip toch op gang. Hengel moet laag want hij gaat onder een loopplank door. Ligt nu op volle snelheid, verder op ligt er een soort chicane in de sloot, als die dat bochtje pakt ben ik hem kwijt. Niet denken maar handelen; spanning even van de lijn en hengel onder de loopplank door, contact herstellen en afdrillen, vis komt net niet bij het hoekje. Krachtinspanning is hem teveel geweest, vrij eenvoudig kan het net eronder. Ik zweef nog even door Ik loop langs een vaart in verbinding met de Rijn. In het verleden viste ik er regelmatig, vooral op de benedenloop. De bovenloop die in directe verbinding staat met de rivier liet ik meestal links liggen. Ik zag er weleens karper zwemmen maar probeerde het nooit. Wat ik nu zie, of vooral wat ik ruik doet me niet aan vroeger denken. Het water stinkt, ziet er vies uit. Er drijven plukken alg rond en op een plek waar ze bij elkaar gedreven zijn hangt een niet te harden lucht. Dat wordt niks, als je er geen vertrouwen in hebt moet je het niet proberen. Ik loop terug en besluit te kijken aan het einde van de smalle, door beton ommuurde stroom die water uit de bovenloop in de benedenloop stort. Waar het water een klein meertje instroomt zie ik twee karpers liggen. Grote karpers. Ik strooi wat voer op een plek waar geen krulblad lijkt te staan, de karpers laten zich verstoord wat wegzakken. Een paar uur later ben ik terug. Pennetje worstelt met de stroming maar blijft in zicht. Al vrij snel komt hij even omhoog en zakt dan weg, blijft een centimeter of tien onder water staan. Ik kijk, sla niet aan, uit de diepte komt een karper omhoog, pennetje komt niet mee, karper draait wat rond en zwemt dan weg. Dat was één van de vissen van eerder die middag, de grootste van de twee. Zou die nog terugkomen? Paar uur later weet ik van niet. Heb een zeelt gevangen en iets misgeslagen. Baal ervan. Zeelt is weer een thema, iedere visbeurt komen ze eruit. Gelukkig ook de weinige keren dat ik er gericht op vis met gepast materiaal. Wat een topvissen zijn dat dan. Zeker als ze de halve meter grens passeren en buikiger worden. Minutenlang bonkende rondjes onder een hoepelronde hengel. Nu we alweer richting eind mei gaan is het tijd om de zijtakken van de Rijn weer wat intensiever te gaan bevissen. In mijn vorige blog schreef ik het volgende: Door naar een volgende dijk. Het wordt het eigenlijk al verwachte brasemtakelen. Blijkbaar al uitgepaaid en hongerig, tien stuks in twee uur tijd. Als er al karper aanwezig was hebben ze waarschijnlijk geen kans gehad om het haakaas te pakken. Conclusie na twee probeersels op boezemwater; niet voor half mei komen! Dat brasemspektakel spookt nog wat door mijn hoofd als ik vanochtend de auto parkeer. Zou de brasem afgepaaid en daarmee weer vertrokken zijn? Is de karper zich al aan het verzamelen voor de paai? Ik ben benieuwd. Een schemerige maan geeft gering licht. Ik wandel over de dijk en maak stekken. Het gras staat hoog en ik binnen in no time doorweekt tot bijna mijn middel, stom ik had laarzen moeten aantrekken. Tijdens het voeren geen enkel teken van vis. Ik heb de gebruikelijke voermix aangevuld met boilies, 10mm bolies. Sommige heb gehalveerd. Als er weer zoveel brasem zwemt kan ik eventueel schakelen naar wat groter haakaas. Doel is rust op de stek te houden in plaats van regelmatig een brasem te vangen. Vooral omdat de stekken kort onder kant liggen vind ik het vangen van witvis geen voordeel. Je moet de vis toch scheppen, onthaken en terugzetten. Zo dicht op je stek allemaal handelingen die voor extra onrust zorgen. Als ik op grote afstand zou vissen zou ik er al minder een probleem mee hebben. Als ik terug kom bij de eerste stek is het licht