Het is toch alweer twee maanden geleden dat ik met een kromme hengel stond, alle visbeurten tussendoor leverden niets op. Ik word er nog altijd wat onzeker van als ik weer een periode wat minder vang. Daarnaast kan ik voor het zoveelste jaar op rij vrij vroeg het doel ‘iedere maand in ieder geval één karper vangen’ wegstrepen. Was het vorig jaar maart die visloos bleef, nu gaat dat op voor februari. Met de betere temperaturen van afgelopen week gaat het vissersbloed natuurlijk meteen wat harder stromen. Ik had al voordat ik wist dat het warmer zou worden de vrijdagmiddag vrij gepland om te vissen. Door de week heen zijn de voorspellingen nogal wisselvallig. In eerste instantie lijkt vrijdag de mooiste dag te worden, later juist weer de minste. Uiteindelijk zit het ertussenin. Voordat ik een paar uurtjes ga werken besluit ik alvast wat maïs te strooien op de te bevissen stekken, kan nooit kwaad. Om half acht sta ik in de polder. Op deze stek is niet veel bewegingsruimte maar het kan er wel een waar karperpakhuis zijn. Ik zie dat het water laag staat, heel laag. De stroming doet vermoeden dat er op het moment water wordt ingelaten. Op drie plekken strooi ik de goudgele korrels. Geeft me een kwajongensachtig gevoel zo’n voorvoer momentje. Daarna op naar werk, vergaderen, paar mailtjes en telefoontjes om tegen twaalven met grote verwachtingen terug te keren naar het water. Ik ben bij een diepe, hoge duiker. Vanaf de duiker aan beide zijden een stalen beschoeiing die het water als een trechter naar de duiker voert. Daarachter de breedste en diepste tocht van het water. Waar de trechter begint zijn er mooie plekjes waar diep en ondiep dicht bij elkaar liggen. De duiker is een overwinterplek, als het warmer wordt volgt de karper de beschoeiing die op de zonkant ligt. Precies op die plek heb ik gevoerd. Voordat ik het weet zit ik op de eerste plek, de plek op de zonkant waar de trechter naar de duiker start. Ik probeer de verwachtingen in mijn hoofd te temperen maar dat lukt niet goed. Het is dan toch wel een teleurstelling dat er geen snelle aanbeet volgt. Wel zie ik precies op de lijn waarvan ik verwacht dat de karper zwemt een paar grote kolken ontstaan. De aanblik van de kolken geeft wat rust in mijn hoofd, ik heb tijd zat, die vis die komt wel. Ik schuif naar het stekje bij de duiker. Ook hier heb ik gevoerd op de plek waar een steil taludje ligt. Na een kwartier wachten is er een trage beweging op de pen. Ik tuur naar het rode puntje, langzaam komt er wat meer rood tevoorschijn, het pennetje loopt het talud op. Het gaat traag, heel traag, dan tegengesteld een net zo trage beweging van het talud af, pennetje zakt en verdwijnt. "Nu", denk ik hardop en sla aan. De vis zeilt direct naar het oppervlak, hersteld zich maar kan niet echt een vuist maken tegen de toch niet heel zware hengel. Een klein schubje, kerngezond, geen schub ligt verkeerd. Her en der nog wat parasietjes van de winter. Een visje dat maar weer eens aantoont dat er natuurlijke aanwas is in deze polder; 58 centimeter en 6 pond. Ik ben blij, eindelijk weer eens een karpertje! Ik strooi een beetje maïs bij en installeer me op het derde stekje. De andere zijde waar de trechter start, hier een aantal overhangende takken van een bomenrij en de kant waar de zon niet komt. Wel is het er ondieper dan aan de andere zijde. Er gebeurt hier weinig dus ik schuif terug naar de andere kant van de trechter. Niet alleen het water maar ook ikzelf zit daar lekker in het waterige zonnetje. Ik heb vandaag de boel wat anders geïnstalleerd dan normaal; ik heb de kleinste loodjes gebruikt in plaats van één of twee loodhagels om de pen uit te loden. Ik heb nu vijf hele kleine loodjes onder de pen zitten waarop hij langzaam zinkt. Bij het stekje bij de duiker had ik het idee dat ik door deze manier van uitloden een scherpere beetregistratie bereik. Nu was dat niet het doel; ik wilde vooral wat kunnen rommelen met lood als het gemaal weer eens voor een stevige stroming zou zorgen. Tot nu toe echter stroomt het water gezapig en kan ik de pen zonder enige moeite op zijn plek en in het oog houden, de scherper lijkende beetregistratie is een prettige bonus. Om de tien minuten verleg ik het aas ietsjes op de stek, ik vis zo langzaam het talud af. Na de derde keer duurt het niet lang voordat de pen weer tergend langzaam het talud begint op te wandelen. Gezien de trage eerste aanbeet wacht ik totdat de pen het talud weer afhobbelt en zakt. Weer raak, weer een klein schubje. Heeft wel iets meer gewicht dan zijn eerdere soortgenoot en weet de hengel even te krommen. Toch is het ook bij dit visje snel over. Een dwarrelschubje met exact dezelfde lengte maar wel 2 pondjes meer gewicht. Heerlijk zeg. Ik voer niet bij op deze stek, geen flauw idee waarom, is een gevoelsding. Ik vis kort op de stek bij de duiker en wat langer op de stek onder de bomenrij. Op beide plekken zie ik geen beweging. Terug naar de plek waar ik het tweede schubje ving. Ik besluit na een half uurtje toch een tiental maïskorrels bij te voeren. Of het daarmee te maken heeft maar kort daarna krijg ik weer een aanbeet. De concentratie is blijkbaar even wat minder want ik sla veel te vroeg. Ik weet niet wat dat is, twee aanbeten verzilvert, eentje gemist maar die laatste blijft in mijn kop zitten. Stel je voor dat dit nu juist een grotere vis was, waarom zo ongecontroleerd slaan en het besef dat ik altijd nog een kleinzerig mannetje ben. Ik ben bang dat de karper is gevlogen want ik krijg geen beweging meer door op de pen. De tijd is ondertussen doorgelopen en ik constateer dat ik nog maar een half uurtje kan vissen. Ik zit eerst weer een kwartiertje bij de duiker maar daar blijft het stilletjes. Daarna maar naar de stek waar ik de aanbeet miste. Het duurt een minuut of vijf voordat de pen weer wordt weggetrokken, nu wacht ik wel lang voldoende en sla vast op een massieve weerstand. Wat een verschil met de eerste twee vissen. Die trok ik met gemak uit balans, nu trek ik de hengel krom op een vis die zonder ook maar enigszins onder de indruk te zijn de vaargeul induikt. Hij pikt een paar meter lijn en daarna volgt er een mooie knokpartij onder de top van de hengel. De vis koerst langzaam maar vastberaden langs de bodem, soms kan ik hem even uit balans trekken maar met zware staartslagen herpakt hij steeds de diepte waar ik hem juist vandaan wil hebben. Toch lukt het steeds vaker en sneller om de vis van de bodem te trekken en ineens ligt hij schepklaar voor de kant. Hoppa, dat is een lekkere afsluiter. Een voor deze polder grote vis, 78 centimeter en net geen negen kilo, een robuuste uitstraling, een karaktervis zonder naam.
Na het terugzetten van de vis zit ik even te zitten. Wat een heerlijk middagje, alles paste vandaag, mocht wel weer eens na wat pechmomenten de laatste weken. Ik kan er weer even tegenaan en gezien de huidige voorspellingen heb ik precies op het juiste moment toegeslagen.
0 Comments
Leave a Reply. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
March 2024
Contact: [email protected]
|