Even een dooddoener; penvissers zijn visueel ingesteld. Zo, die zit. Pennetje kijken, vis zoeken, water doorgronden. Maar wat als het niet zichtbaar is? Wat als dat wat je verwacht er wel is zonder dat je iets ziet? Ben je dan alweer vertrokken voordat de vis een kans heeft gehad? Het is het seizoen van bellen en schuim. Vooral tijdens de vroege ochtenden verschijnen soms enorme hoeveelheden belletjes bij het azen. Zachte modderbodem, wroetende vis, schuim op het water. Hartverstikkende spanning als dat schuimspoor in de buurt van het oranje komt. Zeker als dat oranje reageert; lijnzwemmer of aanbeet? Midden juni. Ik loop door het weiland, ben op zoek naar een verhaal. Ik heb er al zoveel maar wil er altijd nieuwe bij hebben. Deze dag heeft nog geen verhaal. Apart. Had ik niet verwacht. Week of wat ervoor was ik hier ook. Toen verhalen te over. Verhalen over een laagje water in mijn laarzen, puur door, door het hoge, natte gras te waden. Verhalen over grof azende karpers die enorme hoeveelheden bellen omhoog stuwden maar bovenal het verhaal van een prachtschub die zich niet liet aankondigen. Geen belletje, geen tikje, gewoon pen weg en raak. Later voegde ik nog een verhaal toe. Kwam in een vergeten hoekje een koppeltje azende vis tegen. Het is er ondiep. Moddersporen laten zien waar geaasd wordt. Ik mik de pen op goed geluk tussen een paar van die modderstrepen. Voer los een vijftal maïskorrels in de buurt, vijf minuten later een wilde dril op het ondiepe. Zo simpel kan het zijn. En nu dus weer terug, zoekende naar nieuwe verhalen. De ondiepe zone lag er verlaten bij. Geen stofwolken, geen bellensporen. Nu te voet langs het vaartje. eerste ochtend dat het kan, vogelbroedseizoen is voorbij. Vier stekken zomaar middenin het land. Water is vrij helder en her en der begint de wiergroei roet in het eten te gooien. Ik kom geen enkel teken van leven tegen. Waar zit die vis? Liggen ze stil of zijn ze massaal naar een ander uiteinde gezwommen. Zolang er stekken zijn, zijn er kansen dus doorploeteren maar. Eerder dan verwacht op de laatste stek. Aan alles voel ik een verhaalloze visbeurt aankomen. Tenminste, geen verhaal rondom een vis, in zo'n polder is altijd wel wat te zien. Dat verhalen maken doe ik vaak al vooraf. Om met regelmaat een blog te schrijven toch handig om een soort van rode draad te hebben waar je één en ander aan ophangt. Vaak voordat ik ga vissen een soort visualisatie van wat een mooi, passend verhaal zou kunnen zijn. Het blijft vissen, dus hoe diep ik er ook over nadenk vooraf; het komt lang niet altijd uit natuurlijk. Laatste stek. Zelfde blik. Geen spoor van vis op het eerste oog. Toch maar even proberen en ja hoor een onvervalste tochnogvis. Dat is heel fijn. Fluitend terug; paragraaf van het verhaal toegevoegd. Zo half mei vind ik het tijd om wat wateren om te ruilen. Heb me vermaakt met een aantal polders, nu mogen anderen weer aan de beurt komen. Op de scheidslijn wil ik één polder nog een keer bezoeken. Kwam er één keer eerder en alles ademde vis. Niet alleen kleine maar rook ook naar knoestige oude schubs. In alle vroegte onderweg maak ik een verhaal in mijn hoofd. Een verhaal over een dun voerplekje waar ik kort na voeren start met vissen. Klein pennetje passend bij de ondiepte. Pennetje dat zich met moeite staande houdt op een traag walmen van zo'n oervader.... Hoeveel tijd zit er tussen deze gedachten en daadwerkelijk zitten te vissen? Half uur, drie kwartier? Hoe dan ook. Die pen staat te schudden op de stek. Meerdere vissen zijn actief maar wat voor vissen zijn het? Ondanks de ondiepte tonen ze zich niet fysiek. Af en toe duwt een vissenlijf dat pennetje op zij. Meer niet. Na zeker vijftien minuten wachten schuift het pennetje mee na weer zo'n duwbeweging. Na de aanslag niet de onstopbare run uit mijn bedachte verhaal, meer een zwaar en log trekken. Vis die met zijn pens door de modder schuurt en er in vast lijkt blijven te zitten. Neemt geen meter lijn maar blijft ondanks de ondiepte onder water; ik weet genoeg en zie dat ik het goed heb voorzien als ik het net eronder steek. En dan de overstap; ander type polders. Andere bestanden, minder en daarom, soms, groter. Pak er eentje beet en hang er een avond rond. Veel vis, zie ze schuiven. Vooral ondiep, grote golven en wellingen. Komen niet op het voer. Eén keer een enorme hoeveelheid bellen rondom de pen. Is van korte duur. Warme, redelijk zonnige avonden rondom de paai; geen goede combi. Paar dagen erna is het weer om. Windstil en bewolkt, zo nu en dan een spetter. Stekken zijn al een paar uur geleden aangevoerd. Bij dat aanvoeren kwam ik weer actieve hoogzwemmende vis tegen, vis om van te likkenbaarden. Hoge verwachtingen dus. Een hoek, diep en ondiep bij elkaar in de buurt. Ligt vis in de buurt; al op het voer geweest? Duurt niet lang en dan wandelt er een schuimspoor de stek op. Pen reageert, loopt traag mee met het schuim. Lijnzwemmer? Beweging stopt niet en met teveel twijfel doe ik een halfslachtige poging tot slaan. Mis en grote golf, aiaiaiai. Ja, dat zijn de vissen die er toe doen, die mis je. Er is nog actieve vis, niet meteen door. Beetje voer bij en even wachten. Half uur later ben ik er terug. Andere stekken waren stil. Hoef niet lang te wachten, wel weer twijfel: aanbeet of lijnzwemmer. Vis gunt me geen tijd, ramt weg, pen volgt. Ik moet bijdraaien als een malle om lijn op te pikken, als dat is gelukt is dreunt de hengel krom en vliegen meters lijn van de slip. Zo snel als het begon is het voorbij. Lekker, toch nog! Die polder heeft me meteen weer te pakken. Kom er al lang. Heel lang. Ken elke hoek maar nog niet elke vis. Ieder jaar weer verassingen, verassingen in kleur, gewicht of formaat. Ook een polder die stil kan zijn, geen enkele beweging, alsof er geen vis zwemt. Maar ja, altijd roept die polder weer, fluistert nieuwe beloften voor verhalen in mijn oor. Als Sirenen die lonkend roepen... Weer zo'n bewolkte dag, weer tijd om voor te voeren. Verschillende weerapps geven van de middag een verschillend beeld. Slechtste is continue slagregen, beste is her en der een druppel. Schouders ophalen en gaan. Eerste aangevoerde deel is er niets te zien. Die vis zit vaak zo compact in deze polder. Alles op een hoopje bij elkaar. Tweede deel van de stekken laat dat weer eens zien. Je hebt wel eens bellen op je stek maar nu moet ik de stek zoeken tussen de