Alles wat deze avond in zich heeft ligt in het laatste kwartier besloten... In de laatste blog klaagde ik over de drukker wordende polders. Ik lees mijn blogs met enige regelmaat terug. Vaak pik ik dan dingetjes op die me helpen mijn visserij verder aan te scherpen. Nu pikte ik op dat ik of tot een nieuwe balans moet komen op bekende plekken, of nieuwe plekken moet opzoeken. Met dat in mijn hoofd rij ik naar mijn voorjaarspolder. Als ik er op mijn manier plezier wil blijven beleven zal ik moeten leren stekken te leggen op plekken die voor anderen oninteressant lijken. Zo kan ik om eventuele anderen heenvissen. Kijk, dat is wel fijn aan dat visservolkje, schotel ze een polder voor en het grootste deel zal dezelfde plekken aanwijzen als aanknopingspunten. Met die kennis is er ook eenvoudig omheen te vissen. Geeft ook direct een goede aanleiding "met nieuwe ogen" naar het water te kijken. Geen sinecure als je ergens al meer dan tien jaar komt! Sluit aan op de vraag die Michael me pas stelde toen ik een avondje met hem was vissen in ook zo'n bekende polder; "wat als je er nu heengaat alsof het de eerste keer is?" Ik schudde mijn hoofd, teveel herinneringen die aan kantjes, hoekjes en leliebedjes kleven, nee, dat is voor mij onmogelijk. Wat ik wel altijd probeer is in bekende polders minimaal één nieuwe stek aan te leggen, zo hou ik de boel fris. Zo leg ik zes stekken aan waarvan ik van vier zeker weet dat er niet zomaar iemand anders zal gaan zitten. Zal je altijd zien dat op zo'n avond je de polder voor jezelf blijkt te hebben! En wat voor een avond. Veel activiteit en voor de eerste keer dit jaar brede bruisbanen over het water en op de stekken. Machtig mooi maar vooral enorm spannend. Als ik tegen één uur in de nacht voor de laatste keer mijn pennetje op een stek plaats ben ik verbaasd dat er maar één klein spiegeltje op de kant kwam. Lossers, draadbreuk en missers waren het recept voor deze avond. Ik tuur naar het water. De vuilrand is breder geworden, omdat ik daar met voeren rekening mee had gehouden kan ik er nog net overheen vissen. Toen ik hier vijf uur geleden voor het eerst mijn pennetje liet zakken was er al vis actief. Schuim kwam omhoog van de stek en het leek een kwestie van afwachten voordat er een aanbeet zou volgen. Een wandelaar die kwam informeren of het nog wat was en een aantal dichtslaande autoportieren bij de caravanstalling die de kassen een nieuwe bestemming heeft gegeven, zorgden voor afhakende karper. Ik vermoed dat met de dekking van de nacht de vis wel is teruggekomen en al vrij snel zie ik dat dit klopt. In de baan van schitterend maanlicht zie ik schuim omhoog komen, niet een beetje maar een formaat van bijna een vierkante meter. Iets ploegt de stek om en ik wil graag kennis met hem maken. Na een paar lijnzwemmers valt de stek stil. Geen bruis meer. Kort daarna doorbreekt een spekrug even de vuilrand, golfje markeert de zwemroute; hij is weg. Zulke avonden moet ik even verteren. Gebeurt helaas vaak al in de weinig slaap die er overblijft na het late thuiskomen. Ik blijf dan hangen in de polder, een schemerwereld tussen werkelijkheid en droom. En die karpers maar lachen om dat vissertje.... De dag erna maalt het nog wat na maar zet ik ook mijn zinnen op een volgend moment. We zitten in de goede tijd. Een traag vormgegeven voorjaar is toch