Aas en voeren
Of we nu voerplekken maken of niet, het zal de interesse in het aas moeten zijn die de karper ertoe brengt aan te bijten. Aas is voor mij de eerste en daarmee belangrijkste component om de verleiding te starten. Voeren we met iets wat de karper niet aanstaat of lust dan zal hij niet gevangen worden. Nu moet ik zeggen dat ik me niet iets kan bedenken wat de karper niet zou lusten. De vis is van nature nieuwsgierig en gebruikt zijn bek om te ontdekken of iets eetbaar/niet eetbaar, lekker/niet lekker is. Naast de smaakpapillen die zich aan de buitenzijde van het karperlichaam bevinden is ook de binnenzijde van de bek bezet met smaakpapillen. De vis neemt bij enige interesse iets in de mond, laat het rondgaan en bepaald wat eetbaar is en niet. Eetbare delen worden getransporteerd naar de keeltanden, niet eetbare delen worden uitgespuugd. Het is niet voor niets dat er karper gevangen wordt op plastic, roze maïskorrels. Absoluut niet eetbaar maar uit interesse neemt de vis het toch in de bek.
Makkie, toch? Ongeacht wat je hem voorschotelt, die vis die komt wel. Helaas is het niet zo eenvoudig. Naast de natuurlijke nieuwsgierigheid is de karper ook argwanend en leert hij van eerdere situaties. Dit betekend dat als een vis op een bepaalde aassoort is gevangen hij daarna meer argwanend tegenover deze aassoort kan staan. Dit wil niet zeggen dat hij nooit meer te vangen is op deze aassoort maar het kan moeilijker zijn.
Ik zou hier veel meer over kunnen vertellen maar tast over dit onderwerp vooral in het duister. Daarnaast ben ik als penvisser in het voordeel, de polder is vaak nog rustig qua vissers en dus zijn de vissen niet onderhevig aan "dressuur". In die zin, er zijn vaak geen aassoorten waar de vis "angst" voor heeft. Het is eerder andersom; herkent de vis dat wat wij aanbieden als voedsel.
Naast de herkenning is ook de hoeveelheid natuurlijk voedsel ten opzichte van het karperbestand van belang. Bij veel voedselaanbod is het voor de vis eenvoudiger om ons aas te laten voor wat het is; eten is er immers voldoende. Bij schaarste (door bijvoorbeeld overbezetting) is het al lastiger voor karper om deze keuze te maken. In het verleden heb ik veel op cultuurwater gevist. Één deel was zwaar bevist en overbezet. Ondanks dat de meeste vissen één of meerdere keren gevangen waren met maïs konden ze het niet laten de maïs toch nog te pakken. Na verloop van tijd wel steeds meer schijnaanbeten of het negeren van het haakaas. Kleine aanpassingen zorgden vaak wel weer voor aanbeten (vissen met kleine haakmaat en één maïskorrel, vissen op de rand van de voerplek). Het andere deel was niet bevist en ook niet overbezet. In twee weken tijd kwam bijna het volledige bestand op de kant, daarna was er vaak alleen nog een paniekreactie te zien als de vissen een voerplek van maïs tegenkwamen. Hier hoeven we in de polder vaak geen rekening mee te houden, zoals eerder gezegd is er vaak geen sprake van "overbevissing" en kun je eigenlijk met alle mogelijke aassoorten uit de voeten.
Naast het gedrag dat karper vertoond ten opzichte van ons aas hebben we ook nog te maken met andere vissoorten. Kattenbrokken uit blik zijn een geweldig aas maar zo'n zacht brokje wordt door witvis binnen de kortste keren van de haak geplukt. Pennetje stuitert continu op en neer als de beweging stopt is de haak leeggegeten, opnieuw beazen, inleggen en weer hetzelfde ritueel. natuurlijk kan het aas een keer door karper gepakt worden maar het steeds moeten inhalen en uitleggen zorgt niet voor de gewenste rust op de voerstek.