bellen. Ik sluip erop af, zet zo voorzichtig als mogelijk dat pennetje tussen het schuim. Meerdere keren passeert de vis het haakaas maar er ligt blijkbaar nog zoveel voer dat het niet opgepikt wordt. Ineens is de vis weg? Zoals wel vaker laat ik het even en als ik een kwartier later terugkom zie ik die brede schuimsporen weer gaan. Weer voorzichtig inleggen en bij de eerste keer dat de vis passeert gaat de pen mee. Na aanslaan zie ik het meteen; graskarper. Nou, meer grasmonster. Op de kant is hij rustig, een bejaard exemplaar, wat een beest. Laatste stek op de hoek van een favoriete zijsloot. Vis zwemt in en uit. Passeren het voer, ze komen wel denk ik. Eerst nog maar een rondje. In mijn rug wordt het donker, ernstig donker. Ik vis stug door, hoop dat het afbuigt. Terug op de laatste stek begint het te druppelen. Niet erg, regenjas aan en turen maar. Paar keer een lijnzwemmer. Afwachten maar, vis komt wel. Ondanks dat het zich aankondigt is die pen uit het niets weg. Aanslaan en een streep door de sloot. Lange dril start. Vis wil echt niet mee, blijft knokken. Bleke spiegel, kan omvang en gewicht niet goed vaststellen tijdens de dril. Het druppelen gaat ondertussen over in gestage regenval. Vis die maar niet mee wil. Als er maar geen onweer bij komt, dat voelt niet goed met 13 voet carbon in een lege polder.... Eindelijk is hij dichterbij, komt ondiep, even klein stukje trekken en dan in het net, vis wil niet, draait weg, haak lost. Verbijsterde penvisser in de regen die niet veel later over gaat in slagregen, doorweekt en ziek van de losser kom ik thuis aan. Mijn dochtertje schaterlacht als ik druipend in de tuin een liertje water uit mijn laarzen laat lopen.... Ondanks het natte pak goed gevoel over die periode. Paar mooie vissen gevangen. Ik schakel door naar andere bakbeestpolders. Dat gaat mis. Ik raak mijn gevoel kwijt, het is continue hit or mis. Bij hit soms zomaar vier karpers, bij mis niks. Allemaal vrij kleine vis, die lijken ineens te domineren. Raak mijn focus wat kwijt, ga te beredeneerd te werk. Wil als het ware dat volgende verhaal forceren. Dat verhaal wat deze blog zou moeten afronden; te geforceerd op zoek naar het beste plaatje. En in plaats van dat ik tot afronding kom, raak ik mijn focus er volledig in kwijt.
Nu typend heb ik dat verhaal wel af. Alleen dat hoort niet meer bij deze blog, komt volgende keer wel weer. En als ik nu even terugkijk, de trits aan vissen die in die periode wel passeerde is het gek dat ik dat verhaal niet kon afronden? Misschien is dat verhaal ook wel nooit helemaal rond, loopt het één over in het andere. Aan het einde nu dus geen punt maar een komma, to be continued,
0 Opmerkingen
Midweekje weg in de Duitse Eifel. Uit Nederland sijpelen berichten door van paaiende karper. Op vrijdag rijden we terug. Na een week zonneschijn is het troosteloos weer. Temperatuur rond de acht graden. Stijgt richting de twaalf als we bijna thuis zijn. Regen is nog een heel licht druppelen. Ik ben niet te houden, het heeft me weer eens volledig in zijn greep. Die midweek was heerlijk maar heeft me langer dan me lief is bij mijn pengronden vandaan gehouden. In de laatste dikke bewolking voer ik voor. Plasje waar de vis uit over moet (zie vorige blog) en de vaart. De vaart. Wat een onmetelijkheid aan water in het groene niets. Een plek voor stiekeme avonturen in mijn eentje. Ik voer op een ruime kilometer van de vaart vijf stekken aan. Aspergesoep en pannenkoeken bij mijn schoonmoeder. Fijne onderbreking. Kan het voer even inweken. Ondanks dat het eten lekker- en het aan tafel gezellig is, zit ik onrustig. Wat gebeurt er met de stekken op die vaart? Worden ze gevonden en zo ja waardoor? Schoonmoeder vult mijn thermokannetje met koffie en dan kan ik op pad. Weg van het benauwde binnen, naar buiten waar het fris is. Die week warmte en nu een ander weertype. Het kan twee dingen opleveren; of de vis ligt vast of ze zijn los. Ik start op het plasje voor project "overzet". Verwacht op een vaste prik stek snel een aanbeet maar pennetje wil niet verdwijnen? Dat klopt niet. Ik verleg hem iets. Staat meteen wat dieper, lag ik op de rand van het krulblad? Geen tijd om over na te denken, oranje stijgt even en gaat dan met zo'n vaart weg dat ik alleen maar aan een lijnzwemmer kan denken. Voor ik het weet dreunt de top krom en maakt de lijn een bocht de lelies in. Even knarst alles maar de vis zwemt gelukkig netjes terug via de eerder gevolgde route. Keiharde dril met maar één mogelijke uitkomst; weer een klein spiegeltje toegevoegd aan het grote systeem. Tweede stekje geeft geen sjoege. Ik heb het geduld ook niet voor het plasje; wil naar de vaart... Die eindeloze vaart. Start vanuit de rivier, dat is de bovenloop. Bovenloop stort over in het plasje en dan een verbinding naar de benedenloop die via wat bochten en vertakkingen over zeker tien kilometer uitstrekt. Dit deel is het minst bevist. Ben er nog nooit iemand tegengekomen en de boer die het looprecht heeft geeft ook altijd aan dat ik de enige ben. Denkend in makkelijk en moeilijk is de vaart buitencategorie. Simpelweg omdat er een lage bezetting op een enorm stelsel is, betekend wel dat je tegen verassingen aan kan lopen. Op de eerste stek geen teken van leven. Had ik wel verwacht, ligt direct aan de doodlopende weg, is te vroeg voor die plek. Voor de zekerheid een handje voer erbij en door. Ver weg van dat weggetje ligt de tweede plek. Hier voel ik me thuis, niets dan wuivend gras en golven. Wind stevig uit het zuidwesten. Golfslag en af en toe een glinstering van de zon die door de trage bewolking heen wil breken. Ik zit en wacht af, ben geladen, handjes maar op de grond en een beetje achterover leunen. Moet ervoor zorgen dat bij een aanbeet hart en verstand in evenwicht zijn en ik niet op een lijner sla. Net voor ik door wil stappen een paar drukkertjes en uiteindelijk een eindeloze opsteker en wegwaggelende pen; paaigekke brasem. Handje voer bij en weer door. Verder het groen land in. Een haas schrikt weg, een paar ganzen stuiven op. De hoek, hier buigt de vaart af naar links. Heb goede ervaringen met hoeken. Behalve deze. Ook nu staat die pen maar te staan? Vis moet toch hierlangs komen. Na de bocht nog twee stekken. Op de laatste een flinke ruisvoorn. Toch wat mat voor een eerste rondje. In wegzakkend licht de weg terug. Eerst zwoegend door het hoge gras en onkruid op