Toeval, bestaat het of niet? Ik geloof er niet zo in, ben meer van ‘de voorzienigheid’: "als je werkelijk en waarachtig ergens naar streeft dan komt het op je pad". Als ik gisternacht laat naar mijn pennetje zit te staren laat ik de gebeurtenissen in chronologische volgorde langsglijden. Het laatste half uur is bijzonder geweest, gebeurtenissen die je niet vaak meemaakt. Het schelpenpad, het lonkt, wat heb ik gewacht op dit moment. Het is bijna gekmakend geweest hoe vaak ik de afgelopen weken, zelfs maanden met dit beeld in mijn hoofd ben gaan slapen; in een donkere, warme polder een karperavontuur beleven. Nu is het eindelijk zover. Ik loop een rondje met de voerdoos, voer plekken aan die bekend zijn en plekken die ik nog nooit heb geprobeerd. Niet blijven hangen in wat je denkt te weten maar altijd weer even de blik vernieuwen. Als ik via een vervallen bruggetje vanuit een weiland terughop naar het schelpenpad om de hengel te halen zie ik een alleraardigst hoekje wat me nog nooit eerder opviel. Ik kom nu een jaar of vijf in deze polder, nu pas zie ik de potentie van dit stekje. Ik strooi nog wat voer en loop terug naar de auto. Ik begin met vissen, de wind is gedraaid en aangetrokken, de temperatuur iets sneller gedaald dan ik had gehoopt. Ook zie ik weinig tot geen beweging van karper?Het tweede plekje, hier vierde ik eind maart een vangst die tot euforie leidde. Midden in een beukende storm wordt mijn pennetje weggegrist, niet veel later ligt de lelijkste karper van het water in mijn net; wat een gedrocht! Nu is het hier stil, op de opvolgende stekken ook. Pas op de vierde stek roert zich iets. Net op het moment dat mijn vrouw belt om welterusten te zeggen komt de pen omhoog, gaat plat en drijft weg. Ik hoor niet meer wat er gezegd wordt, mompel in mijzelf dat ik wellicht is aan kan slaan; mis? ‘Hoe kan dat nu"? Vraag ik me hardop af, dan pas herinner ik me dat ik aan de telefoon zit. De volgende stek oertrage beweging, na veel langzaam geduw en getrek komt de pen omhoog en duikt weg; weer mis! Ik heb een sterk vermoeden van brasem en als niet veel later de pen weer sloom wegglijdt na een serie van opstekers en zakkers wordt mijn vermoeden bevestigd. Ik onthaak de vis en wrijf even over zijn neus; geen paaipukkels, wel opvallend weinig slijm. Ook een teken dat de paai eraan zit te komen. Bijvangst wordt zo’n vis genoemd. Twee weken terug ving ik twee giebels, ik had het graag een bijvangst genoemd maar door het lossen van een karper eerder die dag is het niet meer dan de vangst. Je kan pas iets bijvangen als je je hoofddoel op de kant hebt gehad. Ik voer bij en loop naar het stekje dat ik zo plots ontdekte. Al bij het neerzetten van de pen stevige beweging. Niet zo sloom als de brasem van net, niet met het fenijn van voorn; dit is karper. Er volgen tien spannende minuten voordat de pen langzaam richting het midden van het water wegglijdt. Ik sla aan, even een bedenking en daarna begint de vis rustig door de slip weg te zwemmen. Hij zwemt door een leliebed in aangroei, niet trekken nu, gewoon rustig strakhouden, ik voel de lijn langs wat stelen springen. De vis zwaait op de uitstaande lijn naar het midden, geeft een enorme klap en beukt er vandoor. Gierende slip en bonkend hart, de tweede fase van deze dril is ingegaan. Driemaal dreunt de vis weer weg als ik hem rustig heb teruggepompt. Na de derde keer is de fut eruit en kan ik hem scheppen, mooie strakke poldervis. Op de laatste stek is het stilletjes. Wat te doen, helemaal teruglopen en het rondje nog een keer afleggen of op de terugweg de stekjes in omgekeerde volgorde nog een keer bevissen? De doorslag wordt gegeven door de gedachte dat ik wellicht vis verjaag op stekken die ik voorbijloop als ik helemaal vooraan weer begin. Het is overal stil geworden, de wind is weggezakt het water vlak. Geen kringen, slurpende geluiden of andere activiteit die aan karper doet denken. Al snel zit ik op een bruggetje te kijken naar het pennetje dat op de eerste stek staat. Ik hoor geluid verderop, iemand praat tegen iemand anders. Ik zie een lichtje. Fietsers zo laat op de avond op het pad? Nee het komt niet dichterbij, iemand staat te praten, lijkt een visser. Ik herken de stem, is een kennis van een jongen met wie ik weleens vis. Ik concentreer me op de pen want hij beweegt sloom. Ik hoor het gesprek verderop beëindigd worden: "kan je Andries anders niet bellen, die is toch ergens in de buurt". Ik roep direct dat ik eraan kom, haal op maar voel weerstand. De hengel komt bonkend tot leven; een zeelt! Op de kant zie ik dat hij gewoon in zijn bek is gehaakt. Ik loop snel naar de jongen toe. Hij heeft een karper uitgedrild voor de kant maar was al aan het opruimen, zijn net is uit elkaar. Ik zet het in elkaar en schep de vis. Hij verteld ondertussen dat bij het oppakken van de hengel om op te ruimen er een piepje klonk maar dat weet hij aan het oppakken, hij dacht vast te zitten in een tak want de vis bewoog niet. Nu ligt er een perfect gehaakte grote, zware karper in het net. Omdat zijn telefoon bijna leeg is maak ik foto’s. Een schitterende vis, echt een prachtexemplaar.
Hij ruimt op ik ga nog één stekje bezoeken. Daar zittend bedenk ik me of dit nu toeval was? Was het toeval dat ik besloot de stekken in omgekeerde volgorde af te lopen waardoor ik precies op dat tijdstip op die stek kwam? Was het toeval dat het laatst opruimen van de hengel toch een vis opleverde? Was het toeval dat mijn blik na vijf jaar ineens viel op de plek waar ik de karper ving? Ik kom er niet uit, begin ook te knikkebollen, tijd om op te ruimen, nog een uurtje of vier dan gaat de wekker weer.
0 Comments
Leave a Reply. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
March 2024
Contact: [email protected]
|