Ik graai mijn pet van mijn hoofd en gooi hem hard op de grond. Kijk de sloot in die tegenover me op de wetering uitkomt en zie de golf nog steeds doorrollen. De golf van de karper die kort daarvoor zonder moeite een meter of veertig lijn van de spoel trok. Terwijl om me heen de wereld afbrokkelt probeer ik me krampachtig vast te klampen aan de laatste vaste delen... Na een stille ochtend met een paar zakformaatschubjes kwam ik op dit deel van het water terecht en zag al snel dat de zijsloot een favoriete verzamelplek is. Beetje voer erop en afwachten maar. Al snel een enorme spiegel die meermaals een rondje maakt, steeds brede bellensporen achterlatend. In één van de tussenpozen van komen en gaan van de spiegel vergrijpt een zeelt zich aan het aas. Gelukkig is de spiegel er even niet. Beetje voer erbij en wachten maar weer. Spiegel bezoekt de stek nog wel maar alleen aan de rand en steeds korter. Als ik al een tijdje niets heb gezien wordt de pen uit het niets weggetrokken. Na de aanslag die niet te stoppen run de sloot in recht tegenover me. Op het moment dat de vis een aantal zwaardere leliebedden voorbij wil razen verhoog ik de druk. Ik wil niet dat de vis terug zwemmend zich vastzwemt, dan ben ik kansloos. Kort na het verhogen van de druk begeeft de lijn het en begint de wereld om me heen af te brokkelen. Terwijl ik wanhopig houvast probeer te krijgen zie ik alweer nieuwe vis de stek bezoeken, ik klauter omhoog, voel vaste grond onder mijn voeten en herstart. Twee uur later is de deceptie compleet. Meerdere keren kwamen er vissen op de stek maar allemaal van korte duur. Het enorm heldere water en de groeiende dag hielpen niet. Ook de grote spiegel liet zich nog eenmaal zien, een enorm geel oranje flank lichte op in het scherpe zonlicht. Nu is het klaar, tijd om te stoppen. Met mijn spulletjes loop ik terug naar mijn fiets, mijn ogen nog steeds gefixeerd op het water. Stukje verderop komt een golf aanglijden. Eén golf? Nee twee. Een grote schub gevolgd door een kleintje. Ik gok de zwemrichting in en werp. Het heldere water werkt nu in mijn voordeel, net voordat de vissen langszwemmen dwarrelt de maïs op ooghoogte naar de bodem. De grote schub draait een slag en duikt erachteraan, een staartlob doorkliefd even het water, dan richt hij zich weer op en zwemt weg, pennetje wordt meegevoerd. Tijdens de dril durf ik bijna geen druk te zetten, zo sterk zit die vergokte vis in mijn systeem verankert. Zonnige dagen hebben we genoeg, er lijkt geen einde aan te komen. Door lange, droge periode zijn er veel polders waar het water stilstaat, er is geen noodzaak tot bemaling. Plekken die voorheen behoorlijk troebel waren zijn nu ineens glashelder. In hoe ik denk dat de karper zich gedraagt zal dit betekenen dat de "onveilig" modus groter is dan gebruikelijk. En ja, elk voordeel heeft zijn nadeel zoals hierboven beschreven. In Hans zijn verse blog memoreert hij aan een avondje waarop Michael, hij en ik samen op pad waren. Een water wat ik ken als troebel was glashelder geworden. Aanbeten kwamen ruim na donker en dat was geen toeval. Hoe dat precies ging, lees het hier maar. In mijn laatste blog nam ik jullie mee in mijn denkpatronen over het vissen richting de paai. Voor die paai moet ik terug naar de vaart. Ondanks dat de auto bij de garage staat heb ik mijn zinnen erop gezet. Vanwege de afstand is voorvoeren nu geen optie. Met een bak warme lasagne in de tas trap ik door de polder. Overal is water en beweging. De zon die overdag uitbundig scheen gaat schuil achter een sluierdek. Omdat ik kort na voeren begin met vissen, voer ik minimaal. Eerste stekjes een klein handje voer, laatste stekken twee kleine handjes. Onder het sluierdek is de vaart in zichzelf gekeerd geraakt. Een lichte rimpeling van de weinige wind is de enige beweging op het water. Ik ken deze vaart niet anders, je ziet er bijna nooit vis maar ze zijn er echt wel. In de schemering beginnen de kikkers te kwaken, niet af en aan maar heel schuchter is er af en toe eentje te horen. Pas als de vaart in het donker is gehuld, de dauw uit het weiland als een wollendeken over het water is uitgerold durven ze vol aan te gaan; een kikkerorkest wat zijn weerga niet kent. Ik heb mijn rondjes gemaakt, iedere keer een klein beetje voer bijgebracht. De stekken het dichtstbij het polderweggetje geven brasem, die verderop niets. Derde rondje, de bewolking is wat weggetrokken, de sterrenhemel ontvouwt zich boven me. Ik zie orion schuin links voor me staan schitteren en merk dat de wind is gedraaid. Trekt ook iets aan. eerste stekken weer brasems. Vorige keer steeds mannetjes, nu vooral vrouwtjes. Op de eerste stek na het brasemgeweld blijf ik wat langer zitten. Als mijn theorie klopt dan zou vanaf deze plek de kans op karper moeten toenemen. Uit het niets is die pen op sleeptouw genomen. Eerst naar links, dan stil, daarna naar rechts en dan helemaal onder. Een mep en een vis die meteen meekomt naar de kant. Weer brasem? Nee, voelt te zwaar. Even heb ik de vis in zicht daarna begint er een strijd die zijn weerga niet kent. Ik sta zeker een volle tien minuten te drillen waarbij de karper meer dan ik wil de lakens uitdeel. Als hij dan uiteindelijk veilig in het net ligt en ik zie wat ik heb ben ik dolgelukkig; een echte oude vaartschub. De blogtitel is een zogenaamd Cruijfiaans gezegde, voor voetballiefhebbers (zoals ik) een hele bekende. Een andere, iets minder bekend, gezegde is: het is moeilijk om makkelijk te voetballen. Nou, dat gaat niet alleen voor voetballen op. Ook (pen) vissers hebben de neiging om dingen veel gecompliceerder te maken dan nodig is. Ingenieuze onderlijnen, ingewikkelde. onnavolgbare voerstrategieën, niet te volgen ideeën over het uitloden van een pen. Jongens (en meisjes?) zullen we het gewoon is lekker simpel houden, hoe moeilijk dat misschien ook is? Meest basale; een karper MOET eten. Doet hij dat niet, dan gaat hij dood en dat wil een karper niet. Dus het maakt in principe niet zo heel veel uit wat je hem voorzet, als het eetbaar is dan pakt hij het echt wel. Zelf probeer ik, in toenemende mate, want in het verleden heb ik me ook echt