het smalle dijkje, na de bocht met soepele tred door het natte weiland. Ik ben weer terug bij het weggetje. Meter of twintig bij de stek vandaan ligt een karper gulzig in wat plantjes te happen. Ik concentreer me op de pen. Wind en golfslag eindigt hier, zal toch wel wat worden meegevoerd? Ten opzichte van de laatste keer dat ik er was zijn de lelies doorgegroeid. Vooral rechts staan ze al flink aan het oppervlak. Ik mis het stroompje dat hier normaal is. De overstort uit de bovenloop staat het hele jaar al dicht, met dat teveel aan water moet er waarschijnlijk eerst water weg voordat er weer wordt bijgelaten? Ik lig op de rand van waar dat stroompje uit de buis komt die de vaart met het plasje verbind. Uitgesleten, hard deel. Perfecte plek. Pennetje geeft signalen door van azende vis. Duurt lang en gaat traag. Uiteindelijk de aanbeet en een verwoed vechtende zeelt. Fijne vissen zijn dat toch. De stek van de brasem. Wind luwt wat. Dat wat verhult was wordt zichtbaar. Een zwaaiende staart, een bellenspoor. Het was er allemaal al alleen kon ik het niet zien. Veel lijnzwemmers. Als de pen er dan eindelijk vandoor gaat maak ik me klaar voor een ontmoeting met een vaartkarper. Alle spanning van het wachten ligt in de aanslag, de blankvoorn komt met een soepel zwiep de kant op. Het is dat er wellicht meer is, anders had ik er hardop om gelachen. Helpt ook om de spanning te doorbreken. Heb het idee dat er meer inzit. Drie maïskorrels op de haak en wachten maar weer. Al snel een volgende aanbeet. Vreemd vechtende vis. Te zwaar voor een brasem, te traag voor zeelt. Het is een giebel, zo volgroeid best mooi. Ik schuif hem na een fotootje snel terug. Weer handje voer bij en door. Altijd door, van stek naar stek. Lopen, luisteren, kijken. Mijzelf moed inpratend dat het nog goed gaat komen, dat iedere stek een nieuwe kans op succes is. Neus in de wind en met gezond opportunisme op naar de volgende plek. Weer die bocht, weer niks. Hoe aantrekkelijk ook, volgende keer dat ik er kom ga ik hem laten. De vis wil er blijkbaar niet komen of in ieder geval niet azen?
Op het smalle dijkje na de bocht moet het antennetje voor een breekstaafje gewisseld worden. Weer een ruisvoorn. Wordt wel een soortenkabinet zo deze avond. Enige wat ontbreekt is een onvervalste vaartkarper. Een hier opgegroeide vis, misschien nooit in aanraking gekomen met een hengelaar? Als er een plek is waar ik het geloof heb dat het kan dan is het hier. Ondanks het afnemende licht zie ik op afstand die rollende vis op mijn laatste stek. Ik leg nog voorzichter dan normaal de laatste meters af. Hurk neer tussen gras en netel. Pennetje staat meteen goed. Laatste eindje kabbel op de wegvallende wind laat het schriele plompenveldje licht dansen. Een staart doorbreekt het water. Kon niet zien wat het was maar alles in mijn lijf roept karper. Daarna stil. Lang stil. Echt donker nu, bewolking verdwenen, wind ook. Kraakheldere sterrenhemel en vlak water. Niets wijst op activiteit. Toch weet ik dat het gaat komen, ik voel het. Zachte tik op de pen. Daarna zakt hij wat weg, stuitert een keer onder water en dan weg naar rechts. Mijn hoofd roept lijnzwemmer maar net te laat voor mijn handen die al actie hebben ondernomen. Een grote golf rolt naar de overkant. Ik zak weg in dat dijkje en hang er even rond. Mistig, mistig in mijn hoofd. Waarom nu, waarom nu? Ik leuk achterover en met de blik op die sterrenhemel klim ik langzaam de misère van dat dijkje uit. Herpak mijzelf. Op de weg terug kan ik de stekken waar ik al wat leven heb gehad gewoon nog even pakken. Toch ebt het rond in mijn hoofd. Als ik op de stek van eerdere brasem en giebel ben kan ik niet anders dan danken dat ik nu met een droomkarper in mijn handen had kunnen staan.... Een uil stijgt op uit het weiland, volgt even de vaart en dan uit zicht het weiland in. Waar is de pen? Staat er nog. Concentratie is aan het op raken. Hoe lastig ook, er moet een einde aan gebreid worden. Ik wandel terug naar de laatste stek. Geen golfslag meer. De plompen steken als zwarte cirkels af op het stille water. Pennetje staat, nog even, nog heel even. Tikje. Dan een soort draaiende beweging. Al mijn zintuigen staan weer aan. Langzaam zakt dat lichtje het donkere water in. Zwenkt even naar rechts en loopt dan weg naar links. Aanslag en woedende reactie. Schreeuwende slip. Gelukkig wel langs de linkeroever waar nog geen plompen staan. Ik loop wat mee, net steeds voor me uitgooiend. Na een lange eerste run volgt een bokswedstrijd. Ineens zenuwen, eerste keer dit jaar dat ik bang ben dat de vis lost. Ik schudt de gedachte van me af. Niet forceren, rustig aan maar. Vijf minuten na die gedachte koning te rijk. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan en kruipt door en door... Veiligheid, voedsel en vertrouwen. Eeen driehoek waarbinnen de keuzes van mij visserij zich steeds bewegen. Spelen met die begrippen, rekening houdend met dat waar ik geen invloed op heb (seizoen, weer, bezetting, hengeldruk, enz) probeer ik er altijd maar het beste van te maken. En dan echt het beste, er gebeurt weinig ondoordachts, altijd is er wel een gedachte of vaag idee. Niet vastomlijnd, nee, meer fluïde; je kunnen aanpassen op wat je aantreft is een belangrijke eigenschap wat dat aangaat. Om die driehoek hangen cirkels, een eerste met onderwerpen waar ik geen invloed op heb, een tweede waar met dikke letters "geluk" en "toeval" in staan geschreven. Misschien wel de moeilijkste kant van het vissen; toeval en geluk maken gewoon onderdeel uit van het wel of niet succes hebben. Tussen die cirkels in een trits aan begrippen die allemaal onder de noemer manipulatie vallen; je hebt geen directe invloed op die twee cirkels maar je kunt wel proberen het naar je hand te zetten. Denk bij manipulatie aan aaskeuze, stekkeuze, materiaalkeuze, tijdstip van vissen en ga zo nog maar even door. Best geruststellend dat ondanks de vele onderwerpen waar we geen invloed op hebben er wel een arsenaal aan manieren is om te manipuleren. De ochtend is al meer dan volwassen geworden, me dunkt, we zitten al ruim in de middag. Vanaf eerste licht heb ik geduldig vijf stekken afgevist. Brasem, voorn, misslagen op vermoedelijk karper. Ronde na ronde, steeds beetjes bijvoeren na wisselen van stek naar stek. Hans heeft al drie karpers. We vissen, ogenschijnlijk, hetzelfde; pech en geluk? Na drie rondes kan