Beginnen waar ik was geëindigd onder de, weer, druipende wilg waar de laatste blog mee werd afgesloten. Toen stond de herfst voor de deur, altijd een goede periode. Nu terugkijkend zie ik dat ik mijzelf voorbij gerend ben, ergens een penvissertje achterlatend in een polder, starend naar een pennetje dat maar niet in beweging wil komen. Vreemd hoe de dingen gaan, wat zet wat in beweging, waar heb je invloed op en waar niet. Vorig jaar sloot ik af met het vooruitzicht dat er minder tijd zou zijn in 2022, een studie naast het werken zou wel wat wegsnoepen van de vismomenten. Daarin voor mijzelf vooral de uitdaging het op visgebied niet te moeilijk te maken, te zorgen dat het vissen een goede ontspannen tegenhanger is voor werk en studie. Na een taai voorjaar waarin de dingen niet vanzelf gingen, ook niet op wateren waar ik dat wel gewend ben, rolde ik qua vissen lekker door 2022 heen. Studie liep ook goed dus al met al soepel te noemen. Rond de herfstvakantie wat plannen om goed het najaar in te knallen. Startend met een stiekeme avond in een polder die me dit jaar heel veel goeds bracht. Een weilandje wat me naar de "achterkant" van het stelsel brengt kan ik in het donker prima overbruggen, niemand die me ziet. Water is zoals ik had verwacht, heel ondiep en een waarschijnlijke holding voor de karper. Na een lange avond met wegschrikkende vissen, missers en dat soort dingen kort voor het stopmoment toch nog een karper. Voelt als voldoening en de aftrap die ik nodig had voor de herfstperiode. Daarna zakt het in, studie vraagt nog wat meer aandacht dan eerder en de momentjes die ik weet te plannen leveren geen aanbeten op. En waar ik vorige blog nog tevreden het aantal maanden noemde waarin ik achteréén zo'n cyprinus in mijn net terugvond, komt ineens het einde van november angstvallig dichterbij. Me in die periode toch ook wel weer wat laten verleiden om niet persé de makkelijkste keuzes te maken. Eerste keer de hond meenemen, een polder waar je altijd vis ziet maar vangen ingewikkeld is, dat helpt dan niet perse. En zo voel ik de tijd om me heen wegglijden terwijl ik zelf liever even stil zou blijven staan. Een rare gewaarwording die een licht onrustig gevoel geeft en me uiteindelijk meetrekt. En in dat meetrekken begin ik over de horizon te kijken, strek me uit om het volgende penmomentje alvast te omarmen. Als het dan zover is heb ik het eigenlijk al beleefd en ben ik terwijl ik ben waar ik wil zijn al bezig met waar ik ergens in de toekomst wil komen. Een molentje waar ik wel vaker in terecht kom, bewustwording is 1, het stopzetten zeker niet 2, daar is wat meer voor nodig. Kan er nu rustig over typen omdat dat wel weer is gelukt en ik hoef er verder ook niet dramatisch over te doen; al met al was het gewoon even een overload aan dingen en dat stopt gelukkig altijd ook weer. Het contact met Hans is intensief, we houden elkaar op de hoogte van doen en laten, voornamelijk op visgebied maar ook wel al het andere. Ergens in de meterslange appconversatie een opmerking die ik toen wel las maar nu op waarde schat: "als het rustiger wordt dan ga je vanzelf weer vangen", en rond de kersttijd kunnen we nu zeggen: "en zo geschiede!". Het afronden van het eerste van de twee studiejaren valt niet geheel toevallig gelijk met het ervaren van wat meer rust en daarmee een mindset die past bij het penvissen. Ik voel meteen het verschil, loop anders rond tijdens het voeren, meer zelfverzekerd maar vooral scherper en gefocust. Penvissen in de avond tijdens de koudere maanden is een dingetje voor me geworden. Kraakheldere nachten, bij voorkeur windstil, met temperaturen tegen het vriespunt aan zijn het mooiste. Er doet zich dan een gek fenomeen voor op plekken die in vergelijking met de rest van het water echt dieper zijn; rollende vis. Ergens half november zo'n nacht op een plek waar een enorm verval is, bijna naar drie meter, voor de polder echt een diep gat. Urenlang zit ik geboeid te kijken naar rollende brasem, zeelt en karper. Iedere paar minuten komt er ergens op de 400 vierkante meter water wel een vis omhoog. Pen staat de hele avond te schudden van de golfjes die de rollers veroorzaken maar bijten ho maar. In een andere polder niet veel daarna zelfde fenomeen maar nu worden de rollers wel gevolgd door aanbeten. Een paar ijskoude vissen vangen op zo'n avond voelt als dikke bonus. Als we daarna december inrollen staat er kou voor de deur. Op de laatste dag voordat die echt invalt ben ik er vroeg uit. Voorvoeren en daarna een paar uurtjes vissen. De wind uit het noorden maakt het bitterkoud. Alle stekken lijken stil. Pas op de laatste krijg ik na ruime tijd wachten wat lijnzwemmers. Het is een plekje dat ik eerder over het hoofd zag. Een versmalling met aan beide kanten beschutting waardoor het water redelijk vrij blijft van wind uit welke richting dan ook. Een eerdere avond zag ik op deze plek, terwijl ik verderop een lichtpennetje naast de brugpijler had laten zakken, de ene na de andere vis het water uitkomen. Mentaal een aantekeningetje gemaakt en nu benut ik die kennis. Het duurt lang en als de pen dan wegzakt is het zo traag dat ik het bijna niet kan geloven. Daarna een oertrage dril en daar waar eerder de tijd om me heen vervloog lijkt ie nu stil te staan terwijl ik in slow motion een knoestige schub dril. Momenten om niet te vergeten, te koesteren. Week erop overal ijspret maar ik vind ergens een open gaatje, even naar dat pennetje turen. Levert geen vis op, wel een prachtige blik op de bevroren polder. Nu is een schijnbaar eindeloze periode van vrije tijd begonnen. Twee weken kerstvakantie zullen naast de gezellige familiedingen genoeg ruimte laten voor wat penmomentjes.
