Zonder aankondiging knalt er een stuk vuurwerk, tussen de flats galmt de dreun langzaam na. Ik heb het koud gekregen. Te lang stil gezeten, toch blijf ik nog even. Er was een roersel op het water geweest, een tik op de pen en later nog een klein stekertje. Wat heb je meer nodig om de visbeurt nog wat te verlengen? Ik krijg gelijk, paar stootjes en dan gaat dat pennetje op pad. Op moment dat ik denk aanbeet en sla stopt de pen. Toch een lijner? Daarna geen beweging meer. Ik fiets terug naar huis. Moet wennen aan de nieuwe omgeving. Polders liggen op meer afstand na de verhuizing, dit parkwatertje om de hoek. Evenwicht, altijd een thema. Pen staat te wiegen, gemaaltje staat aan. Met een meter of tien lijn uit, een niet te zware pen is het dan zoeken naar evenwicht. Evenwicht tussen loodverdeling, (over) diepte en lijn wel/niet in het water. Als het goed staat is er een wankel evenwicht. Pennetje dat af en toe even wordt meegevoerd en dan weer terugkomt. Geen visserij voor water met veel vuil. Dan is het simpelweg geen doen. Al snel beweging en een dril. Vis voelt goed, manier van haken niet. Lange dril met uiteindelijk de al verwachtte losser en de, ook al verwachtte, schub op de haak. Aiaiaiai, in een maand met weinig mogelijkheden komen de missers harder binnen. Gelukkig later op de avond een herkansing en nu wel goed gehaakt. December is daarmee veilig gesteld voor het ultieme doel; iedere maand minimaal een karper vangen. Later die week weer op pad. Voel weer wat ruimte om te investeren in visplannen na een geslaagde verhuizing. Dus op zoek naar nieuw evenwicht. Het is nog wankel. Gemiddeld tien minuten reistijd meer naar eigenlijk alle plekken waar ik graag kom. Voorvoermomenten die ik tot op de minuut kon plannen moeten vanuit een nieuwe context benadert worden. Wat makkelijk fietsend kon is nu ineens een eind verder weg. Wel wat andere mogelijkheden maar niet direct penpolderparadijsjes en ja, dan vind je jezelf dus terug tussen de flats. Ook wel zo z'n charme, dat gelukkig wel. Tweede december vis is ook meteen de laatste van het jaar. Wist ik toen nog niet, nu wel. Die twee vissen brengen me op een volgend thema. Het thema: waar blijven ze? Dit zijn beide vissen die één zomer hebben gezin in het water waar ze zijn uitgezet. Oké, misschien de spiegel twee? Andere avond, avond die nu al weer zo ver van me is verwijdert dat de herinneringen met een lichte sluier zijn omgeven. Water om de hoek bij mijn oude woning. Wilde nog een keertje naar die ontdekte plek om de hoek, soort afscheidt van de oude situatie. Blijkt dat er onder mijn neus al zeker vier jaar lang vis is uitgezet, nooit opgemerkt terwijl ik er bijna dagelijks met de hond wandel? Pas in de winter tussen 2023 en 2024 viel me op dat er vissen sprongen. Visbeurten leverde een reeks aan kleine spiegels op. Vis die ik inschat op één of twee zomers aanwezig, kijkend naar lengte en gewicht. Waar zijn die vissen die er al vier jaar gelden ingegaan zijn? Het zijn de jonge honden die altijd het snelst eruit komen. Dat merk ik in alle polders. Uitgaande van een bestand wat in een "normale" piramide vorm is opgebouwd (jongste leeftijdsklasse meest vertegenwoordigd, en dan per leeftijdsklasse hoger steeds minder vis) is het niet vreemd dat je meer "kleine" dan grote vangt. Maar een bestand gemaakt door uitzet heeft niet die natuurlijke piramide. Ja, er zal afname zijn maar die is minder sterk omdat (over het algemeen) er evenveel of eerder minder wordt uitgezet. De afname zal dan vooral zijn door de sterfte na uitzet, niet door natuurlijke selectie door bijvoorbeeld roofvis. Toch zie ik in al die uitzetpolders hetzelfde. De eerste twee jaren komen ze er heel makkelijk uit, daarna lijken ze soms totaal verdwenen. Deze laatste avond blijkt er weer uitzet te zijn geweest. Binnen de kortste keren twee minispiegeltjes. Hebben de plek in (en over?) genomen waar ik voor dit water voor de winter mijn geld op had ingezet (en ja, dus een mentaal kruisje door één van de vele plannetjes). Pas op een stek ver verwijdert van dit jonge geraas sla ik vast op iets wat massief voelt, een vis van één van de eerste uitzet jaren. Heb even teruggekeken. Ben er zes keer geweest. Altijd drie vissen of meer. Dit was de eerste van de langst zwemmende lichting. En nee, toen zijn er niet minder ingegaan. Wat voor conclusies kun je er nu uit trekken? Nou, hoe dan ook dat de vis na een paar jaar meer argwanend wordt, ook als er geen enkele hengeldruk aanwezig is. De verhuizing is dus achter de rug. Alles soepel verlopen, mag zeker geen klagen hebben. En ja, het is druk geweest en het is nog steeds druk. Ik besef me donders goed dat ik die druk zelf opleg; als ik wat in mijn kop heb dan zal het zo gaan. Dus het lijstje wat ik vooraf maakte van wat na de kerstvakantie af moest zal, zal af zijn. Had de gelukkige omstandigheid dat ik drie weken vrij kon nemen en had mijzelf voorgenomen ook wel een beetje van vakantie te genieten. Zo kan het dus gebeuren dat ik nog voor het eerste licht op eerste Kerstdag door een zompig weiland ploeg. Onderweg naar een stek. Wie weet wat het zal worden? Omdat we zo in het einde van het jaar zitten merk ik dat ik al ploegend stiekem een beetje teruggluur. Wat een jaar weer, qua vissen had ik me eigenlijk niet meer kunnen wensen. Na de zomervakantie is het wel schrapen geweest maar toch, als ik iets nauwkeuriger gluur zijn er genoeg momenten die vastgepind staan. Misschien wat minder vissen gevangen en zeker minder grote vissen dan in het eerste half jaar, maar mooie polders (her-) ontdekt. Prachtige, stille, verscholen penmomenten daar meegemaakt. Enige zure was dat twee van die polders beide niet bevisbaar zijn door werkzaamheden tijdens deze laatste maanden van het jaar. Had er wat wintervisserij gepland waar nu een streep doorheen moest. Voordat er van wintervisserij gesproken kon worden een aantal momenten met Hans samen in één van die polders gevist. Ik met mijn oude ogen, hij met zijn nieuwe. Twee totaal van elkaar verschillende avonden. De eerste stil en mysterieus, de tweede een avond waarop die polder zijn sluier afwierp. Dat wat mysterieus leek werd tastbaar. Om dat echt te benutten waren we er voor het mooie net te laat. Daarnaast ook hier jonge honden die als eerste de voerplek opstormen, geen ruimte geven voor de dikke hangbuiken die er ook (nog steeds) huizen. Ik mocht mijzelf beide avonden gelukkig prijzen met een verse, samen werden we blij van de groei die er in krap negen maanden was geweest; potentie noemen we dat. Zo typend op de laatste dag van het jaar is er dan toch vooral tevredenheid. Tevredenheid over de vangsten, de niet vangsten en het samenzijn met vismaten Hans en Michael.