ik het niet laten om de stekken tijdens het teruglopen nog even te geven. Ik zit nu halverwege op de enige stek waar nog geen vis vanaf kwam. De wind uit het zuiden is krachtig tot hard, hele ochtend heb ik hem al langs mijn gezicht voelen blazen. Mijn oren suizen ervan. Uit het niets klimt de pen langzaam wat uit het water. Loopt nu, schuddend naar me toe. Vis heeft het aas gepakt en zwemt het talud op. Ik geef een tik en dril met een grote glimlach de eerste karper van die dag. Doorzettingsvermogen, geluk, kunde, of een beetje van alledrie? Doet er niet toe, hij is meer dan welkom. Tussen een aan wetenschap grenzende benadering en gewoonweg voor je mallemoerskont weg vissen zit een trits aan mogelijkheden. Alles kan, alles mag. Zelf hou ik wel van enige verdieping (inzoomen) zolang het me maar niet in de weg gaat staan (uitzoomen) van het belangrijkste van onze hobby: genieten. Dat genieten gaat natuurlijk een stuk makkelijker als er ook regelmatig wat gevangen wordt en daarom vind ik enige verdieping wel van belang. Nu is het zo dat op het grootste deel van de polders waar ik kom ik vrij rechttoe, rechtaan kan vissen. Ik hoef geen rekening te houden met hengeldruk en ken na talloze jaren aan omzwervingen de systemen goed genoeg om met redelijke zekerheid mijn keuzes te kunnen maken. Toch zijn er in deze relatief eenvoudige wereld ook afwegingen te maken in die driehoek, veiligheid, voedsel en vertrouwen altijd op zoek naar de plekken waar ik denk dat de vis zich veilig voelt. Als op die plek er ook een natuurlijke voedselbron aanwezig is heb je groet kans dat je een hotspot te pakken hebt. Vaak wel eentje met een wat moeilijk karakter; het zijn vaak obstakels waar veiligheid en voedsel samenkomen. Maar veiligheid kan ook een bredere watermassa zijn. Zeker in een polder vol met kleine sloten is een plasje een plek waar de vis zich dan meer op zijn gemak kan voelen. Paar weken geleden zette ik mijn vallen rondom zo'n plasje. Ik sloot beide zijden af door op de sloten die erop uitkomen ruimschoots te voeren en voerde met de wind in de rug op dat plasje een zone aan waar ik vaak vis zie rollen. Twee uur na voeren ben ik terug. Ik heb niet al te lang, heb een deadline qua eindtijd en als dan de eerste stekken geen stootje opleveren voelt die deadline als een zwaard van Damocles. Ik zie tot mijn verbazing op het plasje ook nergens de gebruikelijke activiteit? De rollers en springers zijn er niet, alleen wat paaigekke brasem maar met toenemende wind die naar het noorden draait neemt ook die activiteit af. Laatste stekje, op de sloot, aanzwemroute naar het plasje. Wat een verschil, een stek zonder of een stek met leven. Vanaf het moment dat het pennetje staat is er die voelbare spanning. Her en der een belletje, pennetje dat wat wordt weggedrukt. Een kolk. Daarna een flinke lijnzwemmer. Ik wacht even en haal in, check of het haakaas nog schoon is. Kort na inleggen verheft de pen zich even om dan richting het midden weg te draaien. Na de aanslag een verwoede strijd. Vis vecht voor wat hij waard is. Een perfecte schub als beloning. Ik heb nog een beetje tijd over. Loop terug naar de eerste stek, de sloot aan de andere kant van het plasje, stekken op het plasje zelf laat ik bewust liggen. Na een minuut of wat wachten zie ik verderop in de sloot een bellenplakkaat ontstaan. Langzaam schuift de bellenvorming dichterbij, die gaat op mijn stek uitkomen. Nu ik dit typ kan ik zeggen "en zo geschiedde" maar op dat moment had de vis net zo goed kunnen afzwaaien en de stek passeren. Kort na het bereiken van de stek en het wegvallen van de bellen hupt de pen op en neer, blijft dat doen; vis die dooraast nadat het haakaas is genomen. Na de aanslag vermoeden van een zeelt maar blijkt een klein schubje te zijn. Kan eigenlijk niet anders zijn dan een product van natuurlijke voortplanting. Heel leuk! Teruglopend ben ik verbaasd dat er geen vis op het plasje lag, tenminste, niet zichtbaar aanwezig was? Nog vreemder is het dat bij een veel minder aannemelijk weerbeeld Hans een week of wat later flink uitpakt op het plasje? Zo zie je maar dat je het nooit allemaal weet. Er altijd invloeden zijn die je niet kent en ook niet kunt leren kennen. Er gebeuren dingen in die onderwaterwereld die wij niet kunnen bevatten maar wel direct van invloed zijn. Nog even terug naar veiligheid, voedsel en vertrouwen. Wat is veiligheid voor een vis? Ziet die veiligheid er op verschillende tijdstippen anders uit qua verblijfplaats? Wat doet het moeten eten met veiligheid, ligt de voedselbron in de veilige zone of moet de vis uit zijn comfortzone komen om te kunnen eten? Hoe meer vis ergens zwemt, hoe meer voedselconcurrentie. Die zullen eerder geneigd zijn hun veiligheid wat op te geven om te kunnen eten. En andersom dus ook, die paar vissen op dat voedselrijke water hoeven weinig veiligheid op te geven om lekker te kunnen eten. Als de vis zich veilig voelt en er voedsel is dan zal hij met vertrouwen azen. Vertrouwen is een begrip waar de eerdere onderdelen van manipulatie invloed op hebben. Dat gaat vooral op, op water met hengeldruk, water waar de vis regelmatig geconfronteerd wordt met aas van vissers. Toch is het opvallend hoe vaak vissers met lichter materiaal, vissend op bijvoorbeeld zeelt, karper haken. Te vaak om van toeval te spreken. Ik ben gezegend met water waar de verenigingen die het beheren regelmatig uitzet plegen. Dat is fijn want naast de polders met een zelfstandig bestand geeft dit een rijkdom aan keuzes. Gelukkig ook verstandige keuzes qua uitzet; hoeveelheden passend bij de watermassa met daardoor ultieme kans op groot groeien. Vorig jaar werd een groot systeem wat opgekrikt. Helaas ging er iets mis met de uitzet locatie waardoor een vis of 75 op een plasje terecht kwamen. Op zich staat het plasje in verbinding met het systeem maar het lijkt erop alsof de uitzetters de buis die voor de verbinding zorgt niet nemen. Dan heb je dus een overbezetting qua vis en dus slecht groeiende karper. Vangen is dan een makkie. Er is simpelweg te weinig voedsel dus die vis die komt er razendsnel op je voertje. Handje erin, even wachten en hangen. In overleg met de vereniging gooi ik nu iedere vis die ik er vang over in het grotere systeem. Doe mijn best maar vooralsnog zijn het druppels op een gloeiende plaat. Wel mooie druppels, druppels voor de toekomst zeg maar. Kom ze graag