geworden. Een grijs wolkendek zorgt ervoor dat er geen zonsopgang te zien is. De wind komt uit het zuiden en lijkt wat aan te trekken. Ik tuig op. Pen met een lange antenne, vier loodjes van drie gram en een haakje maat 10. Twee kikkererwten erop en vissen maar. Alleen het voer is dus 2.0, hoewel, de plek eigenlijk ook. Paar jaar geleden zou ik een water als dit niet hebben durven aanpakken, nu lijkt het vanzelfsprekend. Ik kijk naar het oranje dat op de rimpeling beweegt. Ik pel een eitje en drink koffie, daarna een paar boterhammen met ham. Achter mijn stek koppeltje duikt een brasem. Later wat trage beweging op de pen. Ik ga er niet op wachten, beetje voer erbij en door maar. Zo loop ik stek na stek af. Ik heb zes stekken gemaakt, de eerste en de laatste drie vrij dicht bij elkaar. Kan niet anders, riet is alweer hoog opgeschoten en maakt een groot deel van het water onbereikbaar. Ik heb het idee dat de laatste drie stekken karper gaan opleveren. Tot nu toe is dat het deel waar de meeste aanbeten vandaan zijn gekomen. De vierde stek, de eerste van het tweede rijtje van drie. Ik wilde 's ochtends eerst een stuk eerder voeren maar zag toen wat riet verder het water instaan, leek me een betere plek. Nu staat de pen kort over het dunne rondje plompen, vlakbij de lisdodden die ver het water instaan. Ik eet nog wat. op de eerste stekken was er steeds wat getalm, waarschijnlijk blankvoorn. Hier niet, de pen staat roerloos in het water. De zon zit kort achter het wolkendek, het gaat een benauwde dag worden. Uit het niets wordt de pen opgestoken en weggerukt, komt weer terug. Flinke lijnzwemmer. Ik check het aas en leg weer in. Kort erna komen er kleine belletjes omhoog. Pennetje waggelt wat, wordt iets kleiner, komt wat omhoog en schuift weg. Net voordat ik wil slaan stopt de beweging, pennetje blijft net onder het oppervlak hangen. Ik wacht in spanning af, seconden gaan traag voorbij, dan zakt de pen door. Ik sla aan en weet meteen dat het karper is. Vis doet iets wat ik niet gewend ben, duikt naar mij toe de plompen in, en slaat dan naar rechtsaf. ik voel de lijn knarsen en knerpen, springt gelukkig ook snel weer los. Gekke vis weet niet wat hij wil want draait 180 graden en wil weer door de plompen heen. ik zet snel een paar stappen naar rechts om de lijn achter de plompen vandaan te halen en draai meteen de slip lichter. Alles staat strak grote wellingen komen omhoog. Gelukkig schiet de lijn los, de vis komt op gang en begint kort voor het plompenrandje langs aan een trage run. Fijn die lange hengel, steek hem ver naar voren maar kan niet voorkomen dat er toch nog een paar plompen meegepakt worden. Contact voelt hierdoor indirect, als dat maar goed gaat. Niet veel later voel ik de lijn achter de laatste plomp losschieten en zie ik de lijn richting het midden van het water weglopen. Pfoeh, dat was spannend, gelukkig koppie erbij gehouden en snel gereageerd anders was het zeker op draadbreuk uitgelopen. De vis rommelt zwaar trekkend op het midden van het water rond. Ik haal diep adem en geniet van de kromme hengel. Het duurt lang voordat de vis kort onder de kant is en als hij daar is aangekomen wil hij niet omhoog komen. Keer op keer wordt de hengel naar beneden getrokken terwijl de vis met horten en stoten naar de bodem duikt. Toch worden de uitvallen korter, steeds sneller komt de vis nu ondiep en niet veel later kan ik het net onder hem schuiven. Handen in de lucht en een paar harde kreten; heel blij! Nadat de vis weer zwemt vis ik de overige stekken af. Alleen maar getob en getalm, op de laatste stek een brasem. De zon breekt door, ik hou het voor gezien. Dik, heel dik tevreden ga ik op huis aan.