In het nieuwe jaar maar op zoek naar nieuw evenwicht vanuit de nieuwe woning, waar één deur gesloten wordt gaat er altijd weer één open. Voor iedereen die meeleest; fijn nieuwjaar met mooie vangsten gewenst!
1 Comment
"Doe je niks op je brood?", vraagt mijn dochtertje. "Nee, alleen boter, dat is genoeg." Ze kijkt me vreemd aan. Half uurtje later loop ik met de boterhammen met tevredenheid door het vochtige, frisgroene weiland. Ik hop van stek naar stek. Zes stekken, aangevoerd net nadat de zon was opgekomen. Water was toen nog vlak, her en der een bellenspoortje maar buiten dat weinig tot geen aanknopingspunten van karper. Ruim zes uur na voeren geef ik er de brui aan. Geen stootje gehad, geen karper gezien. Toch ben ik tevreden met deze boterham met tevredenheid ochtend. Naast een karper heb ik niet zoveel meer te willen dan me alleen op de wereld wanen. Wandelend door die weilanden, geen anderen in de buurt, zo goed als onbevist water. Laatste blog was kort voor de zomervakantie. Meestal heb ik een stevige drang tot vissen na thuiskomst. Dat valt deze keer wat tegen. Voel niet de enorme urgentie. Waar het hele voorjaar de keuze voor stekken continue als puzzelstukjes logisch op hun plek vielen, schieten er nu allerlei plekken door mijn hoofd. Lukt me niet om een keuze te maken waar ik me goed over voel. Zorgt voor onrust. Er is ook zo'n enorme hoeveelheid aan mogelijkheden. Jaar na jaar komen er meer plekken bij. Dat was in het verleden wel anders, aantal polders met een beetje mooi bestand kromp. Een combinatie van verkennen van ieder hoekje in een straal van vijftien kilometer om mijn woonplaats en een vereniging die bestanden een handje helpt, zorgt voor zoveel mogelijkheden dat ik me als een kind in een snoepwinkel voel. Een kind in een snoepwinkel wat blokkeert op alles wat er mogelijk is. Ik voer maar is een dialoog met mijzelf; waar wil ik mijzelf nu terugvinden? Wat zijn de vismomenten waar ik het meeste voor mijzelf uithaal, of ze nu wel of niet succesvol zijn? Ik kan meteen een rijtje wegstrepen; plekken waar ik op zich graag kom maar als ik niet vang met een zuur gevoel wegga. Een mismatch tussen omgeving en beleving die bijna net zo noodzakelijk zijn als vangen. Keuze voor de komende periode zal vooral de afgelegen plekken zijn. Plekken waar je in de benen moet om er te komen en daardoor weet dat weinig anderen hetzelfde doen. De wetering is een oude bekende en past in dit beeld. Heb hem een beetje opnieuw gevonden, was er lang niet geweest. Klein weggetje onderbreekt het water, vanaf dat weggetje een smalle kade die steeds ruiger begroeit raakt. Wat heet, eerste keer dat ik er heenga neem ik een heggenschaar mee om een paar plekken te knippen waar ik mijn hengel doorheen kan steken. Aan de noordkant van de kade de knoestige wilgen en elzen, soms zwaar over het pad hangend. Links het wuivende riet en de grillige wetering. Grillig in verloop van smal, naar breed, naar een paar verscholen putten. Grillig in diepte van een metertje tot slechts 40 centimeter. In de vroeg ochtendzon zijn de ringslangen wakker geworden, liggen op het pad op te warmen en ritselen geïrriteerd weg als ik langs kom lopen. Tussen terugkomen van de zomervakantie en nu bezoek ik die plek drie keer. Ik vang twee verse vissen, een stapeltje zeelt en een koi. Verspeel op schlemielige wijze een vermoedelijk oude vis. Draad was onder de lijnclip geschoven. Oeh, nu nog ziek van. Ik hervind er een gevoel van puur penvissen , laaf me eraan en geniet. Kom geen mens tegen, laat staan sporen van. Wel sporen van karper. bellensporen. Stekken die omgetoverd worden in één groot bruisfeest; voor mij nog altijd het summum van penvissen. De koi brengt heden en verleden in contact met elkaar. In 2008 begon ik hier te vissen, alweer 16 jaar terug. Begin 2009 werd de wetering gebaggerd en de jaren erna werd het qua vissen steeds minder. Tijdens de baggerwerkzaamheden werd er per ongeluk een raster wat als afscheiding tussen een privéwater en de wetering zat weggehaald; koi's zwemmen vanaf dat moment in de wetering rond. Het voelt als een heel visserleven terug dat ik hier voor het eerst kwam. Grote schubkarper en zo nu en dan een kale, bleke spiegel vormden toen het bestand. Ze zitten er nog hoor, die oude vissen. Oud en listig, steeds minder in getal en daarom moeilijk te vangen. De enige visbeurt dat ik geen karper vang heb ik er vermoedelijk twee op mijn voerstek. Brede schuimsporen die afwijkend zijn van het minder brede van de nieuwe uitzet en het fijnere (qua bellen) dan de zeelten. Twee keer komt zo'n spoor in de buurt van mijn pennetje, om abrupt te stoppen. Na de tweede keer wordt het water vlak, een enkel nabelletje stijgt op de plek die net nog omgeploegd werd, nu niks meer? Tijdens de zomervakantie probeerde ik een ochtendje te vissen op een bergmeer in Oostenrijk. Zoals dit type meer neemt de diepte enorm snel toe. Paar meter uit de kant al meter of vier diepte. Ik krijg geen sjoege op de stek. Op de kant waarop ik zit, ligt een holle ruimte. In het vroege zonlicht schuiven er steeds wat kopvoorns onderuit om dan snel de veiligheid weer op te zoeken. Ik laat wat maïs naar beneden dwarrelen, kijk, daar zijn ze. Hap, hap, en weer weg. Ik