wel is schuldig gemaakt aan moeilijk maken wat makkelijk is, het zo eenvoudig als mogelijk te houden. Een zo licht mogelijke pen, als het kan niet meer dan twee loodjes en een haak die (afhankelijk van lijndikte) met twee of drie maïskorrels bezet kan worden. Vroeger veel met "zinkloodjes" gevist maar die haak is in principe ook een gewicht en dus zie je altijd of de pen wel/niet op de bodem staat. Scherper ga je het niet hebben, zeker niet als het laatste (en vaak enige) loodje vijf centimeter van- de haak af staat. Als ik dan zie wat er in video's op Youtube allemaal gekrakeeld wordt, hoofdschuddend kijk ik er naar en meestal hou ik dat maar heel kort vol. Qua voer heb ik weer een stap terug gedaan. Tarwe, wat pellets en maïs. Kind kan de was doen. Omdat ik die pellets, in vergelijking met een zak maïs bij de groothandel, schreeuwend duur vindt wil ik daar eigenlijk ook een goedkoop alternatief voor. Als die vis de tarwe zonder de pellets vindt gaat hij ook echt wel azen, tenminste, als hij dat op dat moment wil doen. Een vaart. Een andere als eerder hierboven. Het heet een vaart maar eigenlijk is het een brede sloot. Paar kilometer lang. Niet heel diep. Door continue waterinlaat uit een rivier een plek die wat minder last heeft van het helderheidsvirus wat rondwaar. Hoewel, als ik op maar weer eens een warme, zonnige dag de vaart afspeur kom ik stofwolken tegen die verraden dat er azende vis ligt. Vanaf de stofwolken maak ik vijf stekken. Per stek drie handjes voer plompverloren op het midden van het water. Omdat er al azende vis is raffel ik thuis het avondeten af. Vrouwlief kent me langer dan vandaag en laat me begaan. Uurtje of twee na voeren ben ik terug. En ja, een simpele "setup". Klein stoppertje, dobbertje waar een breekstaafje ingezet kan worden, een klauwhaakje maat 8 en twee loodjes. Twee omdat het er door de waterinlaat altijd stroomt. Als ik hier met één loodje vis staat de pen of te diep, of te ondiep. Ja, ertussen in kan maar dat is gepiel op de millimeter en dan blijf je schuiven. Tegen mijn verwachting in geen aanbeet op de eerste stek, toch de plek waar ik 's middags de meeste stofwolken zag? Geeft me een onzeker gevoel, laatste vijf visbeurten hier ben ik visloos gebleven. Laatste karper ergens in het voorjaar van 2024. Heb twijfel of het wel goed gaat met het bestand hier? Anderhalf uur later kan ik, gelukkig, concluderen dat de vis hooguit slimmer is geworden maar deze avond zich even liet gaan.... Zo'n avond, daar kan ik weken op teren. Niet in de zin van wachten met een volgend penmoment, meer in de zin van terugdenken en genieten. Van die momenten dat alles lijkt samen te vallen. Dat de keuze voor stek, hoeveelheid tijdens voorvoeren en benadering samenvallen met lekker gulzige vis. De volgende sessie staat ook in het kader van simpel houden. Polder die werkelijk bomvol met karper ligt. Overal waar je kijkt zie je ze zwemmen. Lijkt simpel toch? Nou, iedere medaille heeft een keerzijde. dat je zo goed ziet zwemmen komt doordat het water heel ondiep is. Dat in combinatie met een boterzachte ondergrond maakt dat de vis met zijn gevoelig zijlijnorgaan in het voordeel is. Aanpak niet anders dan anders, waarom zou ik? Haakje maat 10 (!), loodje van 0,3 gram die het ranke pennetje laat staan, dat pennetje zakt op de haak net onder water. Dit alles op een lijn van 22/100e. Ik maak aan de start stekken met een minibeetje voer. Tegen de tijd dat ik kan starten is het licht genoeg de pen te zien. Op de eerste stek staat een onvervalste roestige staartlob te zwaaien. Ik slik, dat moet van één van de grotere bewoners van het water zijn. Ik doe zo voorzichtig als ik kan maar toch heeft de vis me in de gaten; kort na inleggen verdwijnt de staartlob. Als ik niet heel veel later een zeelt haak staat dat deel van de sloot op zijn kop; die oude kan ik wel vergeten. Hebben jullie dat ook? Dat vissen op echt ondiep water moeilijker is dan op dieper water? Alsof de vis nog waakzamer is omdat hij weet dat gevaar ook van bovenaf kan komen? Vaak ook een andere manier van azen, brede rondes langs de voerstek en daarmee meer kans op lijn zwemmers. ik krijg die ochtend gelukkig een herkansing en vang één van de grotere vissen van het systeem. Daarnaast een handvol aan kleine, felle rakkers. Wat maar weer eens duidelijk werd, was dat het continue brengen van kleine beetjes voer er uiteindelijk altijd voor zorgt dat de vis komt azen. Ik vang die dag van alle voerstekken karper en/of zeelt. Sommige stekken direct aan de start, Andere stekken pas na een keer of drie bijvoeren. Van een leien dakje, zo is het me begaan de afgelopen periode. Had ik niet verwacht want die windrichting continue uit het oosten of noord-oosten, gecombineerd met het heldere weer, getypeerd door koude nachten en warme dagen, zijn voor mij qua visweer niet favoriet.
Met het verstrijken van april is het ook tijd om weer andere polders op te gaan zoeken. Er is zoveel te kiezen dat ik het een beetje in blokken in probeer te delen per jaar. Polders in de blokken passen bij de seizoenen (en de invloed daarvan). Als vaarwel wil ik de vaart nog één keer bezoeken. De laatste keer was de eerste plantengroei al zichtbaar en met het warme voorjaar zal hij eerder dan andere jaren dichtgroeien. Ik weet niet wat het is maar van alle plekken waar ik kom is dit toch wel degene die me altijd opnieuw het meest beroerd, aanraakt als het ware. Zoals zo vaak zie ik er tijdens het voeren niets. Als ik dan ruim twee uur later terug ben om de stekken af te vissen is er ook geen enkel teken van karper. Het is betrekkelijk ondiep en toch zie je de vissen er bijna nooit? Toch zijn ze er nu ook weer, tenminste eentje. Eentje die op de laatste stek al snel na inleggen het aas neemt en na de aanslag door de slip heen dendert alsof ik met 10/100e vis? Met het betere duw en trekwerk komt hij binnen en poseer ik voor de zoveelste keer dit jaar met een oerschub. Een schubkarper die geboren is in de polder, groot gegroeid op dit water. Geeft een machtig en voldaan gevoel om het "vaartseizoen" zo te eindigen en dit jaar, nu al, te dopen als "jaar van de oerschubs".
