Al vaker vertelde ik dat het enige planmatige dat in mijn visserij aanwezig is richting krijgt vanuit het doel iedere maand een karper te vangen. Dit jaar leverde januari en februari niets op. De maanden daarna verliep het beter, steeds was er de lichte sturing vanuit het doel een karpertje te vangen per maand. De komende zes weken ben ik van plan drie polders te vissen waar ik eigenlijk te weinig kom. Ze liggen op fietsafstand en ieder jaar plan ik erheen te gaan maar komt het er te weinig van. In twee van de drie kan ik niet nachtvissen, daarom zijn de maanden juni en juli gunstig, de dagen zijn het langste. Eén van die twee polders groeit vaak na juni ook hopeloos dicht met wier. Het andere water is een wetering die op de rand van deze twee polders ligt en met de kade die erlangs loopt de afscheiding tussen de verschillende polders vormt. De dichtgroeipolder en de wetering zijn geen makkelijke wateren. Voor de dichtgroeipolder zal ik iedere dag voor ik er vis uitpluizen waar het water troebel is. De plekken waar het water troebel is zijn de plekken waar de vis zich ophoudt en de plantengroei dus ook minder aanwezig is. De wetering is 2,5 kilometer lang en de vis houdt zich vaak in groepen op. Observeren geeft vaak info over waar de vis zich ophoudt ook hier zal dus regelmatig ene stukje gewandeld worden. De derde polder ligt in het verlengde van de dichtgroeipolder polder en heeft het karakter van die polder toen ik er 8 jaar geleden begon met vissen; troebel water, harde kleibodem, goede karperstand, nog betere brasemstand. Afgelopen maandag liep ik ’s middag in het zonnetje langs de wetering. Mijn dochtertje in de draagzak op mijn rug vermaakt zich met ‘papa kietelen met een pluk fluitekruid’. Al vrij snel de eerste wellingen, een groep karpers houdt zich op in een grillig deel. Hier is het lastig vissen door obstakels en dikke rietkragen. Pas helemaal aan het einde van de wetering kom ik weer actieve karper tegen. Een wandeling twee dagen later in de schemering net voor een bak onweer levert hetzelfde beeld op maar laat meer karper zien. Gisteravond was ik terug. Ik start met voeren op het verste deel. Drie voerplekken mogen lekker lang sudderen. Ik wil in het licht vissen op de plek waar de vis zich klaarmaakt voor de paai. De vis ligt er zo dicht op een stuk gepakt dat een vangst doorvissen daarna zinloos maakt. Na een stevige wandeling kom ik op de plek waar ik de meeste vis de voorgaande dagen zag. Ik start op een plek maar zie weinig beweging, schuif vijftig meter op en zit ineens tussen de wellingen en boeggolven. Alle vis lijkt zich op 10 vierkante meter op te houden. Er wordt nog niet gepaaid maar echt azen is er ook niet bij, onrustig heen en weer walmen en soms een paaibeweging. Terwijl de zon in mijn rug een prachtig spel speelt met de wolken zijn er zo nu en dan wellingen die over het voer lopen. De schemering valt in, de koekoek roept en vleermuisjes doen zich tegoed aan de vele insecten. De karpers spelen hun stomme spel van rollen, walmen en sudderen. Er is al een half uur geen vis meer in de buurt van het voer geweest. Ik pak voorzichtig mijn spulletjes bij elkaar en ga naar de eerder aangelegde stekken. De eerste stek is tussen twee struiken in. Ik sluip dichterbij en ga op mijn stoeltje zitten. De kade is bijgewerkt met takken van de wilgen die langs de kade staan. Er is modder uit de kade gehaald en tussen de nieuwe schoeiing gestort. Sommige wilgenstokken lopen weer uit en steken het water in. Als ik net zit klinkt er een luide smak uit de oever aan de overzijde, er rolt direct daarna een golf weg. Uit het niets begint de pen hard heen en weer te bewegen. Daarna stuitert hij op en neer, wordt kleiner terwijl hij naar links beweegt. Ademloos zit ik te kijken hoe een karper de voerstek op zijn kop zet, hoewel de pen alle kanten uitgegooid wordt is er nog geen aanbeet. Zo snel als het begon is het weer over, gelukkig maar voor kort. Weer heftige beweging en uiteindelijk een pen die naar rechts wegwandelt, kleiner wordt en verdwijnt. Ik sla aan en het water explodeert, de vis ramt weg en wil om de struik heen. Ik kniel op de wilgentakken en steek de hengel ver vooruit en trek, trek uit alle macht. De vis keert, draalt wat rond op het midden en komt dan tot mijn verbazing licht tegensputterend al naar de kant. Ik steek het net voorbij de uitgegroeide takken en schep; binnen.
Ik ben blij, heel blij. Ik heb hier vaak gevist zonder iets te vangen, dit voelt goed. Ik vis alle stekken hierna nog zorgvuldig af en eindig op de plek waar ik begon. Het walmen is verdwenen, de karpers lijken vertrokken, na drie kwartier naar een stilstaande pen te hebben gekeken stop ik, aankomende zondag op zoek naar troebel water in de dichtgroeipolder om maandagavond te bevissen; lekker vooruitzicht!
0 Comments
Leave a Reply. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|