Hoe moeilijker een water te bereiken is, hoe beter. Een plek die ik al lang op het oog had, al zeker een jaar of twee maar het kwam er nooit van. Geen enkele manier om in de buurt van het water te komen met de auto, prima ik wandel wel. De avond ervoor die tinteling, wat zal ik aantreffen? Onrustige nacht en toch snap ik er even niets van als de wekker gaat. Niet veel later op pad. Kwartiertje rijden, kwartiertje lopen. Daarna schuifelen over een hele smalle kade, links vang ik tussen de bomen door glimpen van de plas op, rechts de wetering. Ondiep, troebel en vol beweging. Ik heb getwijfeld hoe ik het wilde aanpakken, oppervlaktevissen, op zicht azende vis aanleggen of toch gewoon van voerplek naar voerplek. Ik kies voor het laatste, ben er het bekendste mee en de andere twee manieren kunnen ook voor onnodige onrust zorgen. Als ik wandelend tussen stekken overduidelijk azende vis tegenkom kan ik altijd mijn aasje nog in de buurt leggen. Vijf stekken op plekken waar ik zeker weet dat de vis er langs moet komen als ze zich verplaatsen. Als ik start met vissen klimt de zon net omhoog. Ik zit en geniet. DHet wordt een lastige ochtend, vis komt op zich op het voer maar blijft er niet vanzelfsprekend op hangen. Tijdens eerste rondje sla ik één keer op een lijnzwemmer en mis daarmee een vroege kans. De vis laat duidelijk zien wanneer ze azen, brede bruisstrepen trekken ze. Ook is er kleiner bruis, waarschijnlijk kreeft, twee van die minispoortjes die zich traag verplaatsen. Als dan je pen ook langzaam aan de wandel gaat weet je wel hoe laat het is. Tweede rondje, ik zie van verre al dat de laatste stek wit is van het schuim. Ik sluip langs de kade. Op enige afstand van de stek komt er een partij bellen omhoog om eng van de worden. Voorzichtig leg ik in. Walmen en bellen gaat door, loopt wat verder weg van de stek. dan stopt het, een massieve schub komt omhoog, hapt wat aan het oppervlak en aast daarna vrolijk weer op de bodem door. Wat een vis, ik kon hem goed zien, niet eens heel lang maar de breedte imponeerde. Ik twijfel, pennetje tussen het bruis laten zakken of afwachten? Ik kies voor het laatste, kan me niet voorstellen dat de vis nog niet op de stek is geweest. Hij stelt mijn geduld op de proef maar maakt uiteindelijk een ruime bocht en komt van rechts op mijn stek afglijden. Ter hoogte van het aas remt hij af en dompelt wat voorover, een gele staartlob waaiert traag in het luchtledige. Vis komt weer omhoog, pen komt mee, door de lijn gezwommen of aas in zijn bek? Vis draait, pen volgt. Dit moet raak zijn, de aanslag is een eruptie van alle opgebolde spanning van het afgelopen kwartier en een enorme anti climax; mis. Vis geeft een wat hardere staartslag en verdwijnt. Half uurtje later toch nog een nieuwe kans en een aparte gast op de kant, best grappig maar vanuit totale context vind ik het maar zuur. Als de zon hoog is gekomen valt de activiteit weg. Ik loop terug naar de auto en kom op de laatste stek weer zo'n schuimbad tegen, wordt dat de herkansing? Worpje van een meter of zeven, tegen de zon in probeer ik te zien waar de vis aast. Worp is net te ver, ik til de pen snel iets terug. Blijkbaar verplaatst op dat moment de vis want het aas valt op zijn kop, een grote golf en brede schuimbaan lopen weg. Ik had het weer voor geen goud willen missen, lang geleden dat ik echt een krop in mijn keel voelde, die spanning als je zo dichtbij die vis kan komen. Het is de afgelopen weken een thema geweest. Heb meer vissen gevangen door gluiperig een aasje bij ze te laten zakken dan dat ik aanbeten op voerstekken kreeg. Past bij het seizoen, overdaad aan voedsel aanwezig en in toenemende mate waterplanten waartussen ze tijdenlang op de vierkante decimeter alles uitkammen. Was ook de bedoeling om rond juli weer is wat polders te verruilen. Twee polders in de buurt, zelfs op de fiets zijn de