0 Opmerkingen
Het is weer zo'n periode. Zo'n periode waarin ik volledig opga in het penvissen. Ieder moment van de dag ben ik bezig met die gekke hobby. Plannetjes smeden, nadenken over de volgende pensessie, lijnen verversen, nieuwe stapel voer aanmaken, boeken lezen en herlezen en ga zo maar door. Af en toe lijkt het, het gezonde voorbij te gaan. Er is zoveel anders en toch staat steeds die visserij centraal. Ik weef de dagen om de sessie zodat de sessie zich vormt zoals ik wil dat hij gevormd wordt. En als ik dan ga, dan ga ik erin op. Die eenzame uurtjes in de polder is de pen het continue middelpunt van het bestaan, alsof het de as is waarop de aarde roteert, zo gefixeerd ben ik. Nu ook weer. Het is niet zo'n beste ochtend geweest. Temperatuur is even onderuit gekledderd en het waait hard. Op zich prima maar vreemd genoeg heeft het waterschap besloten om ondanks de aanhoudende droogte te bemalen. Op veelbelovende aangevoerde stekken kon ik die pen niet houden. Wisselde naar een ander exemplaar maar het ging niet. Lijn een stuk uit het water heeft met deze wind geen zin. Nu ben ik letterlijk aan het einde van de sessie gekomen die ik me echt anders had voorgesteld. Wolken fladderen rusteloos voorbij, de harde wind waait in mijn rug. Op dit bredere deel kan ik het pennetje wel houden. Hij staat te stuiteren op een metertje afstand van wat overhangende struiken. Wat verderop zwemt een nijlgans met een trits jongen in haar kielzog driftig gakkend heen en weer. Ik kijk op mijn telefoon, Een kwartiertje nog, dan moet ik weg. Mijn geest splijt zich in tweeën; het gaat nog gebeuren tegenover vergeet het maar. Ineens wordt het pennetje wat kleiner. Windvlaag of vis? Dan waggelt de pen traag tegen de stroom in. Traag maar onverzettelijk. Mijn kans, ik tik vast en even later ligt er een miniplaatje op de kant. "jij bent mooi", zeg ik hardop tegen het visje, om nog maar weer eens uiting te geven aan die idioterie die we hobby noemen. Zingend terug op de fiets, wat zo'n kleine ukkepuk met je gemoedstoestand kan doen, bijzonder. En toen was maart voorbij. En wat een maart is het geweest. Ik denk niet eerder zoveel karper te hebben gevangen in de maand maart. Als dat dan het geval is, is het goed om even in te zoomen op eventuele aanwijsbare factoren. Als we dan toch er totaal in opgaan, waarom dan niet ook op dat vlak proberen iets te begrijpen van wat maakt dat. Opportunisme ten top, dat is denk ik het grootste verschil. In mijn vorige blog memoreerde ik aan een klein schubje dat ik vorig voorjaar ruim 2,5 kilometer van zijn uitzetplaats af ving. Meerdere vaarten heeft de vis moeten doorkruizen om via allerlei afslagen daar terecht te komen. Voor het eerst legde ik een verband tussen de zwemsnelheid en de afstand en concludeerde dat die afstand eigenlijk peanuts was. Kijken naar de overwegend zonnige maand, getypeerd met koude nachten en warme dagen, die achter ons ligt dan heb ik gebruik gemaakt van de opportunistische kant van de karper. In voorgaande jaren bleef ik vaak tot begin april hangen in wintermodus, enkele polder daargelaten. Nu heb ik meerdere wateren een maand naar voren getrokken in de planning van het seizoen en het heeft me geen windeieren gelegd. Ergens in maart naar zo'n oneindige vaart. Niet te vroeg, het is fris in de ochtend dus de vis zal vermoedelijk traag op gang komen. Bij het voeren kom ik ze al tegen. Traag walmend onder de kant. Zie je wel, ze zijn wakker en vreten er op los. Ik zie ook iets waar mijn visserhart pijn van gaat doen. Het tot nu toe altijd vrij begaanbare dijklichaam heeft over een deel van de lengte bordjes geplaatst gekregen, artikel 461, verboden toegang. Kan maar één ding betekenen, "vissers" die voor gedoe hebben gezorgd. Ik zie de bordjes pas na voeren. Besluit bij te voeren op het deel waar geen bordjes staan, dan alle stekken in de nu verboden zone kort te bevissen en daarmee ook de bamboestokken mee te nemen. De pen heeft het druk die ochtend. Alle denkbare manieren van lijnzwemmers en aanbeten worden doorgegeven op het lichte antennetje. De aanbeten zijn zoals zo vaak in het vroege voorjaar lui en traag, lijken een eeuwigheid te duren. Ondanks dat ik de meeste aanbeten vrij lang laat doorlopen zijn alle vissen perfect gehaakt. Eentje zelfs zo onwaarschijnlijk dun in de bovenlip dat ik niet begrijp dat hij niet losgeschoten is. Ik vraag me af hoeveel karper er wordt gemist omdat er te snel geslagen wordt? Ik ben een extreem lange wachter maar maak eigenlijk nooit mee dat de haak te diep zit? Hoeveel aanbeten zullen voor witvisgerommel worden gezien terwijl het toch karper was? De Hollandse luchten zorgen voor perfecte omstandigheden om een paar van de vissen op de foto te zetten. In dat hele verhaal van opportunisme viel het bezoek aan dit water uit de toon. Ik kwam er voorgaande jaren soms al veel eerder. Waar ik nu benieuwd naar was, was of met de zonnige dagen de grote vissen al aan het verzamelen waren. dat leek niet het geval want het lag nog vol met de kleintjes. Die kleintjes verdwijnen straks naar de paaigronden, dan komen de oudere grotere erachteraan. Tenminste, dat is hoe ik dat wat ik terugzie in mijn vangsten interpreteer. Of het echt zo gaat kan ik niet zeggen? Eind maart maar weer een opportune sessie. Een water waar ik mee ga slapen en mee opsta. Een plek waar doordat ik er al zolang kom me er enorm mee verbonden voel. Als ik in de winter aan het voorjaar denk, dan denk ik aan deze plek. 's Avonds voor het slapen gaan zie ik mijzelf er sluipen langs de waterkant, op weg naar een bamboestok die mijn stek markeert, op afstand zie ik al de wellingen van de staart van zo'n oude loebas.... Een plek die me prikkelt en doet verlangen maar vooral de plek waar ik vorig jaar dat uitzettertje ving wat me in de vorige blog op het spoor van het opportune bracht. Ruim een maand eerder dan andere jaren start ik er. De eerste keer wentel ik me in de brasems. Overal lijken ze te zijn en ze zijn of de karper te slim af, of eerder gearriveerd dan de karper. het is een magische avondsessie met wegvallend licht en aanhoudende wind, fladderende vleermuisjes en jagende uilen. Een dag of tien later ben ik in alle vroegte terug. Ik vind een ballon met een tekstkaartje en laat me tijdens het voerrondje meewiegen op allerlei gedachten die achter dat kaartje schuilgaan. Als ik start met vissen weer die enorme focus, ik ben alleen aan een kabbelende blauwe ader die de groene zee doormidden snijdt. Overal is beweging. De brasems hangen voor de dode rietkragen rond, de hommers vechten voor wat ze waard zijn, teken dat ze snel zullen gaan paaien. Op de stekken voor de kale kant vang ik weer zo'n klein schubje en ben ermee in mijn sas. Verderop is de eerste zeelt van het jaar de klos, ook altijd een dingetje. Als ik teruglopend na een lange ochtend vissen twee stekken nog even tijd wil geven heb ik achteraf twijfel of dat nu wel of niet