... murmel ik tegen mijzelf als ik terugrij van een aanvoermomentje. Doorweekt is het, het weiland is meer plas dan gras en daarop koersen zeker dertig zwanen rond. Vorige blog sprak ik over nieuw evenwicht, dat woord heeft ondertussen een dubbele lading gekregen. Nieuw evenwicht met de extra tijd die er is en nieuw evenwicht in het vissen tijdens bemaling. Continue worden die polders leeggepompt zonder leger te worden. Een oneindige hoeveelheid aan regen, regen en nog eens regen. Met de nieuwe hengel had ik plannen voor een bepaalde polder. Tegen zekerheid aan grenzende verwachting dat de vis zich rondom een aantal bomenrijen, in een verder kale polder, zal ophouden. Nadeel is dat die rijen aan de overzijde liggen, dus werpen en veel lijn in het water. Geen goede combi met bemaling. De week voordat ik de zwanen in het weiland zie zwemmen met Hans een poging. Voeren op een water waar altijd wel wat te vangen valt en bij een aantal bomenrijen van de andere polder. Tijdens voeren geen bemaling, als we terugkomen wel. Tussendoor vang ik een stapel giebel, Hans giebelt mee maar peutert er ook twee karpers uit, in de polder waar altijd wel wat gebeurt. Zwemmen of niet zwemmen? Dat is waar deze periode over gaat. We hangen tegen het voorjaar aan, dagen worden echt langer en met een beetje temperatuur krijgen die malle karpers dan een zetje en gaan ze zwemmen. Wanneer gaat die vis zwemmen? Dat is dus de vraag. Kijk, als ze niet zwemmen liggen ze, logisch toch? Als ze liggen moet je op de juiste plek voeren, doe je dat niet, dan ben je kansloos. Het opportunistische van meerdere stekken aanmaken in een polder valt wat dat aangaat in de winterperiode wat weg. Als ik terugkom is het miezeren van de ochtend overgegaan in een gestage regenval. Onder aan de dijk is alles zompig, modderig en nat. Ik ploeg van stek naar stek. Geen giebels vandaag. Sterker nog, lijkt op helemaal niets. Alle stekken geven geen leven. De week ervoor naast veel aanbeten ook continue springende karper, nu van dat alles niets. Ik twijfel, doorgaan lijkt gekkenwerk? Als ik dan van de laatste stek teruggesjokt ben naar de eerste, besluit ik toch nog even te gaan zitten. Geen slecht besluit, kort na inleggen een vlotte aanbeet en karper. Toch een tweede rondje en zowaar een tweede vis. Doorweekt maar vooral voldaan taai ik af. Deze polder, met een natuurlijk zeer ruim bestand, is een mooie graadmeter op dat zwemmen/niet zwemmen thema. Hier zul je het verschil snel merken. Logboekje geeft inzicht, ook vorig jaar rond half februari vooral giebel. Nu, op 2/3e van februari karper maar niet zoals het gaat als ze hier echt zwemmen. Weer een week later. Weer eerst naar de polder van de bomenrij. Daar heb ik mijn zinnen echt op gezet. En weer bemaling. Ik had de polder van de giebels en later karper als back-up gezet, baal er wel van. Wil graag met mijn nieuwe hengel vissen maar dan wel op bijpassend water qua stekkeuze en te verwachten formaat vis. In de back-up polder ook bemaling maar omdat ik daar kort onder de kant vis is dat goed te doen. Tijdens het stekken maken een appje van mijn vrouw; brood laten liggen... Wordt het zo'n dag? Nouja, kan het voer even inweken. Thuis gekomen eet ik mijn brood en daarna weer op pad. Als ik terugkom ligt het voer een ruim uur in het water. Al snel beweging op de pen op de eerste stek. Duurt niet lang of hij wordt helemaal plat gelegd en hobbelt rustig met de stroom mee. Ik sla en haak een karper. Zo'n andere manier van aanbijten ten opzichte van de giebels van twee weken terug. Een combinatie van rust en doortastend, dat is karper. Giebel miepelt maar wat rond met dat aas, duurt vaak echt lang voordat ze het echt nemen. Het wordt een gouden middagje. Op alle stekken staat dat pennetje prachtig te huppen, stroming naar links, wind naar rechts. Met regelmaat een onderbreking van het patroon. Zes karpers komen op de kant. De laatste een schitterend exemplaar. Helemaal aan het einde ook nog een giebel. Wat een verschil in twee weken tijd; 6 giebels tegenover 6 karpers. Die zijn duidelijk actief geworden, en dat past in het plaatje van het vroege voorjaar dat we beleven. De polder met de bomenrijen blijft door mijn hoofd spoken. Het weekend na de zes-slag heb ik er mijn zinnen op gezet maar als ik die zondag vroeg eruit stap merk ik dat de combinatie van willen vissen, verder werken aan de inrichting van het aquarium van mijn dochtertje en een verjaardag einde dag aan de andere kant van het land oorlog in mijn hoofd maken. ik zak weg in mijn luie stoel, staar naar buiten. Het is licht aan het worden en alles wijst erop dat het een warme dag wordt. Maar wat niet past, past