Of we nu voerplekken maken of niet, het zal de interesse in het aas moeten zijn die de karper ertoe brengt aan te bijten. Aas is voor mij de eerste en daarmee belangrijkste component om de verleiding te starten. Voeren we met iets wat de karper niet aanstaat of lust dan zal hij niet gevangen worden. Nu moet ik zeggen dat ik me niet iets kan bedenken wat de karper niet zou lusten. De vis is van nature nieuwsgierig en gebruikt zijn bek om te ontdekken of iets eetbaar/niet eetbaar, lekker/niet lekker is. Naast de smaakpapillen die zich aan de buitenzijde van het karperlichaam bevinden is ook de binnenzijde van de bek bezet met smaakpapillen. De vis neemt bij enige interesse iets in de mond, laat het rondgaan en bepaald wat eetbaar is en niet. Eetbare delen worden getransporteerd naar de keeltanden, niet eetbare delen worden uitgespuugd. Het is niet voor niets dat er karper gevangen wordt op plastic, roze maïskorrels. Absoluut niet eetbaar maar uit interesse neemt de vis het toch in de bek.
Makkie, toch? Ongeacht wat je hem voorschotelt, die vis die komt wel. Helaas is het niet zo eenvoudig. Naast de natuurlijke nieuwsgierigheid is de karper ook argwanend en leert hij van eerdere situaties. Dit betekend dat als een vis op een bepaalde aassoort is gevangen hij daarna meer argwanend tegenover deze aassoort kan staan. Dit wil niet zeggen dat hij nooit meer te vangen is op deze aassoort maar het kan moeilijker zijn.
Ik zou hier veel meer over kunnen vertellen maar tast over dit onderwerp vooral in het duister. Daarnaast ben ik als penvisser in het voordeel, de polder is vaak nog rustig qua vissers en dus zijn de vissen niet onderhevig aan "dressuur". In die zin, er zijn vaak geen aassoorten waar de vis "angst" voor heeft. Het is eerder andersom; herkent de vis dat wat wij aanbieden als voedsel.
Naast de herkenning is ook de hoeveelheid natuurlijk voedsel ten opzichte van het karperbestand van belang. Bij veel voedselaanbod is het voor de vis eenvoudiger om ons aas te laten voor wat het is; eten is er immers voldoende. Bij schaarste (door bijvoorbeeld overbezetting) is het al lastiger voor karper om deze keuze te maken. In het verleden heb ik veel op cultuurwater gevist. Één deel was zwaar bevist en overbezet. Ondanks dat de meeste vissen één of meerdere keren gevangen waren met maïs konden ze het niet laten de maïs toch nog te pakken. Na verloop van tijd wel steeds meer schijnaanbeten of het negeren van het haakaas. Kleine aanpassingen zorgden vaak wel weer voor aanbeten (vissen met kleine haakmaat en één maïskorrel, vissen op de rand van de voerplek). Het andere deel was niet bevist en ook niet overbezet. In twee weken tijd kwam bijna het volledige bestand op de kant, daarna was er vaak alleen nog een paniekreactie te zien als de vissen een voerplek van maïs tegenkwamen. Hier hoeven we in de polder vaak geen rekening mee te houden, zoals eerder gezegd is er vaak geen sprake van "overbevissing" en kun je eigenlijk met alle mogelijke aassoorten uit de voeten.
Naast het gedrag dat karper vertoond ten opzichte van ons aas hebben we ook nog te maken met andere vissoorten. Kattenbrokken uit blik zijn een geweldig aas maar zo'n zacht brokje wordt door witvis binnen de kortste keren van de haak geplukt. Pennetje stuitert continu op en neer als de beweging stopt is de haak leeggegeten, opnieuw beazen, inleggen en weer hetzelfde ritueel. natuurlijk kan het aas een keer door karper gepakt worden maar het steeds moeten inhalen en uitleggen zorgt niet voor de gewenste rust op de voerstek.
Drie factoren dus die de keuze van het aas beïnvloeden;
1. is de karper er in geïnteresseerd;
2. is het voldoende bestendig voor 'lastige' andere vissoorten;
3. heeft de karper er nog geen negatieve ervaring mee.