verstandig is geweest. Op de eerste krijgt de pen twee zwiepers, overduidelijke lijnzwemmers. Kort daarna stijgt er een enorme boeggolf achter mijn pen op uit het niets en trekt naar de overzijde. Aiaiai, dat was een oude strijder, eentje die de klappen kent en na de lijnzwemmers het hazenpad heeft gekozen. De gebeurtenis is nog maar net van me afgegleden als ik op de allerlaatste stek raaksla op een aanbeet. Slip ratelt maar uit het volledige niets valt de druk weg. Losgeschoten? Nee, draadbreuk? En zo stap ik terug op de fiets naar huis met een zuur gevoel dat zich tijdens de laatste vijf minuten heeft gevormd. Tijdens het fietsen raak ik het zure snel weer kwijt. Het vroeg naar deze plek gaan heeft me weer nieuwe inzichten gegeven die ervoor gaan zorgen dat komende jaren die oude grote vissen gewoon gevangen gaan worden. Voor mensen die goed tussen de regels door kunnen lezen zullen er in voorgaande alinea's al allerlei aanknopingspunten staan. Om het nog iets verder af te pellen duiken we even onder de watergrens, verleggen we onze blik. Meerdere blogs geleden nam ik jullie mee in mijn overkoepelende theorie van de vis, of de karper. Veiligheid en voedsel staan daarin centraal. Hans wees me er fijntjes op dat "voortplanting" een belangrijk missende schakel was en daar had hij een zeker punt. Er zelf zijn, zelf blijven bestaan en zorgen voor voortbestaan, niet perse in die volgorde. Dat voortbestaan is dan de paai. Zorgen dat er ook na jouw nog iets van je soort aanwezig is. Bij vissen zie je over het algemeen een zelfde patroon. De (vaak kleinere) mannetjes verzamelen zich eerst, daarna volgende vrouwtjes, de grootste exemplaren als laatste. Dat ik half maart paaigekke brasems voor een rietkraag ving is een indicatie van hoever de natuur is. Hoewel de daadwerkelijke manier van paaien flink verschilt is de plek voor brasem, karper en zeelt vaak hetzelfde. Ondiepe delen met veel krulblad en/of andere waterplanten. Plekken waar de eitjes zich goed kunnen vastzetten en met een eventuele koude nacht nog wat bescherming hebben. Brasem paait altijd als eerste maar ik ben ervan overtuigd dat karper dan al in de buurt rondhangt, al is het alleen om lekker de buik rond te vreten aan brasemkuit. Met die gedachte trap ik maar weer eens naar een vaart toe. Andere kant van het systeem waar mijn hart en hoofd zo naar uitgaan. Beetje vergeten stuk. Schapenlandje net voor een sluisje naar de boezem wat je stilletjes kan belopen tot je aan de overkant de eerste bebouwing tegenkomt. Net voor de sluis een smalle doorgang naar een andere vaart, smaller, ondieper en plantrijker. Als mijn ideeën kloppen en de brasem zover is om te paaien dan zullen die massaal kort voor dat smalle doorgangetje klaarliggen of er al doorheen zijn. kan ik die gedachte staven? Ja en nee. Vorig jaar een smalle zijtak van het kanaal bekeken. Net voor de opening lagen honderden brasems onder het oppervlak hun kans af te wachten, in de smalle zijtak lag het vol met jagende hommers. De dag erop zal het waarschijnlijk feest zijn geweest. Nu even fastforward. De nacht is gevallen en dingen zijn ongeveer gegaan zoals ik verwachte. Hoe dichter richting de smalle doorgang, hoe meer jagende brasems. Ving er een paar. Was ook in de zekerheid dat er karper zwom omdat tijdens het voeren er een boeggolf op gang kwam die zo traag doordenderde dat ik alleen maar in superlatieven kan denken over wat die golf veroorzaakte. Na een aantal brasems de verwachte karper en daarmee heeft deze avond al een mooi resultaat. Dat zijn de gedachten die door mijn hoofd glijden als ik de pen op een paar meter uit de kant zet op een volgende stek. Ik ben nu op de stekken aangekomen die het verst van de doorgang liggen en daar heb ik tot nu toe nog geen tikkie gehad. Ik weet niet hoelang ik zit maar ineens komt die pen tot leven. Zakt wat, stijgt uit het water. Wordt wat naar rechts meegetrokken en daarna naar links. Stopt en loopt dan door en verdwijnt daarbij onder water. Ik tik vast en ontmoet taaie weerstand. Een golf dreunt weg naar links maar dat is niet mijn vis. Die moet zich nog even bedenken maar geeft dan gas en is in de kortste keren aan de overkant. Komt daarna mokkend terug en ligt meteen schepklaar voor de kant. Ik krijg het net er niet onder, hè, hoe kan dat. Vis komt weer op gang. Slip die langzaam tikt, vis die rondploegt op het ondiepe. Weer lukt het niet te scheppen. Wat is dit nu? Ik laat hem wat verder van de kant zwemmen en steek het net verder vooruit, nu krijg ik de vis niet hoog genoeg. Op dat moment ontstijg ik even mijzelf, ben het kwijt, wat gebeurt er allemaal? "Prutser, schep die vis gewoon", bijt ik mijzelf toe. Maar weer krijg ik mijn net er niet onder. Ik haal drie keer diep adem, kom tot mijzelf en dan pas gaat het goed. op de kant snap ik het, vis maakte veel meer diepgang dan ik had verwacht. Wat een prachtbak. Lekker als alles op zijn plek valt, als de dingen gaan zoals je verwacht. Vraag blijft; is die theorie die je eraan ophangt waar of gebeuren die dingen gewoon bij toeval? Sommige dingen durf ik langzamerhand wel met aan zekerheid grenzend vertrouwen te stellen maar toch blijft veel ook mistig; ik heb zo vaak geen gelijk. In de zin dat ik niks vang, niks zie. Het zal ergens in het midden liggen. Komende weken maar proberen nog verder die theorie te staven met her en der mooie vangsten, maart is goed afgesloten, april fantastisch begonnen. Op naar de volgende!
En toen ging het om. En hard ook. Waar ik in de laatste alinea's van de vorige blog de vangst van een ijskoude vis beschreef was het zeven dagen later ineens lente. Zo door de jaren heen zijn er bepaalde vastigheden in mijn visserij ontstaan die, als je goed kijkt, patronen genoemd kunnen worden. Patronen die vooral in de periode tussen winter en lente in, goed te herkennen zijn. In die tussenfase, waarin je aan kleine dingetjes ziet dat het voorjaar eraan komt. De tussenruimte tussen echt winter en echt voorjaar. Moeilijk uit te leggen, je moet er een neusje voor hebben denk ik. Een neusje omdat het, voor mij in ieder geval, ook om bepaalde geurtjes gaat. Met die harde omslag eind februari is die tussenfase eigenlijk weg. Van nul naar honderd als het ware. Wat voor patronen geeft dat onder water? Gaan de karpers ook van nul naar honderd? Als ze dat doen, wat zegt dat? Het water gaat namelijk niet van nul naar honderd qua temperatuur en met twee warme dagen is er ook niet ineens een enorm aanbod aan voedsel. Dat is op zich wel weer gunstig want daar kunnen we zelf voor zorgen. Het zijn allerlei gedachten die de avond voor de visdag door mijn hoofd spoken. Daarnaast vooral een behoefte om me aan de dag te laven, me erin om te wentelen, hem beet te pakken en niet meer los te laten. Dat kan eindelijk weer, verhuizing en klussen achter de rug, er kan weer met volle focus gevist worden. Omdat de nachttemperatuur ook hoog ligt durf ik redelijk