Ik sta op het pontje en kijk om me heen. Gure dag, wolkenflarden scheren voorbij, wind jaagt het water op. Verder op splitst het water. In het midden een landtong en steenstort. Zou je mooi kunnen zitten, hengeltje links, hengeltje rechts. Vis moet er langskomen toch? Mijn gedachten nemen een wapper, hoe weet een karper die van het wijde stuk komt of hij rechts of linksaf wil? Weet hij dat of is het toeval welke kant hij uitgaat? Hoe navigeert een karper, hier op de boezem maar ook in de polder? Weten ze waar ze zijn, herkennen ze plekken? In "Karper in zicht" spreekt Rob Schneider (2020) over de stad onder water. Mooie metafoor! Maar hoe ziet die stad er werkelijk uit? Zijn er snelwegen en zijpaadjes? In de zomer zie je weleens een open spoort tussen een begroeide sloot; een echte waterweg. Dat is een zichtbare, onder water zijn er vast meer. Bovenstaande vis werd in een smal kanaaltje strak onder de kant gevangen. In welke mate heeft de karper een kant nodig om van A naar B te komen? Zeker in water met weinig doorzicht geeft het een duidelijke richting aan, alsof je verdwaald bent in een grot; volg een kant en je komt er als het goed is uiteindelijk uit. Maar of ze die kant nodig hebben? Vaak genoeg zie ik karper in smalle sloten keurig in het midden zwemmen. Hoe doen ze dat, hoe houden ze koers? Obstakels hebben een aantrekkingskracht op karpers en karpervissers. Iedere onderbreking van de kant is een potentiële plek waar ze zich kunnen ophouden. Rietkraag; stek, bruggetje; stek, duiker; stek, overhangende struik; stek, zijslootje; stek. Zo kijken we toch? Maar hoe kijkt die karper? Weet hij als hij dat bruggetje gepasseerd is waar hij zich bevindt? Heeft hij die overhangende rij struiken nodig om te weten dat niet veel verderop die diepe kuil in de kant ligt? Zomaar een dag, naja, zomaar, een zomaar zondag. Zondag is visdag. Langgerekt water. Weinig bochten. Geen zijsloten. 1 brug, 1 duiker en een hek. Een hek; ja een hek wat deels boven de kant hangt. Ik ben net na eerste licht aanwezig om te voeren. Water is kouder geworden, zal de vis zich al verzamelen? Als ik naar deze kale sloot kijk dan is de duiker en net rechts daarvan een kuil bij een oppomp installatie mijn keuze. Ik maak vijf stekken. Trap met de wind in de rug naar huis, ontbijt en rij daarna terug. Het verbaasd me enorm maar in de hoek bij de duiker en de oppomp installatie geen enkel teken van leven? De verst van de duiker gelegen stekken zijn de stek bij het hek en een stek over wat armertierige kleine lelieblaadjes heen. Die lelieblaadjes zijn ook een uitzonderlijke onderbreking van deze kale sloot. Bij het hek komen al snel belletjes omhoog. Niet veel later een niet te missen aanbeet. Na aanslaan zie ik het direct, draad is om het tweede oogje geslagen? PATS; klaar. Snap er niks van. Niet hoe dat draad eromheen kan slaan en niet dat ik hier pas de eerste actieve vis tegenkom. Waarom zo ver van de enige plek die ik met dikke letters als "winterstek" heb genoteerd? Het is niet de eerste aanbeet bij dit hek. Sterker nog, tot nu toe heb ik iedere visbeurt in deze sloot karper bij het hek gehaakt. Gek genoeg op het stuk ervoor nooit een aanbeet, bij het hek wel? Toeval? Hoe navigeert die vis; heeft die dat overhangende hek nodig? Nee toch? Zo wat gedachten die door mijn hoofd gaan als ik opnieuw optuig en niet veel later het pennetje over dat lullige plompenrandje heen zet. Ook hier snel een aanbeet en nu wel raak. Tweede rondje zelfde beeld, drie stekken niets, bij het hek een misslag en golf, bij plompenrandje weer een prachtexemplaar. Waarom ligt die vis op dit deel van die sloot? Waarom precies op DIE plek? Onderwater geen andere structuur; relatief ondiep water en met enige warmte veel wier. Is het dan toch dat hek en dat plompenrandje? Ik snap er soms helemaal niets van? Ik heb het vaker gezegd; schotel een penvisser een polder voor, negen van tien kiezen op het eerste oog dezelfde stekken. Stekken vooral geselecteerd op wat we zelf, boven water, waarnemen. Al die eerder genoemde onderbrekingen zijn voor ons als penvisser interessant. Kijk, een brede sloot onderbroken door een smalle duiker, hoe je het ook wend of keert die vis