Op de 2e factor is het seizoen van invloed. In de winter en het voorjaar is alle vis minder actief en zul je met zachtere aassoorten minder last hebben van witvis. Aan de hand van bovenstaande kun je een enorme waslijst opstellen aan beschikbare aassoorten. Zelf vis ik het liefste met combinaties van particles en kattenvoer. Particles die ik veel gebruik zijn: kikkererwten, mungbonen, black eyed beans, tarwe, hennep, oerdiebonen, kapucijners en maïs. Ik mix vaak vier verschillende soorten door elkaar heen, kleine voerdeeltjes (bijvoorbeeld tarwe, hennep) gecombineerd met grotere voerdelen (bijvoorbeeld kikkererwten, kapucijners).
Afhankelijk van het water gooi ik een paar blikken kattenvoer bij de particlemix om er een stinkend, smeuïg geheel van te maken. In het kattenvoer zit olie waardoor er naast een voerplek op de bodem een verticale voerplek ontstaat tussen bodem en oppervlakte omdat de olie kleine voerdeeltjes meeneemt naar de oppervlakte Wil je dit effect vergroten meng dan een paar eetlepels olijf- of hennepolie door het voer. Zeker in de warmere maanden, wanneer de karper op half water of onder de oppervlakte zwemt, kan het net de prikkeling zijn om de vis te laten zakken.
Particles maak ik vaak zelf klaar. In de supermarkt of plaatselijke toko haal ik droge bonen en erwten. Deze week ik 24 uur en afhankelijk van het formaat kook ik ze daarna 3 tot 8 minuten. Door zelf te koken kun je de particles net iets steviger houden dan de blikvariant. Vooral als je porties wilt invriezen is dit verstandig. Particles uit blik zijn na een keer invriezen en ontdooien vaak dusdanig zacht dat witvis het gemakkelijk van de haak plukt. Ikzelf vis meestal met kikkererwten op de haak, als je deze niet te lang kookt kun je ze in de haakbocht draaien zonder dat ze er snel vanaf zullen vallen. Ook neem ik vaak kleine blokjes smac mee om mee te vissen. Een blokje smac geeft een indicatie van de witvisactiviteit op de stek. is de smac verdwenen en de kikkererwt nog aanwezig dan kun je ervan uitgaan dat kleine vis aan je haakaas zit te plukken. Dit wil niet zeggen dat er geen karper in de buurt is maar geeft wel een indicatie waar de beweging op je pen vandaan komt!
1. is de karper er in geïnteresseerd;
2. is het voldoende bestendig voor 'lastige' andere vissoorten;
3. heeft de karper er nog geen negatieve ervaring mee.
Op de 2e factor is het seizoen van invloed. In de winter en het voorjaar is alle vis minder actief en zul je met zachtere aassoorten minder last hebben van witvis. Aan de hand van bovenstaande kun je een enorme waslijst opstellen aan beschikbare aassoorten. Zelf vis ik het liefste met combinaties van particles en kattenvoer. Particles die ik veel gebruik zijn: kikkererwten, mungbonen, black eyed beans, tarwe, hennep, oerdiebonen, kapucijners en maïs. Ik mix vaak vier verschillende soorten door elkaar heen, kleine voerdeeltjes (bijvoorbeeld tarwe, hennep) gecombineerd met grotere voerdelen (bijvoorbeeld kikkererwten, kapucijners).
Afhankelijk van het water gooi ik een paar blikken kattenvoer bij de particlemix om er een stinkend, smeuïg geheel van te maken. In het kattenvoer zit olie waardoor er naast een voerplek op de bodem een verticale voerplek ontstaat tussen bodem en oppervlakte omdat de olie kleine voerdeeltjes meeneemt naar de oppervlakte Wil je dit effect vergroten meng dan een paar eetlepels olijf- of hennepolie door het voer. Zeker in de warmere maanden, wanneer de karper op half water of onder de oppervlakte zwemt, kan het net de prikkeling zijn om de vis te laten zakken.