wel beter voor de vissen. Nu er wat meer warmte komt, van het broeierige soort, afgewisseld met buien komt het echt op gang. Ik wil er ten volle van genieten en stap een krappe 28 uur nadat ik thuiskwam uit bed voor een volgend penmoment. Zoals zo vaak ben ik kort voor de wekker al wakker. Ik sluip eruit en ben binnen een kwartier klaar om te vertrekken. In mijn hoofd woekert een strijd waar ik heen zal gaan. Terug naar de polder van een dag terug om revanche te halen? Naar een "makkelijk" water om een rijtje vissen te scoren of het voorgenomen plan volgen en naar plekken waar ik al tijdenlang niet ben geweest? Ik kies voor het laatste. Qua kansen niet de meest eenvoudige optie maar wel een behoorlijke kans op wat grotere vis. Ik heb daar honger naar, naar grotere vissen. Ieder jaar schuiven er wel een paar kanjers over de netrand die me verbazen over de groei die karper in de polder kan hebben. De afgelopen periode heb ik prima gevangen maar het waren vaak een kleiner slag vissen. En waar ik allang het nastreven van een X aantal vissen per jaar in gewichtscategorie Y heb afgeschreven, vang ik natuurlijk ook graag de grootste exemplaren. Dit soort gevoelens blijven zorgen voor lastige strijd in mijn hoofd, het vertroebeld het intuïtief denken en doen, het denken en doen wat vaak juist de beste resultaten oplevert. Op die momenten ontstaat er een rare parallelle werkelijkheid in mijn brein die ervoor zorgt dat ik de intuïtieve keuze als de opgelegde ga zien met verkeerde keuzes tot gevolg. Tijdens de fietstocht naar het water knettert het nog wat na in mijn brein en zelfs als ik er ben voel ik me aangetrokken alsnog andere keuzes te maken. Dat ik op een enorme oeverlengte van twee aan elkaar grenzende poldersystemen zo goed als geen actieve karper zie draagt hier ook aan bij. Het zetje in de rug komt op de tweede stek, kort na inleggen zie ik een wittige schim over de stek spoken, paar lijnzwemmers en dan istie foetsie; komt wel terug. Nog belangrijker, rust in mijn hoofd, ik heb echt wel de juiste keuze gemaakt. In het tweede systeem verzilver ik die gedachte. Eén van de eerste stekken ligt vol verse belletjes, wat heet, er wordt huisgehouden onder water. De laatste keer dat ik hier viste is meer dan vijftien jaar terug; ik zou polders her-bezoeken dit jaar waarvan acte! Al snel wordt de pen platgelegd om daarna weg te schuiven. Na de aanslag ontploft er een bom onder water. Een niet te stuiten eerste run. Oeh, wat gaat die vis hard. Waar vaak na een eerste lange spurt het snel is afgelopen knokt deze daarna lang onder de top. Op de kant bewonder ik een kale spiegel, kijk daarvoor volg je nu je intuïtie, ook als je intuïtie niet meer de te volgen keuze lijkt. Een eind verderop weer schuim op de stek. Nu wel anders, vis zwemt af en aan. Maakt een schuimbaan en verdwijnt dan weer. Ik zit op "oud" water, water wat vroeger de bestemming had om voor transport te zorgen. De sluis is officieel nog in gebruik maar ik denk niet dat er veel gebruik van gemaakt zal worden. Wat overblijft is een dood einde van een brede polderwetering die ineens tussen twee betonnen muurtjes naar de sluisdeuren ingeklemd wordt. Na een aantal schuimrondes lijkt de vis verdwenen? Ik weet wel beter. Die hangt nog wel ergens in de buurt, komt wel terug. Ik voer dunnetjes wat bij en verlaat de stek.