niet, streep door de visplannen. Geen ramp natuurlijk maar ik hoop wel dat die vissen bij die bomenrijen nog even blijven liggen. Nu ik weet waar ze zijn wil ik er ook van profiteren. Na die lenteachtige zondag valt ook de maandag niet tegen. Als ik na werk richting het water rij om voor te voeren proef ik de lente. Ik voer op deze polder op aantrekkelijke onderbrekingen in de buurt van één van de plekken waar de vis in de winter graag verblijft. Als ze zijn gaan zwemmen perfecte plekken om ze te onderscheppen. Als ik een paar uur later terug ben is de temperatuur behoorlijk gedaald. Gelukkig weinig wind wat zorgt voor een prettige koelte. Heerlijk zo'n avond buiten. Rustig in het, nog steeds, natte gras van stek naar stek sluipen en naar het lichtpennetje turen. Lichtpennetje geeft weinig aan beweging door. Pas op de vierde stek een eerste teken van vis. Mooi stekje, rechts een overstortje waar water uit hoger gelegen sloten de hoofdvaart instroomt. Kleine inham en dan de brede vaart. Ik vis op de plek waar inham en vaart elkaar ontmoeten, op de lichte stroming van het water dat over de overstort vloeit. Er licht veel prut op de bodem hier. Na een serie bewegingen haal ik steeds even op, regelmatig zit de haak vol troep. Wat ligt daar de boel om te ploegen? Beweging valt weg, net voordat ik wil doorstappen zakt het pennetje iets. Komt terug, wordt wat weggedrukt naar de vaart en dan op sleeptouw genomen. Na de aanslag wat gepruttel en dan toch iets wat op een dril lijkt. Uitzetschubje doet zijn best maar komt al snel op de kant. Later die avond een tweede schubje en daarmee een prima visavond. Ook hier is de vis in beweging gekomen, zullen ze in de polder waar ik zo graag wil nog wel bij de bomenrijen liggen? Einde van de week. De vrije vrijdag. Zou het dan gaan lukken? Stralend blauw maar wel een koude ooster. Als ik voor het eerste licht met de hond wandel her en der wit uitgeslagen grasvelden. Niet te vroeg starten maar, boel zal op gang moeten komen. Om 11uur ben ik waar ik al twee maanden wil zijn; de polder met de bomenrijen. Ik zie het direct, bemaling zit er vol op. Ik schud mijn hoofd, wat te doen? Ik loop even heen en weer langs het water, dubbend en denkend. Ik waag het erop. Drie bomenrijen krijgen wat voer. Wel lastig, de maïs moet zeker de afstand die het water diep is van de stek worden gevoerd om op de stek terecht te komen, de kikkererwten niet meer dan een centimeter of twintig (en dus te verwaarlozen) en de 8 millimeter pellets ertussenin. Die vis zoekt het maar uit onder water.
Teruggekomen bij de eerste stek heb ik gezelschap gekregen. Ook dat nog. Ik besluit direct volledig terug te lopen, naar de laatste bomenrij. Daar komt niemand, zeker twee kilometer lopen vanaf hier, groot deel onverhard. Richting half één zit ik als een god in mijn stoeltje. Zonnetje op mijn bol, wind wordt gebroken door de bomenrij en pennetje blijft ondansk de stroming staan. Ik zeg pennetje maar, zeker voor mij, is dit eerder een pen. Hooggeplaatst drijflichaam en drie loodhagels van 0,6gram zorgen dat de boel goed blijft staan. Als het stroomt, altijd kiezen voor een hooggeplaatst drijflichaam. Een laaggeplaatst zal namelijk van het stuitje afgedrukt worden. Al binnen tien minuten krijgt de pen een paar tikken. Het opvolgende uur meerdere lijnzwemmers en opstekers. Er gebeurt van alles onder water. Als ik een keer ophaal om te checken of er geen vuil op de haak zit doe ik dat blijkbaar precies op het moment dat de vis het aas neemt. Bonkige weerstand die direct wegdreunt onder de takken en daar het nodig vind uit het water te springen. De nieuwe twee ponder (Century Armalite) komt direct van pas. Twee soepele halen en de vis is onder de takken vandaan. Vecht wild in het oppervlak. Daarna hangt hij wat tegen de stroming in maar ook daar trek ik hem met de nieuwe stok moeiteloos uit. Niet veel later kan ik hem bewonderen. Kijk, daarom wilde ik hierheen voordat de vis echt gaat zwemmen. Wat een prachtexemplaar. Nieuwe stok voelt ook super, gaat rond maar wat een kracht zit erin; ga ik veel plezier van hebben. Of er moet echt nog een koudeval komen maar vooralsnog lijkt dit mijn laatste "ik weet waar ze liggen" vis van deze 'winter' te worden. Als dit zachte weer aanhoudt heb ik een overdaad aan plannen voor bekende en nieuwe plekken en volgende winter reserveer ik alvast een plekje langs deze bomenrij.
2 Comments
Martin
10/3/2024 02:27:02 pm
Wat is het toch altijd een genot om je blog verhalen over penvissen op karper te lezen Andries.
Reply
Andries Hoekstra
18/3/2024 01:09:01 pm
Hoi Martin
Reply
Leave a Reply. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|