herhaal het een paar keer. Iedere keer schieten ze onder de kade vandaan om de maïs te pakken, als de maïs de bodem bereikt doen ze er niks mee. Ik laat nu een maïskorrel op het kleine haakje zakken, alleen met de lijn, zonder lood. Dunne lijn, 18/100e. Geen reactie? Strooi weer drie losse korrels, hap, hap, hap, weg. herhaal dit een aantal maal; haakaas wordt genegeerd, ze komen er niet voor uit hun beschutte plek. Hoe weten ze dat? Doordat die maïs anders zinkt? Zien ze toch die lijn? verbazingwekkend! We kennen allemaal de onderwaterbeelden wel waarbij haakaas perfect gemeden wordt door vis. We wijten dat vaak aan wat wij zelf kunnen waarnemen maar zelf denk ik dat meer dan dat wij weten een fIfth sense hierin meespeelt. Nee, kan ik niet aantonen maar ik heb te vaak meegemaakt dat zonder haakaas op de stek er wordt geaasd, met haakaas het stilvalt, en andersom ook. Bovenstaand wat plaatsjes van dat bergmeer. Zag er zo aanlokkelijk uit maar de visstand was gewoon matig. Paar keer in laatste en eerste ligt geobserveerd en er was gewoon geen rollende vis te zien. Langs de kades van het dorpje honderden baarsjes maar nergens ander jongbroed? Iets met uit balans, en gelukkig komt die balans vaak vanzelf wel weer terug. Met het wegstrepen van plekken, het bezoeken van waar ik wil zijn, voel ik tussendoor ruimte voor "tussendoortjes". Nu een water op de hoek van waar ik woon aangevuld is met verse spiegels is het te verleidelijk om tijdens het avondrondje met de hond niet een restje voer te verspreiden. Uurtje of twee later terug. Vis in drie kwartier de drie stekken af. Wordt doorweekt van de regen die plots valt en waar ik niet op was voorbereid en vang twee spiegels. Hier weinig kunst ze op je voer te krijgen. Kunst hier bestaat uit het drillen tussen de zeer rijk aanwezige lelies. Eerste vis gaat er vol doorheen, draad dat piept en knarst. Niet trekken, nee. Slip juist wat lichter en rustig er achteraan, aan het einde van de lijn een spiegel. Tweede maakt het nog doller, verwisselt de overhangende rietstengels aan de overkant voor de lelies onder eigen kant maar ook deze komt binnen. Schitterende vis en over het vangen in plaats van verspelen ben ik dan meer dan tevreden. Hoe zal het hier over twee jaar gaan? Die vissen groeien wel, gevist wordt er niet tot nauwelijks. Een "in de buurt plek" die over het hoofd wordt gezien? En wat is in de buurt? Nu wel, straks niet meer. Ja, er staat een verhuizing op de planning. Wil er niet teveel over kwijt. In die zin; het voelt goed maar alle bekende en geliefde plekken komen op meer afstand te liggen. Mijn hoofd heeft er al overuren op gemaakt; voorvoer momenten die ik nu op de minuut nauwkeurig kan plannen krijgen straks een nieuwe tijd. "Klein bier", zei een oud-collega altijd als het om weinig ging. Maar aan wie is dat om te bepalen? Het geeft me een enigszins vreemd gevoel, die verhuizing. Er zijn dingen die ik nu vanuit deze woning voor het laatst doe. Laatste keer op zomervakantie bijvoorbeeld. Zijn dingen waar ik niet zomaar aan voorbij kan stappen. Ergens zal het ook doorsijpelen in mijn stekkeuze. Plekken die op fietsafstand liggen. Dan wel de onderdelen waar ik dat "alleen op de wereld" gevoel kan hebben. Een vroege ochtend, hoewel vroeg? Half zeven eruit en dan alsnog voor eerste licht aan het water. Hier begon het in 2007, mijn huwelijk met de CJW. Eerste karper die ik aan de 14 voeter drilde was op deze oude wetering. Nu, 17 jaar later ben ik er terug. Niet zoals toen een zwaaiende staart op een stek. Nee, nu zijn het een massa kleine belletjes. Een verwoede dril en een plaatje op de kant op een prettig frisse ochtend. Als de zon later opkomt, gaat hij ook eerder onder. De kleine knusse polder waar ik al zoveel avonturen beleefde heeft dit jaar nog weinig opgeleverd. Nu ik in het donker weer naar de stiekem plekken kan sluipen heb ik wel weer zin het er op te pakken. In het laatste licht fiets ik langs het kanaal. In het schemerdonker leg ik mijn fiets in het weiland achter het hek, niemand zal zien dat ik hier ben. Ik sluip naar het water en voer een aantal stekken aan. Her en der zie ik walmende beweging op de ondiepe delen. Een rode maan stijgt groot en koud op uit het donkerblauw. In de bomenrij waar ik tegenover zit land een grote roofvogel, buizerd of sperwer? Kan het niet zien. Daarna twee reigers die een plek in de wilg zoeken. Ik sluip van plek naar plek. Voel altijd extra spanning als ik ergens ben waar ik eigenlijk niet mag zijn. Nu het volledig donker is zal niemand me zien. Ik vang een brasem en een kreeft. Als ik voor de tweede keer tegenover de wilgen zit vliegen de reigers krijsend weg. Een schreeuw in het donker. Ik heb de diepte ten opzichte van de laatste stek verkeerd ingeschat, pennetje ligt plat. Ik kan het goed zien dus laat het zo. Op dat ondiepe water misschien wel beter? Na een minuut of vijf gaat het pennetje ineens een beetje staan. De pen draait en wordt een stukje op sleeptouw genomen, draait weer; genoeg, aanslaan. Woeste reactie. Vis ramt weg. Voor de overhangende takken langs naar het meer open deel. Prima, loop twee stappen mee maar zie daarbij het hek wat op de hoek van de kant waarop ik sta, staat, over het hoofd. Knarsende lijn, duurt paar seconden voordat ik het doorheb, dan schiet de lijn los omdat ik de hengel hoger breng. Lijn zal beschadigd zijn maar met de overhangende bomen kan ik niet te licht drillen. Vis werkt gelukkig mee, doet niet al te ingewikkeld na het eerste schot. Plaatje op de kant, na alle rituelen verwijder ik zeker drie meter beschadigde lijn.... Zo hervind ik mijzelf, ben weer waar ik wil zijn. Als er een plek is die daar niet in mag ontbreken dan zijn het de zijkanalen van de Rijn. Allemaal bevatten ze karper. Veel zijn alleen te voet bereikbaar. Machtig water. De karpers die ik er ving zijn wellicht op twee handen te tellen maar wegen zoveel zwaarder dan alle andere. Zonsopgang is fenomenaal. Als de zon op is dat lege landschap in het kalme ochtendlicht.
