Logboekje, blijft een waardevol dingetje. Ik schrijf niet heel veel op, het hoognodige. Wat opvalt op de lange termijn? Er zijn periodes dat het loopt en periodes dat het moeilijk is. Dit ondanks alle goede of minder goede omstandigheden. Met de toenemende ervaring merk ik dat de periodes dat het loopt langer worden en tijdens de periodes dat het minder gaat toch nog steeds een visje gevangen wordt. Begin dit jaar ving ik ineens drie maanden geen karper. Ik deed niets anders dan normaal maar het wilde gewoon niet. Eens temeer merkte ik dat het buiten zijn niet de enige reden is dat ik graag op deze manier vis. Het pennetje dat weggetrokken wordt en het daarna vastslaan op dat gewicht in de diepte is een kick waar ik slecht zonder kan. Ik zit nu weer in een goede periode, het voorjaar lijkt lang geleden en eigenlijk denk ik er niet eens over na of ik ga vangen. Twee dagen na het laatste verslagje voer ik vroeg in de ochtend in de polder. Als ik ruim twee uur later terug kom is het er druk. Drie statische vissers, een penvisser, een snoekvisser en een vliegvisser maken het tot een drukte van jewelste en geven ieder op hun eigen manier kleur aan de dag. Op de eerste stek heb ik activiteit maar omdat het nog niet doorzet besluit ik eerst een rondje te lopen, als ik met één van de statische jongens sta te praten zie ik een snoekvisser mijn eerste stekkie uitkammen met een flinke plug. Ik kan me niet voorstellen dat wat er lag nu nog ligt. Toch besluit ik de dag op deze stek te eindigen, niet vreemd het is de enige plek waar enige activiteit was. Kort na het inleggen weer belletjes en nu vrij vlot een weghobbelende pen. Ik sla vast op iets massiefs, vis geeft niet echt strijdt maar weet het met zijn gewicht me moeilijk genoeg te maken. Terwijl ik met de zweetdruppels op mijn voorhoofd sta te drillen in de najaarszon is de vliegvisser aan komen lopen en kijkt op gepaste afstand mee. Na de vis te hebben genet komt er een andere penvisser langs waar ik sindsdien leuk contact mee heb. De vis is voor deze polder een topexemplaar, ik ga zingend naar huis. Omdat ik bij een organisatie in Leiden werk is 3 oktober een vrije dag. Ik heb niets met de festiviteiten, lekker vissen dus. In een mistige, kleine wereld baken ik mijn territorium in alle vroegte af. Het water is stil, geen visje spettert. Ik ontdek een onlangs neergelegde looplank en kan ineens een veel grote stuk van de polder bereiken. Met een dun zonnetje maak ik mijn eerste rondje. Het is weinig tot ik bij het deel kom dat nu bereikbaar is door de loopplank. Binnen een kwartier vang ik een brasem en los ik twee karpers. De eerste is valsgehaakt, een schubje op de haak is alles wat ik te zien krijg. De tweede zit netjes gehaakt, is niet al te wild maar schiet totaal uit het niets los. Vier koeien die uit de mist ineens in mijn rug staan te blazen kijken me dommig aan als ik er wat krachttermen uitgooi. Ondanks de goede periode maken de lossers me onzeker, een uurtje later ben ik drie brasems rijker en heb ik een prachtaanbeet verziekt door te vroeg te slaan, de boeggolf was alles wat restte. De zon is doorgekomen en probeer mijzelf wijs te maken dat het best een lekker ochtendje buiten is zo. Ik weet dat dit niet waar is, het missen van de twee vissen knaagt aan de ziel, maakt van ‘is’, ‘had kunnen zijn’. Ik ga met een angstig gevoel naar huis; is dit het einde van een goede periode? Gaat het weer taai worden?
Twee dagen later draag ik de gevoelens niet mee als ik in een winderige polder stekken afvis. Het is weer erg rustig, waar ik vorige keer karper langs de kanten zag trekken is het nu stil. Geen wellingen, geen gesmak alleen die koude kabbel van de wind die akelig op oost lijkt in plaats van de opgegeven noord. Ik kies ervoor me langdurig op twee plekken te richten in plaats de zes stekken af te lopen. Mooie stekken zijn het, liggen aan de hoofdwetering die uitkomt op het gemaal. Ik weet niet of ik er mag komen maar via een vervallen bruggetje kan ik ongezien het weiland inglippen. Als de pen een half uurtje net voor een vervallen steigertje staat zakt hij wat weg, loopt een stukje en gaat op in het zwarte water. Ik twijfel, is hij echt weg? Ja, geen lichtje meer te zien, met enige twijfel sla ik aan en direct dreunt er een vis weg. Na een mooie dril komt de zoveelste ongeschonden schubkarper van ruim 80 centimeter op de kant. Ik glimlach, geniet, beleef het moment; het duurt nog even voort.
0 Comments
|
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|