vroeg op pad te gaan. Ik besluit om een waterkruising dun aan te voeren, daarna stekken te maken op een wetering die qua verloop steeds ondieper wordt en dan op de waterkruising rustig de tijd te laten verstrijken. Wat een verschil. De week ervoor zes lagen kleding en nog steeds koud, nu kan om tien uur in de ochtend de jas al uit. Pennetje staat te wiegen op een lichte rimpeling. Niets wijst erop dat er vis actief is. Recht voor me kijk ik de wetering in. Hele ondiepe wetering. Links van me een ondiepe sloot waar binnen nu en een paar dagen de eerste lelies zullen opkomen. Ik gok erop dat de vis die sloot in trekt en heb de plek waar ze voor mijn gevoel langskomen aangevoerd. Na een half uur wat eerste beweging die na een uur overgaat in een trage aanbeet. Ik hang in de hengel en voel onder water iets op gang komen. Denk eerst met een kleintje te maken te hebben maar als de dril langer en langer duurt begin ik te twijfelen. Langzaam trekt die vis aan de lichte lijn, hengel hoepelrond en af en toe die tikkende slip. Na tien minuten touwtrekken een hooggebouwde schub in het net. Inpakken en naar de wetering. Eerste rondje op de wetering krijg ik geen stootje. Zijn ze er nog niet? Tijdens het tweede rondje beginnen steeds meer vissen te springen. Ze zijn er wel maar hebben best wat nodig om echt actief te worden. De stevige wind uit het zuiden compenseert de trek door het actieve gemaal. Wel een moeilijke visserij. Ik heb best wat overdiepte nodig om het pennetje in zicht te houden. Als de wind afneemt trekt hij onder water op de trek van het gemaal, bij hardere wind komt de pen het water uit alsof hij wordt opgestoken. Zoals wel vaker is het op het ondiepste deel waar de langverwachte aanbeet komt. In dat patroon van net niet onder en veel zichtbare antenne is er even een huppeltje, daarna gaat de pen helemaal plat en glijdt rustig over het water heen. Na de aanslag een verwoestende reactie, voor ik het weet is de vis bijna twintig meter verderop. Dat eerste schot is alles wat erin zit. Een gebronsde schub met prachtig grote vinnen ligt even later happend naar adem op de kant. Twee totaal verschillende vissen, elk met hun eigen karakteristiek, passend in de polder waar ze gevangen zijn. Even terug naar die patronen. In mijn laatste blog noemde ik maart de Thor maand. De maand waarin het hoe dan ook "om" gaat. Natuurlijk kan het heel maart nog koud zijn maar met de toename van daglicht is er een reactie onder water. Een reactie in plantengroei, een reactie in de ontwikkeling van allerlei beestjes tussen die eerste plantengroei en, ik denk in die volgorde, ook een reactie bij de vissen. Een opvolgend patroon op die eerste activatie is de verzameling van de vis een maand of twee later op de paaigronden. in die tussentijd kan van alles gebeuren. Doodstille koude dagen, dagen waarop de vis in de toplaag ligt omdat die wél is opgewarmd en dagen dat de koppen naar beneden gaan om na die winterperiode is lekker te schransen. ik denk ondertussen dat die vis in deze periode veel actiever is dan we denken. Vorig jaar ving ik redelijk in de start van het jaar een klein uitgezet schubkarpertje op een ondiepe wetering. Afstand tot de plek van uitzet was ruim twee kilometer. Dat vond ik in eerste instantie best een overweldigende gedachte. Een vis die in die tussenruimteperiode zomaar twee kilometer overbrugt. Daar denk ik nu anders over. Ik denk dat in vergelijking met een normale wandelpas een vis sneller zwemt dan een mens loopt. Twee kilometer degradeer je daarmee al snel tot een klein half uurtje zwemmen. Dat stelt niks voor toch? Nog geen week na die echt warme dagen sluit ik mijn wintervisserij echt af. Ik reis nog één keetje af naar Gouda. Heb afgesproken met Hans. We maken een voerronde en keren daarna terug naar zijn huis. Karpergeklets en andere gespreksonderwerpen en een stevige avondmaaltijd. Daarna terug naar het water. Het is een kraakheldere avond en de temperatuur dropt hard. Met de stevige wind uit een koude hoek is het verre van aangenaam, zeker niet op de stekken waar we vol in de wind staan. Daar blijven we ook niet lang. Als we het zelf op de meer gedekte stekken aangenamer vinden zal dat dan ook niet voor de karper gelden? Daarnaast is op die stekken het krulblad afgelopen week langzaam begonnen te groeien. We zien het nog niet maar weten dat dit gaande is en hebben gevoerd op wat over een paar weken overduidelijk de randen van de leliebedden zijn. Daar is het de koude nacht in ogenschouw nemend diep voldoende en is er vast wel wat eten te verzamelen. Met wat voer maken we dat wat makkelijker voor vriend karper. Op de eerste van die stekken wil ik na inleggen mijn onthaakmat loshaken van mijn vistas om op te gaan zitten. In mijn ooghoeken zie ik de pen wegdobberen. Hè, heb ik de diepte verkeerd ingeschat? Maar waarom zakt de pen dan niet, die zou op het aas moeten zinken? Ik pak de hengel, geef voor de zekerheid een tik en ja hoor, stoempende weerstand aan de andere kant. Tijdens de dril voel ik de lijn meerdere keren losschieten van die eerste plompenaanzet. Een bleek spiegeltje ligt al vrij snel op de kant. Voelt op deze hele koude avond als een bonusje! We zien het zitten, maken een tweede ronde en slaan de koude stekken niet over. Houden het daar niet lang vol want het is echt heel guur. Opwarmen maar uit de wind. Zou er op de vangstplek van dat spiegeltje nog iets liggen? Ik had een handje bijgevoerd in de hoop daarop. Nu staat het lichtpuntje vijf millimeter boven water. Af en toe ontstaat er een lichte rimpeling door windvlagen waardoor dat lichtpennetje bijna niet meer boven water uitsteekt. Net op het moment dat ik wil doorstappen naar de volgende stek zakt het pennetje wat weg. In het donkere water zie ik dat lichtje net onder het wateroppervlak staan. ik wacht af en zie uiteindelijk het lichtje weer boven water verschijnen. Voordeel van vissen met een breekstaafje, lijnzwemmers zijn dan nog beter herkenbaar omdat je de pen wat langer onder water kan volgen. Tien minuten later weer zo'n zakkertje. Ik wacht af, duurt lang maar weer zakt het pennetje weg. Nu wordt het helemaal donker. Ik sla aan en voel de vis meekomen. ik draai snel wat lijn bij, de vis draait en knalt weg. Komt een meter of twintig verderop tot stilstand. Dat was onverwacht. Daarna ontspint zich een lang gevecht van geven en nemen. Ik heb in de eerste fase geen enkele vat op de vis die traag langs de bodem kruipt, hoe hard ik ook trek ik krijg hem geen meter dichterbij. Valsgehaakt? Ik twijfel, zou kunnen. Voorzichtig drillen maar. Als ik wat lijn win heeft de vis binnen de korste keren het weer teruggewonnen. In mijn hoofd praat ik met mijzelf: "rustig blijven, niet onnodig hard trekken, hij komt vanzelf binnen". Uiteindelijk gebeurt dat. Niks valsgehaakt, gewoon een oersterke goed doorgegroeide spiegel. Plaatje van een vis. Ik bel Hans die opneemt met de woorden: "een grote