Het is bijna twee uur als ik thuis kom, nog even en de nieuwe dag ligt alweer op de loer. Ik schenk een glas cognac in, even zitten en rust pakken. Nu meteen bed instappen zorgt alleen voor eindeloos malen, de adrenaline moet even zakken, lichaam terug in het tempo wat hoort bij het uur van de dag; ruststand. Nippend aan de borrel laat ik alles nog even langkomen, beelden van een succesvolle avond... Pfoeh, dat was spannend, wat een dril. Tijdens het doorlopen van de rituelen speelt door mijn hoofd om er meteen een einde aan te breien maar nu de vis weer zwemt en ik al mijn spullen orden en opruim kom ik langzaam weer in het ritme van de polder. Wat net gebeurde paste niet in dat ritme, de vis en ik doorbraken de rust en geruisloosheid en de kreten die eruit kwamen nadat het gevecht in mijn voordeel was beslecht staken ook af tegen de omgeving. Ik begin aan de wandeling terug, flinke tocht vanaf de laatste stek naar de auto, onderweg wil ik nog twee plekken even geven, in het volgen van het ritme is er een onzichtbare hand die me dat duwtje geeft. Zie het maar te snappen, de ene keer dat onzichtbare duwtje, de andere keer een pets in je gezicht. Kunst blijft om te zien wat je er zelf aan kan doen. Zo malen mijn gedachten terwijl ik terug sjok, ruim negen kilometer in de benen, laatste stukje. Het kikkerorkest begeleidt mijn tocht, nadat de zon was ondergegaan, de damp uit de slootjes tevoorschijn kwam, kwamen ze tot leven. Af en toe even een stilte maar altijd aanwezig. De avond onderging een metamorfose, de koude noorderwind gaf eerder een kabbel die niet paste bij de stralende zon die in mijn rug langzaam zakte. Mijn schaduw kuste de overkant van het water maar viel niet op mijn eigen zijde, mooie bijkomstigheid van vissen op een dijk. Toen de zon nog net zichtbaar was viel de wind weg, er kwam wat vocht zonder dat het klam werd. Ik kwam tot rust en tuurde. Waar ik eerder wat gehaast was, passend bij de kabbel, kwam ik in een totale zenstand. Daar zit ik nu nog in, ik voorvoel dat er meer in het vat zit. Ondanks dat het donker me dekt buk en sluip ik de laatste meters. Hier is het plompenrandje iets dunner, net op de rand heb ik gevoerd. Misschien metertje uit de kant maar al wel serieus diep. Lichtpennetje prikt net een halve centimeter door het stille wateroppervlak. Wonderbaarlijk die juninachten waarop het nacht wordt maar nooit echt donker. Ik zit en wacht. Heel gek, soms heb je geen enkele verwachting, soms weet je het zeker. Het is nu het tweede. Het zal een minuut of tien zijn die ik zit, een paar tikken op de pen, schokt even op een neer, steekt wat en zakt dan weg. Niet traag maar ook niet snel; noem het doelbewust. Ik pak de hengel en sla aan, ja hoor, weer raak. Vis is even de weg kwijt, wil de kant in, draait scherp en dendert weg. Ik gok dat ik hem een meter of vijf voor de overzijde weet te keren. Daarna evenwijdig aan die overzijde naar rechts, ineens de druk die wegvalt; hij scheert naar mijn kant. Snel bijdraaien en trekken, wil hem niet op afstand van me de lelies in hebben die aan de kant staan. Vis werkt wonderbaarlijk mee. Even een gevecht onder de top. Dan binnen, wat een nacht. Het is niet eenvoudig geweest de afgelopen periode het ritme van de polder te volgen. Hollen of stilstaan zeg maar. Na de laatste blog bleef die koude noorderwind maar aanhouden. Eind april en nog steeds in een winterkloffie. Lijkt bijna onwerkelijk nu. Genoeg momenten die bijblijven, simpelweg omdat er gewoon weer veel lukte. Het blindstaren op watertemperatuur doe ik al jaren niet meer, hoeveelheid licht/zonuren zijn belangrijker. Twee blog's terug had ik het over de Thormaand; dan veranderen er dingen. Met datzelfde optimisme rij ik de afgelopen maanden regelmatig na werk de polder in. Snel even wat voeren om na het eten te vissen. De zon doet goed maar in de open vlakke polder voel je meteen de invloed van