over een jaar of wat nog een keer tegen in het grotere systeem. Dat zal wel heel wat meer moeite kosten maar dan loont het echt zeg maar. Interessant is om te gaan merken of deze vissen de nu vaste vangstplekken op termijn gaan vermijden? Lang geleden viste ik op een kleine vijver. Er zwommen een stuk of vijftien karpers rond. In de eerste weken haakte ik ze bijna allemaal. Daarna waren er bijna alleen nog schrikreacties op de voerplekken van maïs. Andere plekken kiezen zorgde voor een dressuurdoorbraak. Toen dat ook niet meer werkte doorbrak verspreider voeren en vissen met één maïskorrel dat. Daarna moest ik overschakelen naar alternatieven. Kikkererwten, kidneybonen; allerhande particles. Iedere keer als ik een nieuwe introduceerde ging het weer lopen. En na verloop van tijd werd dan ook de maïs weer geaccepteerd. Had er een reset plaatsgevonden? Ik ga nu even op glad ijs, ook weleens leuk toch? Vroeger viste ik altijd met één aassoort. Tegenwoordig eigenlijk altijd vier of meer verschillende particles en/of pellets door elkaar heen. Legt een karper moeilijker een link tussen gevaarlijk/niet gevaarlijk als hij met meer verschillende aassoorten geconfronteerd wordt? Ik denk dat dit voor het, toch wel beperkte, karperbrein eerder voor een error zorgt. Weet ik het zeker? Nee! Toch heb ik in geen enkele polder de afgelopen jaren de schrikreacties gezien op de particlemix die ik gebruik zoals ik die vroeger op drukbevist cultuurwater wel tegenkwam. Ik was daar namelijk niet de enige die met maïs viste, dat deed bijna iedereen! Tel daarbij op de uitgestrektheid van de polder en de lagere hengeldruk en ik durf te stellen dat ik mijn aas niet zal hoeven aan te passen omdat er een vorm van dressuur ontstaat. Die dressuur is in de drukker beviste polders wel aanwezig op HOE voer wordt gepresenteerd. Veel bij elkaar liggend voer kan bijvoorbeeld gemeden worden. Heb geen last van, voer eigenlijk altijd verspreidt, laat die vis maar zoeken en zwemmen. Om de hoek bij ligt een redelijke plas, een uitloper van een systeem wat door een nieuwbouwwijk heen slingert. Ik loop er meestal langs als ik met de hond op pad ga. Vanaf afgelopen najaar zie ik er ineens regelmatig karper rollen, springen of azen. Blijkbaar is er vis uitgezet? Een ijzig koude avond leent zich om de proef op de som te nemen. Bij het voorvoeren is de temperatuur nog net rond de tien graden maar als ik start met vissen ruim eronder. Qua aas hoef ik niets geks te doen. Voor zover ik weet is het water redelijk visarm. Jaar of twintig geleden zat er een redelijk bestand aan zeelt en een enkele karper maar dat bestand is niet meer. Ik moet vooral rekening houden met de hoeveelheid plompen. Bijna overal tot een meter of zes zeven uit de kant. Omdat het water helder is kan ik goed zien waar het krulblad stopt. Op een aantal plekken waar iets minder lelies staan of er zelfs een inhammetje in die eeuwige bladenrij te ontdekken valt voer ik mijn mix. Twee uur later ben ik terug. Oeh, wat is het koud. Gelukkig op iedere stek binnen de kortste keren beet. Aanbeten van onwetende vissen; azen door terwijl ze het haakaas al hebben gepakt. Strakke drils in de smalle ruimtes tussen de plompen. Week erop herhaal ik het kunstje en land ik vier vissen van vier stekken; kind kan de was doen? Gezien het formaat van de vissen zijn ze niet recentelijk uitgezet, eerder één en twee jaar terug. Zie er eigenlijk nooit iemand vissen. Niet gek, naast de plompen is het water het grootste deel van het jaar volledig afgesloten door rietkragen. Water om voor nu weer even te laten, laat ze maar doorgroeien zonder dat verder iemand weet hoe en wat.
Wel een water waar die driehoek veiligheid, voedsel en vertrouwen goed zichtbaar is. Het vertrouwen bij de vissen is nu nog groot, ze zijn niks gewend. Dat verandert meestal snel. Ik verbaas me er altijd over hoe in het eerste en tweede jaar na de uitzet vis redelijk eenvoudig te vangen is maar daarna het steeds moeilijker wordt. Gezien geringe hengeldruk is dat toch ook te wijten aan "streetwise" worden van die karpers. In die open polder leren ze snel genoeg wat gevaar is en wat niet en anticiperen daar dan vlot op. Door de ruim aanwezige plompen is de factor veiligheid groot, veelal zal ook het voedsel op de randen van die leliebedden gevonden worden; veiligheid en voedsel dus dicht bij elkaar. Water voor het voor- en najaar; zelfs met een stevige stok is verspelen een te groot risico in de rest van het jaar. We gaan nu een periode in waarin het natuurlijk voedsel en de hoeveelheid veilige plekken rap toeneemt. De vissen zullen na een waarschijnlijk ergens komende weken plaatsvindende paai uitzwemmen en lang niet zo makkelijk vangbaar zijn als de afgelopen periode. Bijschakelen maar weer dus, altijd nadenken over hoe die vis een stapje voor te blijven in die oneindige puzzel die penvissen heet. Samen is beter. Nooit gedacht dat ik het zou zeggen. Naast Michael nooit iemand gevonden waar ik al vissende mee kon uitlijnen (denk daar maar is over na!). Met Hans is die klik er wel en dus ontmoeten we elkaar met regelmaat. Soms om te vissen, soms ergens in het midden van onze zelfstandige avonturen in die onmetelijke hoeveelheid aan mooie polders. We introduceren elkaar in onbekend water en daarmee wordt de cirkel groter, alsmaar groter. Vorige blog was zwemmen/niet zwemmen het thema. Dat is nu niet anders. Begin maart sta ik op Hans te wachten langs een vaart, een vaart waar geen einde aan komt. Ieder jaar komen we er. Ik al wat langer, dit is een plek waar ik Hans introduceerde. Ik stuurde eerder een overzichtje van mijn startmoment van afgelopen jaren op dit water. Altijd tussen begin en half maart, altijd vis, behalve één keer. Toen een koude oostenwind en geen stootje. Zal je zien dat wij een dag uitkiezen met ongeveer zelfde weerbeeld. Wel paar graden warmer, zou dat het verschil maken? Na maken van de voerstekken even momentje van bijkletsen bij de auto's. Visstoeltjes erbij, kannetje thee, kannetje koffie en een versnapering. Ik moet nog optuigen. Hans kijkt mee, oeh, een kritisch oog. Na pennetje en loodjes te hebben geplaatst diep ik een haakje op uit mijn verzameling. Ja, verzameling. Ik ben zeer kritisch en nauwkeurig in alle facetten van het penvissen. Nou ja, bijna alle dan. Haakjes doe ik niet zo ingewikkeld over. Wel qua aanschaf, eigen ideeën. Gemiddeld vis ik 2 