Piepers, een woord dat ten opzichte van de karpervisserij van nu twintig jaar hele ander associaties opriep. Ik sta op een omgeploegde akker en her en der liggen vergeten piepers, stiekemerds die de rooimachine ontkwamen. Ik kijk over de tocht en de steeds verder van mij verwijderende boeggolf. Een boeggolf die op zijn weg nog drie boeggolfen ‘oppikt’. Ik ben niet zo doordacht begonnen, ben nog niet in de focus die ik normaal vaak wel direct heb als ik aan het water ben. Ik ben in een bekende polder maar heb weer eens een ander stuk uitgekozen. Een zijtocht van de hoofdwatergang. Deze loopt langs een aantal akkers en daarna door een in aanleg zijnde bosgebied. Op de plek waar de zijtocht de wetering ontmoet is het vaak een komen en gaan van karper. Ik ben benieuwd tot hoever ze de zijtocht inzwemmen? Ik heb de auto neergezet bij de parkeerplaats voor wandelingen in het ‘bos’. Tien minuten later stond ik bij de tocht, die hier ondieper, helderder en plantrijker is. Ik volgde het water in noordelijke richting. Langzaam werd het breder en dieper. Naast de betonnen peiler van een bruggetje gaat het eerste voer het water in. Als ik doorloop merk ik dat er een sloot is waar ik niet overheen kan. Er is geen loopplank te zien, een sloot die het bosdeel met de landbouw scheidt. Gelukkig is het water erg ondiep en ligt er een dikke laag riet. Met de aangetrokken laarzen kan ik de andere kant bereiken. Een paar weken geleden was het hier nog een dofgroene zee van aardappelplanten. nu is de akker dus omgeploegd en is de aanblik weer eens verandert. De verre blik is er nog altijd. Het passeren van de seizoenen vind ik een heerlijk ding in de polder. Steeds weer is er een andere blik, steeds weer een nieuwe situatie. Terwijl ik geniet van het uitzicht loop ik tamelijk onbeschoft langs de tocht met de eerder genoemde boeggolven als resultaat. Even voorzichtiger doen maar, eigenlijk ben ik vanaf de eerste voerplek vrij lomp langs het water gelopen maar op andere plekken zijn er geen vissen zichtbaar weggevlucht. Zou dit het verste punt zijn waar de karper zich in de zijtocht waagt? Ik maak een voerplek kort onder de kant over een paar plukken riet. Een tiental meters verderop drijven vijf plastic eenden, er zijn in deze polder regelmatig jagers actief. Nog weer een eind verderop strooi ik weer wat voer bij een brugpeiler. Een meter of driehonderd verderop ligt het fietspad met daarlangs de hoofdtocht. Ik zie de wielrenners over het smalle pad jagen, één van de redenen dat ik eens deze stekken wilde proberen. Ik loop een stuk voorzichtiger terug naar de plek waar ik het eerste voer strooide. Ik tuig de hengel op, alles nu vanuit een goede focus, aandacht voor kleine details kan een hoop ellende besparen. Ik monteer een klein eigenbouw pennetje. 2 no 4-tjes laten een puntje boven water, een laatste loodje van hetzelfde formaat moet als ankertje fungeren. Niet veel later zit ik op de betonnen, platte brug te turen naar dat rode puntje naast de peiler. Het pennetje hobbelt wat op de trek van het gemaal. Binnen de kortste keren komen er een aantal gezinnen met honden langs wandelen, niet echt een rustige plek. Ik zucht, heb het geheel niet goed doordacht. Dit is een wandelbos en het zal gedurende de dag alleen maar drukker worden. Ik voel ogen in mijn rug, een grote hond is aan komen schuifelen, heeft blijkbaar het spek op mijn brood geroken. Ik besluit mijn brood hier rustig op te eten en daarna naar de akkerstekken door te lopen, een stuk rustiger en daar was duidelijk karper aanwezig, aanwezigheid die ik hier nog niet heb kunnen waarnemen. Ik klauter weer door de diep liggende sloot die het bosdeel van de akker scheidt, ook al niet zo goed doordacht, met alleen een doosje voer prima te doen, met een volledige uitrusting in je handen een uitdaging. Ik loop over de grijze grond en blijf voor de zekerheid een meter of vijftien uit de kant. Ik maak eerst nog een nieuwe voerplek een stuk voorbij de voerplek bij de brugpeilers. Daarna loop ik terug. Als ik ter hoogte van mijn stek ben sluip ik behoedzaam naar de kant toe. Ik heb gelukkig wel de goede oever gekozen, de zon staat in mijn gezicht dus geen last van schaduw over het water. Ik zet de pen achter de rietplukken neer en ga zitten. Wat een uitzicht, kerktorentjes van omliggende boerendorpen, een eind verderop de eerste hoogbouw van de randgemeenten van Rotterdam. Daartussen akkers, weilanden en kassen. Een meter of vijf naar rechts slaat een karper een luie kolk tegen de schoeiing van de overkant. Rond het pennetje is het stil. Ik drink mijn koffie en haal een keertje op. Ik voel de tijd traag