de wind, brr best koud. Omdat he nog steeds koud is voer ik dunnetjes. Op een vrij beperkt gebied vier stekken, het is nog niet zolang licht dus in de twee uurtjes die ik straks heb moet het behapbaar zijn. Tegen half tien zet ik de derde spiegel terug. Het water voelt warm aan, komt omdat mijn vingers ijskoud zijn geworden, de enkele trui onder mijn jas is eigenlijk ook te weinig. Rillend van de kou maar diep tevreden rij ik naar huis. Ik kan het er lang of kort over hebben maar die koude avonden en dagen typeerden dit voorjaar. Ik volg het ritme, ritme van een polder die maar niet wil ontwaken. Lelies komen niet op, meerkoeten zitten wekenlang op een paar eieren en ik mis zomergasten die normaal gesproken de voortgang van het jaar typeren. Aanpassen maar, weinig voeren en langere tijd dan gebruikelijk tussen voeren en vissen. En dan nog is het vaak lang wachten op aanbeten en vaak zo traag, zo traag dat je zou vergeten te slaan. Vis ook traag, hoe groter hoe trager. Dat viel me misschien wel het meeste op, de grootste vissen deden het minste, kon ze soms als een brasem binnen draaien. Niet dat me dat uitmaakt; liever binnen dan kwijt na een lange strijd..... Het ritme van de polder volgen, logboekje onmisbaar daarin. Vorig jaar rond half mei een verassing in een "kleine karper polder", ineens kwamen er reuzen uit. Tsja, zo'n uitgebreid systeem maar de vis zal zich voor de paai ergens verzamelen, als je er dan achter komt waar dan kun je natuurlijk niet anders dan gebruik maken. En dan is er dankbaarheid, dankbaarheid voor niet eens zozeer nieuwe maar wel intensievere contacten die me helpen mijn eigen gekke wereldje van regels te doorbreken. Het helpt me om optimaal te profiteren, optimaal gebruik te maken van dat waar ik zelf achter ben gekomen. Gekke tegenstrijdigheid, goed om daar mee af te rekenen. Na een doorweekte ochtend op tweede pinksterdag samen met een aantal andere "gekken", kom ik een paar dagen later terug om gebruik te maken van het moment. Weer een koude avond maar de vis is nu wel echt los. Een half uur na voeren op iedere stek binnen de kortste keren een aanbeet. Ook geen gedweil meer, keiharde runs en mooie gevechten onder de hengeltop. Ik vind wat ik zoek, een paar geweldige poldervissen, grootgegroeid in vaarten, weteringen en sloten. Richting begin mei veruil ik een aantal polders, heeft ook weer alles met ritme te maken. Ik dans op het ritme van het jaar door de polders heen, een van tevoren redelijk vastgestelde opzet. Ik moet wel, voel me soms als een kind in een snoepwinkel; zoveel water, zo weinig tijd... Die planning voelt wel goed, geeft altijd iets om naar uit te kijken. Zo ook een zeer uitgebreide polder waar ik nu en jaar of vijf kom. De polder staat eigenlijk symbool voor dit voorjaar. Kan het me nu bijna niet meer voorstellen maar op Koningsochtend loop ik rillend van de kou van stek naar stek. Na een bocht, in de luwte van wat bomen overal wellingen, de brasem heeft zich verzamelt voor de paai maar zijn vooral aan een vreetorgie bezig. Binnen de kortste keren zien meerdere grote polderbrasems de binnenkant van mijn net. Het zijn er zoveel dat er niet doorheen te vissen valt. Iets verderop eindelijk een aanbeet zonder oertrage opsteker en zowaar een spiegeltje. Zes weken later ben ik terug, zit tot de schemering in mijn t-shirt, ene uiterste na het andere. Met heel veel moeite weet ik een vis te verleiden tot een aanbeet. Niet perse zo dat mooi weer het makkelijker maakt om wat te vangen. Begin juni begint het te kriebelen. Heb zin om de poldersystemen te verruilen voor de boezemwateren. Ik knijp in de rem, nog even niet, met alles wat achterloopt is nu gaan een garantie voor heel veel brasem. Het kost wat moeite, zeker omdat in de polders de vis ineens alleen maar loom rondzwemt en niks meer wil weten van azen op de bodem. Veel vis zien en niet vangen, dat gaat wringen.
