Penhengel optuigen, pen afstellen.
Polder bekeken, karper gevonden, stekken aangevoerd, vissen maar! Penvissen doe je met een pen, maar de manier waarop je deze pen monteert en daarna zijn functie (beetindicatie) laat vervullen kan op verschillende manieren. Hengel, molen, lijn, stoppertjes, pennetjes, loodjes en haakjes zijn nodig om te gaan vissen. Pennen zijn er in twee hoofdvarianten; schuivende en vaste pennen. Een schuivende pen heeft aan de onderkant een oogje zitten waarmee de pen vrij over de lijn kan schuiven, vaste pennen zitten met behulp van rubbertjes vast op de lijn en kunnen alleen schuiven door ze met de hand te verplaatsen. Een vaste pen zit dus vast op de lijn, door er lood onder te plaatsen gaat hij overeind staan. Een schuivende pen loopt vrij over de lijn. Als we er lood onder plaatsen dan zakt de lijn door het oog totdat het lood op de grond ligt, de pen ligt plat op het water omdat hij vrij over de lijn schuift. Een schuivende pen heeft dus een punt nodig waar hij tegenaan vastloopt, een stoppunt. Boven een schuivende pen plaatsen we daarom een stoppertje, dit kan een echt stoppertje zijn, verkrijgbaar in de viswinkel (ovaalvormige plastic stoppertjes met een centraal gat om de lijn door te halen) of een loodje. Optuigen van een penhengel met of een schuivende of een vaste pen gebeurt in deze volgorde:
Bij het penvissen zal je aas over het algemeen op de bodem liggen. Hierbij kun je de keuze maken of je de pen zinkend uitlood of niet zinkend. Zinkend afstellen betekend dat je pen op het gewicht van het lood of de beaasde haak zinkt als de diepte niet juist afgesteld is. Niet zinkend betekend dat het aas zweeft als je de pen minder diep hebt afgesteld dan de diepte van het water. Door de pen zinkend af te stellen zul je altijd snel zien of je aas op de bodem ligt maar nog belangrijker leer je snel over het bodemverloop op het water.
Polder bekeken, karper gevonden, stekken aangevoerd, vissen maar! Penvissen doe je met een pen, maar de manier waarop je deze pen monteert en daarna zijn functie (beetindicatie) laat vervullen kan op verschillende manieren. Hengel, molen, lijn, stoppertjes, pennetjes, loodjes en haakjes zijn nodig om te gaan vissen. Pennen zijn er in twee hoofdvarianten; schuivende en vaste pennen. Een schuivende pen heeft aan de onderkant een oogje zitten waarmee de pen vrij over de lijn kan schuiven, vaste pennen zitten met behulp van rubbertjes vast op de lijn en kunnen alleen schuiven door ze met de hand te verplaatsen. Een vaste pen zit dus vast op de lijn, door er lood onder te plaatsen gaat hij overeind staan. Een schuivende pen loopt vrij over de lijn. Als we er lood onder plaatsen dan zakt de lijn door het oog totdat het lood op de grond ligt, de pen ligt plat op het water omdat hij vrij over de lijn schuift. Een schuivende pen heeft dus een punt nodig waar hij tegenaan vastloopt, een stoppunt. Boven een schuivende pen plaatsen we daarom een stoppertje, dit kan een echt stoppertje zijn, verkrijgbaar in de viswinkel (ovaalvormige plastic stoppertjes met een centraal gat om de lijn door te halen) of een loodje. Optuigen van een penhengel met of een schuivende of een vaste pen gebeurt in deze volgorde:
- Vaste pen: 1. pen; 2. loodjes 3. haak
- Schuivende pen: 1. stoppertje; 2. pen; 3. loodjes; 4. haak
Bij het penvissen zal je aas over het algemeen op de bodem liggen. Hierbij kun je de keuze maken of je de pen zinkend uitlood of niet zinkend. Zinkend afstellen betekend dat je pen op het gewicht van het lood of de beaasde haak zinkt als de diepte niet juist afgesteld is. Niet zinkend betekend dat het aas zweeft als je de pen minder diep hebt afgesteld dan de diepte van het water. Door de pen zinkend af te stellen zul je altijd snel zien of je aas op de bodem ligt maar nog belangrijker leer je snel over het bodemverloop op het water.