En of de duvel ermee speelt, een week voor die kerst een omzwaai in het weer en een vooruitzicht op een druiligere kerst met hoge temperaturen. Volgens mij is het met kerst altijd nat en warm, in ieder geval voor zover ik me kan herinneren. De nacht voor kerstdag wordt ik wakker, wind is aangetrokken en fluit door de ventilatie. Regen hoor ik niet meer. Ik stap even uit bed, loop naar een andere kamer en zie rusteloze wolkenflarden hard voorbijdrijven, daarachter de heldere nachtlucht. Volgende ochtend eerst de puntjes op de i voor alle kerstfeestelijkheden en daarna een hele dag de polder in. Ambitieus plan, voer in drie systemen. Hierbij kies ik voor plekken die zich zo hebben bewezen dat ik me niet kan voorstellen dat het niet gaat lukken en wat nieuwe plekken om te blijven ontdekken. Als ik terugkom in de eerste polder is de wind wat aangetrokken. Anderhalf uur nadat het voer erin ging staat het pennetje lekker op de golfjes te wiegen. Na een minuut of 30 de eerste lijnzwemmers en al snel een aanbeet. Uitzettertje van vorig jaar, blakende gezondheid en goed gegroeid. Na terugzetten even een check op de lijn en doorvissen maar. Maïs raakt de bodem waarschijnlijk niet eens, heel even staat het rode puntje boven water om meteen weg te zakken. Tien minuten na de eerste vis sta ik de tweede te drillen. Voelt anders, zwaar en traag, vis wil wegkomen maar komt niet op gang. Ik krijg hem ook niet gekeerd en zo ontstaat er een patstelling, grote wellingen en donkere wolken modder laten zien waar de vis met alle macht probeert weg te komen, hij wint, langzaam komt de slip op gang en start er een opmars de sloot in. Als de vis een meter of dertig bij me vandaan is gezwommen en ik hem niet gekeerd krijg, ga ik erachteraan. Net onder mijn arm geklemd, lijn opspoelend volg ik hem. Onkeerbaar, blijft zwemmen, pas na 50 meter stopt het en dan nog wil hij niet meekomen. Door de slip zwemmen lukt niet meer, een log trekken, weer diezelfde patstelling maar nu win ik en in het eindelijk keren van de vis rolt hij zo het net in. Wat een bak, euforie op de kant. Heerlijke start van de vakantie en een passend einde van 2022, hoewel ik hoop dat er komende dagen nog meer in het vat zit. Zo niet, dan ook prima.
6 Comments
Het wordt weer een warme dag. De verwachte sluierbewolking is er niet, zon heeft alle ruimte om ongenadig hard te gaan schijnen. Ik loop op de scheidslijn van het moment dat het nog kan en dat de hoop zal vervliegen. Laatste stek, voer ligt er uurtje of twee in. Twee uur terug in de eerste schemering was het heerlijk. De langere nachten en de dauw op het gras gaven een prettige frisheid aan de gortdroge natuur. Mijn laatste stekje ligt naast één van de weinige plompenveldjes. Net voordat ik voorzichtig het pennetje wil laten zakken zie ik naast een lelieblad een staartlobje wiegen. Vis lijkt ondiep te liggen. Ik besluit gewoon in te leggen maar kan mijn aandacht moeilijk bij het pennetje houden, het langzaam heen en weer bewegende lobje heeft iets uitdagends, eist de aandacht op. Wat doet die vis daar, zo dichtbij het voer maar er niet op? Ineens zakt de staart, pennetje krijgt de aandacht die het verdient, het duurt niet lang en dan schuift hij weg. Is het de vis van het lobje? Grote kans. Vooral een vis van grote waarde, lang geleden dat ik zo'n mooie schub in deze polder ving. Ik begin snel aan de terugweg, bij de voorlaatste stek waren er meerdere karpers actief, na het misslaan op waarschijnlijk een lijnzwemmer verdween de beweging. Er schrok niet zichtbaar een vis weg dus ik voerde dun bij met de hoop dat de activiteit terug zou komen. Aangekomen op de stek leg ik de laatste meters sluipend af. Langzaam ga ik zitten en laat de opnieuw beaasde haak weer zakken. Ik ben in mijn nopjes met mijn aanpak hier. Derde keer dat ik in tien dagen op dit water kom, vorige keren enkel blankvoorn, nu heb ik er geen één. De wissel van maïs als haakaas naar kikkererwten was weer eens doorslaggevend. Ik zie niet de activiteit van eerder, toch ben ik niet verrast als het pennetje even uit het water wordt getild en daarna wegzakt. Na de aanslag een boze polder schub, trekt in één streep meter of twintig lijn van de spoel af, recht onder een zwaar overhangende rietkraag door. Top onder water en rustig trekken maar. Na meerdere harde spurts een nog mooier exemplaar dan de eerste op de kant. Geef er daarna lekker de brui aan, het is wel goed geweest zo. Het manipuleren met aas gaat me steeds beter af. Aan de start van het jaar plaatste ik een paar grafieken in een blog, die lieten een duidelijk beeld zien van de toename van witvisvangsten in juni en opvolgende maanden. Op zich niet verkeerd af en toe een bijvangst maar het moet er niet voor zorgen dat karper de vinnen neemt omdat de stek te onrustig is. Kikkererwten blijven dan een gouden greep. Ik heb het al vaker vertelt maar wellicht goed om te herhalen: ik koop ze droog bij de toko, laat ze 24 uur weken in warm water (wat natuurlijk wel afkoelt) met een flinke hoeveelheid soysaus. Daarna aan de kook brengen en acht minuten aan de kook houden. Het levert altijd schitterend grote en stevige erwten op. Twee op de haak is al een hele hap en door de "al dente" bereiding zitten ze stevig voldoende om witvis gepriegel te overleven. Niet alleen witvis schakel ik ermee uit. Op grotere wateren heb ik met deze combi van aas, en dan laat ik wel maïs volledig weg uit het voer, al twee jaar brasemvangsten voorkomen, terwijl verplaatsende bellenspoortjes wel duidelijk maken dat ze op de stek zijn neergestreken. Genoeg polders waar deze aanpak helemaal niet nodig is. Polders waar het witvisbestand vele malen kleiner is en ondanks het jaar rond met maïs vissen de bijvangsten van brasem en voorn nauwelijks voorkomen. In zo'n polder slijt ik de periode tussen zomer, die dit jaar maar steeds verlengt lijkt te worden, en herfst. Steeds weer nieuwe vooruitzichten