Begin maart ben ik onder aan de dijk, eerder dan voorgaande jaren. Steeds schuif ik het moment iets verder naar voren, ben benieuwd wanneer ze beginnen te zwemmen? Maartzon doet bewegen, langzaam komt de boel op gang hoewel ik bij deze middag wel mijn twijfels heb. Een harde maar vooral koude wind uit het noorden staat pal op het water. Het golft lekker, pennetje klotst mee. Ik heb heel dun gevoerd en ben nu, een uur of drie later, terug om te oogsten. Conclusie na een paar uurtjes vissen is dat de vis al aan het zwemmen is. Vier schubs komen op de kant, her en der zie ik vissen springen. Eentje ontstijgt het polderformaat, een welkome bovengemiddelde vis voor dit water. In de vorige blog noemde ik het al, heb moeite gehad om in het jaar te groeien. begin maart lijkt het dan toch te lukken. Gedreven door de zonnige dagen en steeds hogere temperaturen schuif ik langs de voorjaarsplekken en strik zomaar wat vissen. De connectie die ik meestal voel met het water is weer terug. Een connectie die me als vanzelf keuzes laat maken om van de ene naar de andere polder te verkassen, bepaalde stekken aan te voeren en andere te laten. Helaas van korte duur, half maart knapt er iets. Ik ben een avondje vissen maar kan mijn draai niet vinden, sneller dan verwacht ben ik thuis en de weken erop raak ik even geen hengel aan. ek weet dat ik het op die momenten niet moet forceren, plichtmatig toch gaan vissen is geen optie. Uiteindelijk komt de tinteling altijd weer terug. En zo kan het dus gebeuren dat ik een nieuwe molen die ik half maart voor mijn verjaardag kreeg pas half april voor het eerst onder mijn hengel hang. Na vijftien jaar trouwe dienst vond ik het tijd de Penn Sargus 4000 te vervangen voor een Penn Spinfisher 3500. Het zijn aankopen waar ik maandenlang over kan wikken en wegen. Twijfelen of ik het wel moet doen, of het model wel is wat ik ervan verwacht. Achterliggend komt dat doordat ik geen afscheid wil nemen van oude spullen. Met zo'n molen heb ik in die vijftien jaar tijd zoveel moois meegemaakt, ik hoef hem alleen maar even op te pakken, een draai aan de slinger te geven om allerlei momenten naar boven te doen laten borrelen. Als die nieuwe molen dan eindelijk onder de CJW hangt ben ik er meteen content mee, kwaliteitsproduct, dat merk je aan alles. Omdat de zin er ook weer echt is plan ik een lange ochtend in de polder. Veel heen en weren tussen twee systemen. Meeste tijd gaat uit naar een stinksloot, een bijzondere stinksloot want zo nu en dan trekt er een flinke groep karpers in. Na de frisse nacht ben ik er te vroeg, pas als de zon de boel goed heeft verwarmd komen de vissen op gang. In de tussentijd is Hans langs geweest met croissantjes en sla ik mis op wat ik dan zie als DE kans van de ochtend. Gelukkig komt er een herkansing en kan de nieuwe aanwinst voor het eerst zijn lied zingen. Als we het dan toch even over materiaal hebben, als ik terugkijk naar die periode dat ik er even geen zin in had baal ik het meeste ervan dat het seizoen voor mijn mooiste penhengel er al weer opzit. Een bejaard exemplaar van net geen vier meter, startoog van agaat en boterzacht. Een Casting Corner, Performer 1. Echt een juweel, qua trekkracht ergens tussen de 1,25 en 1,5lb maar zo zacht dat ik er met 22/100e op vis. Daarom gaat hij over het algemeen met het opwarmen van het water de kast weer in. In de echt obstakelvrije polders vis ik nog een slag lichter, in de polders met lelies wil ik na maart iets meer body hebben. Op weer zo'n zonnige zondag loop ik weer onder aan een dijk. De vis hier paait vroeg en dan verzamelen de grotere vissen van de polder altijd op hetzelfde deel van het water. Heel gek, alles ziet er hetzelfde uit maar die ongeveer honderd meter is de enige plek waar ik grotere vissen vang. Ik vis ultralicht. Kijkend naar die Casting Corner en de Drennan Alcolyte Ultra die ik vandaag mee heb is het een wereld van verschil, noem het maar vooruitgang. Deze hengel is zo dun, zo licht dat je hem vergeet in je handen te hebben. Een nieuwe manier van wikkelen zorgt hiervoor, vreemd genoeg is het een taaie rakker ondanks zijn ranke voorkomen. Ik vis er met 18/100e op en meestal blijft de vis vaak heel rustig onder de top koersen. Ik heb wat oude zelfbouw pennen opgeduikeld die op heel weinig