maten kleiner dan de meeste karpervissers; bevalt me prima. Het slordige zit in het hergebruik. Ik heb een stukje balsahout in mijn visdoosje en daar steek ik na een visbeurt het gebruikte haakje in. Hoelang zo'n haakje erin zit? Geen idee. Hans gruwelt ervan. Ziet me met grote verbazing zo'n oud exemplaar uit het balsa plukken. Deze gaat mij ook te ver. Is wat uitgebogen. Ik leg hem apart en diep een nieuwe op uit de talloze zakjes (dat dan weer wel). Hans ziet het hoofdschuddend aan. Vijf uur later knopen we er een eind aan. Paar lijnzwemmers maar verder niets. Hadden we mijn logboekje moeten volgen? Oostenwind in het voorjaar slecht voor dit water? Waarop pak je zekerheden, waar ontwikkel je? Altijd de veilige keuzes is in balans zijn. Een verstandig man leerde me ongeveer een jaar geleden dat als je in ontwikkeling wil zijn je jezelf altijd uit balans moet brengen. Voelt soms verrekte vreemd maar het is inderdaad wel nodig. Drie dagen later is de wind gedraaid, niet eens perse warmer maar wel die hoek waar we van houden; zuid. Mis een vis en vang er één. Ander water dan met Hans maar toch. Dogma's dus. Binnen de (karper) visserij een vaak voorkomend begrip. Van Dale online geeft aan dogma de volgende omschrijving: "vastomlijnde, aan geen discussie meer onderhevige leerstelling". Kijk, dat is duidelijk. Maar wanneer wordt een leerstelling dan een dogma? Als ik vis na vis zou verspelen door mijn manier van omgaan met haakjes zou je kunnen spreken van een dogma. Ondanks een beter alternatief (haakjes vaker wisselen) vasthouden aan de eigen manier van doen. In onze visserij ligt veel risico op dogma's besloten. In het grijze gebied van eigen visie, manier van doen kun je zomaar doorslaan naar die dogmatische kant. Even terug naar die visbeurt met Hans. Op zich een dogmadoorbrekende keuze maar wel met gevolg dat ik er volgende keer wel even over nadenk er weer heen te gaan met deze omstandigheden. Dat is nu net het moeilijke aan dit onderwerp, voor je het weet kom je door je dogma te doorbreken er toch in terecht! Of het nu gaat om stekkeuze, aaskeuze, tijdskeuze, keuze tussen voeren en vissen, enzovoort, enzovoort. Overal ligt het op de loer! Plannen en plannen, je kan ze hebben maar dingen kunnen zomaar anders lopen. Half maart zit ik op een prettige zondagochtend voor dag en dauw op de fiets. Ik wilde helemaal niet fietsen maar omdat de auto stuk is wordt ik gedwongen mijn keuze aan te passen. Kost me wat moeite, niet omdat ik vast zit in wat ik wil maar omdat ik wat ik plan graag uit wil voeren. Naja, andere plek dan maar. Prachtige vaart. Hoewel, vaart, bijna te veel eer voor dit smalle water. Bijzondere van deze plek is dat er bijna geen andere vis zwemt. Een bijna visloze vaart waar afgelopen jaren een klein aantal karpers werd ingezet. Vissen met groeipotentie en eten voldoende. Drie uur na voeren ben ik terug. Langs het dijkje volg ik in de tegenovergestelde richting van voeren mijn stekken. Tweede stekje. Niks bijzonders. Geen aanknopingspunt, gewoon ergens midden op het water wat voer gedropt. Bakkie koffie, lekker leumelen in de wind. Pennetje hupt mee op de hier eeuwige stroming. Een oud pennetje, gebouwd op een stekelvarkenstekel. Vervaagd oranje dat door het wateroppervlak priemt. Zal je altijd zien, net als je een verse bak koffie inschenkt komt er leven op die pen. Even zakt hij iets, dan niks. Stijgt, gaat plat en loopt daarna weg. Bedachtzame aanslag. Voelt goed. Vis trekt traag en zwaar. Overal stofwolken op dat ondiepe vaartje, vis komt niet in beeld. Wind fluit een eindeloos lied in de lijn; hoelang dril ik al? Richting het einde wilde uitvallen, boze vis. Als ik hem net weet ik het al; supergroei. Op de kant zie ik dat hij perfect is gehaakt. Hee, gekke vorm heeft dat haakje? Oh, per ongeluk dat kromme exemplaar dat ik apart had gelegd toch gebruikt.... Een dogma zonder dat ik wilde dat het een dogma was. Snel haakje wisselen en dat oude, kromme exemplaar opbergen op een plek waar ik hem hoe dan ook niet meer vandaan zal vissen. Dat zomaar, ergens, zonder aanleiding, op het midden van het water voeren is dan wel een mooie dogmadoorbrekende aanpak. Was dat een bewuste keuze? Nee hoor, meer een afweging dat tussen twee duidelijkere stekken er nog wel ruimte was voor een plek! Ik wandel verder. Op de meer logische stekken geen enkele beweging. Wel een stofwolk in de kant in de buurt van één van de stekken. Zal nooit weten of het dezelfde vis is maar bij het terugvissen van de stekken is de pen zo snel na inleggen vertrokken dat ik niet eens kan zitten. Totaal andere dril, wild en in het oppervlak. kleiner maar qua schoonheid wel de mooiste van de twee. Wat een weelde, te danken aan een kapotte auto. Kort na dat succes, een perfecte halfmaartse avond. Warm geweest. Tijdens voeren meerdere vissen actief in de kant. Kan me bijna niet houden om meteen terug te gaan. Toch even wachten, eten en dan terug. Geen stootje? Hoewel, twee keer beweging op dezelfde stek maar geen karper? Eerste echt warmere avond, verwachtingspatroon hoog, resultaat tegenvallend. Andere keuze moeten maken? Nee, dat geloof ik niet. Wel een klein dekseltje op een tot nu toe visvangend jaar. Een blank te midden van een oneindige rij aan visbeurten met vis, niet altijd karper maar dat doet er in dit vroege voorjaar voor mij niet toe. Paar dagen later een ijskoude dag. Harde wind en buien. Op zes stekken één aanbeet, zowaar karper. Geen geweldenaar maar wel een vis op een dag dat de meeste mensen thuis blijven. Ik niet. Ik vis, hoe dan ook. Was wel gekkenwerk en wellicht ongezond? Lekker dogmadoorbrekend, vooral als je dan toch vangt (en ga je dan de volgende keer weer?). Foto's mislukken omdat de camera op selfystand staat; past in het (ijskoude) plaatje. Kort erna terug naar de vaart waar ik begin maart met Hans was. Zelfde type weer, naargeestig koud met harde wind, wel uit het zuiden. Wat een verschil. Vanaf de eerste stek continue beweging en aanbeten. Interessant, krap twee weken later en nu lijkt de vis los? En waarom zijn ze gaan zwemmen, warmte of toenemend licht (of beiden)? Ander fenomeen voor dit water is dat richting de paai de grote vis zich hier verzamelt. vandaag vang ik, absoluut prachtige, maar bescheiden vissen qua afmeting. Monitoren maar. Wel opletten dat ik er geen nieuwe dogma's mee creëer. Je wil niet teveel aan logboekgegevens en dat