Particles maak ik vaak zelf klaar. In de supermarkt of plaatselijke toko haal ik droge bonen en erwten. Deze week ik 24 uur en afhankelijk van het formaat kook ik ze daarna 3 tot 8 minuten. Door zelf te koken kun je de particles net iets steviger houden dan de blikvariant. Vooral als je porties wilt invriezen is dit verstandig. Particles uit blik zijn na een keer invriezen en ontdooien vaak dusdanig zacht dat witvis het gemakkelijk van de haak plukt. Ikzelf vis meestal met kikkererwten op de haak, als je deze niet te lang kookt kun je ze in de haakbocht draaien zonder dat ze er snel vanaf zullen vallen. Ook neem ik vaak kleine blokjes smac mee om mee te vissen. Een blokje smac geeft een indicatie van de witvisactiviteit op de stek. is de smac verdwenen en de kikkererwt nog aanwezig dan kun je ervan uitgaan dat kleine vis aan je haakaas zit te plukken. Dit wil niet zeggen dat er geen karper in de buurt is maar geeft wel een indicatie waar de beweging op je pen vandaan komt!
Is het dan niet mogelijk om gewoon met een blik maïs uit de supermarkt een karper te vangen? Natuurlijk wel, soms heel goed zelfs maar ook net zo vaak niet. Ik wil met bovenstaande absoluut niet zeggen dat dit 'het' voer is voor de penvisser. Belangrijkste zijn de kaders die de drie eerder aangegeven punten geven. Als je hierop let en je voer uitzoekt en aanpast zal je de karper in jouw polder iets voorschotelen waar hij absoluut niet omheen kan.
Drie verschillende manieren van penvissen en stekkeuze
We hebben een polder uitgezocht en een voer gekozen. Nu zijn er grofweg drie manieren waarop je de polder kunt bevissen:
1. actief
2. actief/passief
3. passief.
De meest actieve manier van penvissen is op zoek gaan naar vis en in de buurt van die vis enkel je haakaas te laten zakken of heel lichtjes te voeren. De meest passieve manier van vissen is om enkele uren voor, of direct tijdens het vissen een voerplek te maken en hier te blijven vissen. De laatste manier is om enkele uren voor of direct tijdens het vissen een aantal voerplekken te maken en deze stuk voor stuk actief af te vissen. Afhankelijk van het seizoen of de situatie maak ik gebruik van één van deze drie methoden. In de winter vis ik bijvoorbeeld vaak passief, op plekken waar de vis zich heeft verzameld vis ik op één enkele plek. Als ik tijdens het voeren of vissen een deel tegenkom waar ik veel actieve vis zie dan zal ik mijn haakaas ertussen laten zakken en als de situatie het toelaat dunnetjes voeren.
De meeste keren, zeker negentig procent van mijn visbeurten, maak ik een rondje door de polder en maak ik op interessante stekken voerplekken die ik daarna afvis. Om deze reden zal ik deze manier van vissen wat meer uitgebreid beschrijven. Ik vind het in de warmere maanden (maart t/m november) de beste manier om veel van een polder te weten te komen en mijn kansen op een aanbeet te vergroten. Per keer wisselen deze plekken, sommige hebben hun vangkracht zo bewezen dat ik ze nooit oversla, anderen voer ik aan omdat ze op dat moment vis lijken te kunnen opleveren. Windrichting, observaties van actieve vis, seizoensbegroeiing zijn onderdelen die invloed hebben op die keuze. Een waterinlaat van rivierwater zal in het voorjaar wellicht niet interessant zijn omdat er kouder water binnenstroomt, in de zomer is dit juist een stek die zorgt voor zuurstofrijk water en daardoor wel interessant wordt. Ik probeer in ieder geval iedere keer dat ik in een bepaalde polder vis minimaal één nieuwe stek aan te voeren. Dit leert mij weer meer over het water en zal in verloop van tijd zorgen voor een inzicht in verschillende stekken die tijdens verschillende omstandigheden wel of niet productief kunnen zijn. Ook dit is weer geen harde materie, voor 100% zul je dingen nooit zeker weten, blijven proberen, blijven experimenteren is de beste manier om hiermee om te gaan.