dichtstbij gelegen plekken in tien minuten te bereiken. Perfecte plekken om na werk rondje met de voerdoos te maken en paar uur later terug te komen. Ondanks de witvis die het steeds lastiger maakt gebruik ik maïs nog steeds als haakaas, eigenlijk alleen op de boezem laat ik die maís weg. Week of drie geleden zo'n lekkere bedrukte middag, af en toe een paar druppels, weinig wind. Ik pak een sloot, echt een sloot. Meter of vier breed. Wel een sloot die zorgt voor de waterafvoer van een lager gelegen polder naar de hoofdwatergangen. Er groeit bijna geen plantje, water is modderbruin; hier ligt vis. Het wordt een bellenfeestavond. Niet normaal wat een bruis er omhoog komt. Nog voordat ik begin met de stekken afvissen kom ik zo'n bruisplek tegen. Doordat de sloot smal is kan ik heel stilletjes mijn aasje in het bruis laten zakken. Het bruisen gaat door, pen krijgt tikken van vinnen, zakt even en wordt dan omhoog gedrukt, zwenkt en zakt weg. Na de aanslag een kalme vis, koerst wat op het midden rond. Ik krijg hem niet omhoog. Log zwemt hij zijn rondjes. Een echte bokser, hoe langer de strijd duurt hoe meer kracht hij gaat zetten, slip moet assisteren. Overal bruisbanen, ik heb geen idee wat ik eraan heb, ondanks de beperkte diepte laat de vis zich niet zien. Duurt zeker tien minuten en dan is het ineens over; varkentje op de kant, gelukkig vissertje. De weken erna kom ik meerdere keren bij het slootje terug maar ik kom er geen vis meer tegen? Past in het patroon van deze polder. Soms ineens een vis of twintig actief op een deel, daarna zijn ze niet meer te vinden. Om de haren uit je kop te trekken zo frustrerend. Op zich een overzichtelijk stelsel en toch blijven ze buiten beeld? Wat dat aangaat is de andere polder het tegenovergestelde. Waar ik ook kom, er is altijd wel vis te zien en ook te vangen. Op een tegenvallende ochtend bij het slootje nog even snel die andere polder in. Heb nog maar kort, ben niet verbaasd als ik uiteindelijk niets vang op de gekozen stek, zon staat al hoog. Terugweg is langs een bijna identiek slootje zoals in de andere polder, ook dit een verbinding voor het gemaaltje vanuit de lagere polder naar de hoofdwatergang. Wel iets breder en begroeider. Ik besluit met beaasde haak de terugweg aan te vangen. Ongeveer halverwege een paar stofwolken, ik loop heel voorzichtig verder, dan zie ik een schim, snel laat ik de maïs net iets naast de zwembaan zakken, het werkt, vis zwenkt meteen bij, rommelt even en neemt de pen op sleeptouw. De dril die volgt is spectaculair, alle hoeken van de sloot krijg ik te zien. Poldervis in optima forma, één bonk spieren. Grappig wat zo'n vangst doet, in plaats van het laatste deel terug te sjokken loop ik als een veertje, voel me gedragen door zoveel karpergeluk. Even terug naar de titel: bruis, bellen, belletjes. Er valt veel informatie uit te halen. Bijvoorbeeld de plekken waar brasem aast, ga maar eens op een water kijken, er zijn vaste brasemwegen. We zien ze niet want ze liggen onder water maar vaak voldoende zie je die verspringende plukjes op ongeveer dezelfde afstand uit de oever omhoog komen. Ik weet het niet zeker maar voor mijn gevoel vaak op meer de onderste kanten van taluds. Ik vis liever niet op een brasemroute, hoewel ze op ongeveer dezelfde manier en op hetzelfde voedsel azen zijn de plekken waar de brasem graag komt vaak niet de plek waar de karper is. Ik kan dat niet uitleggen, kan het ook niet onderbouwen. Het is meer een opstapeling van observaties over tientallen jaren heen. Het bruisen van de karper is dus ook echt anders dan dat van de brasem. Karper blijft langer op één plek, zoekt echt iedere centimeter na. Het bruis dat omhoog komt is soms uit de bodem, maar soms ook via de kieuwen. Die laatste soort is heel fijn, soms bijna niet te zien. Wat ik zelf nog altijd niet goed kan verklaren is dat in een polder