van warme dagen en vooral het uitblijven van lekker veel regen en stevige wind uit zuid of zuidwesten. Toch worden de ochtenden anders. Zoals ik hierboven al typte, het later licht worden, wat meer dauw en die aangename frisheid. Wat een heerlijkheid om dan in alle vroegte met wat voer de fiets te pakken en op polderpad te gaan terwijl de rest thuis nog rustig ligt te slapen. In alle vroegte struinen langs de sloten. Hopend op tekenen van leven van vriend karper en her en der een strooiseltje als goedbedoeld ontbijt achterlatend. Soms draai ik de tijd terug als ik op de fiets rustig naar huis rij. Zie ik mijzelf door de weilanden wandelen en verwonderen om simpele dingen, kijken, wikken en wegen. Hoeveel voer? Welke deel van de polder deze keer? Op de terugweg die betrokken blik; zullen ze er straks op zijn gekomen. Een gevoel wat aanzwelt als het daadwerkelijk vissen dichterbij komt. Niet eenvoudig als dan de eerste stekken er geen visje te zien is. Vrij kort op elkaar twee totaal andere ochtenden. De eerste nog in de naweeën van die warme periode met uiteindelijk na veel geduld toch één aanbeet. De andere in de slagregens met een enorme hoeveelheid actie in een korte tijd. Op de beelden is het verschil goed te zien. Ik denk dat dat is wat me het meest bijblijft; het blijft me boeien. Al die jaren dat ik rondloop in 'mijn' polders en nog altijd voel ik dat kinderlijke geluk als ik mijn vallen heb gezet. Kan me er echt over verkneukelen. Plekken die ik door de tijden heen heb zien veranderen en plekken die exact hetzelfde zijn gebleven. Plekken die een plaatsje in mijn hart hebben gekregen en waar ik op ieder hoekje wel een verhaal terug weet te halen. Mensen die je hebt leren kennen in die polders, soms omdat het hun werkgebied is, soms omdat ze dezelfde blik op dat water hebben. Vissen met Michael stelt nooit teleur, hoelang we elkaar niet hebben gesproken, we pikken de draad altijd zo weer op. Tijdens het voeren wisselen gesprekken over thuis zich af met wat we in het water zien. We zien sla, overal drijft sla en we zien de bodem; glashelder is het. Goed dat we pas in het donker starten, de vis zal er zeker wel zijn maar gedekt door het donker voelen we ons zekerder. Het weer is eindelijk echt herfstachtig, stevige wind en af en toe een bui. Resultaat qua vissen valt tegen, ik een karper, Michael een zeelt. Dat doet er op dit soort avonden niet toe, als we na lang tobben en talmen, omdat er nog iets lijkt te bewegen, gezamenlijk afsluiten onder een druppende treurwilg weten we dat het weer goed was. En zo zijn we dan toch wel echt de herfst ingerold. Komende twee maanden zijn wellicht de beste van het jaar? Of dat echt zo is? Bovenstaande schub markeerde weer eens een mijlpaaltje; 36 maanden op rij karper gevangen; is er dan nog een moeilijke of makkelijke periode of heb je met al dat rondgesjouw iets waar nog veel met mist is omgeven enigszins doorgrond? Daaronder ligt voor mij een andere vraag: "zal het ooit gaan vervelen" maar vooral "wat te doen als het gaat vervelen". Ik maak me daar weleens zorgen over; de hoeveelheid aan plezier en andere gevoelens die dat gekke pennen me oplevert zou ik voor geen goud willen missen. Als ik dan teruglees wat ik de afgelopen uren, weken, maanden en jaren aan digitaal papier heb toevertrouwt dan kan ik er in berusten. Berusten en met kinderlijk genoegen een volgend penmomentje plannen; het blijft boeien!
Als ik terugloop over het schelpenpad ben ik diep in gedachten. Ik dacht er een leeg hoofd te halen maar kom juist met een vol terug. Bij het bruggetje kijk ik nog even over het water heen. Windstil en geen kringetje te zien. Ik zucht, hoofd vol twijfel, was het nu wel of niet goed om terug te komen? Bloed kruipt waar... en dan sta je na jaren ineens op de rand van zo'n polderjuweel waar elk hoekje, iedere rietkraag al een verhaal met zich meedraagt. Zijn er nog verhalen over? Als ik laat in de nacht, als het tentfeest kilometers verderop eindelijk verstomd is, over het breedste stuk water tuur glij ik erin weg. Weg in herinneringen over wat ooit was en nu is. Meerdere vissen rolden in de buurt, het gaat nog gebeuren. Als na lang wikken en wegen ik toch besluit dat het er niet meer inzit, ontmoet ik bij het inhalen weerstand, stevige weerstand. Na een dreun op de hengel lost de vis die ik per ongeluk bij het inhalen haakte. Soms ben ik boos, soms berust ik erin. Deze keer is het dat laatste een paar dagen eerder was het de eerste. Wat een warmte, net als je het voor je gevoel een beetje je huis uit hebt de volgende rij aan verstikkende dagen. Wat is er dan beter om ruim voor het eerste licht dat klamme huis uit te kruipen en naar de polder te rijden? Alweer een jaar niet geweest. water met zo zijn eigen charme, kleiner wordend bestand maar wel aantal vissen die de gemiddelde karpervisser doen laten watertanden. Met de langere nachten is het in de ochtend aangenaam fris, dauw op het gras en met de sluierbewolking een trage start. Karperactiviteit genoeg maar vreemd genoeg zit alles wat tegen kan zitten tegen. Een hele vroege wandelaar die dauwtrappen zo serieus neemt dat hij over de volledige oeverlengte kort langs de waterkant trapt, een koppel werklieden die al voor de ergste warmte de scheuren in het fietspaadje wat een meter of dertig van het water ligt repareren, met een kabaal aan gesis door de apparatuur dat alles in een straal van honderd meter vlucht en als klap op de vuurpijl een man die uit het niets met een zinken emmer door het gat in de heg komt stappen. De plek die je alleen weet te vinden als je weet dat het er is en waar net een koppeltje vissen aan kwam zwemmen. "Ik moet even een emmertje water halen voor de periodieke controle van de waterkwaliteit", zegt hij en plenst de emmer zo naast mijn pen het water in. De vooruitsnellende megagolf, gevolgd door de rimpelingen van de emmer, vallen hem waarschijnlijk niet