soort dingen je dagen plannen; neus buiten de deur en keuze op wat je ruikt en daardoor voelt werken toch altijd weer het beste. Met de steeds beter wordende temperaturen eind maart slaat mijn hoofd op hol. Zoveel plekken waar ik aan de slag wil, keuzes, keuzes en nog eens keuzes. Steeds probeer ik onder water te komen; waar hangt die vis rond. Allemaal al volledig uitgezwommen of nog in de buurt van de overwinter plekken? Wil heel graag naar een vaart waar ik jaar in, jaar uit te weinig kom maar durf niet te zeggen of de vis daar al ligt. Genoeg andere keuzes te maken, tweede Paasdag pak ik in de middag een polder waar ik niet eerder kwam. Na een moeilijke rit met allerlei onaangekondigde wegwerkzaamheden parkeer ik later dan gehoopt bij het water. Terwijl ik mijn voerbakje pak rijdt er een autootje langs, parkeert iets verderop. Ja hoor, andere visser. Spodhengel meteen eruit en begint enthousiast stekken te maken. Ik wilde hoe dan ook wat verderop vissen, ik vind het prima. Geen grote polder, bredere middenwetering en zijsloten, meeste met een buis verbonden, de bredere direct. Uit de buizen wordt sediment meegevoerd. Sediment dat tegen de windrichting in loopt; er staat wat trek op het water. In dat spoor van sediment voer ik; geur zal meetrekken en vis is daar gevoelig voor. Krap een half uur na voeren zit ik te vissen. Ik ben wat gehaast, heb niet al te lang en wil graag wat vangen. Tijdens het voeren was er al actieve vis te zien dus het moet kunnen. Bewust blijf ik wat langer zitten op de eerste stekken, even de rust krijgen, me niet teveel door de tijd laten lijden. Op één van de stekken in de sedimentwolk heel snel na het inleggen een lijnzwemmer. Daarna niets meer, vis gevlogen? Presence, oftewel aanwezigheid, er zijn; voelt die vis dat. Ik denk van wel. Schuif dus door. Andere stekken is het niets dus terug naar de stek met de lijnzwemmer. Ja hoor, even weggaan heeft gezorgd dat de vis weer actief is, binnen de kortste keren is het pennetje weg en niet veel later een polderproduct op de kant. Het worden gouden uurtjes. Bijna alle stekken wel beweging en met regelmaat aanbeten. Twee schubkarpers, twee spiegelkarpers en een grote brasem komen op de kant. Alle hoekjes in deze polder ademen "stek" uit. Weggeslagen kanten, oude bruggetjes, overhangende bomen, rijtjes palen en ga zomaar door. Hier ga ik zeker terugkomen is wat ik bedenk als ik na vier uurtjes vissen en vangen opruim.
De andere visser is dan al even weg, voor zover ik het heb kunnen zien heeft hij geen actie gehad. Ik kijk even op de plek waar hij viste. Een echte "hoerenstek"; weggesleten gras en op meerdere plekken gaten van steunen. Hier is het water groot en breed, soort vijver. Tegenover de stek liggen twee eilandjes, waarschijnlijk hengeltje links, hengeltje rechts. Net zoals, vermoedelijk, al die andere bezoekers hier doen. Die andere visser wilde ook gewoon wat vangen, had er ook over nagedacht. Maar wat nu als hij zijn eigen gedachten iets had opgerekt, de oogkleppen van hengeltje links, hengeltje rechts wat verruimt had? Hengeltje voor de bossages rechts van de stek, hengeltje in het midden van het water waar twee stroompjes wind elkaar ontmoeten? En ook dan was het misschien niks geweest. Mijn eigen voeren was ook redelijk rechttoe rechtaan, enige verschil is dat ik lekker heb gevangen. Heb ik dan mijn dogma's doorbroken en de andere visser niet? Als je ik het zo scherp stelt dan denk ik dat het genuanceerder ligt. Toch is het altijd goed zo scherp naar je eigen situatie te kijken. Wat is er te doorbreken in je eigen patronen (en wat levert het op!)? ... murmel ik tegen mijzelf als ik terugrij van een aanvoermomentje. Doorweekt is het, het weiland is meer plas dan gras en daarop koersen zeker dertig zwanen rond. Vorige blog sprak ik over nieuw evenwicht, dat woord heeft ondertussen een dubbele lading gekregen. Nieuw evenwicht met de extra tijd die er is en nieuw evenwicht in het vissen tijdens bemaling. Continue worden die polders leeggepompt zonder leger te worden. Een oneindige hoeveelheid aan regen, regen en nog eens regen. Met de nieuwe hengel had ik plannen voor een bepaalde polder. Tegen zekerheid aan grenzende verwachting dat de vis zich rondom een aantal bomenrijen, in een verder kale polder, zal ophouden. Nadeel is dat die rijen aan de overzijde liggen, dus werpen en veel lijn in het water. Geen goede combi met bemaling. De week voordat ik de zwanen in het weiland zie zwemmen met Hans een poging. Voeren op een water waar altijd wel wat te vangen valt en bij een aantal bomenrijen van de andere polder. Tijdens voeren geen bemaling, als we terugkomen wel. Tussendoor vang ik een stapel giebel, Hans giebelt mee maar peutert er ook twee karpers uit, in de polder waar altijd wel wat gebeurt. Zwemmen of niet zwemmen? Dat is waar deze periode over gaat. We hangen tegen het voorjaar aan, dagen worden echt langer en met een beetje temperatuur krijgen die malle karpers dan een zetje en gaan ze zwemmen. Wanneer gaat die vis zwemmen? Dat is dus de vraag. Kijk, als ze niet zwemmen liggen ze, logisch toch? Als ze liggen moet je op de juiste plek voeren, doe je dat niet, dan ben je kansloos. Het opportunistische van meerdere stekken aanmaken in een polder valt wat dat aangaat in de winterperiode wat weg. Als ik terugkom is het miezeren van de ochtend overgegaan in een gestage regenval. Onder aan de dijk is alles zompig, modderig en nat. Ik ploeg van stek naar stek. Geen giebels vandaag. Sterker nog, lijkt op helemaal niets. Alle stekken geven geen leven. De week ervoor naast veel aanbeten ook continue springende karper, nu van dat alles niets. Ik twijfel, doorgaan lijkt gekkenwerk? Als ik dan van de laatste stek teruggesjokt ben naar de eerste, besluit ik toch nog even te gaan zitten. Geen slecht besluit, kort na inleggen een vlotte aanbeet en karper. Toch een tweede rondje en zowaar een tweede vis. Doorweekt maar vooral voldaan taai ik af. Deze polder, met een natuurlijk zeer ruim bestand, is een mooie graadmeter op dat zwemmen/niet zwemmen thema. Hier zul je het verschil snel merken. Logboekje geeft inzicht, ook vorig jaar rond half februari vooral giebel. Nu, op 2/3e van februari karper maar niet zoals het gaat als ze hier echt zwemmen. Weer een week later. Weer eerst naar de polder van de bomenrij. Daar heb ik mijn zinnen echt op gezet. En weer bemaling. Ik