Ik hoor en zie karper aan de overkant. Vang ruisvoorn, blankvoorn en brasem onder eigen zijde. Doet er niet toe, alleen al het idee dat bij ieder herbezoek van de zorgvuldig aangevoerde stekken je zo'n riviervis erop kan krijgen zorgt voor een continue gevoel van spanning en sensatie. Het komt er niet van maar past in het plaatsje van de blog; een heerlijke boterham met tevredenheid, Snel maar terug, aan die andere kant.... Mijn vakantie komt voor het gevoel te laat dit jaar. Altijd richting die vakantie een paar weken waarin ik nog allerlei water wil bezoeken. Ergens vanuit een gevoel dat het jaar door die zomervakantie in tweeën wordt gedeeld. Dat gevoel bekruipt me nu zo ruim voor de vakantie dat er nog een paar weken overblijven. Weken waarin ik een beetje aanmodder. Bezoek wat plekken, vang is een vis maar de echte focus zoals ik die het liefste heb tijdens het vissen is er niet. Ooit maakte ik in een blog het verschil tussen vissen en hengelen. Afgelopen periode iets meer gehengeld dus. En nee, dat is helemaal niet erg. Een perfecte ochtend? Bestaat die? Ik weet het niet, deze komt redelijk niet in de buurt. Vroege zon, weinig wind en daarmee stil water. Water dat zich niet verplaatst, water waar zo goed als geen vis in te zien is. Zelfs de ruim vertegenwoordigde blankvoorn laat redelijk verstek. Voor het eerste licht is er dat voorgevoel, gevoel van een nieuwe dag die al sluimert. Je voelt hem aankomen en dan ineens istie er. Machtig mooi. In die periode stekken maken. En dan tijdens het afvissen die duidelijk afnemende activiteit. Geef het tijd, wacht maar af. En zowaar is er uit het niets dan toch een aanbeet. Een vis met waarde op zo'n ochtend. In een onbekend richtingloos gevoel prik ik toch mijn visbeurten. Polders schieten door mijn hoofd de dag voorafgaand aan een avond waarop ik kan gaan. Pluk er kriskras is wat uit mijn gedachten en doe mijn ding. Zelfde routine als zo vaak maar altijd aangepast op DAT moment. Voorvoeren, stekken leggen, laten inweken en dan met high hopes terug. Maand van de voorn wordt het. Vang er veel, soms bewust, soms omdat ik het passende alternatief (kikkererwten) niet heb meegenomen. Alle andere vangsten zakken wat weg, zeelt, brasem, karper; ze komen er niet meer zomaar meer uit. Een weekend, een weekend vol wind, buien, wolken, zon en een afgesloten weg. Dat is fijn, kan ik die bermsloot erlangs is anders benaderen. Gewoon overdag, lekker opportunistisch. Op de zaterdag ongenadig harde wind, is twee uur na voeren ook nog eens flink aangetrokken. Pennetje staat te dansen op de golven die op de eerste stek eindigen. Uit het niets een aanbeet en een stevige dril. Na de aanslag zie ik het al, het is één van de graskarpers die in deze polder nog behoorlijk vertegenwoordigd zijn. Lange dril zoals dat gaat bij dit formaat vis en op de kant ongeloof over de lengte. Precies 99 centimeter, centimetertje meer dan mijn record en net dat centimetertje tekort voor drie cijfers. Daarna de constatering dat de meeste andere stekken onbevisbaar zijn door de wind of vergeven zijn van de kreeft. De dag erna zelfde polder maar ander deel en vooraf een andere polder. Die wind ramt daar zo lekker langs de pijlers van de brug, kan het niet laten. Beide pijlers een brasem. Terug naar de polder van de dag ervoor. Wat een heerlijkheid om er zonder langsrazend verkeer te kunnen vissen. In tegenstelling tot de dag ervoor nu op de laatste stek actie. Als ik aankom zie ik de bellen al. Voorzichtig maar. Zoals altijd na inleggen even niks en dan weer aasbellen. Pen komt al snel omhoog en blijft plat, hobbelt wat over de golven. Aanslaan en weer zo'n lerp van een grasser. Nog langere dril en nu eindig ik een centimeter boven die drie cijfers. Wat een bakbeest zeg! Hoe indrukwekkend de graskarpers ook zijn, ik ben toch echt een karpervisser en doe het slecht op een graskarperdieet. Op zoek maar weer naar vriend cyprinus dus. Wel steeds wat oorlog in mijn hoofd over te maken keuzes; polders met grote vis of polders met aantallen? Als ik dan een werkdag in Leiden eindig maak ik het maar pragmatisch; een echte polder-polder met én aantallen én gewichten. Dat laatste wel moeilijk te bereiken door dat eerste maar je weet het nooit. Wind weer eens pal op dat water, afwisseling van zon en wolken en dan zitten in een alleen op de wereld plek. Blijkt die karperpolder ineens een brasempolder te zijn geworden? Lang wachten op een aanbeet zonder