op. Tussendoor los ik de enige aanbeet van de dag. Tsja, er zijn dagen..... Achteraf kan ik er om lachen maar als het dan zo tegenzit heb ik echt het idee dat hogere machten zich tegen me hebben gekeerd; hoe kom je anders zo'n opvolgende trits van idiote gebeurtenissen op één ochtend tegen? Aan de andere kant, als het stapelt in één dag zijn er genoeg andere dagen dat het wel lukt en ook de afgelopen periode zijn er weer meer dan voldoende momenten om met een grote glimlach aan terug te denken. Na mijn laatste blog op vakantie gegaan naar Slovenië, eerste camping direct aan het meer van Bled. Vergunningen zeer ingewikkeld maar ik zie al snel dat er eigenlijk geen controle is. Ik waag het erop, en in het eerste licht zit ik te vissen op een plek die door veel karpervissers als magisch word bestempeld. Vang zowaar ook een karpertje en ben daar heel veel meer dan content mee. Na een fantastische vakantie ben ik ook weer blij in Nederland te zijn. Als ik na een lange rit tegen middernacht de wijk inrij voel ik meteen die tinteling. Onderdruk het een paar dagen maar dan moet het eruit. Lastige is dat er zo'n enorm warme periode aan de gang is. Ik vis een vroege ochtend tot in de middag, zie karper na karper langs zwemmen maar azen ho maar. De dag erna regen en onweer, plak er maar meteen een tweede moment achteraan, vreemd genoeg zie ik minder dan op de warme ochtend. Oja, als je wil zien hoe ik me op de eerste visbeurt in Nederland wapen tegen de warmte, kijk maar even op Hans zijn blog, kwam mijzelf er zomaar tegen en heb met tranen van lachen in mijn ogen zijn blog afgelezen: hansmoolenaar.blogspot.com/2022/08/onder-de-platanen.html Klein knagend gevoel, augustus is hard op weg en ik heb de maand nog niet "verzekerd" met een karper. Rondom de vakantie geeft het doel "iedere maand een karper vangen" altijd onrust in plaats van richting, puur omdat er zomaar een deel van de maand kan missen. Om augustus veilig te stellen vind ik me op een natte avond terug in de knusse polder. Waar ik dit jaar tot nu toe het gevoel had dat de drukte met vissers van afgelopen jaren een negatief bijeffect van corona was is het deze avond ineens weer druk. Eerste aangevoerde stek is al bezet, op de tweede al snel een auto die stopt, jongen die vraagt of ik lang blijf? Ik antwoord dat ik er net ben en nog wel even blijf. Auto wordt geparkeerd, regen stroomt door. Na een tijdje komt de knul weer even langs, of hij wel verderop zijn hengels mag plaatsen? Heb ik geen moeite mee. Niet veel later komt zijn maatje op de fiets aan. Of ik een parapluutje wil lenen, sla het beleefd af. Blijken vriendelijke knapen, ze geven me de ruimte ik hun daarmee ook. Of ik nog wil bijvoeren en terugkomen, zij hebben toch de hele nacht? Ik sla het vriendelijk af, ga lekker je gang jongens. Ze vertellen wat over hun ervaringen op het water en andere plekken in de omgeving. Eén van de twee noemt een voor mij bekende polder waar ik al jaren niet meer kom, vanaf die avond sluimert de schelpenpad polder weer in mijn frontale kwab rond. Ik fiets door naar mijn laatste stekken en kom in een viswalhalla, op een wat afgelegen deel van de polder liggen meerder karpers zeer actief te azen. Duurt niet lang en dan sla ik op de eerste vast. Vreemd genoeg voor de tweede keer in korte tijd direct na de aanslag een lijnbreuk? Achteraf ben ik ervan overtuigd dat het schuim en gepriegel op een eerdere stek van kreeft was en die gluiperds de lijn hebben beschadigd, zal niet de eerste keer zijn maar in deze polder een nieuw fenomeen. Helaas, nu ook hier dus. Gelukkig krijg ik een herkansing en met trillende vingers schuif ik na een lange dril het net onder een spiegelkarper. Vreemd genoeg zorgt de vangst niet voor de rust in mijn hoofd die ik had verwacht, nee het tegenovergestelde gebeurt; ik heb een niet te stuiten visdrang, ik sta op scherp. Werk is nog rustig, opleiding niet begonnen. Dag na de avond in de knusse polder stop ik bijtijds met werken en duik de polder in. De aanblik bij de start is veelbelovend. Veel activiteit onder een broeierig wolkendek. Na het rondje voeren breekt het wolkendek open. Blauwe lucht en een stralende zon. Vis reageert direct, bijna geen activiteit meer te zien. Op de laatste van zeven stekken zit ik te bedenken of er nog een list is te verzinnen, snel nog naar een andere plek verkassen of hier blijven? Er komt een golfje aanlopen, meter of tien bij de stek vandaan begint een vis in de kant te happen. Als hij doorzwemt komt hij het voer tegen. Traag komt het walmen steeds dichterbij. Als het in de buurt van de stek is stopt het, niet veel later komen er wat wellingen rondom de pen omhoog. Waar er eerst niks anders dan tikjes van witvis was te zien staat de pen nu te dansen. De aanbeet volgt al vrij snel. Bij het terugvissen van de stekken lukt het ook nog om een klein spiegeltje te vangen door het aas in zijn bellenspoor te laten zakken en ben ik meer dan tevreden hoe de middag verlopen is, vislust zakt de dagen erna ook wat weg. Augustus is veilig gesteld, laat het najaar maar komen. Maar dat najaar komt niet, het blijft mooi weer. Weinig wind en al helemaal geen najaarsbuien. Op één van de weinige frissere dagen duik ik een polder in met een groot bestand. Kijken of met groter aas er te selecteren valt? In de ochtend heb ik al gevoerd, voor mijn doen grote ruime voerplekken. Iedere stek is het raak en ja er valt te selecteren want zolang ik met twee kikkererwten vis vang ik geen giebel of karper onder de veertig centimeter. Overstappen naar maïs zorgt direct voor giebel of kleine karper. Volgende stap is enkel voeren met kikkererwten, maïs helemaal weglaten, kijken of de top van het bestand dan eerder op de stekken komt? Toch voelt het niet als een geslaagde dag meer als opvulling in afwachting van het najaar, opvulling om contact met de onderwaterwereld te houden en te kunnen schakelen als het herfstig wordt.