Alle onderbrekingen van het water zijn interessante stekken; overhangende struiken, rietkragen, plompenveldjes, zijsloten, versmallingen, buizen, duikers, bruggen, ondiepe platen, kuilen. Sommige van deze plekken zijn te zien, ondieptes en kuilen leer je kennen door overal je pen neer te zetten. Misschien is dat wel het belangrijkste van het penvissen; zet die pen neer op plekken om erachter te komen hoe het er onder water uitziet. Ligt er een talud, waar begint dit, waar eindigt het? Wees, net als de karper, nieuwsgierig en verplaats de pen met regelmaat om de onzichtbare onderwaterwereld te leren kennen.
Drie verschillende manieren van penvissen en stekkeuze
We hebben een polder uitgezocht en een voer gekozen. Nu zijn er grofweg drie manieren waarop je de polder kunt bevissen:
1. actief
2. actief/passief
3. passief.
De meest actieve manier van penvissen is op zoek gaan naar vis en in de buurt van die vis enkel je haakaas te laten zakken of heel lichtjes te voeren. De meest passieve manier van vissen is om enkele uren voor, of direct tijdens het vissen een voerplek te maken en hier te blijven vissen. De laatste manier is om enkele uren voor of direct tijdens het vissen een aantal voerplekken te maken en deze stuk voor stuk actief af te vissen. Afhankelijk van het seizoen of de situatie maak ik gebruik van één van deze drie methoden. In de winter vis ik bijvoorbeeld vaak passief, op plekken waar de vis zich heeft verzameld vis ik op één enkele plek. Als ik tijdens het voeren of vissen een deel tegenkom waar ik veel actieve vis zie dan zal ik mijn haakaas ertussen laten zakken en als de situatie het toelaat dunnetjes voeren.
De meeste keren, zeker negentig procent van mijn visbeurten, maak ik een rondje door de polder en maak ik op interessante stekken voerplekken die ik daarna afvis. Om deze reden zal ik deze manier van vissen wat meer uitgebreid beschrijven. Ik vind het in de warmere maanden (maart t/m november) de beste manier om veel van een polder te weten te komen en mijn kansen op een aanbeet te vergroten. Per keer wisselen deze plekken, sommige hebben hun vangkracht zo bewezen dat ik ze nooit oversla, anderen voer ik aan omdat ze op dat moment vis lijken te kunnen opleveren. Windrichting, observaties van actieve vis, seizoensbegroeiing zijn onderdelen die invloed hebben op die keuze. Een waterinlaat van rivierwater zal in het voorjaar wellicht niet interessant zijn omdat er kouder water binnenstroomt, in de zomer is dit juist een stek die zorgt voor zuurstofrijk water en daardoor wel interessant wordt. Ik probeer in ieder geval iedere keer dat ik in een bepaalde polder vis minimaal één nieuwe stek aan te voeren. Dit leert mij weer meer over het water en zal in verloop van tijd zorgen voor een inzicht in verschillende stekken die tijdens verschillende omstandigheden wel of niet productief kunnen zijn. Ook dit is weer geen harde materie, voor 100% zul je dingen nooit zeker weten, blijven proberen, blijven experimenteren is de beste manier om hiermee om te gaan.
Alle onderbrekingen van het water zijn interessante stekken; overhangende struiken, rietkragen, plompenveldjes, zijsloten, versmallingen, buizen, duikers, bruggen, ondiepe platen, kuilen. Sommige van deze plekken zijn te zien, ondieptes en kuilen leer je kennen door overal je pen neer te zetten. Misschien is dat wel het belangrijkste van het penvissen; zet die pen neer op plekken om erachter te komen hoe het er onder water uitziet. Ligt er een talud, waar begint dit, waar eindigt het? Wees, net als de karper, nieuwsgierig en verplaats de pen met regelmaat om de onzichtbare onderwaterwereld te leren kennen.