dus", omdat we hadden afgesproken alleen om die reden assistentie te vragen. Niet veel later bewondert hij samen met mij de vis. Paar foto's en daarna weer terug. Wat een vis om de "wintervisserij" mee af te sluiten. Komende periode zullen het de polders zijn waar ik te vinden ben. Met steeds meer inzicht in die eerder genoemde patronen en natuurlijk een gezonde dosis aan opportunisme kan ik me bijna niet voorstellen dan dat het een mooi voorjaar gaat worden. Nu we die vroege warmte hebben gehad kun je tot het moment dat de paai is afgelopen met redelijke zekerheid voorspellen waar de vis zich zal begeven. Voor de komende acht weken heb ik vijf of zes polders in mijn hoofd waar ik steeds beter de weg ken en door te herhalen wat ik al heb beproefd, te experimenteren met dat wat ik nog niet weet de patronen nog verder te doorgronden. Ondertussen zitten we in een tweede (te?) warme periode. Eerst nog van die maartse warmte, koude start en dan na twaalf uur aangenaam, na zonsondergang een rappe daling van temperatuur. Omdat die periode van licht iedere dag verlengt wordt kun je met enige zekerheid de hoogste en laagste temperatuur bij elkaar optellen en door tweeën delen om de watertemperatuur van de ondiepe polders in te schatten. Hoe dan ook is die watertemperatuur na die ijsperiode half februari in een continue stijgende lijn geweest. Als dan dit weekend de nachttemperatuur ook iets hoger blijft durf ik er wel vanuit te gaan dat de vis vanaf eerste licht actief is. De zon is net op als ik op de fiets zit om een plannetje wat ik langer heb uit te voeren. Klein stukje fietsen en daarna een half uur lopen brengen me op een landje wat tussen twee wateren ligt ingeklemd. Een tussenruimte van land tussen twee watersystemen die vroeger wel maar nu niet meer op elkaar aangesloten zijn. Ik heb het voorzien op het deel wat rechts van mij ligt. Eerste kilometer is het nog een prutslootje maar dan ineens wordt het wijder en kunnen we van een wetering spreken, om de zoveel tientallen meters komen er dwarssloten op uit. Het is een water wat een jaar of vijftien geleden afgesloten werd van de rest van het systeem. Voor die tijd kwam ik er regelmatig, daarna eigenlijk niet meer. Laatste bezoek dateert van 2010*. Toen was er een schitterend bestand van wilde schubs, doorgegroeide 25% wildhybride uitzetschubs en valkenswaardse spiegels. Zou er nog wat van over zijn? Daarnaast benieuwd of de nieuwe uitzet al een beetje gegroeid is? Tijdens het maken van mijn stekken hoor ik voor het eerst de grutto's en zie ik meerdere keren boeggolven van karper. Alles ademt sfeer en daarmee karper. Op het eerste rondje vang ik twee vissen van een recente uitzet. Groeien goed door en zijn een lust voor het oog. Ik ben er blij mee maar heb mijn zinnen gezet op een oude vis. Niet dat ik zeker weet dat ze er nog zitten maar je moet wat te wensen hebben. Tijdens het tweede rondje valt het stil. Ik zie geen vissen meer zwemmen en alle stekken lijken verlaten. Richting twaalf uur zet ik de pen op de stek neer waar ik het meeste vertrouwen in heb. Hier wil ik het nog even proberen. Rechts van me wordt de wetering onder een oud stenen bruggetje doorgevoerd. tegenover me komt de breedste van de zijsloten uit op de wetering, het samenkomen zorgt voor een brede kom. Op het eerste rondje had ik al gemerkt dat hier het water het diepste is maar dat het richting het bruggetje snel ondieper wordt. Op die rand ligt mijn voer. Kort na inzetten verheft de pen zich, gaat helemaal plat om daarna weer terug in positie te zakken. Direct daarna herhaalt zich dit, alleen nu zakt de pen door. Ik tik vast richting de brug in de hoop dat de vis in de tegenovergestelde richting wegvlucht. Onder water barst een bom, slip reageert direct als de vis op volle toeren ervandoor gaat. Een ander vis, die blijkbaar ook aan het azen was, vlucht met een brede golf de wetering in. De gehaakte vis is onstopbaar. Om niet teveel lijn uit te hebben staan en om afstand te nemen van dat bruggetje loop ik een stuk mee. Het duurt lang, vis trekt keer op keer met gemak meters lijn van de spoel. Ondanks de ondiepte langs de kant krijg ik hem ook aan het einde van de dril niet in zicht. Hij schuurt langs de bodem. Ook nu een vast patroon want na het betere trekwerk onder de top wil de vis nog een keer afstand nemen maar daarbij komt hij ook voor het eerst aan het oppervlak. Voor mij een teken dat de laatste fase van de dril is ingegaan en niet veel later kan ik hem scheppen. Wat een prachtig polderbeest. Glanzend, gebronsd schubbenkleed en een robuuste lijf. Ik ben onder de indruk omdat ik met redelijke zekerheid kan zeggen dat deze vis hier is geboren. Opgegroeid op het veen. Hij komt niet eens heel oud over, heeft iets jeugdigs over zich. Diep tevreden ruim ik hierna op. * klik hier voor de blog van laatste bezoek aan dit water, toen op het door het geplaatste overstortje lager gelegen deel.
Ik ben leeg. Ik hang in de bank en probeer de energie die ik in de ochtend voelde terug te halen. De energie die het uitzicht op een penavontuurtje kan geven. Er is niks van over. De verhuizing en daarna opvolgende weekenden van klussen eisen hun tol. Het is gewoon even op. Niet gek natuurlijk maar voor mij moeilijk te verkroppen. Ik wilde zo graag die ochtend maar voel nu dat het niet gaat. In een periode van werken, klussen, klussen, werken, zijn de penmomenten heilig omdat ze dun gezaaid zijn. Ergens heb ik mijzelf toch van de bank afgeplukt. Lopen met de hond. Ik wik en weeg. Terug thuis graai ik een blikje maïs uit de voorraad, toch op pad. Gure kou houdt nu al lang aan. Ik voer twee plekken aan. Thuis twijfel ik nog steeds. Na het eten kom ik moeizaam toch op gang en vind ik mezelf uiteindelijk terug aan het water. Lichtpen dobbert zachtjes op die nare, koude noordooster. Ik zak diep in mijn stoeltje weg. Als ik na een uurtje de tweede stek wil opzoeken heeft de kou vat op me gekregen. Ik sla over, rij naar huis. Duurt lang voordat ik opgewarmd ben. Een blanke sessie die ik invul op een pagina van mijn logboekje dat enkel weken geleden ook blank was. Gelukkig staat er bovenaan die pagina al een succesvolle sessie. Dat geeft rust in dat altijd, enige richtinggevende doel; iedere maand minimaal 1 karper vangen. Even terug dan maar. Nieuw jaar, nieuwe kansen. 