Overdag groeit al ergens het gevoel dat alle keren dat ik de laatste weken naast de pot piste goed gemaakt gaan worden. Het is me net iets te vaak overkomen dat de keren dat ik kon gaan vissen steeds veruit de koudste en slechtste van een periode waren. Dit komt misschien wat klagerig over maar op een bepaald moment gaat dit toch echt tegenstaan. Ook nu had ik al ruim vooraf besloten deze avond te gaan vissen, door de week heen worden de vooruitzichten steeds mooier en daarmee het verlangen groter. Zo kan het gebeuren dat ik zo uitkijk naar deze dag dat ik maandag bedenk dat ik morgen kan denken, morgen kan ik morgen denken. In deze gedachtegang gaat een gevaar schuil: soms is de werkelijkheid anders en valt het tegen als je eenmaal aan het vissen bent. Als ik teveel heb uitgekeken naar, in gedachten al de meest mooie vissen boven mijn net heb getrokken kan ik een heel slecht humeur krijgen als het anders is; doodzonde natuurlijk. Na het eten ben ik snel op weg. Het is warm, heel warm en bewolkt. Daarnaast zo nu en dan regen, veel wind en er is onweer voorspeld. Lekker onbestendig weer. Ik heb er zo’n zin in dat ik een onlogische weg kies en nodeloos in een file terecht kom, als ik een andere route probeer blijken alle wegen die naar het viswater leiden opgebroken. Shit, omkeren en de meest logische weg maar volgen. Bijna dertig minuten later dan verwacht stap ik de polder in. Die verre blik, de donkere wolken die langsjagen en de klamme atmosfeer zijn overweldigend. Ik heb een simpel blikje maïs meegepakt en wil niet teveel stekjes afvissen. Drie stekjes dicht bij elkaar krijgen wat maïs daarna bouw ik de hengel op. Ook hierbij geen gedoe, soepele glasstok, 22/100 lijn, stoppertje, klein Drennan pennetje (waar later eventueel een breekstaafje in kan), drie loodjes maatje no4 en een haakje maat 12. Ik zet de pen geduldig op de eerste stek neer. De strakke kant wordt her en der onderbroken door groen riet, ik vis net over zo’n rietpol heen. Het duurt niet lang voordat de pen activiteit onder water verraad. Naast behoorlijk wat karper barst het in deze polder van de giebel. De kans is groot dat ik me door een behoorlijke hoeveelheid giebel heen moet vissen voordat ik karper vang. De pen flitst weg, ongecontroleerd ram ik mis. Ik giechel, gebeurd wel vaker als ik wat gespannen ben. Opnieuw beazen maar en weer wachten. Het duurt niet lang, weer flitst dat kleine pennetje weg, ik verwacht giebel en ben ook wel een beetje verbaasd als ik in een soepele haal een forse blankvoorn het water uittik. Onthaken, beazen, dunnetjes bijvoeren en door maar weer. Het duurt weer niet lang, weer zo’n flitsende aanbeet, ik denk alweer aan blankvoorn maar ontmoet heftige weerstand. De vis zwaait weg van de stek en pakt al snel een meter of tien. Dan besluit hij naar de kant te scheren. Ik loop mee om te voorkomen dat het draad in bossen riet verstrikt raakt. De vis passeert me en loopt onverstoorbaar door de slip terug richting de plek waar ik hem haakte. Ik vind het prima want daar ligt mijn net. Het duurt lang voordat ik hem kan scheppen. Een mooie schubkarper waar ik heel blij mee ben. Als ik de vis heb teruggezet. Ga ik even rustig zitten. Ik vervang het laatste stuk draad en kijk om me heen. Ik zie op verschillende plekken buien hangen. Zeker richting het zuiden is het op sommige plekken pikzwart, de flitsende bliksem contrasteert mooi. Ik weet uit mijn logboekje dat warme, natte dagen goed werken in deze polder. Direct langs de tocht waar ik vis loopt een fietspad, als het slecht weer is fietst er geen hond en komt de vis veel vaker kort onder de kant. Wat me het meest opvalt, is dat ik hier vaak tijdens slecht weer vis maar bijna nooit natregen? Het lijkt er op dat de buien altijd precies om deze polder heengaan. Zou dit een atmosferisch verschijnsel zijn? Het is me bekend dat er in Nederland meer plekken zijn die ieder jaar droger zijn dan de rest van het land maar hoe dat precies werkt weet ik niet. De volgende stek is bij ‘het’ bruggetje, hier heb ik al zoveel vis gevangen dat als ik er binnen een korte tijd niets zie vaak onrustig wordt. Wel lekker zo, beetje op die brugleuning hangen en naar beneden turen, de wind blaast vol onder de brug door en stuwt het water uit de smallere tocht die eronder doorloopt de hoofdwatergang in. Weer flitst de pen weg, weer een blankvoorn. Voordat ik hem kan onthaken spettert hij los. Gekscherend denk ik: “nu dan weer een karper”. Stomverbaasd sta ik een minuut later met een hoepelronde hengel op het bruggetje. Deze kaper doet het rustiger aan dan zijn voorganger maar blijft wel lang diep. De wind fluit in de lijn, alles onder controle, geeft toch altijd wel een machtig gevoel. Na het terugzetten maar even bijkomen. Afgelopen weekend was ik twee keer lang op pad met nul succes, nu trek ik binnen een halfuur twee mooie karpers uit het water. Het voelt als storm na de stilte. Om me heen valt de narigheid qua weer nog steeds mee. Af en toe een paar spetters maar meer ook niet. Ook bijna geen onweer. Wel vind ik het een rare gewaarwording dat naarmate de avond vordert, het lichter in plaats van donkerder wordt. Vanuit het zuidwesten komen er brede opklaringen aandrijven, in het westen kleurt het vuurrood boven de akkerlanden, een altijd weer boeiend schouwspel.
Het derde stekje levert weinig op, ik maak een tweede rondje maar het is stil geworden op de stekken. De avond valt, tijd om een breekstaafje te monteren. Terwijl ik dit monteer valt het me op dat wat rotzooi op het water uit het niets tegen de wind in begint te drijven; het gemaal is aangezet Ik besluit me op het eerste stekje te concentreren, hier kan ik mooi op de hengeltop het pennetje afstoppen. In mijn rug wordt het heel donker, zou ik dan toch nog een flinke bui over me heen krijgen? We zien wel. Het breekstaafje huppelt op de stroming en de golfjes. Ik blijf me verbazen hoe intens ik van zoiets simpels kan genieten; flits, weer wordt de pen weggetrokken, weer een blankvoorn. Snel maar onthaken want dan moet er karper volgen toch? Ja hoor, binnen een paar minuten is er een bedachtzamere aanbeet. Na het aanslaan denk ik eerst met een giebel te maken te hebben. De vis spettert meer dan dat hij knokt. Toch duurt het te lang voor een giebel maar veel eerder dan de voorgangers glijdt de derde schubkarper van de avond over de netrand. Op de kant zie ik de waarschijnlijke oorzaak van de vreemde dril. De vis heeft maar een halve staart! Zo te zien een aangeboren afwijking. Vreemd gezicht zeg. Als ook deze vis weer zwemt ruim ik rustig op, de naderende bui is afgebogen. Ik zit nog even na te genieten en ga dan vermoeid op huis aan.
0 Comments
Leave a Reply. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|