lood staan. Minipennetje, drie loodjes van klein (no1), naar kleiner, (no4) naar kleinst (no1) en een haakje maat 12 die verdwijnt in twee maïskorrels. Pennetje staat op het lood een millimetertje boven water. Als het onderste loodje op de bodem licht is er een ruime centimeter rood te zien. Met de wind heb ik dan wat speling en vis ik continue op het scherpst van de snede. Zoals altijd in deze polder aast de vis onbevangen. Pen wordt huizenhoog gestoken om daarna vrolijk rondjes over de stek te wandelen. Die opstekers kom ik zo nog even op terug. Keer op keer komt die pen omhoog en danst wat rond voordat ik raak sla. Zo simpel kan het zijn en dat simpel houden blijft toch wel de kunst en is toch ook best moeilijk. Op de voor mij bekende honderd meter liggen de hangbuiken weer, twee pracht exemplaren mag ik bijschrijven. Op het water eromheen de polderrakkers die na gehaakt te zijn alle kanten uitstuiven. Ten opzichte van vorig jaar is het qua weertype heel anders. We hebben al een stuk meer warme dagen gehad en de watertemperatuur ligt beduidend hoger. Alle signalen die het voorjaar tekenen komen ook eerder, de eerste dansende vleermuizen, de eerste gierzwaluw, de koekoek, ik kan ze een stuk eerder dan vorig jaar afstrepen. Karper ligt ook voor op schema, komend weekend temperaturen richting en over de twintig graden, in een paar polders zal dat start van paai opleveren. In mijn logboekje check ik wanneer ik vorig jaar de grotere vissen in een systeem met voornamelijk kleine schubjes ving. Ook weer zo'n verzamelmoment. Kort voor en na de paai liggen er dan ineens enorme vissen tussen alle polderschubjes. Waaieren dan weer uit en ik kom ze de rest van het jaar eigenlijk niet meer tegen. Koningsdag maak ik een vroege start. Temperatuur tegen het vriespunt maar zonder wind is dat bijna niet merkbaar. Overal op het water komen er bekken naar boven, karper ligt massaal ondiep te azen. Duurt tot het tweede rondje, dan vrij vlot achter elkaar twee aanbeten van schitterende poldervissen. Niet het grootste slag, wel beduidend groter dan ik er gemiddeld vang. Sterke vissen die de Drennan doen krommen. Ik vis weer met mijn lichtste set en dat is toch wel echt enorm genieten. Dat lichte vissen wordt niet door iedereen gewaardeerd, er is een flinke groep vissers die het als risicovol ziet, teveel kans op verspelen van een vis. Ik ben zelf van mening dat er gemiddeld veel te zwaar gevist wordt, zowel op karper als op roofvis. Steeds stuggere hengels en dikkere lijnen, vaak meer dan overdreven voor te verwachten formaat vis en type water. Daar wordt best wat schade mee aangericht, vooral ook omdat veel jonge vissers niet weten hoe je een vis moet drillen. Ze doen maar wat. Onkunde in combinatie met zwaar materiaal is hoog risico op beschadigde vis. Verspelen van vis doe ik bijna nooit, laatste keer was ergens in het voorjaar van 2020, in de tussentijd hebben er zeker wel een paar honderd karpers in mijn net gelegen dus de inschatting wat wel/niet verantwoord is kan ik blijkbaar goed maken. Dat niet verspelen is iets wat ik bijna niet durf te noemen hier, puur vanuit de gedachte dat ik daarmee het lot tart. Toch noem ik het, niet om mijn staat van dienst even te delen maar om iets meer te vertellen welke lijnen ik gebruik. Want dat is wat me het meest is opgevallen, vanaf het moment dat ik afgestapt ben van de G-Line van Gamaikatsu is het verspelen van vis eigenlijk niet meer aan de orde. Het is Michael geweest die me jaren geleden een rol Tubertini Gorilla UC4 Black in de handen schoof als cadeautje. Ik had toen nog mijn twijfels, lijn was erg hard, zo goed als geen rek. Wel viel meteen op hoe mooi de lijn knoopte en hoe rond hij overkwam. Ondertussen vis ik deze lijn in verschillende diameters op al mijn karperhengels en ik kan alleen maar zeggen dat het echt een toplijn is. De vissen die ik ermee op de kant heb gekregen in situaties die met gitzwarte letters VERSPELEN uitstraalden zijn te vaak voorgekomen om het aan geluk te wijten. Meest opvallende is dat ondanks het raken van obstakels de lijn eigenlijk nooit beschadigingen oploopt? Toen ik pas weer een paar klossen kocht gaf de winkelier het ook aan; oersterke lijn, niet kapot te krijgen. De avond voordat ik terugga naar de polder waar de vis zich aan