3 januari pak ik het meteen maar op. Dagje klussen en daarna op naar Gouda. Singels aanvoeren en daarna lekker afvissen. Al op het eerste rondje op de stek waar ik het het meest verwacht is het raak. Kort nadat het pennetje naast de brugpijler staat huppelt hij even op en neer om daarna kalm weg te zakken. Spannende dril vanaf de brug. Vis mokt wat onder die brug, niet te hard trekken dan zwemt hij er wel onder vandaan. Duurt wel even, dan wat gehannes om vanaf de brug naar de kant te komen en dan vanaf die hoge kant te scheppen. Pfff, binnen, januari is veilig. De lege pagina van 2025 in het logboek kan dus aan de start meteen goed beschreven worden. Ik heb er na die start natuurlijk goede zin in maar kwakkel mee met de kwakkelmaand die januari achteraf blijkt te zijn. In de tuin van de nieuwe woning ligt een ruime vijver. Zeven forse goudwindes zwemmen er hun rondjes. Kort na de sleuteloverdracht vul ik ze aan met de blauwwindes en zeelten die in de vijver van mijn oude woning zwommen. Kikkeroma neem ik ook mee. De grote wens van mijn dochtertje om alle "huisdieren" mee te verhuizen, gaat daarmee in vervulling. Kort na de verhuizing begeeft de waterpomp van de nieuwe vijver het. Vreemd genoeg wordt daarna het water met de dag helderder? Dat is raar. Openen van het filter zorgt voor duidelijkheid; zo vies dat er alleen viezigheid werd rondgepompt. Schoonmaken, nieuwe pomp aanschaffen en nu een glasheldere vijver. Visjes moeten wel wennen, dat troebele water had wel voordelen voor ze. Ik hou ze goed in de gaten, kijk elke dag wel een tijdje naar die vissen. Waar liggen ze, zwemmen ze rond of liggen ze stil? Als ze stil liggen, in welke waterlaag doen ze dat dan? Opvallend; op voor mij een qua weer exact zelfde dag totaal verschillende reactie op gestrooid voer. De ene keer binnen de kortste tijd alles weg, de dag erop kijken ze er zo goed als niet naar om. Link zo'n vijver. Voor je het weet wordt het je waarheid. Niks gevangen; dacht ik al want die vijvervissen aten ook niks. Het is natuurlijk wel lekker om vanuit aannames van zo'n vijverobservatie jezelf te ontschuldigen in het niet vangen. Ja, en voor je het weet ga je niet eens meer op pad als... Gelukkig is het (voor mij) niet zo simpel. Ik geloof er niet zo in dat op één dag alle vis, op alle verschillende watertypes er de brui aangeven. Afwisselen en zoeken; vaak genoeg scoort dan één systeem, of één plek in een systeem wel. Als ik dan terugkijk op de periode tussen eind en begin januari dan kan ik vaststellen dat ik in ieder geval steeds ben gegaan. En daarmee ook iedere keer wel weer iets heb meegekregen of geleerd. Wel beginnen richting eind januari die blanks tegen te staan. Een opleving met een stapeltje brasems zijn de opmaat naar een avond met een gouden randje. Terug naar Gouda. Toch wel mijn winterstad geworden. In de andere maanden teveel gedoe van witvis en dan vooral brasem. Nu, met het koude water en de opgedane kennis van de afgelopen drie jaar, is de kans op karper gewoon een stuk groter. Ik voer dezelfde stekken aan als begin januari, heb geen zin om andere delen te onderzoeken. Na mijn voerronde strijk ik neer op een bankje langs het water. Ik eet mijn avondeten en tuur over het water. Vlak water, heldere lucht; het gaat een koude nacht worden. Aan de overzijde een helverlichte gym. Zo te zien houdt het grootste deel van de mensen hun goede voornemens nog vol; het is er druk. Snap ik niks van, van binnen sporten? Na mijn maaltijd loop ik mijn penavontuur tegemoet, geen sport, maar wel lekker buiten. Het voer ligt er niet heel lang in, heb ik in de hoeveelheid rekening mee gehouden. Heel dun kruimelde ik wat naast de pijlers van de brug. Vanaf het moment dat de pen staat is er beweging. Regelmatig zakt de pen weg of komt juist even omhoog. Dat spel van lijnzemmers en misschien wel opname- en uitspugen van aas duurt twintig minuten, dan eindelijk een aanbeet. Heb me staan verbijten op die brug, meermaals omklemde ik het kurk steviger omdat ik dacht dat ik kon slaan. Nu weet ik het zeker, een tamme dril en een schubkarper op de kant. ik zet de pen nog even neer. Nog steeds lijnzwemmers maar niet veel meer. Na een kwartiertje besluit ik het even te laten, kruimel natuurlijk wel wat voer bij. De volgende stekken liggen allemaal onder overhangende bomen. In het donker niet makkelijk maar wel te doen. Hans komt even buurten, heeft tulband mee, lekker. We kletsen bij en kijken samen naar de pen. Trage beweging; brasem denken we allebei. Na een eeuwig durende opsteker een wegloper naar rechts. Aanslaan en overduidelijk geen brasem. Niet veel later een bleek spiegeltje op de kant. Eerste rondje al twee vissen; weelde. Bij de volgende bomenstek komt er een knul aanlopen. Wil een praatje beginnen. Hans vangt hem op zodat ik mijn ding kan doen. Niet veel later besluit Hans af te taaien, de knul blijft hangen. Vraagt van alles aan me. Ik praat rustig terug, pennetje in de gaten houdend. Staat niet naar mijn zin. Bij ophalen voel ik kort weerstand, waarschijnlijk lag ik in een takje. Ik zet het boeltje weer terug onder de overhangende takken, pennetje staat nu direct goed. Minipuntje is zichtbaar. "Wat vind je nu het leukste aan vissen?" De volgende vraag, ik denk even na. "Ik denk dat ik het altijd weer bijzonder vind dat je op een vissoort vist en die dan ook vangt. Kijk, hier in de singels zijn karpers uitgezet. Dan lijkt het makkelijk om ze te vangen maar er is enorm veel water en die vis kan in principe overal zwemmen. Daarnaast zijn er van andere vissoorten vele malen meer aanwezig. dat je dan vangt wat je wilde vangen geeft altijd een enorme voldoening." Ik ben nauwelijks klaar met mijn antwoord en de pen kruipt iets uit het water om daarna weg te zakken. "Kijk, daar gaat ie", prevel ik tegen mijzelf maar nu ook tegen iemand anders. Rustige haal en niet veel later weer een spiegeltje op de kant. Een verse, zwemt er nog maar net. De jonge knul vind het prachtig, neemt na terugzetten afscheidt en bedankt me hartelijk voor alle antwoorden en het mogen meemaken van dit moment. Ik ben tijdens het vissen niet zo van de ontmoetingen maar deze knul zette me aan het denken. Kale, eenvoudige vragen die uitnodigden voor standaard antwoorden maar door zijn bijna nederige houding dacht ik er langer over na en kwam ik voor mijzelf ook weer wat dichter bij de essentie. Nu zak ik terug in mijzelf. Drie karpers op een eerste rondje eind januari met een temperatuur rond het vriespunt. Mij hoor je niet klagen. "Sterker nog, de brug met de lijnzwemmers pak ik sowieso nog een keer", prevel ik tegen mijzelf. Kwartiertje later hang ik weer over die reling heen. Duurt weer niet lang voordat er beweging is. Nu wel veel sneller een doorlopende aanbeet. Ik sla vast en voel het meteen; grotere vis. Lange, trage dril. Weer dat gehannes om van die brug af te komen en met moeite scheppen vanaf die hoge kant. Ondanks dat ik overal heb bijgevoerd besluit ik er na de foto's mee te stoppen. Voel me voldaan en ben toe aan een borrel en een warm bed. Na die avond is er nog een hele korte opleving in het weer. Daarna steeds randje wel ijs, geen ijs en vooral veel mistige. waterkoude dagen. Ik spaar mijn penmomenten op, verruil ze voor doorbuffelen in de woning. Wil voordat we de verjaardag van mijn dochter vieren zo goed als klaar zijn zodat veel familie die voor het eerst komt een goede indruk krijgt. Daarnaast wordt het altijd weer beter weer, beter nu dit oppakken en straks de tijd voelen voor de voorjaarsvisserij dan andersom.