eeuwigdurende opsteker. Hele ingewikkelde dril, vis zwemt door een tak onder water en wil onder een bruggetje doorkruipen, de overhangende takken zorgen voor kers op de taart van ingewikkeldheid. Met wat beleid en rust lukt het de wildebras het net in te loodsen en ja, dan ben ik maar weer eens blij. Zo simpel, zo eenvoudig. We zitten al bijna in het heden. Ik pluk avonden op de momenten dat het me uitkomt; als het even kan als omstandigheden zoals type weer en tijd samen komen. Ga ook weer eens met mijn panfisher van St Croix op pad langs het kanaal. Al bijna twee jaar niet gedaan. Lopen maar over de kant en steeds dat kunstaas even heffen en weer laten zakken, even heffen en weer laten zakken, wachten tot de BAM. Die komt vaak genoeg; erg leuk. En toch, en toch dwalen de gedachten af naar vriend karper. Vooral als ik tegenover de overslaghaven loop, de brede kom waar de schepen keren en dan aan mijn kant die enorme dukdalven en steenstort, vermoedelijk vol met mosseltjes en allerlei ander lekkers? Daar komen ze toch vast wel om te eten? Zie ik mijzelf alweer gaan, voeren met boilies, maïs, grote pellets. Dat voer dat tussen die steenstort spoelt op de waterwoeling van die containerschepen.... Dag na het roofvissen bewolkt weer. Wat heet, van die hete bewolking, hele dag drukkend gevoel met temperatuur die hard richting de dertig graden gaat, Moet er einde dag uit. Voerdoos mee, rijden maar. Eerste plek die ik wil bekijken is de stinksloot. Het barst er van de vis. Overal happende en hoog zwemmende karper. Het is er lekker ondiep dus dat hoog zwemmen willen ze vast inruilen voor de bodem. Naar huis, zo snel mogelijk eten en terug. Als ik terugrijd zie ik het al; de koeien lopen in de wei. Ai, hoe dit te doen? Nieuwsgierige koeien, ondiep water; dat gaat slecht samen. Tegen beter weten in probeer ik het maar die beesten hebben me al snel in de gaten en komen aan de andere kant gezellig even kijken. Lopen dan onderling keuvelend mee van stek naar stek. Ik berust en probeer te bedenken of er nog een alternatief te verzinnen is? Ineens toch beweging op één van de stekken. Iedere keer wordt de pen heel traag verplaatst. Ik denk aan kreeft maar mis de kenmerkende hapjes uit de maïs? Na zoveelste keer het aas terugbrengen op de stek een doorlopende beweging die je aanbeet kunt noemen. Aanslaan en weer een grasser. Net als de koeien lijken ze me even te achtervolgen. En dan is het nu, da avond voordat we op vakantie gaan. Gisteravond sloot ik dit deel van het jaar af in de polder waar ik deze blog mee startte. Wat een mooie polder is dat toch. Jammerlijk wel wat hangjeugd met een boombox; paste niet in het plaatje van in alle rust vissen. omdat de stekken al gelegd waren kon ik niet zoveel.
Weer zo'n polder met verhalen omdat ik er al zolang kom. De polder is gewijzigd van polder naar bosgebied. Was blijkbaar nodig, daarmee intiemer geworden. Langs de hoofdvaart bomen in mijn rug, weidse blik aan de overkant. Tijdens de bemaling een opleving van activiteit. Rollende brasem en springende karper. Ik vis lang door maar krijg geen aanbeet. Hieronder het laatste wapenfeit van eerder deze week. Een karper om een periode mee uit te zwaaien, nu vakantie en daarna kijken of we nazomer of vroeg herfst krijgen. Ik weet wel waar mijn voorkeur ligt. Even een dooddoener; penvissers zijn visueel ingesteld. Zo, die zit. Pennetje kijken, vis zoeken, water doorgronden. Maar wat als het niet zichtbaar is? Wat als dat wat je verwacht er wel is zonder dat je iets ziet? Ben je dan alweer vertrokken voordat de vis een kans heeft gehad? Het is het seizoen van bellen en schuim. Vooral tijdens de vroege ochtenden verschijnen soms enorme hoeveelheden belletjes bij het azen. Zachte modderbodem, wroetende vis, schuim op het water. Hartverstikkende spanning als dat schuimspoor in de buurt van het oranje komt. Zeker als dat oranje reageert; lijnzwemmer of aanbeet? Midden juni. Ik loop door het weiland, ben op zoek naar een verhaal. Ik heb er al zoveel maar wil er altijd nieuwe bij hebben. Deze dag heeft nog geen verhaal. Apart. Had ik niet verwacht. Week of wat ervoor was ik hier ook. Toen verhalen te over. Verhalen over een laagje water in mijn laarzen, puur door, door het hoge, natte gras te waden. Verhalen over grof azende karpers die enorme hoeveelheden bellen omhoog stuwden maar bovenal het verhaal van een prachtschub die zich niet liet aankondigen. Geen belletje, geen tikje, gewoon pen weg en raak. Later voegde ik nog een verhaal toe. Kwam in een vergeten hoekje een koppeltje azende vis tegen. Het is er ondiep. Moddersporen laten zien waar geaasd wordt. Ik mik de pen op goed geluk tussen een paar van die modderstrepen. Voer los een vijftal maïskorrels in de buurt, vijf minuten later een wilde dril op het ondiepe. Zo simpel kan het zijn. En nu dus weer terug, zoekende naar nieuwe verhalen. De ondiepe zone lag er verlaten bij. Geen stofwolken, geen bellensporen. Nu te voet langs het vaartje. eerste ochtend dat het kan, vogelbroedseizoen is voorbij. Vier stekken zomaar middenin het land. Water is vrij helder en her en der begint de wiergroei roet in het eten te gooien. Ik kom geen enkel teken van leven tegen. Waar zit die vis? Liggen ze stil of zijn ze