wegtikken en voer al mijn eigen handelingen ook traag, behoedzaam uit. Ik zink weg in de blik op de pen, wordt één met het rode puntje. Uit het niets is er een hobbeltje en dan een vlotte aanbeet. De top kromt zich al op het strakgelopen draad voordat ik kan slaan. Ik tik beheerst vast, de vis rolt weg en begint aan een opmars richting de kunsteenden. Ik wil hem daar weghouden en loop weg in tegengestelde richting. Een meter of vijf voor de eenden keert de vis langzaam. Ik kan hem terugpompen en even is hij onder het oppervlak te zien, een mooie vis, zeker voor deze polder. Daarna begint het gevecht pas echt. Minutenlang zit ik met een kromme hengel, de top naar het water knikkend, daaronder de vis die voor mijn gevoel veel te weinig moeite moet doen om bij de bodem in de buurt te blijven. Ik besef me ondertussen dat het waarschijnlijk een erg grote vis is voor deze polder, tweemaal zag ik zijn lange flank vaag toen hij traag langs de overzijde kruiste. Ik word een beetje zenuwachtig want ik krijg geen vat op de karper en ben toch al zeker vijf minuten aan het drillen. Ik ben bang voor een losschietende haak maar schud die gedachte van me af. Die haak zit wel goed en zal echt wel goed blijven zitten, de zachte hengel is een geweldige schokdemper en de vis koerst te rustig om zomaar los te schieten. Beetje bij beetje komt de karper dichterbij, zoals vaak aan het einde van een dril is er even een opleving, een paar meter lijn wordt gepakt maar door de inspanning komt de vis los van de bodem. Dit herhaald zich nog drie keer waarbij de vis steeds sneller moet keren. Dan heb ik hem boven het net en erin. Ik bal beide vuisten en roep "Yes". Direct besef ik me ook dat ik wel erg ondoordacht bezig ben geweest. Bij het bos liggen mooie zachte graskanten, in combinatie met een weegzak een prima plek om een vis veilig te onthaken. Hier is alleen een droge akker. De rubberen mat die ik onder mijn weegzak kan leggen heb ik niet meegenomen. Wat nu, hoe de vis veilig te onthaken, de kant is te hoog om het in het water te doen. Gelukkig ligt er een hoop droog gras in de kant. Ik verzamel er veel van en maak een mooi ondergrondje. Met beide handen voel ik of er geen scherpe of harde delen zijn, nee niet het geval. Weegzak natmaken en erop, kijk een prima veilige, alternatieve onthaakmat. De karper is onder de indruk van zijn eigen inspanning en verroert geen vin op de kant. Binnen een paar minuten zijn het weeg, meet en fotoritueel afgerond. Ik zet de vis terug, een ferme klap van de grote staart geven me een druppeldouche. Een hele beste vis, de gemiddelde lengtes liggen hier tussen de 65 en 75 centimeter, deze karper was 86 centimeter lang en woog 22 pond. Ik ruim alles rustig op en loop door naar de brug. Pennetje naast de peiler en staren maar weer. Het zonnetje prikt wat door de wolken, het is direct meer dan aangenaam. Bij de brugpeiler is het stil. Ik drink nog een bak koffie en vergaap me aan de verre blik. Langs het fietspad stopt een gezin, ze rapen de piepers die zijn vergeten. Geef ze eens ongelijk, hier is het gratis, de boer laat deze restjes gewoon liggen en wegrotten.
Op het nieuw gemaakte stekje is er al snel trage beweging. Het lijkt een eindigheid te duren en als het pennetje dan eindelijk wegzakt kan ik me niet beheersen. Ik sla en voel even de top krommen, dan niets meer; geslagen op een lijnzwemmer. Ik voer wat bij en wandel terug naar de brug. Ik kan me niet voorstellen dat hier geen visje langskomt. Terwijl ik geduldig wacht denk ik wat deze polder de komende jaren in zijn mars zal hebben. Nadat vorig jaar zo goed als het volledige bestand aan giebel doodging is er meer eten en ruimte voor de karper. Het was heel vreemd om tijdens juli de ene na de andere dode giebel langs te zien komen, soms telde ik er ruim vijftig op een paar honderd meter water. Niemand voelde zich verantwoordelijk om de dode vissen op te ruimen, de gemeente wees naar het waterschap, het waterschap wees naar de gemeente. Voorgaande jaren was het vrij normaal om een giebel of zes te vangen tijdens een paar uurtjes pennen, dit jaar haakte ik er nog geen één! In eerste instantie dacht ik dat deze polder alleen kleinere karper zou voortbrengen maar ondertussen lijken er toch wel grotere exemplaren tussen te zitten en groeien de jonge vissen goed door. Hoe goed de stek bij de peiler er ook uitziet, ik krijg er geen stootje. Ik probeer het nog een kwartiertje op de plek waar ik te snel aansloeg maar ook daar is het stilletjes. Het is mooi geweest, een mooie vis rijker ga ik op huis aan.
0 Comments
Leave a Reply. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|