Gewoon zonder verdere gedachte je voer droppen bij een brugpeiler of een duiker kan betekenen dat je op een betonnen plaat in plaats van de bodem voert. Een lange stok kan helpen om te prikken om te weten hoe het verloop is en waar de diepere delen liggen. Ikzelf gebruik hier meestal gewoon een oude netsteel voor. Je kunt natuurlijk alleen langs de kant prikken maar echt ver uit de kant vissen is er voor de penvisser toch niet bij. Dit is iets om rekening mee te houden bij je stekkeuze, tot een meter of vier uit de kant kan je nog wel scherp vissen maar op een grotere afstand wordt dit toch echt moeilijk. het kan wel maar enige wind zorgt niet alleen voor een kromming in je lijn (ook als je die onder water hebt laten zinken) maar er is ook een groter deel lijn waar allerhande spullen in kunnen drijven waardoor je opnieuw moet inhalen en weer moet inleggen.
Er zijn twee elementen waar ik het meest op let als ik stekken zoek: is er voedsel aanwezig en voelt de karper zich er veilig. Als je een combinatie van deze twee vind dan heb je vaak een topstek te pakken. Helaas zijn de stekken waar een vis zich veilig voelt vaak ook stekken waar de kans op verspelen groot is; lelievelden, omgevallen bomen, brugpeilers, een oude schoeiing waarvan alleen de paaltjes nog in het water staan. Als je kiest voor een obstakelstek zorg dan voor materiaal dat de vis geen kans geeft om zich vast te zwemmen en een draadbreuk te forceren.
Bij het actieve vissen maak ik meestal tussen de vier en zeven voerplekken. Ervan uitgaande dat ik iedere voerplek in ieder geval 10 minuten bevis kan ik in een uur tot anderhalf uur alle stekken afvissen. Bij geen beweging zal ik niet langer op een stek blijven dan tien minuten. Als er beweging opzit wacht ik wat langer, soms is er een schooltje brasem neergestreken en verdwijnen die pas als je één of meerdere exemplaren hebt gevangen. Na een vangst, of dit nu een karper is of een andere vissoort, voer ik altijd wat bij. Veel voeren hoeft niet. Drie handjes verspreiden van een particlemix kan vissen tijdenlang zoet houden. Voerplekken maak ik meestal minstens op 100 meter van elkaar af, maar soms op nog veel meer afstand van elkaar. Je kunt op honderd meter zeven voerplekken maken maar hiermee bestrijk je maar een klein deel van het water en raken voerstekken waar je nog niet hebt gevist eventueel verstoord bij de vangst van een karper.
Er zijn twee elementen waar ik het meest op let als ik stekken zoek: is er voedsel aanwezig en voelt de karper zich er veilig. Als je een combinatie van deze twee vind dan heb je vaak een topstek te pakken. Helaas zijn de stekken waar een vis zich veilig voelt vaak ook stekken waar de kans op verspelen groot is; lelievelden, omgevallen bomen, brugpeilers, een oude schoeiing waarvan alleen de paaltjes nog in het water staan. Als je kiest voor een obstakelstek zorg dan voor materiaal dat de vis geen kans geeft om zich vast te zwemmen en een draadbreuk te forceren.
Bij het actieve vissen maak ik meestal tussen de vier en zeven voerplekken. Ervan uitgaande dat ik iedere voerplek in ieder geval 10 minuten bevis kan ik in een uur tot anderhalf uur alle stekken afvissen. Bij geen beweging zal ik niet langer op een stek blijven dan tien minuten. Als er beweging opzit wacht ik wat langer, soms is er een schooltje brasem neergestreken en verdwijnen die pas als je één of meerdere exemplaren hebt gevangen. Na een vangst, of dit nu een karper is of een andere vissoort, voer ik altijd wat bij. Veel voeren hoeft niet. Drie handjes verspreiden van een particlemix kan vissen tijdenlang zoet houden. Voerplekken maak ik meestal minstens op 100 meter van elkaar af, maar soms op nog veel meer afstand van elkaar. Je kunt op honderd meter zeven voerplekken maken maar hiermee bestrijk je maar een klein deel van het water en raken voerstekken waar je nog niet hebt gevist eventueel verstoord bij de vangst van een karper.