Ik ben bijtijds aanwezig, een dun zonnetje warmt de boel aan het einde van een lome dag nog wat op. Het pennetje danst op de golfjes die de noordwester veroorzaakt. In de verte komt een echtpaar aanlopen, nadeel van vroeg starten hier, de stekken raken snel verstoort. Ik verschuif mijn spulletjes wat zodat ze kunnen passeren. De man van het stel begint een praatje, ook dat nog. Hij verteld over een plasje in de buurt, een paar jongens ving er eerder vandaag een grote karper. Ik doe er flauw over, schrik van mijzelf, had niet verwacht ten overstaande van een vreemde zomaar mijn duidelijke mening te ventileren. Het is wel waar wat ik zeg, het is maar zielig voor die visjes, een put van krap twee hectare waarvan het volledige bestand in kaart is gebracht. Continue een gedekte tafel met als risico dat je zo nu en dan gehaakt, gedrild, gevangen en bewonderd wordt. Vissen met een naam, vaste bezoekers met vaste stekken. Ik schudt me los uit mijn gedachten, de man en vrouw zijn doorgelopen. Ik drink wat koffie en zie dat de pen wat heen en weer huppelt op witvissige activiteit. Als ik de koffie op heb valt de witvisactiviteit op de stek uit het niets weg. Ik zit direct op scherp, een beklemmende spanning doet de stilte om me heen zinderen van avontuur. De pen beweegt weer maar het is anders nu, bedenkelijker, lomper, met toch een bepaalde souplesse. Ik zit strak voor me uit te kijken naar de pen, het zijn momenten die je gaat herkennen, je weet wat er gaat komen en toch is het altijd onverwacht. Rats, de pen stuitert naar links weg, ik pak de hengel en tik naar rechts vast; karper. Na een stevige worsteling onder de top kan ik een mooie vis op de kant begroeten. Ik ruim mijn spulletje op, het korte moment van opwinding en chaos wordt vervangen voor rust en orde. Later die avond zie ik in de verte onweer langs glijden, boven mij staan de sterren helder, de activiteit van eerder die avond is weggevallen. Ik zit en kijk naar de machtige flitsen, het is te ver om de donder te horen maar daarom niet een minder indrukwekkend schouwspel. Ik denk terug aan enkele weken geleden. Voor werk was ik aanwezig bij een avond in het gemeentehuis. Schril contrast zo’n duffe avond in vergelijking met een nachtje pennen. Tijdens een rondetafelgesprek gaat er een gemeenteambtenaar schuin achter me zitten. Ik draai me even om en zie een bekend gezicht, het bekende gezicht knikt vriendelijk naar me. Ik knik terug maar kan het gezicht niet plaatsen? Na het gesprek komt het bekende gezicht direct op me aflopen; ik ben dankbaar dat naambordjes een logische aanwezigheid hebben op dergelijke avonden, het is Ewout. Al jaren contact, eerst via een forum later via de mail. Enkele stekken delen we en in de winter kwam ik bij "mijn" kant van de duiker aan terwijl hij aan "zijn" kant net met een spiegeltje poseerde. Ik snap nu ook dat ik het gezicht niet kon plaatsen, strak pak in plaats van viskleding; groot verschil. Het gaat natuurlijk direct over vissen, Ewout is net een nachtje weggeweest met zijn boot. We voelen beiden direct dat machtige gevoel wat een nachtje in het donker oplevert, het gevoel dat het schrille contrast dat ik eerder noemde veroorzaakt. Het is niet dat ik me beter voel dan mensen die dit niet kennen maar het geeft wel een machtig gevoel, het heeft iets stiekems een soort geheim genootschap van gelijkgestemden. We hebben maar weinig woorden nodig om direct te voelen en begrijpen wat de ander meemaakt. Gisteravond weer die spanning, spanning die komt en wegebt. ’s Middags met de kinderen het voerrondje in de polder gemaakt. De jongste kraait het uit in het voorzitje, iedere vogel moet worden geduid met een puntig wijzend vingertje. De oudste achterop met een taak; de voerdoos veilig naar het water vervoeren. Als ik terugkom ligt het voer ruim twee uur in het water. Ik begin bij het duikertje. Kort nadat ik ga zitten kleine belletjes die omhoog komen, de scherpte is terug, neemt ook maar direct het gespannen gevoel in de onderbuik weer mee. De pen krijgt een paar tikken, lijkt weg te lopen maar op het moment van de waarheid dreunt er een boeggolf weg van de stek. Ik zit er verbaasd naar te kijken en voel de spanning van net wegglijden. Ik wacht nog even af maar er lijkt niets meer aanwezig. Ik rij door naar de volgende stek, halverwege valt mijn oog op het uiteinde van een tocht, langs de rietkraag die er staat liggen talloze kleine belletjes. Ik zet mijn fiets verderop tegen een hek en sluip erheen. Op meerdere plekken komen trosjes kleine bellen omhoog om het geheel compleet te maken zijn er her en der wellingen te zien van de schofterig azende vissen. Ik sluip terug, pak een handje hennep en tarwe mee. Voorzichtig voer ik wat, de vissen laten me begaan. Pennetje erop en wachten maar. Ik sta half gebogen achter de rietkraag, de wegzakkende zon schijnt