's Avonds droom ik van dat najaarsweer, stevige wind uit het zuidwesten, bewolkte luchten met zo nu en dan een bui. Plekken waar de pen stuitert op de golven en dan erin weggetrokken wordt. Kan wat mij betreft niet snel genoeg komen maar het lijkt erop dat het voorlopig bij dromen blijft.... Op handen en knieën zit ik in het weiland. Regen stort zonder enige pardon over me heen. Grote druppels, die overal belletjes op het water veroorzaken. Ik knijp met mijn ogen om te zien of het bellenspoortje wat ik tegenkwam er nog is. Ja, een trosje bellen komt omhoog, centimeter of twintig van de pen af. Voorzichtig pak ik vijf maïskorrels en gooi ze één voor één in de buurt van de pen. De oranje antenne die de hele ochtend, vanaf het eerste licht mijn aandacht heeft gehad, staat weer centraal in mijn klein geworden wereldje. Weer wat belletjes, pen krijgt een slinger, staat hoger dan daarnet? Voorzichtig haal ik op, voel een beetje weerstand, waarschijnlijk is de haak in een waterplant terechtgekomen. Voordat ik weer inleg eerst kijken, belletjes zijn er nog, inleggen in de buurt maar niet te dichtbij en wachten maar weer. Startend aan zo'n dag had ik nooit kunnen bedenken dat ik op handen en knieën in de continue regen zou eindigen. Sterker nog, als rond een uur of vier de wekker gaat snap ik even niet wat er aan de hand is. Als ik wakker ben weet ik het weer, een vroege ochtend in een na de warme dagen fris geworden polder. Er is weinig nodig om me in beweging te krijgen. Plan is al gemaakt, drie polders die in de buurt van elkaar liggen. De eerste heel dun aanvoeren, dan naar de tweede en iets meer voeren. Vissen op de eerste, dan naar de derde om te voeren, vissen in de tweede, enzovoort. Omdat ik de plekken goed ken durf ik het aan om in het donker te voeren zodat ik bij het eerste licht kan starten met vissen. In die eerste polder ligt het voer dan een uurtje in het water, vrij kort en daarom heb ik dus heel beperkt gevoerd. Als ze langszwemmen gaan ze erop en zal ik het heel snel merken. Als ik start op de eerste plekken alleen gewiebel en gepriegel van kreeftjes. Kleine belletjes en aangevreten maïs. Polder na polder nemen ze over, ben benieuwd hoe het er over een jaar of vijf uitziet, ben bang dat ze dan overal in grote getale aanwezig zijn. Derde stek is een brugstek, ik hou van brugstekken, lekker over die reling hangen terwijl je het pennetje naast een peiler plaatst. Het oranje steekt scherp af tegen het beton. Binnen een minuut zakt de pen iets weg, wordt opgestoken tot hij plat ligt en verdwijnt dan met een rotvaart onder de brug. Meestal is aanslaan een overdachte keuze, heel soms een instinctieve reactie, deze keer is het de laatste. Hengel vouwt direct dubbel, 14 voet carbon wordt met een niet te stuiten kracht onder de brug door kromgetrokken, lijn vliegt van de slip. Ik ben echt even overdondert, kan met moeite voorkomen dat de lijn contact maakt met het brugdeel waar ik op sta. Gelukkig is het een kort schot. Niet veel later zeilt de vis onder de brug vandaan, wil wel maar kan niet echt meer. Ik klauter van de brug af op de kant, waar het schepnet al klaar ligt, en schep de vis. Zo, de dag is van start! Zo'n start is ook ingewikkeld; aan de ene kant een bepaalde ontspanning want je hebt al wat maar het geeft ook verwachtingen. In de derde polder op de eerste stek lijken die verwachtingen waar te worden. Pen wordt binnen de kortste keren weggesjord. Na de aanslag weer direct grote druk, hengel steeds krommer maar de slip komt niet op gang. Snel een blik naar de molen; lijn zit vast achter de hendel. Snel twee stappen meelopen, ruimte maken en de lijn erachter vandaan halen, meteen daarna de bevrijdende slip. Er volgt een worsteling in de plompen, het is een korte, hoog gebouwde schub. Ondanks de plompendans lukt het de vis te temmen, ligt schepklaar maar doordat ik moest meelopen om ruimte te geven ligt het net niet naast me. Ik probeer terug te lopen terwijl ik de vis door de plompen loods, hij heeft er andere ideeën over en start de tweede ronde. Geeft mij wel de gelegenheid iets terug te schuiven naar het net, maar de vis keert en ramt weer bij me vandaan, krult om een plompenrand, draait 180 graden en wil op me afkomen. Weer snel meelopen, draad om de plompenrand heen halen en voorzichtige druk houden. Boeltje zit vast, op zo'n korte lijn dat de vis niet meer op gang kan komen ik zou hem kunnen scheppen maar nog steeds heb ik geen net in de buurt. Niet veel later lost de haak. Oeh, wat ben ik boos, heel even maar wel heel erg. Ik voer bij en loop de rest van de stekken af. Nergens op de stekken beweging, wel op andere plekken. Ik voer wat op een plek waar ik een aantal keer vis zie rollen, dan terug naar de stek waar ik de schub loste. Blijkbaar een populaire plek, want weer snel een aanbeet. Ik sla mis en staar de boeggolf na. Het zoet van de goede start wijzigt langzaam in zuur... Ik besluit terug te lopen naar de net aangevoerde plek. Nog even proberen, door de regen ben ik behoorlijk doorweekt, ik voorvoel dat binnen nu en een half uur ik verlang naar een warme douche en een goede kop koffie. Op de nieuwe plek niets maar iets verderop een bellenspoor. Met het opnieuw inleggen staat de pen weer zoals verwacht, waardoor ik vrij zeker weet dat het aas vrij ligt. Bellen komen weer omhoog, nu links achter de pen, tegelijkertijd springt er rechts achter de pen een spiegelkarpertje. Niet veel later een niet te missen opsteken, zoet werd zuur, zuur werd lichtzoet. Tussen de mooie start in de eerste polder en het tumultueuze einde in de derde is het in de tweede polder stil. Wat gepluk van voorns maar weinig activiteit van karper. Toch gek, vooraf had ik het idee dat juist de tweede polder de vis zou gaan opleveren, dat is namelijk het beeld van de afgelopen maanden. De samen dagen met Michael blijven de dagen met een gouden randje. Rond een uur of acht hebben we afgesproken en na een slingertocht, door weilanden aaneengesloten door looplanken en bouwvallige hekken, om stekken te maken starten we rond een uur of tien met vissen. Helderblauw en steeds warmer, bijna windstil. Geen ideale situatie. Hans komt even buurten, heeft in een nabijgelegen polder zijn vallen geplaatst. Als de dag al ver gevorderd is en het turen naar het oranje meer een excuus lijkt geworden om buiten te zijn in plaats van een van verlangen voltrokken ritueel wordt de pen voor de zoveelste keer weggetrokken. Ik verwacht de zoveelste voorn maar ontmoet echte weerstand, toch nog dus. Juli is een echte zoet en zuur maand. Om allerlei redenen voor mij altijd een ingewikkelde periode om wat te vangen, statistisch gok ik de maand dat ik de meeste vis los of verspeel door draadbreuk. Planten rijkelijk aanwezig, vissen in topconditie. Door de hoeveelheid aanwezig natuurlijk voedsel ook de maand waarin ik vaker dan anders heb gezien dat mijn voerplekken volledig genegeerd worden. Als laatste de maand met veel licht, vaak weinig wind en warm weer, geen visweer, vroeg starten of laat eindigen helpt maar is geen garantie.