massaal naar een ander uiteinde gezwommen. Zolang er stekken zijn, zijn er kansen dus doorploeteren maar. Eerder dan verwacht op de laatste stek. Aan alles voel ik een verhaalloze visbeurt aankomen. Tenminste, geen verhaal rondom een vis, in zo'n polder is altijd wel wat te zien. Dat verhalen maken doe ik vaak al vooraf. Om met regelmaat een blog te schrijven toch handig om een soort van rode draad te hebben waar je één en ander aan ophangt. Vaak voordat ik ga vissen een soort visualisatie van wat een mooi, passend verhaal zou kunnen zijn. Het blijft vissen, dus hoe diep ik er ook over nadenk vooraf; het komt lang niet altijd uit natuurlijk. Laatste stek. Zelfde blik. Geen spoor van vis op het eerste oog. Toch maar even proberen en ja hoor een onvervalste tochnogvis. Dat is heel fijn. Fluitend terug; paragraaf van het verhaal toegevoegd. Zo half mei vind ik het tijd om wat wateren om te ruilen. Heb me vermaakt met een aantal polders, nu mogen anderen weer aan de beurt komen. Op de scheidslijn wil ik één polder nog een keer bezoeken. Kwam er één keer eerder en alles ademde vis. Niet alleen kleine maar rook ook naar knoestige oude schubs. In alle vroegte onderweg maak ik een verhaal in mijn hoofd. Een verhaal over een dun voerplekje waar ik kort na voeren start met vissen. Klein pennetje passend bij de ondiepte. Pennetje dat zich met moeite staande houdt op een traag walmen van zo'n oervader.... Hoeveel tijd zit er tussen deze gedachten en daadwerkelijk zitten te vissen? Half uur, drie kwartier? Hoe dan ook. Die pen staat te schudden op de stek. Meerdere vissen zijn actief maar wat voor vissen zijn het? Ondanks de ondiepte tonen ze zich niet fysiek. Af en toe duwt een vissenlijf dat pennetje op zij. Meer niet. Na zeker vijftien minuten wachten schuift het pennetje mee na weer zo'n duwbeweging. Na de aanslag niet de onstopbare run uit mijn bedachte verhaal, meer een zwaar en log trekken. Vis die met zijn pens door de modder schuurt en er in vast lijkt blijven te zitten. Neemt geen meter lijn maar blijft ondanks de ondiepte onder water; ik weet genoeg en zie dat ik het goed heb voorzien als ik het net eronder steek. En dan de overstap; ander type polders. Andere bestanden, minder en daarom, soms, groter. Pak er eentje beet en hang er een avond rond. Veel vis, zie ze schuiven. Vooral ondiep, grote golven en wellingen. Komen niet op het voer. Eén keer een enorme hoeveelheid bellen rondom de pen. Is van korte duur. Warme, redelijk zonnige avonden rondom de paai; geen goede combi. Paar dagen erna is het weer om. Windstil en bewolkt, zo nu en dan een spetter. Stekken zijn al een paar uur geleden aangevoerd. Bij dat aanvoeren kwam ik weer actieve hoogzwemmende vis tegen, vis om van te likkenbaarden. Hoge verwachtingen dus. Een hoek, diep en ondiep bij elkaar in de buurt. Ligt vis in de buurt; al op het voer geweest? Duurt niet lang en dan wandelt er een schuimspoor de stek op. Pen reageert, loopt traag mee met het schuim. Lijnzwemmer? Beweging stopt niet en met teveel twijfel doe ik een halfslachtige poging tot slaan. Mis en grote golf, aiaiaiai. Ja, dat zijn de vissen die er toe doen, die mis je. Er is nog actieve vis, niet meteen door. Beetje voer bij en even wachten. Half uur later ben ik er terug. Andere stekken waren stil. Hoef niet lang te wachten, wel weer twijfel: aanbeet of lijnzwemmer. Vis gunt me geen tijd, ramt weg, pen volgt. Ik moet bijdraaien als een malle om lijn op te pikken, als dat is gelukt is dreunt de hengel krom en vliegen meters lijn van de slip. Zo snel als het begon is het voorbij. Lekker, toch nog! Die polder heeft me meteen weer te pakken. Kom er al lang. Heel lang. Ken elke hoek maar nog niet elke vis. Ieder jaar weer verassingen, verassingen in kleur, gewicht of formaat. Ook een polder die stil kan zijn, geen enkele beweging, alsof er geen vis zwemt. Maar ja, altijd roept die polder weer, fluistert nieuwe beloften voor verhalen in mijn oor. Als Sirenen die lonkend roepen... Weer zo'n bewolkte dag, weer tijd om voor te voeren. Verschillende weerapps geven van de middag een verschillend beeld. Slechtste is continue slagregen, beste is her en der een druppel. Schouders ophalen en gaan. Eerste aangevoerde deel is er niets te zien. Die vis zit vaak zo compact in deze polder. Alles op een hoopje bij elkaar. Tweede deel van de stekken laat dat weer eens zien. Je hebt wel eens bellen op je stek maar nu moet ik de stek zoeken tussen de bellen. Ik sluip erop af, zet zo voorzichtig als mogelijk dat pennetje tussen het schuim. Meerdere keren passeert de vis het haakaas maar er ligt blijkbaar nog zoveel voer dat het niet opgepikt wordt. Ineens is de vis weg? Zoals wel vaker laat ik het even en als ik een kwartier later terugkom zie ik die brede schuimsporen weer gaan. Weer voorzichtig inleggen en bij de eerste keer dat de vis passeert gaat de pen mee. Na aanslaan zie ik het meteen; graskarper. Nou, meer grasmonster. Op de kant is hij rustig, een bejaard exemplaar, wat een beest. Laatste stek op de hoek van een favoriete zijsloot. Vis zwemt in en uit. Passeren het voer, ze komen wel denk ik. Eerst nog maar een rondje. In mijn rug wordt het donker, ernstig donker. Ik vis stug door, hoop dat het afbuigt. Terug