Wat een warmte. Overal gaat het erover, warm en droog. Net terug van vakantie zagen we het toen we de grens overreden, alles gelig. In een plantsoen in de buurt een soort apocalyptisch beeld; een afgevallen bladerdek dat aan de herfst doet denken. "Wat doet de vis? ", is de vraag die door mijn hoofd speelt. Bar weinig waarschijnlijk? Beste moment, koelste moment. Het is toch te warm om te slapen, half drie schuif ik eruit. Polder ken ik op mijn duimpje. Stekken zijn in het donker zo aangemaakt, her en der een kantsmak geeft vertrouwen. Zonsopgang is fenomenaal, komt door het beetje bewolking waar de zon mee kan spelen. Genieten geblazen. Net voor de warmte een bevrijdende aanbeet. Tot dan toe waren er alleen kreeftjes geweest die aan het haakaas knaagden. Dacht nu ook weer die zachte weerstand te ontmoeten maar gelukkig ontploft het water. Ondiepe sloot die onlangs wat dieper is geworden. De bagger ligt uitgehard op de kant, als ik zo'n plek tegenkom zal ik er altijd vissen. Baggeren doet eten, bleek weer eens waar want dit was de enige plek waar met regelmaat azende vis te zien was. Half uurtje later was het over, her en der een slome boeggolf maar verder niets meer. Voor de vaste lezer zal het wennen zijn; al die foto's in daglicht. Zonder er erg in te hebben heeft er een verschuiving plaatsgevonden. Het aantal breekstaafjes dat ik gebruik is dramatisch gedaald, blijkbaar zijn er weer even andere momenten die me meer bekoren? Toch doe ik het nog wel en als het dan lukt weet je ook weer waarom die nachten zo gaaf zijn. Gedekt door het donker aast de vis zonder enige scrupules, pen die alle kanten wordt opgegooid, hengel in de trillende handen en steeds kijken of dit nu de aanbeet of weer een lijnzwemmer is. Als het dan raak is en er in het flauwe schijnsel van de maan een blanke spiegel te voorschijn komt kan ik niet anders dan tevreden zijn. Ergens half juni voelde alles teveel routine, weer dezelfde stekken, weer dezelfde polder. Tijd voor iets nieuws. Viswaterboek en Google Maps erbij en zoeken maar. Zoveel water, zoveel keuzes te maken. Oog valt op een mooie plek, megaveel water. Oude kleiputten omgeven door verstilde bomen in een verder groeneweiland wereld. Ik heb er met mijn vispassen geen visrecht, duurt een paar dagen dan gaat de knoop door, vispas erbij en gevoel van avontuur terug. Branieachtig voelt het om die eerste morgen voor dag en dauw een sprookjeswereld te betreden; mag ik hier echt gaan en staan? Tot nu toe komen er nog geen karper boven water van deze nieuwe visgronden, wel weer mooie beelden die na- echoën en terugroepen, daarnaast wegzakkende pennen en het stampende drilgevoel van zeelt. Zeelt, na zeelt na zeelt. De zeelt is hoe dan ook wel een thema geworden. Vang ze ineens overal weer? Zelfs afgelopen vakantie in Tsjechië kwamen er van een rivier zomaar ineens een paar minizeeltjes boven water. Kleine stoempers. Geef mij de Nederlandse maar, die mooi gevulde exemplaren die een lichte karperhengel lang laten knikken. Het doet verlangens aanwakkeren, verlangens om weer eens wat anders te proberen en lekker met gepast materiaal die mooie vis te belagen. Tot nu toe wint de karperdrang het nog steeds maar ik ben er zeker van dat vroeg of laat het weegschaaltje door gaat slaan. Ik geef het de tijd, er is zoveel moois te beleven. Met de terugkerende zeelt is ook de hark weer vaker mee op pad of was het andersom? Ik weet het niet meer, wel hark ik er in een aantal polders vrolijk op los. Kilo's wier op de kant, bodem goed omwoelen. De vis komt er altijd vrij snel achteraan. Voor de karper werkt het ook prima, handje minipellets over zo'n stek en ze worden helemaal gek. Met dat warme weer laat ik het harken even zitten, onttrekt ook zuurstof, het zal niet het verschil maken maar toch. Voor die warme periode dus wel een aantal keer en niet zonder succes. In een polder waar iedereen die er vist altijd klaagt dat het moeilijk is maakt het harken het verschil.
Nu ik alles van de afgelopen periode, zonder al teveel chronologie, rustig in een blogje neerzet lijkt er behoorlijk wat beweging te zijn. Beweging in hoe ik vis, een toegenomen hang naar polders waar het rustig is en een gezonde dosis opportunisme die me geen windeieren heeft gelegd. Dingen die al lang in mijn hoofd zaten maar die ik keer op keer toch naast me neerlegde ben ik nu aan het uitvoeren. Toch weer bezig mijzelf opnieuw uit te vinden en daarmee mijzelf terug te vinden. Terug te vinden in die groene wereld, vis in de hand, plannetjes in mijn hoofd. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|