De dagen dat het wat koeler is, harder waait (ongeacht richting) en er bewolking is maken voor mij meestal het verschil. Nu zeg ik bewolking maar eigenlijk bedoel ik delen water waar de zon nog niet opstaat, bewolking helpt maar schaduwrijke plekken zullen ook over de hele dag heen productief kunnen zijn, zeker als de wind er lekker opstaat. Zo richting mijn zomervakantie maak ik ook vaak weer de tussenstand op en ik krijg altijd een soort gejaagd gevoel om nog een aantal polders te bezoeken. Misschien is urgentie een betere term dan gejaagd maar het voelt hetzelfde. Een kleine polder die me dit jaar geen windeieren heeft gelegd wil ik een keer in eerste licht bevissen, kom er eigenlijk altijd alleen maar 's avonds. En zo kruip ik maar weer eens in alle vroegte mijn bed uit, wil niet te lang vissen dus neem een weinig aan voer mee. Klein kwartiertje fietsen en ik sta aan het water. Zoals ik al een beetje hoopte zijn er een aantal ondiepe delen die 's avonds vaak visloos lijken maar nu duidelijk azende vis laten zien. Als ik een krappe tien minuten na voeren mijn pen op zo'n stek laat zakken krijgt het aas geeneens de tijd naar de bodem te zakken. Een klein spiegeltje zorgt voor een hoop kabaal op het stille water. Daarna gebeurt er iets wat ik vooralsnog onverklaarbaar vind, misschien moet ik het ook niet verklaren maar dat zit toch een beetje in de aard van het beestje. Hoe dan ook, het volgende gebeurde: Op een stek bij een duiker staan de schuimbanen op het voer. In ieder geval twee vissen ploegen de boel om. Omdat ik zo snel na het voeren ben begonnen met vissen, voerde ik heel weinig. Op de meeste plekken niet meer dan dertig voerdeeltjes van een mix van maïs, kikkererwten en 8 millimeter pellets. Na een half uur naar het steeds doorgaande geschuim te hebben gekeken begin ik te twijfelen, waarom geen aanbeet. Toch nog maar even wachten, duurt zeker nog een kwartier maar dan is er eindelijk een aanbeet. Ik sla vast en direct komt de vis omhoog, een brede rug komt door het wateroppervlak, en deunt daarna naar beneden, heel even loopt de slip en dan breekt de lijn. Sprakeloos kijk ik de golf na, ben wel wat gewend maar dit was een monster, waarom nu voor het eerst in hele lange tijd een draadbreuk? Ik voer een klein beetje bij, wellicht twintig voerdeeltjes en loop langs de andere stekken. Daar is geen activiteit. Als ik terugkom bij de duiker staat het schuim er weer op. Niet veel later vang ik een klein schubje. Weer voer ik minimaal bij, weer maak ik een rondje langs de andere stekken en weer staat het schuim op de stek bij de duiker als ik er langskom. Nu al snel een spiegel. Terwijl ik hem terugzet komt het volgende schuimspoor op een meter of tien achter de stek aanlopen, recht de stek op en niet veel later de volgende spiegel. Nadat die weer zwemt alweer schuim en nu een zeelt. Daarna is het over, zon komt over de bomen, het water wordt stil. Als ik terugfiets denk ik na over wat er is gebeurt, ik heb bijna vijf uur lang gevist, heb in totaal ongeveer 70 voerdeeltjes op de stek gevoerd, dat was voldoende om tijdens die vijf uur vis continue actief te houden, vaak zelfs meerdere vissen tegelijk? Dat de vis hongerig was is overduidelijk, de normale schroom die zo bij de karper hoort leek er niet te zijn maar wat me vooral dwarszit is hoelang de vissen met het weinige voer bezig zijn geweest? Geeft maar weer eens een totaal andere blik op hoeveelheid voeren en hoelang daarna de vis nog actief kan zijn op dat voer. Wat dat aangaat is er zoveel wat we nooit zullen verklaren, wat ik enkel kan is het te absorberen als weer een ervaring die me rijker heeft gemaakt. Hoelang is het geleden? Tien of elf jaar? Toch lijkt er weinig verandert. Bovenloop van de vaart in verbinding met de rivier, de bovenloop die water stort in een plasje, plasje dat met een duiker onder de weg door in verbinding staat met de benedenloop. Ik wilde er wel weer eens naar terug. Gek dat na zoveel jaar zo'n polder ineens mijn hoofd in komt wandelen, was wat in het vergetelhoekje geraakt maar echt vergeten doe ik niet. Ik loop naar de plek waar de bovenloop water stort. Met gebulder komt het water naar beneden vallen, perst zich tussen twee betonnen muren door het plasje in. Direct na de betonnen muren wat lelies die nooit stilstaan, altijd meedansen op de eeuwig aanwezige stroming. Ik zie twee karpers liggen, één mooie en een exemplaar van de buitencategorie. Fluit zachtjes tussen mijn lippen door. Hoe dit aanpakken? Ik maak een weinig rumoer, de vissen moeten rustig wegzakken, niet schrikken. Lukt! Ik strooi als ze uit beeld zijn wat voer. Een ruime twee uur later ben ik terug, kloppend hart en een hoofd vol verwachtingen. Er ligt karper op de stek, stofwolken en wellingen. Met trillende handen laat ik het boeltje zakken. Na een minuut of tien komt er een schim omhoog, pen komt mee. Het is de vis van de buitencategorie. Ik zie het draad nog naar beneden lopen, hij heeft het aas niet genomen. Een lijnzwemmer. Vis zakt weer weg en verdwijnt daarna. Ik blijf nog lang en als dan uiteindelijk de pen toch nog vertrekt is een zeelt de boosdoener. Dat was alweer een jaar geleden maar het is zo'n moment wat ik op ieder moment van de dag paraat heb, kan het filmpje zo frame voor frame voor mijn ogen opnieuw afdraaien. Dit jaar half mei terug, bedompt weer met in de loop van de avond wat regen. Op dezelfde plek staat binnen de kortste keren een grote oranje staart op mijn stekkie te roeren. Na aanleggen maakt de staart nog één rondje, daarna foetsie. Nu levert het hardnekkig doorzetten een brasem op. Ik laat het water weer even. We gaan hard richting de zomer en ik probeer me vooral te richten op polders waar ik het gevoel van alleen op de wereld te zijn kan hebben. Een eerste half jaar combi van werk en opleiding zorgt voor een wat vermoeid gevoel en dan vind ik mijzelf het liefste terug in een oneindige groene