Ik weet niet of dit een keuze is die andere mensen ook zouden maken maar ik heb een sterke overtuiging dat die vissen soms meer opmerken dan wij merken. Blijven zitten zorgt dan voor wegblijven, weggaan voor terugkomen. Een verder totaal niet onderbouwde stelling maar te vaak meegemaakt dat dit werkt. Ik maak een tweede rondje langs de stekken. Zon komt door en het warmt direct flink op. In een zijtak van het kanaal knallen de brasems bijkans het water uit; een late paai voor ze dit jaar, ze konden blijkbaar bijna niet meer wachten. Ik raffel het tweede rondje wat af, het schuimspoor bij het sluisje zit in mijn kop. Toch zit er ruim een uur tussen voordat ik er terugkom. Er ligt weer schuim maar ik kan niet goed inschatten of dit "nieuw" of "oud" is? Duurt niet lang om die vraag beantwoord te krijgen; uit het niets begint er een vis te azen. Niet alleen schuim maar ook bladerresten komen omhoog. Dit is een ander azen dan eerder; zelfde vis met meer vertrouwen of een ander? Ik gok dezelfde want ondanks dat er intensiever wordt geaasd zijn er nog steeds perioden dat het stil valt. Die periden zijn te lang om te wijten aan het malen tussen de keeltanden, duurt zomaar vijf tot tien minuten steeds. Als na zo'n periode een schubkarper even zijn rug toont en aanzet richting de brede wetering, denk ik dat de kans is verkeken. Blij dat ik toch nog even wacht. Weer komt de vis de stek op, weer staat de pen tussen het schuim te dansen, om dan eindelijk in die eindeloze dans weg te zakken. De vis zet het meteen op een zwemmen, trekt die brede wetering in met een grote boeggolf en pakt zeker een meter of dertig lijn. Zwemt dan ineens zo snel terug dat ik moeite heb contact te houden. Even lijkt hij schepklaar te zijn maar dan volgt ronde twee. Ronde twee is een spannende omdat de vis het smalle zijslootje inzwemt. op zich geen punt maar in dit zijslootje hangt er veel braamstruik in het water. Met het betere trek en sleurwerk weet ik hem eruit te houden. Ronde drie enkel nog trage rondje onder de top, dan zwicht hij. Polderbrons laat zien dat de juiste keuzes zijn gemaakt. Voldaan pak ik mijn spulletjes bij elkaar en fiets fluitend naar huis.
4 Opmerkingen
Aan de andere kant van het water is een boer begonnen met maaien. Ik zie de trekker niet, de dijk ontneemt me het zicht. Wel ruik ik die heerlijke geur van pas gemaaid gras over het water strijken. Een uur of wat geleden ben ik samen met Hans aangekomen. Oeh, wat hadden we er allebei zin in. Stekken zijn snel gemaakt en na een korte kop thee voor Hans en koffie voor mij starten we. Fijn om samenop te vissen met iemand die snapt wanneer er tijd is voor praten en wanneer de pen alle aandacht krijgt. Het is een kalme 2e Paasdag. Beetje bewolking en niet te warm, richting de middag wat regen voorspelt maar nu nog droog. Hans als eerste een kromme hengel. Prachtschub op de kant. Echt een magnifieke vis. Het blijft raar, de ene is de andere niet en dit is weer eens een oogstrelend exemplaar. Tijdens het eerste rondje vang ik twee kleinere vissen en een megabrasem vol met paaipukkels. Na het eerste rondje even bijkletsen, prietpraat tijdens de voettocht terug van de laatste naar de eerste stek. We verwachten veel van het tweede rondje maar het valt tegen. De beweging die er op mijn stekken is lijkt van blankvoorn te zijn. Harde wegtrekkers zonder weerstand na de aanslag. Op de derde stek andere beweging, sloom en traag. Viel hoe dan ook op hoe traag de vis nog is. Als je je hand in het water steekt snap je direct waarom. Water is nog behoorlijk koud, de karper is echt wel in beweging gekomen maar het zal allemaal nog behoorlijk traag verlopen. Het duurt nu ook lang. Als dan eindelijk, na een serie opstekertjes, de pen traag wegzakt sla ik vast op iets beduidends