Als ik dan de stap zet denk ik na over dat andere ritme. Veel van wat ik heb geleerd in de polder heb ik afgelopen jaren klakkeloos gekopieerd naar de boezem. Dat moet anders, het ritme van de boezem is anders. Het thema voeren, azen, azen doet azen is dus weer eens actueel. Ik voer bewust minder maar wel meer verspreidt en wijzig de verhouding tussen boilies en particles naar 50/50 waar eerder particles de boventoon voerden. Omdat ik over een groter oppervlak voer neem ik me ook voor de stekken langer te geven voordat ik doorschuif. Voornemen en doen gaan niet vanzelfsprekend samen, ben niet gewend om stekken waar ogenschijnlijk niets gebeurt langer dan tien minuten te geven. In mijn hoofd verplaats ik me naar de onderwaterwereld, een stekje van een vierkante meter in een poldertje ten opzichte van een stek van 4 vierkante meter hier in de boezem. De manier van voeren is ook bedoelt om minder last van witvis te hebben. Gevolg is een eerste gezapige rondje zonder een enkele aanbeet. Ik voel me moe en twijfel. Heb ook bijna geen brasem zien rollen maar is dat niet juist een voordeel? Met toch wel enige twijfel in mijn lijf start ik het tweede rondje. Op de eerste stek vang ik al snel een zeelt. Op de tweede dreunt er een golf weg. Het wordt donker, oranje antenne wordt breekstaafje. Om me heen komt de dierenwereld los. Muisjes kruipen door het gemaaide gras, een ringslang zigzagt over het water en met de toenemende damp uit de sloten zwelt het kikkerorkest aan. Ik heb een gevoel, een voorgevoel dat ondanks dat ik al een uur of vier aan het vissen ben er iets moois in het verschiet ligt. Als ik op mijn laatste stek ben aangekomen is dat vertrouwen vreemd genoeg onaangetast. Pennetje weer net over die lelies heen. Duurt misschien een kwartier maar dan ineens een heel zacht drukkertje, als de wind niet was weggevallen had ik het misschien niet eens gezien. Bijna direct daarna wordt de pen op sleeptouw genomen en zakt dan geruisloos weg in het stille water. Ik geef een houw, een vis kolkt aan het oppervlak en ik denk bij mijzelf, "toch brasem....". Ineens is de vis op diepte en voor ik het weet zit de boel muurvast. Vijf meter naar links zie ik vaag het breekstaafje, nog wat verderop draaien een paar plompenbladeren. Een uitbarsting tussen de plompen, ik hoor de lijn knarspen en knerpen, draai snel de slip iets lichter, liever nu wat kunnen meegeven dan verliezen. Een padstelling, ik hou druk zonder onnodig te trekken, vis wil weg. Ineens komt hij terug, met twee, drie soepele halen heb ik hem onder de top. Driftig draait hij een paar woeste rondes, pikt weer wat plompen mee maar de stelen worden meteen doorgesneden, dan draait hij bij en buldert het vrije water op. Ik zet de slip nog iets lichter, heb twijfel over de gesteldheid van de lijn na deze worsteling. Vis weet van geen stoppen, ik twijfel, draai de slip toch weer wat zwaarder. Vis komt ergens in de verte tot stilstand en scheert naar de kant. Ik voel weer gehakketak van plompen. Steek de hengel ver vooruit en trek, vis volgt de plompenrand onder mijn eigen kant maar duikt er niet in. Als de vis in de buurt komt zwenkt hij naar het midden van het water, pakt genadeloos weer een hoop lijn naar de overkant. Ik win meter voor meter met moeite terug. De keren dat ik de vis uit de diepte omhoog takel worden beantwoord met een dreun terug naar beneden, ik voel me niet machteloos maar heb wel ontzag. Na lang getouwtrek weet de vis onder eigen kant nog een keer de plompen in te duiken maar het gemak waarmee ik hem nu keer maakt duidelijk dat de strijd is gestreden. Niet veel later oerkreten die afsteken tegen de rust en ruimte. Een net met overdaad, mooi voor deze avond, stoppen maar. Tijdens het opruimen wijzigt dat idee...
2 Comments
|
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|