zee, verstoken van andere mensen en vissers. De eerste dag van juni ben ik weer op zo'n plek. Eind lopen maar dan heb je wel wat. Een prachtige put middenin de weilanden. De wind is lekker stevig uit het westen maar de bewolking lost helaas in de loop van de avond op, wat overblijft is een volkomen blauwe lucht en een stralende zon. Niet mijn favoriete weertype, zeker niet in juni. Als al twee zeelten mijn net van binnen hebben gezien, kort voor zonsondergang weer een aanbeet. Een vis die zo enorm sterk is dat ik volkomen verbaasd ben als er een minikarpertje uitkomt, had echt gedacht minimaal een vis van een pond of twaalf te hebben? Wat mooier dan in het laatste zonlicht te poseren met zo'n kleine druktemaker, omgeving maakt het nog wat mooier. Het heeft iets puurs, zo'n visje die waarschijnlijk geboren en getogen is vangen in een polder die al in boekjes van heel lang geleden als paradijselijk werd betiteld. Magie! Ondanks het voornemen om het naast alle studieperikelen het vooral zo eenvoudig als mogelijk te houden, begint het begin juni toch te kriebelen. Start met een onbestemd gevoel, het niet kunnen bedenken van op welke plek ik zou willen vissen. Plekken komen langs maar nergens kan ik een mentaal vinkje achter zetten. Dan maar is wat plekken bezoeken die ik al lang op het oog heb, al wel eerder heb bekeken. Voor mij is het van belang dat ik een klik met een water voel. Het is vooraf niet altijd vanzelfsprekend in te vullen of dat wel of niet gebeurt. Plekken die op het oog voor de klik zouden moeten zorgen kregen het niet en vreemde, onooglijke watertjes waar de meesten hun neus voor ophalen kregen het wel? Dan is er ook nog het inwisselen van verschillende plekken door de jaren heen. Klik bij de categorieën maar eens op "schelpenpad", watertanden kan ik bij de vissen die dan langskomen. Toch kom ik er niet meer, wijzigingen in die polder maakte dat ik me er niet meer op mijn gemak voelde. Misschien moet ik er weer eens gaan kijken, is na een aantal jaar herinrichting de magie weer teruggekeerd? Op een natte tweede Pinksterdag maar is zo'n, al een tijdje op het oog" plek bezocht. Ik heb hem aangevinkt als potentiële "bulkt van de vis" polder en bij het voerrondje blijkt dat te kloppen. Een brede wetering die kruist met de sloten die tussen de weilanden lopen. De sloten langs de weilanden liggen vol met karper. Niet alleen kleintjes, zie een paar heel behoorlijke exemplaren. Nieuwe polder maar aanknopingspunten zijn eigenlijk altijd wel hetzelfde. De hoeken waar de hoofdwetering de sloten ontmoet zijn voor vandaag de plek. Veel verkeer van in- en uitzwemmende vis dus dat komt wel goed. Als ik begin met vissen valt de diepte van de brede wetering erg tegen. Zelfs richting het midden maar een centimeter of vijftig, onder de kant soms maar twintig centimeter? Ik heb het niet zo op heel ondiep water, sneller lijnzwemmers, karper komt minder tot zijn recht bij de dril, vis supersnel verstoord. De karper doet het die middag prima. Vang er een paar van waarschijnlijk het gemiddelde slag. Kom in die zijsloten een paar echte beren tegen. Weet niet zeker of ik terug ga komen. Die klik waar ik het over had is er nog niet maar dat kwam wellicht ook door het slechte weer. Een paar dagen later weer een "nieuwe" polder. Ook deze ken ik al heel lang. Ieder jaar neem ik me voor er heen te gaan maar het komt er gewoon nooit van. Nu pak ik een hele vroege ochtend. Ook een water waar ik me van afvraag of de klik gaat komen. De dijk langs de vaart is mooi maar de mooist bevisbare delen liggen langs het dorp. Niet helemaal mijn ding om zo in de bewoonde wereld te vissen. Als ik er dan voor kies dan vaak stadswater, dat heeft dan wel weer echt zijn charmes. Omdat ik voor het eerste licht start heb ik de eerste uren geen last van mensen. In tegenstelling tot de polder waar ik op tweede Pinksterdag was is deze lekker diep onder de kanten. Stekken maak ik op plekken die voor mij logisch lijken. Voor een rietkraag, voor een inham in de bijna overal aanwezige plompen, kort voor een versmalling van de vaart. Plekken waarvan ik boven water denk te kunnen herkennen dat er onder water een andere dan gebruikelijke structuur is. Al tijdens het eerste rondje wordt het pennetje abrupt weggetrokken en in het eerste zonlicht van de dag dril ik een spiegelkarper. Vanaf dat moment gaat het snel, volgende stek een traag verplaatsend bellenspoor. Pennetje dat eerst even wat heen en weer waggelt tussen die bellen, dan traag omhoog komt en wegzakt. In het heldere water kan ik de vis tijdens de dril goed volgen. Het is een hele mooie schubkarper die na een tam begin het gas erop zet. Keer op keer wegzwemmend, kop naar beneden. Bij één van de vele pogingen gaat het mis, de haak lost. Ik ben er goed ziek van want het was echt een mooie vis. Stek erop is het weer binnen vijf minuten raak, weer een schub maar wel een beduidend kleinere vis. Pleistertje zeg maar. Daarna komt de stroom aan hondenuitlaters op gang. Zoals ik had verwacht valt het water op dat moment stil. Ook met deze plek nog niet die directe klik. Ik gok dat er in het weekend intensief gevist wordt, waarschijnlijk vooral statisch. Ik denk dat het najaar, als het vroeg donker wordt heel leuk kan zijn, dan wel de doordeweekse dagen om het water niet teveel te hoeven delen met anderen. Afgelopen weekend weer dat onbestemde gevoel, de drang om te gaan maar niet goed weten waarheen? Weer een scala aan polders die in mijn gedachten passeren. Veel vallen af omdat ik wel weer echt zin heb in dat echte, pure poldergevoel. Uiteindelijk kom ik uit bij de polder waar ik deze blog mee startte. Ik twijfel er nog wel lang over, zelfs nog als ik om half vier mijn bed uitstap om op pad te gaan. Wat de doorslag geeft? Geen idee? En als ik er dan net voor het eerste licht aankom weet ik dat het een goede keuze is geweest. Hier is rust en stilte, hier wil ik zijn.