op de laatste stek begint het te druppelen. Niet erg, regenjas aan en turen maar. Paar keer een lijnzwemmer. Afwachten maar, vis komt wel. Ondanks dat het zich aankondigt is die pen uit het niets weg. Aanslaan en een streep door de sloot. Lange dril start. Vis wil echt niet mee, blijft knokken. Bleke spiegel, kan omvang en gewicht niet goed vaststellen tijdens de dril. Het druppelen gaat ondertussen over in gestage regenval. Vis die maar niet mee wil. Als er maar geen onweer bij komt, dat voelt niet goed met 13 voet carbon in een lege polder.... Eindelijk is hij dichterbij, komt ondiep, even klein stukje trekken en dan in het net, vis wil niet, draait weg, haak lost. Verbijsterde penvisser in de regen die niet veel later over gaat in slagregen, doorweekt en ziek van de losser kom ik thuis aan. Mijn dochtertje schaterlacht als ik druipend in de tuin een liertje water uit mijn laarzen laat lopen.... Ondanks het natte pak goed gevoel over die periode. Paar mooie vissen gevangen. Ik schakel door naar andere bakbeestpolders. Dat gaat mis. Ik raak mijn gevoel kwijt, het is continue hit or mis. Bij hit soms zomaar vier karpers, bij mis niks. Allemaal vrij kleine vis, die lijken ineens te domineren. Raak mijn focus wat kwijt, ga te beredeneerd te werk. Wil als het ware dat volgende verhaal forceren. Dat verhaal wat deze blog zou moeten afronden; te geforceerd op zoek naar het beste plaatje. En in plaats van dat ik tot afronding kom, raak ik mijn focus er volledig in kwijt.
Nu typend heb ik dat verhaal wel af. Alleen dat hoort niet meer bij deze blog, komt volgende keer wel weer. En als ik nu even terugkijk, de trits aan vissen die in die periode wel passeerde is het gek dat ik dat verhaal niet kon afronden? Misschien is dat verhaal ook wel nooit helemaal rond, loopt het één over in het andere. Aan het einde nu dus geen punt maar een komma, to be continued, Midweekje weg in de Duitse Eifel. Uit Nederland sijpelen berichten door van paaiende karper. Op vrijdag rijden we terug. Na een week zonneschijn is het troosteloos weer. Temperatuur rond de acht graden. Stijgt richting de twaalf als we bijna thuis zijn. Regen is nog een heel licht druppelen. Ik ben niet te houden, het heeft me weer eens volledig in zijn greep. Die midweek was heerlijk maar heeft me langer dan me lief is bij mijn pengronden vandaan gehouden. In de laatste dikke bewolking voer ik voor. Plasje waar de vis uit over moet (zie vorige blog) en de vaart. De vaart. Wat een onmetelijkheid aan water in het groene niets. Een plek voor stiekeme avonturen in mijn eentje. Ik voer op een ruime kilometer van de vaart vijf stekken aan. Aspergesoep en pannenkoeken bij mijn schoonmoeder. Fijne onderbreking. Kan het voer even inweken. Ondanks dat het eten lekker- en het aan tafel gezellig is, zit ik onrustig. Wat gebeurt er met de stekken op die vaart? Worden ze gevonden en zo ja waardoor? Schoonmoeder vult mijn thermokannetje met koffie en dan kan ik op pad. Weg van het benauwde binnen, naar buiten waar het fris is. Die week warmte en nu een ander weertype. Het kan twee dingen opleveren; of de vis ligt vast of ze zijn los. Ik start op het plasje voor project "overzet". Verwacht op een vaste prik stek snel een aanbeet maar pennetje wil niet verdwijnen? Dat klopt niet. Ik verleg hem iets. Staat meteen wat dieper, lag ik op de rand van het krulblad? Geen tijd om over na te denken, oranje stijgt even en gaat dan met zo'n vaart weg dat ik alleen maar aan een lijnzwemmer kan denken. Voor ik het weet dreunt de top krom en maakt de lijn een bocht de lelies in. Even knarst alles maar de vis zwemt gelukkig netjes terug via de eerder gevolgde route. Keiharde dril met maar één mogelijke uitkomst; weer een klein spiegeltje toegevoegd aan het grote systeem. Tweede stekje geeft geen sjoege. Ik heb het geduld ook niet voor het plasje; wil naar de vaart... Die eindeloze vaart. Start vanuit de rivier, dat is de bovenloop. Bovenloop stort over in het plasje en dan een verbinding naar de benedenloop die via wat bochten en vertakkingen over zeker tien kilometer uitstrekt. Dit deel is het minst bevist. Ben er nog nooit iemand tegengekomen en de boer die het looprecht heeft geeft ook altijd aan dat ik de enige ben. Denkend in makkelijk en moeilijk is de vaart buitencategorie. Simpelweg omdat er een lage bezetting op een enorm stelsel is, betekend wel dat je tegen verassingen aan kan lopen. Op de eerste stek geen teken van leven. Had ik wel verwacht, ligt direct aan de doodlopende weg, is te vroeg voor die plek. Voor de zekerheid een handje voer erbij en door. Ver weg van dat weggetje ligt de tweede plek. Hier voel ik me thuis, niets dan wuivend gras en golven. Wind stevig uit het zuidwesten. Golfslag en af en toe een glinstering van de zon die door de trage bewolking heen wil breken. Ik zit en wacht af, ben geladen, handjes maar op de grond en een beetje achterover leunen. Moet ervoor zorgen dat bij een aanbeet hart en verstand in evenwicht zijn en ik niet op een lijner sla. Net voor ik door wil stappen een paar drukkertjes en uiteindelijk een eindeloze opsteker en wegwaggelende pen; paaigekke brasem. Handje voer bij en weer door. Verder het groen land in. Een haas schrikt weg, een paar