moet door die duiker heen wil hij van A naar B komen. Omdat die duiker zo smal is moet die vis ook wel je voer tegenkomen. Op dat brede stuk, aan beide zijden van de duiker is het maar de vraag of de vis die aan de overkant zwemt ooit op jou voerplek onder je eigen kant uitkomt. Dat is het makkelijke aan smalle poldersloten, die vis komt het voer wel tegen. Nu zijn er ook veel bredere sloten en dan moet je dus al aan de goede kant zitten. Niks zo frustrerend als aan de overkant de ene na de andere vis te spotten terwijl op je eigen kant de stekken verlaten lijken te zijn. Nieuw, oud water; hier ben ik lang niet geweest zeg! Water is poepbruin zoals ik het ken, stroomt ook hard, bemaling vol erop. Ik ben vroeg, is nog donker. Omdat ik er vaker ben geweest durf ik wel in het donker te voeren. Lang verhaal kort; verkeerde kant gekozen. Zag er zo aantrekkelijk uit. Natuurvriendelijke oever, veel planten en begroeiing. De kalere kant slechts 1 stek. Daar kwam de enige aanbeet vandaan maar door de dag heen zag ik ook enkel op die kant de activiteit. Zo kan je eigen eerste gedachte je maar goed bedriegen. Waarom deze kant? Geen wandelpad, zou dat helpen? Over de hele lengte wat overhangend riet en meer diepte onder de kant. Zeg het maar, naast die eigenschappen op het oog een veel saaiere kant? Die bemaling is wel een dingetje de laatste weken. De hoeveelheden water die naar beneden zijn gekomen, zijn ongekend. Wat een natte boel. Voor mijn gevoel zijn gehele watersystemen ververst door de hoeveelheid neerslag. Temperaturen zijn ook steeds gemiddeld waarbij vooral het weinige verschil tussen dag en nacht opvalt. Afnemend licht en toch ook echt wel een teruggang van watertemperatuur zullen de vis trager maken maar in de huidige omstandigheden heb ik het idee dat er nog vrij veel rondgezwommen wordt. Die continue bemaling zorgt er al voor dat de vis moet bewegen om stil te liggen, dan wordt er ook energie gebruikt en dus moet er gegeten worden. Dat laatste is natuurlijk veel minder van nature aanwezig. Dagje stadvissen met Hans. Hans uit Zeeland welteverstaan, organisator van de Middelburgse penvisdagen. Ikzelf kon dit jaar niet aansluiten. Op de tweede dag dat iedere penvisser in Zeeland welkom was werd toevallig ook de penvisdag in Gouda gepland. Hans baalde daarvan, wilde graag in Gouda vissen. Komt wel een keer appte ik hem, in de zomer is pennen in Gouda lastig door de hoeveelheid brasem. Ik nodig je wel een keertje in de koudere periode uit. Belofte maakt schuld en zo schudden we elkaar half november in alle vroegte de hand. Zowaar is het een koudere nacht geweest, aangename frisheid. Op pad door de stille stad. Kletsend over penvoertjes, manieren van vissen en al dat soort dingen. Kijk; dat is dan weer interessant; Hans heeft een totaal andere aanpak dan ik heb qua voeren. Altijd leuk om te horen hoe iemand door de tijd heen zijn eigen rotsvaste overtuiging heeft gekregen. Wat een stad om te vissen, elk hoekje ademt "zet je pen neer" uit. Met de voorkennis opgedaan in afgelopen jaren decimeer ik het water zorgvuldig. Toch zitten we al snel op een stek of acht de man. Meer dan genoeg. Het begint taai en traag. Weinig beweging, bijna niets zelfs. Andere Hans komt buren, Hans ontmoet Hans. Nog meer karpergeklets. Over de 89 karpers die op de laatste pendag in Middelburg eruit kwamen maar vooral dat er dan nog steeds een aantal mensen niets vangt? Mensen die ook met tijd en aandacht, naar ik aanneem, hun stekken die dag hadden aangelegd? Precies Die plek (niet). We hobbelen naar nieuwe stekken. Hans hangend op de brug turend naar het pennetje naast de peiler. Ik wees hem die kant aan, voor mij een bijna altijd raak en dus een "op DIE plek" stek. Hans pakt ook de andere kant van de brug; sla ik vaak over, ondieper en eerste paar keer geen vis gevangen. Zal je altijd zien, binnen kortste keren vertrekt daar zijn pen en niet lang daarna een wat verbaasde spiegel op de kant. Iets verderop verzilver ik mijn enige karperaanbeet van de dag. In tegenstelling tot Hans zijn vis heeft deze er zin in. Stoombootje wat niet van stoppen weet. Op de kant een magnifiek exemplaar. Later vangt Hans naast "mijn" peiler nog een tweede