Bovenstaande werkt hetzelfde voor een vaste pen. Enige verschil is dat je geen stoppertje nodig hebt, in plaats van het stoppertje schuif je nu de pen omhoog of omlaag om tot de juiste afstelling te komen.
Zijn er nu voor- of nadelen in het gebruik van een vaste of een schuivende pen? Ikzelf gebruik liever een schuivende pen om de volgende redenen:
Overdiepte.
De lijn die zich tussen het zinkloodje en de haak bevind wordt ook wel de overdiepte genoemd. Het draad tussen de haak en het stoppertje is 'dieper' dan het water. Met overdiepte bereik je dat de lijn pas wat verder van het aas af omhoog loopt. Voordeel hiervan is dat de karper tijdens het azen minder snel door de lijn zwemt. Of dit echt zo is, is moeilijk te bepalen. Nylon gedraagt zich zoals het wil; je kunt in je hoofd bedenken dat je lijn tussen haak en zinkloodje strak langs de bodem ligt, in de werkelijkheid zal dit niet zo zijn. Daarnaast maakt een karper vaak vrij grote rondes rondom een voerplek. Zou je lijnzwemmers echt willen reduceren tot bijna nul dan zou je een zeer ruime overdiepte moeten nemen en om de vijftien centimeter een loodje moeten plaatsen dat je lijn tegen de bodem houdt. Zelfs dan is het niet zo dat na het ingooien de lijn zich mooi strekt, je zal moeten ingooien en langzaam de boel strak moeten trekken. Gevolg daarvan kan zijn dat er vuil op de haak prikt. Nu hebben we het nog niet eens gehad over invloed van wind en trek in het water, conclusie die je wel kunt trekken is dat een situatie waarbij vanaf je haak de lijn strak over de bodem wegloopt naar het zinkloodje eigenlijk gewoon ondenkbaar is. Als laatste; hoe aast een karper? Dat is over het algemeen weinig subtiel. Borstvinnen wervelen water rond, aas en omliggende rommel wordt opgezogen, rommel weer uitgeblazen; wat denk je dat die lijn die in je gedachte strak op de bodem ligt doet? Precies!
Als ik al met overdiepte vis dan is het omdat ik graag met een zinloodje vis, niet omdat ik denk lijnzwemmers te kunnen voorkomen. Dat zinkloodje is mijn connectie met de onderwater wereld, dat loodje geeft mij de gelegenheid om door de pen veel wat onder water gebeurt te "lezen". Steile taluds, ondiepe platen, vuil wat door de lijn drijft; ik zie het gebeuren doordat ik gebruik maak van een zinkloodje.
Stekbenadering, het water lezen door de pen, lijnzwemmer of aanbeet
Als je je penhengel hebt opgetuigd kan er gevist worden. In al het onderstaande ga ik uit van een actieve manier van penvissen; het afvissen van meerdere aangelegde voerstekken. Zorg ervoor dat je de diepte van je stekken kent, je kan vis verjagen als je een aantal keer in en uit moet leggen om de juiste diepte te vinden. Mocht je de diepte niet kennen, stel de pen dan af door in de buurt van je stek in te leggen in plaats van op je stek.
Het benaderen van je voerplek moet zo stil als mogelijk gebeuren. Iedere stap die je zet veroorzaakt trillingen, trillingen die doorgezet worden in het water en door de vis opgevangen kunnen worden. Sluip in gebukte stand naar stekjes toe en probeer zoveel als mogelijk gebruik te maken van de lengte van hengel om zelf uit de kant weg te blijven. Hou rekening met de zonstand en zorg ervoor dat er geen schaduw over het water heenvalt. Let ook bij het inwerpen op de stand van de zon en eventuele schaduwen die de hengel op het water kan veroorzaken. Werp je aas ruim over de stek heen en haal het voordat het de bodem heeft bereikt rustig naar de stek toe, nu is het wachten geblazen.
Je pen is het middel om af te lezen wat er in de onderwaterwereld gebeurt. Iedere beweging hoe miniem ook moet je proberen te herleiden, is er witvis op de stek, zwemt er een schooltje brasem, is er zeelt aan het azen of juist karper? Veel vissen maakt dat je gaat leren de bewegingen van de pen uit te leggen. Hierdoor leer je bepalen of je nog even moet blijven zitten op een stekje of dat het verstandiger is verder te lopen. Sowieso verkas ik als ik na tien à vijftien minuten geen enkele beweging heb gezien. Als ik iets anders als een karper vang dan voer ik wat bij en ga verder.