Stekken op de plekken die ik elf jaar geleden leerde kennen. Kan me niet voorstellen dat de voorkeuren van de vissen anders zijn geworden? Toen vond ik dit een moeilijke polder. Ik ving er bijna nooit wat. Als ik er karper haakte verspeelde ik ze er vaak. Weet nog een ochtend dat ik ondanks kakelverse lijn zonder enige aanleiding twee vissen verspeelde door draadbreuk? Hierom ben ik wellicht de karpers die hier zwemmen bijna bovennatuurlijke gaven gaan toerekenen. De gebeurtenissen van vorig en dit jaar dragen daar aan bij, alsof ze een nog sterker zintuig hebben voor gevaar dan alle soortgenoten in de omliggende polders? Ik start bij de onderdoorgang onder het weggetje door. Door de continue watertoevoer uit de bovenloop wordt er altijd water door de buis geduwd. Daar waar het eruit komt is een kuil gesleten, in de ochtend kwam ik daar vaak groepjes karper tegen, deze ochtend is het niet anders. Ik heb net naast het stroomnaadje gevoerd, pennetje staat heel rustig, twintig centimeter naar rechts komen de wellingen van de stroming omhoog. Met regelmaat verraden de aanwezige karpers zich. Er zijn vaste routes die ze volgen en het duurt niet lang voordat de eerste mijn stek tegenkomt. Iedere keer vanaf dezelfde positie een verplaatsend bellenspoor over de stek heen. Vreemd genoeg volgt er geen aanbeet. Ik ga zo op in deze stek dat ik de rest van de stekken vergeet. De keren dat de bellen wat lang wegblijven voer ik wat losse korrels maïs bij, iedere keer zijn de bellen dan snel weer terug. Zo nu een dan een lijnzwemmer maar geen aanbeet. Ik verplaats me even naar de andere kant van de buis, de ingaande kant. Binnen een paar minuten een brasem. Bijvoeren en weer terug. Bij de uitgaande kant weer hetzelfde patroon, duidelijk azende karper maar het haakaas wordt niet gepakt. Na een half uur ineens een aantal kolken en een boeggolf die traag steeds verder wegloopt. Blijkbaar is de vis ergens van geschrokken. Zon is ondertussen al een tijdje op. Ik twijfel, zal er nog een kans komen? Blijven zitten of toch even de stekken die ik tot nu toe heb gelaten langslopen? Ik kies voor het laatste, voer wel even twee handjes voer bij op deze plek. De stekken langs de vaart geven geen sjoege, behalve de laatste, meteen weer een brasem. Ik sjok terug door het weiland. Ergens het gevoel dat de kansen voor deze ochtend geweest zijn. Terug bij de wateronderdoorgang begin ik bij de ingaande kant. Daar gebeurt niks meer. Als ik ga staan en me omdraai zie ik dat de bellen op de plek waar het water uit de buis komt weer terug zijn. Ik schuifel naar die kant toe. Met de hoger gekomen zon is duidelijk te zien dat er grote stofwolken op de stek staan. Net als ik wil inleggen maakt er zich een schim los uit de stofwolken, de karper zwemt mijn richting uit, ik bevries. Gemoedelijk draait hij een rondje en zakt weer de stofwolken in. Belletjes zijn direct weer terug. Voorzichtig leg ik in, ruim achter de belletjes om de vis niet te verstoren. Ik weet het niet zeker maar ergens heb ik het idee dat de vis die ik zag zwemmen dezelfde was als de buitencategorie vis van vorig jaar? Nog een keer komt de vis los uit het stof, in het heldere water kan ik iedere schub tellen, ben doodsbenauwd dat hij schrikt. Weer laat hij zich op de stek zakken. Na een paar minuten begint de pen te schokken om daarna weg te zakken. Ik heb in mijn hoofd twee scenario's bedacht voor de dril. Er staan hier veel plompen en het zal geen eenvoudige klus zijn. In het eerste scenario lukt het om de vis op een strak afgestelde lijn in de directe omgeving van de stek af te drillen. Hengel hoog houden en kop steeds proberen hoog te trekken. In het tweede scenario gaat de vis door de slip heen en bereikt de verder weg gelegen stevigere plompen, dan gaat de slip lichter zodat hij er "doorheen" kan denderen, als het lukt kan ik daarna de vis via het weiland achterna lopen. Na de aanslag is snel duidelijk dat het scenario één wordt. De vis pakt een paar meter lijn maar ik weet met vol in de hengel hangen en het betere trekwerk het tot een minimum te beperken. Na een hele stevige worsteling tussen de plompen en andere waterplanten geeft de vis het op. Wat een schitterend exemplaar. Over the moon, dat is het gevoel dat het geeft en wat ik de komende week bij me zal dragen. Net nadat ik haar heb teruggezet komen de eerste wielrenners en wandelaars over het polderweggetje aan, tijd om te stoppen. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieƫn
All
Archieven
May 2024
Contact: [email protected]
|