karper. Oja, tussendoor een paar brasems. Welgeteld komen de vissen die middag van vijf van de pak hem beet twintig stekken. Stekken kort in de buurt van elkaar. Juist: in DAT gedeelte, op DIE plek(ken). Kleiner maken en decimeren, grote delen water achter je laten omdat het er toch niks is, je richten op daar waar ze liggen. Ook gevaarlijk; het kan zomaar weer anders zijn. In het boekje "Vissen op karper" (1985) heet één van de bijdragen van Nico de Boer "Boerenkarpervissen is 'watersense'. Watersense, interessant woord maar vooral een interessante eigenschap. Het is jammer dat de Boer in het artikeltje uiteindelijk niet heel veel verder komt dan een opsomming van wat, op het oog, interessante stekken kunnen zijn. Dan ben ik weer terug waar ik het een paar paragrafen geleden over had; dat penvissers negen van de tien keer dezelfde stekken, op het oog, aanwijzen. Watersense, en volgens mij bedoelde de Boer dat ook maar komt het in het artikel er niet zo uit, is een verder reikende eigenschap. Het gaat wat mij betreft om voelen en voorvoelen op welk moment de vis op welke plek geneigd zal zijn langs te komen en/of te azen. Het gaat om het verlengen van je blik vanuit die zichtbare obstakels naar de structuren onder water; het in beeld krijgen van die stad, waar ligt het fastfoodrestaurant? Watersense is iets wat sommige mensen vanzelfsprekend hebben, dat is soms zelfs zo vanzelfsprekend dat ze zelf niet weten waarop ze hun keuzes baseren maar wel altijd de juiste maken! Watersense kun je niet vanzelfsprekend ontwikkelen, dat weet ik ook zeker, het kan wel maar lukt niet altijd. Watersense en de manier waarop die karper zijn keuzes maakt, zwemt, navigeert hebben direct met elkaar te maken. Kun je met de continue veranderende omstandigheden je verplaatsen in die onderwaterwereld en nadenken over wat dat van jou vraagt, vraagt qua plek, hoeveelheid aas, soort aas en al die dingen. Niet perse uitgaan van alles wat zich eerder heeft bewezen, misschien soms ook dat wat zich nog niet bewezen heeft? dat verlengen van je blik naar onder water vraagt veel vissen, veel je pen neerzetten en begrijpen hoe onderwaterstructuren zich vormen ten opzichte van, onnatuurlijke of natuurlijke, stroming en obstakels. Waar liggen de kuilen, waar liggen de ondieptes. Waar verzamelt zich bagger, waar is het harde stuk en vooral wanneer heeft de karper waar behoefte aan? Hit or mis plaatsen zijn hierin eigenlijk wel het interessantste; wat zijn de verschillen tussen hit en mis en kun je die koppelen aan gedrag van de karper? Het is een thema wat me bezighoudt. Plekken waar ik vaak vang maar ook zo vaak niet. Wat maakt dat? Na dagenlange regen een drogere dag. Ik ploeter in de ochtend door de modder op het boerenerf en een soppend weiland. Water is stil, bijna in zichzelf gekeerd, wellicht om even tot rust te komen na alle beweging. Beweging van wind en bemaling. Het staat hoog en is bruin. Op de waterkruising zie ik wat troebelere lijnen; gemaal is aan geweest verteld me dat, sediment uit de zijsloten. Ik voer op de plek waar ik weet dat het water stopt, stopt als de bemaling er is. Het water stopt daar omdat het verderop door een duiker wordt heengeperst, kort daarvoor van links en rechts de zijsloten een stroom veroorzaken, de stroom uit de wetering recht tegenover de duiker mindert daardoor. Het is gek, als ik terugloop weet ik dat het hit wordt. Ik voel, ruik en proef het. Vier uur later heb ik gelijk gekregen. Gemaal was aangeslagen, pennetje stond prachtig op dat luwe deel te murmelen, werd soms even opgepikt door de stroming. Veel beweging, lijnzwemmer na lijnzwemmer. Twee keer sla ik mis, twee keer sla ik raak. Ze lagen op de verwachte plek. Tot slot, zo'n blog komt niet vanzelf tot stand. Schrijven, schrappen, herlezen; dat werk. Na weer herlezen twijfel; wat wil ik nu zeggen? Kan ik dat idee van watersense niet wat meer duiden? Wat heeft iemand anders aan hoe ik het hier omschrijf? Tsja, kan niet anders zeggen dan dat dit is wat ik erover kan zeggen, voor de rest kun je het beter zelf ontdekken, exact zeggen hoe en wat leert je geen watersense krijgen!
1 Comment
|
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|