had de polder van de giebels en later karper als back-up gezet, baal er wel van. Wil graag met mijn nieuwe hengel vissen maar dan wel op bijpassend water qua stekkeuze en te verwachten formaat vis. In de back-up polder ook bemaling maar omdat ik daar kort onder de kant vis is dat goed te doen. Tijdens het stekken maken een appje van mijn vrouw; brood laten liggen... Wordt het zo'n dag? Nouja, kan het voer even inweken. Thuis gekomen eet ik mijn brood en daarna weer op pad. Als ik terugkom ligt het voer een ruim uur in het water. Al snel beweging op de pen op de eerste stek. Duurt niet lang of hij wordt helemaal plat gelegd en hobbelt rustig met de stroom mee. Ik sla en haak een karper. Zo'n andere manier van aanbijten ten opzichte van de giebels van twee weken terug. Een combinatie van rust en doortastend, dat is karper. Giebel miepelt maar wat rond met dat aas, duurt vaak echt lang voordat ze het echt nemen. Het wordt een gouden middagje. Op alle stekken staat dat pennetje prachtig te huppen, stroming naar links, wind naar rechts. Met regelmaat een onderbreking van het patroon. Zes karpers komen op de kant. De laatste een schitterend exemplaar. Helemaal aan het einde ook nog een giebel. Wat een verschil in twee weken tijd; 6 giebels tegenover 6 karpers. Die zijn duidelijk actief geworden, en dat past in het plaatje van het vroege voorjaar dat we beleven. De polder met de bomenrijen blijft door mijn hoofd spoken. Het weekend na de zes-slag heb ik er mijn zinnen op gezet maar als ik die zondag vroeg eruit stap merk ik dat de combinatie van willen vissen, verder werken aan de inrichting van het aquarium van mijn dochtertje en een verjaardag einde dag aan de andere kant van het land oorlog in mijn hoofd maken. ik zak weg in mijn luie stoel, staar naar buiten. Het is licht aan het worden en alles wijst erop dat het een warme dag wordt. Maar wat niet past, past niet, streep door de visplannen. Geen ramp natuurlijk maar ik hoop wel dat die vissen bij die bomenrijen nog even blijven liggen. Nu ik weet waar ze zijn wil ik er ook van profiteren. Na die lenteachtige zondag valt ook de maandag niet tegen. Als ik na werk richting het water rij om voor te voeren proef ik de lente. Ik voer op deze polder op aantrekkelijke onderbrekingen in de buurt van één van de plekken waar de vis in de winter graag verblijft. Als ze zijn gaan zwemmen perfecte plekken om ze te onderscheppen. Als ik een paar uur later terug ben is de temperatuur behoorlijk gedaald. Gelukkig weinig wind wat zorgt voor een prettige koelte. Heerlijk zo'n avond buiten. Rustig in het, nog steeds, natte gras van stek naar stek sluipen en naar het lichtpennetje turen. Lichtpennetje geeft weinig aan beweging door. Pas op de vierde stek een eerste teken van vis. Mooi stekje, rechts een overstortje waar water uit hoger gelegen sloten de hoofdvaart instroomt. Kleine inham en dan de brede vaart. Ik vis op de plek waar inham en vaart elkaar ontmoeten, op de lichte stroming van het water dat over de overstort vloeit. Er licht veel prut op de bodem hier. Na een serie bewegingen haal ik steeds even op, regelmatig zit de haak vol troep. Wat ligt daar de boel om te ploegen? Beweging valt weg, net voordat ik wil doorstappen zakt het pennetje iets. Komt terug, wordt wat weggedrukt naar de vaart en dan op sleeptouw genomen. Na de aanslag wat gepruttel en dan toch iets wat op een dril lijkt. Uitzetschubje doet zijn best maar komt al snel op de kant. Later die avond een tweede schubje en daarmee een prima visavond. Ook hier is de vis in beweging gekomen, zullen ze in de polder waar ik zo graag wil nog wel bij de bomenrijen liggen? Einde van de week. De vrije vrijdag. Zou het dan gaan lukken? Stralend blauw maar wel een koude ooster. Als ik voor het eerste licht met de hond wandel her en der wit uitgeslagen grasvelden. Niet te vroeg starten maar, boel zal op gang moeten komen. Om 11uur ben ik waar ik al twee maanden wil zijn; de polder met de bomenrijen. Ik zie het direct, bemaling zit er vol op. Ik schud mijn hoofd, wat te doen? Ik loop even heen en weer langs het water, dubbend en denkend. Ik waag het erop. Drie bomenrijen krijgen wat voer. Wel lastig, de maïs moet zeker de afstand die het water diep is van de stek worden gevoerd om op de stek terecht te komen, de kikkererwten niet meer dan een centimeter of twintig (en dus te verwaarlozen) en de 8 millimeter pellets ertussenin. Die vis zoekt het maar uit onder water.
Teruggekomen bij de eerste stek heb ik gezelschap gekregen. Ook dat nog. Ik besluit direct volledig terug te lopen, naar de laatste bomenrij. Daar komt niemand, zeker twee kilometer lopen vanaf hier, groot deel onverhard. Richting half één zit ik als een god in mijn stoeltje. Zonnetje op mijn bol, wind wordt gebroken door de bomenrij en pennetje blijft ondansk de stroming staan. Ik zeg pennetje maar, zeker voor mij, is dit eerder een pen. Hooggeplaatst drijflichaam en drie loodhagels van 0,6gram zorgen dat de boel goed blijft staan. Als het stroomt, altijd kiezen voor een hooggeplaatst drijflichaam. Een laaggeplaatst zal namelijk van het stuitje afgedrukt worden. Al binnen tien minuten krijgt de pen een paar tikken. Het opvolgende uur meerdere lijnzwemmers en opstekers. Er gebeurt van alles onder water. Als ik een keer ophaal om te checken of er geen vuil op de haak zit doe ik dat blijkbaar precies op het moment dat de vis het aas neemt. Bonkige weerstand die direct wegdreunt onder de takken en daar het nodig vind uit het water te springen. De nieuwe twee ponder (Century Armalite) komt direct van pas. Twee soepele halen en de vis is onder de takken vandaan. Vecht wild in het oppervlak. Daarna hangt hij wat tegen de stroming in maar ook daar trek ik hem met de nieuwe stok moeiteloos uit. Niet veel later kan ik hem bewonderen. Kijk, daarom wilde ik hierheen voordat de vis echt gaat zwemmen. Wat een prachtexemplaar. Nieuwe stok voelt ook super, gaat rond maar wat een kracht zit erin; ga ik veel plezier van hebben. Of er moet echt nog een koudeval komen maar vooralsnog lijkt dit mijn laatste "ik weet waar ze liggen" vis van deze 'winter' te worden. Als dit zachte weer aanhoudt heb ik een overdaad aan plannen voor bekende en nieuwe plekken en volgende winter reserveer ik alvast een plekje langs deze bomenrij. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
June 2024
Contact: [email protected]
|