waar er vaak bruis te zien is het nooit op de voerplekken bruist? Met de enorm zachte veenbodem en de stofwolken die de vissen maken tijdens het azen zou je denken dat het ook een bellenfestijn zou moeten zijn maar dat is dan niet zo. Hoe doet die vis dat, hoovert hij boven de bodem en zuigt hij van afstand de deeltjes naar binnen die op de modder liggen? De belletjes van zeelt verschillen niet zoveel van die van de karper, vergis ik me vaak in. Ook kreeften maken vaak hele mooie bellen, je denkt aan vis maar er komt geen aanbeet, geen tikje op de pen. Als je goed kijkt zie je dan vaak dat er twee spoortjes zijn, komt dat van de scharen? Er is zoveel wat we niet weten, zoveel wat aan het oog onttrokken wordt en waarbij het toch gissen blijft hoe het werkelijk zit. Bij het ontrafelen van de mysteries helpt dat pennetje me. Pennetje geeft me bergen informatie, informatie over waterdieptes maar ook over hoe de karper het aas pakt, welke vis er op de stek actief is en, mits echt goed uitgelood, of er zich vuil op de haak heeft vastgezet. In de periode van het heftige bruisen iets wat vaak gebeurt, plantenresten of andere troep die los komt van de bodem en het haakaas bedekt. Blijft die pen ineens iets dieper staan, even voorzichtig ophalen om te checken hoe de boel erbij hangt. Vaak genoeg na het verwijderen van wat bladavfal direct een doorlopende aanbeet gekregen. Ondanks de toenemende activiteit van witvis voer ik nog steeds met miniparticles en maïs. Heb niet het idee dat door meer witvisactiviteit de karper wegblijft. Valt me steeds vaker op dat als ik voorns rustig van de stek afdril kort na de vangst van voorn er karper uitkomt. Onlangs ook weer een stek vol met witvis, pennetje staat niet stil, alle kanten op. Af en toe haal ik in om te checken of de maïs nog intact is, leg dan vaak op net een andere plek in. Derde keer levert snel weer beweging op maar nu trager, ja hoor, er lag weer een spiegel tussen de witvis. Het is een inzicht van de laatste jaren, waar ik eerder meer probeerde de witvis te vermijden door groter aas zoals kikkerewten te gebruiken heb ik het idee dat ik toch meer karper vang als ik de bijvangst van witvis accepteer. Zo rommel ik me door juli heen. Een zeer succesvolle juli als ik hem vergelijk met afgelopen jaren. Vaak was juli dan een echte dipmaand. Komt ook door de keuzes, de polders waar ik welk moment wil vissen vallen steeds logischer als puzzelstukjes in het jaar in elkaar.
In deze blog trok ik al de vergelijking tussen sjokken en zweven; het ligt dicht bij elkaar. Vorig jaar blogte ik over flow; die lijkt steeds vaker langere periodes aanwezig. Dat zweven komt door de flow, die passen goed bij elkaar. Ergens de komende periode zal het wel weer anders gaan maar nu geniet ik er met volle teugen van. Gisteravond zweefde ik weer langs de sloot. Zeven stekken gemaakt, tussen de stekken door kom ik wat wellingen tegen, ik sluip erheen. Wellingen zijn weg, ik sta doodstil en ontleed het wateroppervlak. Iets rechts van waar eerder de wellingen waren komen hele fijne belletjes omhoog, met de lichte schittering op het water bijna niet te zien. Voorzichtig laat ik de maïs zakken. Direct reactie onder water, pen schokt wat, twee hupjes en dan weer een opsteker, ik weet genoeg. Vis begint weg te zwemmen maar komt niet door de slip, zet aan en dan komt de slip toch op gang. Hengel moet laag want hij gaat onder een loopplank door. Ligt nu op volle snelheid, verder op ligt er een soort chicane in de sloot, als die dat bochtje pakt ben ik hem kwijt. Niet denken maar handelen; spanning even van de lijn en hengel onder de loopplank door, contact herstellen en afdrillen, vis komt net niet bij het hoekje. Krachtinspanning is hem teveel geweest, vrij eenvoudig kan het net eronder. Ik zweef nog even door
3 Comments
|
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|