Als de dobber is ondergegaan wil dit niet altijd zeggen dat een vis of een karper het aas in zijn mond heeft genomen. Bij het azen wapperen de borst en de buikvinnen van de karper heen en weer. De kans is groot dat hierbij de lijn geraakt wordt of de lijn zelfs even wordt meegetrokken. Ook heeft de karper smaakknopjes buiten zijn lichaam, door over voer heen te schuren proeft de karper als het ware of hij met iets eetbaars te maken heeft. Gevolg van dit aasgedrag kan zijn een wegzakkende pen en bij het aanslaan een misser of de karper haken op een plek in het lichaam. Bij een misser is er een grote kans dat de karper schrikt en de stek verlaat, bij het vals haken kan de karper losschieten en hierdoor beschadigen of lever je een moeilijke strijd met een vis die ook dan beschadigingen op kan lopen. Het herkennen van een lijnzwemmer of een aanbeet is moeilijk. Het is niet iets wat uit boekjes te leren valt, veel vissen en leren hoe karpers azen helpen wel om sneller te herkennen wat een lijnzwemmer of een aanbeet is. Wat ik merk is dat mensen de neiging hebben erg snel te slaan. Buiten water om waar veel lijndruk aanwezig is zal de karper het aas niet snel uitspugen. Je kunt echt wel even rustig kijken of de pen wegloopt en ook wegblijft. In de winter kunnen aanbeten langzaam zijn maar ook tijdens de zomer heb ik aanbeten meegemaakt die er zeker twintig seconden bezig waren voordat het nodig was de haak te zetten. Ook hier wel kiezen voor veiligheid; een karper met een haak in zijn strot willen we niet. Het uitloden van de pen is hierin van belang. Hoe minder overdiepte hoe scherper je kan vissen, hoe beter de beet regisratie zal zijn.
Samenvattend: vis veel, bekijk goed wat er met de pen gebeurt voordat je aanslaat, lees literatuur over hoe de karper aast en leer de signalen op de pen herkennen.
Zijn er nu voor- of nadelen in het gebruik van een vaste of een schuivende pen? Ikzelf gebruik liever een schuivende pen om de volgende redenen:
- Doordat de lijn onder water naar de hengeltop vertrekt is het makkelijker de invloed van wind en drijfvuil uit te schakelen;
- Als je je aas onder een duikertje of een bruggetje wilt plaatsen dan gaat dit eenvoudiger; de schuivende pen staat bij het inwerpen vrij dicht bij de haak waardoor je makkelijk ergens onder kan werpen. Vooral op plekken met meer diepte en weinig ruimte is het niet mogelijk om een vaste pen onder die weinige ruimte te plaatsen;
Overdiepte.
De lijn die zich tussen het zinkloodje en de haak bevind wordt ook wel de overdiepte genoemd. Het draad tussen de haak en het stoppertje is 'dieper' dan het water. Met overdiepte bereik je dat de lijn pas wat verder van het aas af omhoog loopt. Voordeel hiervan is dat de karper tijdens het azen minder snel door de lijn zwemt. Of dit echt zo is, is moeilijk te bepalen. Nylon gedraagt zich zoals het wil; je kunt in je hoofd bedenken dat je lijn tussen haak en zinkloodje strak langs de bodem ligt, in de werkelijkheid zal dit niet zo zijn. Daarnaast maakt een karper vaak vrij grote rondes rondom een voerplek. Zou je lijnzwemmers echt willen reduceren tot bijna nul dan zou je een zeer ruime overdiepte moeten nemen en om de vijftien centimeter een loodje moeten plaatsen dat je lijn tegen de bodem houdt. Zelfs dan is het niet zo dat na het ingooien de lijn zich mooi strekt, je zal moeten ingooien en langzaam de boel strak moeten trekken. Gevolg daarvan kan zijn dat er vuil op de haak prikt. Nu hebben we het nog niet eens gehad over invloed van wind en trek in het water, conclusie die je wel kunt trekken is dat een situatie waarbij vanaf je haak de lijn strak over de bodem wegloopt naar het zinkloodje eigenlijk gewoon ondenkbaar is. Als laatste; hoe aast een karper? Dat is over het algemeen weinig subtiel. Borstvinnen wervelen water rond, aas en omliggende rommel wordt opgezogen, rommel weer uitgeblazen; wat denk je dat die lijn die in je gedachte strak op de bodem ligt doet? Precies!