ganzen stuiven op. De hoek, hier buigt de vaart af naar links. Heb goede ervaringen met hoeken. Behalve deze. Ook nu staat die pen maar te staan? Vis moet toch hierlangs komen. Na de bocht nog twee stekken. Op de laatste een flinke ruisvoorn. Toch wat mat voor een eerste rondje. In wegzakkend licht de weg terug. Eerst zwoegend door het hoge gras en onkruid op het smalle dijkje, na de bocht met soepele tred door het natte weiland. Ik ben weer terug bij het weggetje. Meter of twintig bij de stek vandaan ligt een karper gulzig in wat plantjes te happen. Ik concentreer me op de pen. Wind en golfslag eindigt hier, zal toch wel wat worden meegevoerd? Ten opzichte van de laatste keer dat ik er was zijn de lelies doorgegroeid. Vooral rechts staan ze al flink aan het oppervlak. Ik mis het stroompje dat hier normaal is. De overstort uit de bovenloop staat het hele jaar al dicht, met dat teveel aan water moet er waarschijnlijk eerst water weg voordat er weer wordt bijgelaten? Ik lig op de rand van waar dat stroompje uit de buis komt die de vaart met het plasje verbind. Uitgesleten, hard deel. Perfecte plek. Pennetje geeft signalen door van azende vis. Duurt lang en gaat traag. Uiteindelijk de aanbeet en een verwoed vechtende zeelt. Fijne vissen zijn dat toch. De stek van de brasem. Wind luwt wat. Dat wat verhult was wordt zichtbaar. Een zwaaiende staart, een bellenspoor. Het was er allemaal al alleen kon ik het niet zien. Veel lijnzwemmers. Als de pen er dan eindelijk vandoor gaat maak ik me klaar voor een ontmoeting met een vaartkarper. Alle spanning van het wachten ligt in de aanslag, de blankvoorn komt met een soepel zwiep de kant op. Het is dat er wellicht meer is, anders had ik er hardop om gelachen. Helpt ook om de spanning te doorbreken. Heb het idee dat er meer inzit. Drie maïskorrels op de haak en wachten maar weer. Al snel een volgende aanbeet. Vreemd vechtende vis. Te zwaar voor een brasem, te traag voor zeelt. Het is een giebel, zo volgroeid best mooi. Ik schuif hem na een fotootje snel terug. Weer handje voer bij en door. Altijd door, van stek naar stek. Lopen, luisteren, kijken. Mijzelf moed inpratend dat het nog goed gaat komen, dat iedere stek een nieuwe kans op succes is. Neus in de wind en met gezond opportunisme op naar de volgende plek. Weer die bocht, weer niks. Hoe aantrekkelijk ook, volgende keer dat ik er kom ga ik hem laten. De vis wil er blijkbaar niet komen of in ieder geval niet azen?
Op het smalle dijkje na de bocht moet het antennetje voor een breekstaafje gewisseld worden. Weer een ruisvoorn. Wordt wel een soortenkabinet zo deze avond. Enige wat ontbreekt is een onvervalste vaartkarper. Een hier opgegroeide vis, misschien nooit in aanraking gekomen met een hengelaar? Als er een plek is waar ik het geloof heb dat het kan dan is het hier. Ondanks het afnemende licht zie ik op afstand die rollende vis op mijn laatste stek. Ik leg nog voorzichter dan normaal de laatste meters af. Hurk neer tussen gras en netel. Pennetje staat meteen goed. Laatste eindje kabbel op de wegvallende wind laat het schriele plompenveldje licht dansen. Een staart doorbreekt het water. Kon niet zien wat het was maar alles in mijn lijf roept karper. Daarna stil. Lang stil. Echt donker nu, bewolking verdwenen, wind ook. Kraakheldere sterrenhemel en vlak water. Niets wijst op activiteit. Toch weet ik dat het gaat komen, ik voel het. Zachte tik op de pen. Daarna zakt hij wat weg, stuitert een keer onder water en dan weg naar rechts. Mijn hoofd roept lijnzwemmer maar net te laat voor mijn handen die al actie hebben ondernomen. Een grote golf rolt naar de overkant. Ik zak weg in dat dijkje en hang er even rond. Mistig, mistig in mijn hoofd. Waarom nu, waarom nu? Ik leuk achterover en met de blik op die sterrenhemel klim ik langzaam de misère van dat dijkje uit. Herpak mijzelf. Op de weg terug kan ik de stekken waar ik al wat leven heb gehad gewoon nog even pakken. Toch ebt het rond in mijn hoofd. Als ik op de stek van eerdere brasem en giebel ben kan ik niet anders dan danken dat ik nu met een droomkarper in mijn handen had kunnen staan.... Een uil stijgt op uit het weiland, volgt even de vaart en dan uit zicht het weiland in. Waar is de pen? Staat er nog. Concentratie is aan het op raken. Hoe lastig ook, er moet een einde aan gebreid worden. Ik wandel terug naar de laatste stek. Geen golfslag meer. De plompen steken als zwarte cirkels af op het stille water. Pennetje staat, nog even, nog heel even. Tikje. Dan een soort draaiende beweging. Al mijn zintuigen staan weer aan. Langzaam zakt dat lichtje het donkere water in. Zwenkt even naar rechts en loopt dan weg naar links. Aanslag en woedende reactie. Schreeuwende slip. Gelukkig wel langs de linkeroever waar nog geen plompen staan. Ik loop wat mee, net steeds voor me uitgooiend. Na een lange eerste run volgt een bokswedstrijd. Ineens zenuwen, eerste keer dit jaar dat ik bang ben dat de vis lost. Ik schudt de gedachte van me af. Niet forceren, rustig aan maar. Vijf minuten na die gedachte koning te rijk. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan en kruipt door en door... |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
December 2024
Contact: [email protected]
|