Gaat wel krap worden om dat doel van één karper per maand te halen. Gelukkig brengt Marktplaats uitkomst. Een afspraak in Den Haag combineer ik met een paar uurtjes vissen. Hans doet even mee. Ik voer voor, doe mijn Marktplaats dingetje en daarna vissen we samende aangevoerde stekken af. Het water is ijsvrij, daarmee is alles gezegd. Wel zien we zonder moeite de voorbodes van dat echte voorjaar. Veel molshopen, kwetterende koolmeesjes en ruziënde meerkoeten. Is het er echt of is het ons wensdenken? Februari is al over de helft, nog twee weken en dan is het maart. Maart, de thormaand. De maand waarin, ongeacht welk weer het is, de vis gesterkt door het toenemende licht gaat rondrommelen. Ik heb daar zin in maar wil ook mijn februarivis hebben. Van alle aangevoerde stekken heb ik er eentje "geclaimd". Het de stek waar ik mijn geld op heb ingezet. Hans heeft zijn februarivis al dus vindt het prima. Onder een druk verkeersplein kruist het water. Tientallen meters aan overdekte winterholding die op alle windstreken een opening in de vorm van een duiker heeft. Op de door mij aangewezen stek wordt het water de duiker ingezogen, met heel veel moeite kan ik het pennetje houden. Af en toe moet ik hem opnieuw plaatsen omdat het oranje onder de duiker is verdwenen. Kort na weer even ophalen en inleggen zakt de pen weg. Ik kijk er nog even met ongeloof naar maar sla dan toch maar aan. Februari veilig, kom maar op met maart. Zonder aankondiging knalt er een stuk vuurwerk, tussen de flats galmt de dreun langzaam na. Ik heb het koud gekregen. Te lang stil gezeten, toch blijf ik nog even. Er was een roersel op het water geweest, een tik op de pen en later nog een klein stekertje. Wat heb je meer nodig om de visbeurt nog wat te verlengen? Ik krijg gelijk, paar stootjes en dan gaat dat pennetje op pad. Op moment dat ik denk aanbeet en sla stopt de pen. Toch een lijner? Daarna geen beweging meer. Ik fiets terug naar huis. Moet wennen aan de nieuwe omgeving. Polders liggen op meer afstand na de verhuizing, dit parkwatertje om de hoek. Evenwicht, altijd een thema. Pen staat te wiegen, gemaaltje staat aan. Met een meter of tien lijn uit, een niet te zware pen is het dan zoeken naar evenwicht. Evenwicht tussen loodverdeling, (over) diepte en lijn wel/niet in het water. Als het goed staat is er een wankel evenwicht. Pennetje dat af en toe even wordt meegevoerd en dan weer terugkomt. Geen visserij voor water met veel vuil. Dan is het simpelweg geen doen. Al snel beweging en een dril. Vis voelt goed, manier van haken niet. Lange dril met uiteindelijk de al verwachtte losser en de, ook al verwachtte, schub op de haak. Aiaiaiai, in een maand met weinig mogelijkheden komen de missers harder binnen. Gelukkig later op de avond een herkansing en nu wel goed gehaakt. December is daarmee veilig gesteld voor het ultieme doel; iedere maand minimaal een karper vangen. Later die week weer op pad. Voel weer wat ruimte om te investeren in visplannen na een geslaagde verhuizing. Dus op zoek naar nieuw evenwicht. Het is nog wankel. Gemiddeld tien minuten reistijd meer naar eigenlijk alle plekken waar ik graag kom. Voorvoermomenten die ik tot op de minuut kon plannen moeten vanuit een nieuwe context benadert worden. Wat makkelijk fietsend kon is nu ineens een eind verder weg. Wel wat andere mogelijkheden maar niet direct penpolderparadijsjes en ja, dan vind je jezelf dus terug tussen de flats. Ook wel zo z'n charme, dat gelukkig wel. Tweede december vis is ook meteen de laatste van het jaar. Wist ik toen nog niet, nu wel. Die twee vissen brengen me op een volgend thema. Het thema: waar blijven ze? Dit zijn beide vissen die één zomer hebben gezin in het water waar ze zijn uitgezet. Oké, misschien de spiegel twee? Andere avond, avond die nu al weer zo ver van me is verwijdert dat de herinneringen met een lichte sluier zijn omgeven. Water om de hoek bij mijn oude woning. Wilde nog een keertje naar die ontdekte plek om de hoek, soort afscheidt van de oude situatie. Blijkt dat er onder mijn neus al zeker vier jaar lang vis is uitgezet, nooit opgemerkt terwijl ik er bijna dagelijks met de hond wandel? Pas in de winter tussen 2023 en 2024 viel me op dat er vissen sprongen. Visbeurten leverde een reeks aan kleine spiegels op. Vis die ik inschat op één of twee zomers aanwezig, kijkend naar lengte en gewicht. Waar zijn die vissen die er al vier jaar gelden ingegaan zijn? Het zijn de jonge honden die altijd het snelst eruit komen. Dat merk ik in alle polders. Uitgaande van een bestand wat in een "normale" piramide vorm is opgebouwd (jongste leeftijdsklasse meest vertegenwoordigd, en dan per leeftijdsklasse hoger steeds minder vis) is het niet vreemd dat je meer "kleine" dan grote vangt. Maar een bestand gemaakt door uitzet heeft niet die natuurlijke piramide. Ja, er zal afname zijn maar die is minder sterk omdat (over het algemeen) er evenveel of eerder minder wordt uitgezet. De afname zal dan vooral zijn door de sterfte na uitzet, niet door natuurlijke selectie door bijvoorbeeld roofvis. Toch zie ik in al die uitzetpolders hetzelfde. De eerste twee jaren komen ze er heel makkelijk uit, daarna lijken ze soms totaal verdwenen. Deze laatste avond blijkt er weer uitzet te zijn geweest. Binnen de kortste keren twee minispiegeltjes. Hebben de plek in (en over?) genomen waar ik voor dit water voor de winter mijn geld op had ingezet (en ja, dus een mentaal kruisje door één van de vele plannetjes). Pas op een stek ver verwijdert van dit jonge geraas sla ik vast op iets wat massief voelt, een vis van één van de eerste uitzet jaren. Heb even teruggekeken. Ben er zes keer geweest. Altijd drie vissen of meer. Dit was de eerste van de langst zwemmende lichting. En nee, toen zijn er niet minder ingegaan. Wat voor conclusies kun je er nu uit trekken? Nou, hoe dan ook dat de vis na een paar jaar meer argwanend wordt, ook als er geen enkele hengeldruk aanwezig is. De verhuizing is dus achter de rug. Alles soepel verlopen, mag zeker geen klagen hebben. En ja, het is druk geweest en het is nog steeds druk. Ik besef me donders goed dat ik die druk zelf opleg; als ik wat in mijn kop heb dan zal het zo gaan. Dus het lijstje wat ik vooraf maakte van wat na de kerstvakantie af moest zal, zal af zijn. Had de gelukkige omstandigheid dat ik drie weken vrij kon nemen en had mijzelf voorgenomen ook wel een beetje van vakantie te genieten. Zo kan het dus gebeuren dat ik nog voor het eerste licht op eerste Kerstdag door een zompig weiland ploeg. Onderweg naar een stek. Wie weet wat het zal worden? Omdat we zo in het einde van het jaar zitten merk ik dat ik al ploegend stiekem een beetje teruggluur. Wat een jaar weer, qua vissen had ik me eigenlijk niet meer kunnen wensen. Na de zomervakantie is het wel schrapen geweest maar toch, als ik iets nauwkeuriger gluur zijn er genoeg momenten die vastgepind staan. Misschien wat minder vissen gevangen en zeker minder grote vissen dan in het eerste half jaar, maar mooie polders (her-) ontdekt. Prachtige, stille, verscholen penmomenten daar meegemaakt. Enige zure was dat twee van die polders beide niet bevisbaar zijn door werkzaamheden tijdens deze laatste maanden van het jaar. Had er wat wintervisserij gepland waar nu een streep doorheen moest. Voordat er van wintervisserij gesproken kon worden een aantal momenten met Hans samen in één van die polders gevist. Ik met mijn oude ogen, hij met zijn nieuwe. Twee totaal van elkaar verschillende avonden. De eerste stil en mysterieus, de tweede een avond waarop die polder zijn sluier afwierp. Dat wat mysterieus leek werd tastbaar. Om dat echt te benutten waren we er voor het mooie net te laat. Daarnaast ook hier jonge honden die als eerste de voerplek opstormen, geen ruimte geven voor de dikke hangbuiken die er ook (nog steeds) huizen. Ik mocht mijzelf beide avonden gelukkig prijzen met een verse, samen werden we blij van de groei die er in krap negen maanden was geweest; potentie noemen we dat. Zo typend op de laatste dag van het jaar is er dan toch vooral tevredenheid. Tevredenheid over de vangsten, de niet vangsten en het samenzijn met vismaten Hans en Michael.
In het nieuwe jaar maar op zoek naar nieuw evenwicht vanuit de nieuwe woning, waar één deur gesloten wordt gaat er altijd weer één open. Voor iedereen die meeleest; fijn nieuwjaar met mooie vangsten gewenst! |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
May 2025
Contact: [email protected]
|