in mijn gezicht. Ik zie vijf actieve vissen en al vrij snel worden er voedseldeeltjes in de buurt van de pen gepakt. Uit het niets rolt er een vis weg die kort voor de rietkraag langszwom. Zijn wegzwemmen veroorzaakt een kettingreactie; drie andere vissen volgen. Het ziet er niet schrikachtig uit maar wel zijn er duidelijk vier boeggolven die rustig van het uiteinde van het water weg zwemmen. Ik zie iets verderop een oude, verweerde staartlob uitdagend boven water zwaaien. Er is nog vis gebleven. Ik besluit iets bij te voeren, de kans is groot dat de vis terug komt of dat er andere vis op het aas komt. Ik zet mijn fiets op slot en loop naar de volgende stek. Ik volg het water tot het met een scherpe bocht naar de hoofdwetering wegloopt. Op twee plekken golven er vissen weg terwijl ik zo zacht als mogelijk probeer te passeren, het lijkt wel of de vis weet dat er een vissertje langsloopt want van de auto die zojuist langsreed hebben ze zich niets aangetrokken. In dit stuk dus ook genoeg vis is wat ik denk, de vis is alleen weggerold uit de kant, geen volledige vluchtactie die dit ondiepe deel direct volledig op de kop zou zetten. Als ik net zit te vissen op de tweede stek bedenk ik me dat ik beter naar de derde door kan lopen. Die ligt vrij dicht tegen de hoofdwetering aan. Als ik een vis haak zal de vluchtroute waarschijnlijk richting die wetering zijn. Als ik hier nu een vis vang die een kettingreactie als zojuist op gang zet is mijn derde stek misschien wel verstoord zonder dat ik er in de buurt ben geweest. Ik loop behoedzaam door, de laatste meters maak ik me zo klein mogelijk tegen de kas. Er liggen kleine belletjes rond de stek. Ik laat het aas voorzichtig zakken en ga een meter of drie uit de kant zitten. Na een minuut of vijf komen er nieuwe belletjes bij, de spanning loopt weer op. In deze polder heb ik al een aantal keer meegemaakt dat azende karper de stek verliet zonder het haakaas te nemen dus ik reken me niet rijk. Om de spanning te breken pak ik mijn thermoskannetje koffie. Ik schenk een bakkie in zonder de pen uit het oog te verliezen, de handelingen voer ik uit met mijn linkerhand zodat de rechter op een eventuele aanbeet kan reageren. De pen beweegt een paar keer heel zachtjes op het ritme van een walmende staart. Dan na een minuut of tien zakt het pennetje wat weg, stuitert een paar keer op een neer, loopt sloom naar rechts en schiet dan weg richting het midden van het water. Ik sla aan en het water explodeert, de inhoudt van het tweede bekertje koffie golft over mijn bovenbeen. Zo snel als het begon is het over, een schubkarpertje laat zich gewillig naar het net trekken. Als ik de vis terugzet is de rust op het water teruggekeerd, de weinige wind die er was is volledig gaan liggen, het wateroppervlak is als een spiegel. Ik zit even en drink de laatste koffie, een handje voer het water in en terug naar de stek bij de bocht. Halverwege kom ik weer een akelig mooi bellenspoor tegen met een kort onder het water wapperende staart. Zo ken ik dit poldertje niet, je ziet weleens vis azen maar zo vaak en zoveel als deze avond maakte ik niet eerder mee. Ik zet mijn pen op het stekje bij de bocht. Af een toe een tikje maar verder stilte. Ik pak mijn logboekje en maak wat aantekeningen. Ik kom niet ver want uit het niets zwiepert het pennetje de diepte in. Ik sla aan en weer is er een krachtexplosie onder water. Ook nu lijkt het snel over maar de spiegel bedenkt zich als hij het net ziet en laat me alle hoeken van dit stukje water zien. De steeds meer aanwezige waterplanten op de lijn doen me fronsen, ik probeer de hengel laag te houden zodat er geen hoek in de lijn ontstaat maar helemaal voorkomen lukt het niet. Na nog een paar kamikazerondjes is het dan toch afgelopen met de energie van de spiegel. Lucht happend komt hij op de kant. In het laatste licht poseren we samen. Lekker zeg, het is nog licht en al twee vissen gevangen. Ik loop terug naar de nieuw aangevoerde plek, de vis is er terug gekomen maar terwijl het langzaam donkerder wordt verwijderd de vis zich uit dit ondiepe deel naar de diepere delen van het water. Ik vervang het rode antennetje voor een breekstaafje en ga terug naar de duiker. Daar zit ik nog een half uurtje, de draaiende wind en het totaal ontbreken van enige vorm van activiteit doen me besluiten op huis aan te gaan. Onderweg naar huis langs het kanaal denk ik aan de komende maanden, warme zwoele nachten en breekstaafjes die in het water wegzakken ik op de kant met een verslavende adrenalinestoot en een kromme hengel. Machtige spannende avonturen in het weinige donker tussen avond en ochtend, fnuikend voor de broodnodige slaap, dat wel. Ik zie er naar uit maar ook een beetje tegenop.
0 Comments
Leave a Reply. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
March 2024
Contact: [email protected]
|