Als ik al met overdiepte vis dan is het omdat ik graag met een zinloodje vis, niet omdat ik denk lijnzwemmers te kunnen voorkomen. Dat zinkloodje is mijn connectie met de onderwater wereld, dat loodje geeft mij de gelegenheid om door de pen veel wat onder water gebeurt te "lezen". Steile taluds, ondiepe platen, vuil wat door de lijn drijft; ik zie het gebeuren doordat ik gebruik maak van een zinkloodje.
Stekbenadering, het water lezen door de pen, lijnzwemmer of aanbeet
Als je je penhengel hebt opgetuigd kan er gevist worden. In al het onderstaande ga ik uit van een actieve manier van penvissen; het afvissen van meerdere aangelegde voerstekken. Zorg ervoor dat je de diepte van je stekken kent, je kan vis verjagen als je een aantal keer in en uit moet leggen om de juiste diepte te vinden. Mocht je de diepte niet kennen, stel de pen dan af door in de buurt van je stek in te leggen in plaats van op je stek.
Het benaderen van je voerplek moet zo stil als mogelijk gebeuren. Iedere stap die je zet veroorzaakt trillingen, trillingen die doorgezet worden in het water en door de vis opgevangen kunnen worden. Sluip in gebukte stand naar stekjes toe en probeer zoveel als mogelijk gebruik te maken van de lengte van hengel om zelf uit de kant weg te blijven. Hou rekening met de zonstand en zorg ervoor dat er geen schaduw over het water heenvalt. Let ook bij het inwerpen op de stand van de zon en eventuele schaduwen die de hengel op het water kan veroorzaken. Werp je aas ruim over de stek heen en haal het voordat het de bodem heeft bereikt rustig naar de stek toe, nu is het wachten geblazen.
Je pen is het middel om af te lezen wat er in de onderwaterwereld gebeurt. Iedere beweging hoe miniem ook moet je proberen te herleiden, is er witvis op de stek, zwemt er een schooltje brasem, is er zeelt aan het azen of juist karper? Veel vissen maakt dat je gaat leren de bewegingen van de pen uit te leggen. Hierdoor leer je bepalen of je nog even moet blijven zitten op een stekje of dat het verstandiger is verder te lopen. Sowieso verkas ik als ik na tien à vijftien minuten geen enkele beweging heb gezien. Als ik iets anders als een karper vang dan voer ik wat bij en ga verder.
Als de dobber is ondergegaan wil dit niet altijd zeggen dat een vis of een karper het aas in zijn mond heeft genomen. Bij het azen wapperen de borst en de buikvinnen van de karper heen en weer. De kans is groot dat hierbij de lijn geraakt wordt of de lijn zelfs even wordt meegetrokken. Ook heeft de karper smaakknopjes buiten zijn lichaam, door over voer heen te schuren proeft de karper als het ware of hij met iets eetbaars te maken heeft. Gevolg van dit aasgedrag kan zijn een wegzakkende pen en bij het aanslaan een misser of de karper haken op een plek in het lichaam. Bij een misser is er een grote kans dat de karper schrikt en de stek verlaat, bij het vals haken kan de karper losschieten en hierdoor beschadigen of lever je een moeilijke strijd met een vis die ook dan beschadigingen op kan lopen. Het herkennen van een lijnzwemmer of een aanbeet is moeilijk. Het is niet iets wat uit boekjes te leren valt, veel vissen en leren hoe karpers azen helpen wel om sneller te herkennen wat een lijnzwemmer of een aanbeet is. Wat ik merk is dat mensen de neiging hebben erg snel te slaan. Buiten water om waar veel lijndruk aanwezig is zal de karper het aas niet snel uitspugen. Je kunt echt wel even rustig kijken of de pen wegloopt en ook wegblijft. In de winter kunnen aanbeten langzaam zijn maar ook tijdens de zomer heb ik aanbeten meegemaakt die er zeker twintig seconden bezig waren voordat het nodig was de haak te zetten. Ook hier wel kiezen voor veiligheid; een karper met een haak in zijn strot willen we niet. Het uitloden van de pen is hierin van belang. Hoe minder overdiepte hoe scherper je kan vissen, hoe beter de beet regisratie zal zijn.
Samenvattend: vis veel, bekijk goed wat er met de pen gebeurt voordat je aanslaat, lees literatuur over hoe de karper aast en leer de signalen op de pen herkennen.