het verzamelen is spoel ik verse 18/100e op. Heb een periode met een andere lijn gevist, de UC4 Black was in 18/100e niet te krijgen. De lijn die ik erop had was niet verkeerd maar na een jaar vervang ik de lijn meestal. Op het moment dat ik de lijn wissel weet ik nog niet dat het me waarschijnlijk een vis oplevert in plaats van kost. Ik ben weer vroeg in de polder, nog voor het eerste licht. De karpers liggen weer massaal ondiep te happen op iets wat ik niet kan zien wat net onder het wateroppervlak ligt De toenemende bewolking zorgt ervoor dat ik in een half uur tijd een schouwspel krijg voorgeschoteld van licht roze, naar oranje, naar zachtgeel. Het is een schitterende ochtend. Waar ik op koningsdag tot het tweede rondje moest wachten is het nu al tijdens het eerste rondje raak. Vrij snel na elkaar haak ik twee vissen. Vissen van het formaat wat ik er gewend ben om te vangen. De eerste vis steekt de pen op, legt hem plat om dan weg te zeilen, de tweede prikt het oranje even een millimeter de lucht in om dan rustig weg te zakken. Ik verbaas me erover met hoeveel stelligheid in youtube filmpjes wordt gesproken over het creëeren van opstekers door loodverdeling? Dat doet namelijk denken dat alleen jou loodverdeling van invloed is op hoe de aanbeet verloopt en dat de karper onder water altijd exact op dezelfde manier het aas pakt. Bij mij komt dat er niet in. Neem als voorbeeld een aflopend talud, als de karper van ondiep naar diep je aas oppakt zal er een totaal andere aanbeet komen dan als hij van diep naar ondiep aast. Tuurlijk kun je wat manipuleren met loodverdeling maar op de manier van azen, de bodemsamenstelling en allerlei andere factoren heb je geen invloed. Hierdoor zal je dus de ene keer een opsteker krijgen en de andere keer een wegtrekker. Ik ben op het laatste stekje aangekomen. Hier ligt een klein inhammetje waar een gemaaltje overtollig water uit een lager gelegen polder opmaalt. Over het inhammetje liggen een paar balken. Voor het inhammetje staan vier dukdalven, die door balken met elkaar verbonden zijn. Pennetje staat een metertje voor één van die dukdalven, op het talud van het door de bemaling uitgesleten bodem.
Het duurt niet lang, pennetje komt iets omhoog en zakt dan weg. Het gaat zo snel dat ik twijfel of het een lijnzwemmer is. Draad volgt dus ik besluit te slaan. Reuring onder water, een woest kopschudden en dan een diesel die op gang komt en steeds verder van mij vandaan kort voor de eigen kant een run maakt. Ik steek de hengel ver naar voren, wil niet dat de vis achter één van de rietpollen die langs de kant groeien terechtkomt. Het is een zwaar trekken, de boeggolf die de run veroorzaakt heeft dreunt nog door als de vis al is gestopt. Zigzaggend komt hij terug. Wel erg kort voor de kant, opletten dat hij niet aan de verkeerde kant langs de dukdalven zwemt. Dat lijkt te lukken maar net als ik opgelucht adem wil halen draait de vis, zwemt iets terug en duikt achter het laatste dukdalf langs om daarna weer verder richting mij terug te zwemmen. Ik gooi de beugel meteen open. Klauter op één van de balkjes die over het inhammetje ligt en steek de hengel om het dukdalf heen, de lijn schiet meteen los. Beugel dicht en weer contact. Vis is ondertussen onder de balkjes door het inhammetje in gezwommen. Pff, waar de 3,90 meter handig was om de onder de kant wegzwemmende vis te sturen is het met de balkjes kort boven water en de dwarsbalk van de dukdalven kort ervoor een enorm gehannes. Vis komt met wat moeite terug en besluit tussen twee dukdalven door te zwemmen richting het open water. Weer spannende momenten en weer lukt het de vis terug te krijgen. Dan zwemt hij de goede kant uit, gaat om de dukdalven heen en zwemrichting het midden. Ik geef hem de ruimte en als er voldoende afstand is tussen de dukdalven en de vis maak ik het karwei af. Niet veel later een geweldenaar op de kant, zo'n vis waarmee je direct weer weet waarvoor je het allemaal doet. En de lijn? Ik onderzoek hem grondig na de dollemansrit maar vind geen enkele beschadiging...
1 Comment
Frank Geutjes
9/5/2022 11:13:55 pm
Prachtige vissen Andries wat me opvalt is dat de vroege vogels (maart) allemaal een mooie gevulde buik hebben.
Reply
Leave a Reply. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|