groters dan de eerdere vissen. Eenmaal op de kant blijkt het een kopie van de vis van Hans maar net een slag kleiner. Ook een prachtvis. Langzaam bouwt het jaar zich op. Af en toe een warmere dag maar vooral veel natte momenten. Wat een verschil met vorig jaar. Toen droogte en veel warme dagen met een schrale wind uit het oosten. Nu veel vaker die zuidwester waar ik zo van hou. Hoewel noord me in het voorjaar ook aanstaat. Zeker bij helder weer met veel zon. Ik heb daar zo mijn eigen, totaal ongefundeerde, ideeën over. Met die wind uit het noorden blijft de temperatuur vaak wat lager. Een te hoge temperatuur in het voorjaar zorgt in mijn ogen voor luiwammessengedrag; zie ze maar is aan het azen te krijgen op die momenten! Met minder warmte maar wel de positieve werking van de zon gaat die vis vaak gedurende de dag lekker op pad en wordt er volop geaast. Op zo'n dag vind ik me terug aan een nieuw water. Een klein verbindingskanaaltje tussen de rivier en een grote wetering. Vanuit de rivier wordt er altijd via het kanaaltje vers water het poldersysteem ingestuwd. Water is er dus ook altijd in beweging. Mooiste is dat je er lastig kunt komen, meeste plekken alleen lopend kunt bereiken. Het is daarmee echt een verscholen parel. Met de koude wind hoef ik er niet vroeg te zijn. Als ik een paar uur voor het vissen een voerrondje maak zie ik pas hoe mooi het water echt is. Heel lang terug kwam ik er wel eens maar echt serieus heb ik het nooit aangepakt. Paar uur later ben ik terug. Lekkere lichte hengel en zo min mogelijk bepakking. Overal weidevogels, daarnaast drukke spechten in een rijtje bomen. De hoogste boom is de uitkijk van de buizerd, hij overziet en zaait paniek als hij loskomt uit de boom en rondzweeft boven de groene weilanden. De korte visbeurt levert twee aanbeten op, helaas een losser maar ook een mooie spiegel. Paar weken later ben ik er terug, vang een serie spiegels die er nog niet zo heel lang zwemmen. Plek voor de toekomst, rustig laten groeien maar. In de winterperiode zijn er altijd bepaalde momenten waar ik naar uitkijk. Momenten die het voorjaar typeren. Soms in de vorm van eerstelingen maar vaak ook in de vorm van specifieke stekken. Een dichtbijpoldertje is zo'n plek. Ieder jaar kan ik niet wachten om er aan de gang te gaan, het is een soort van thuiswater geworden. Als ik dan de eerste keer naar zo'n water toe fiets om alvast wat voer te strooien dan voelt het intens, het prikkelt, maakt nieuwsgierig. Wat ligt er dit jaar voor me in het verschiet? Ik ben niet de enige die hier graag komt, sterker nog, met jaren lijkt het aantal vissers toe te nemen. Eigenlijk altijd statische vissers die slecht zijn in het lezen van voorwaarden; drie hengels is de norm, twee is toegestaan.... Ik kies om die reden vaak de minder mooie avonden. Kouder weer, beetje druilerig. Niet het weer waarop de gemiddelde karpervisser van huis gaat zeg maar. Ook dat lijkt niet meer te werken, de qua weer koudste avond van de afgelopen periode moest ik fietsend met mijn penset me tussen de statische vissers heen laveren. Ik vang er nog wel steeds mooie vissen, dat wel, maar ergens begint er iets te knagen, te knagen dat het wellicht tijd is nieuwe plekken te zoeken waar ik onbespied mijn ding kan doen? Ach, voor hetzelfde geld gebruiken sommigen zo'n poldertje om er een beetje in te komen om daarna weer naar andere plekken te gaan, wordt het straks weer rustiger? Gelukkig zijn er nog heel veel plekken waar ik me wel onbespied voel. Plekken waar je een stuk voor moet wandelen, waar je niet je auto langs het water kan kwakken en beginnen te vissen. Daar ben ik alleen in een groene weilandenwereld. Meters maken, weiland in, weiland uit, voeren op plekken waar je denkt ze te kunnen onderscheppen. Helemaal onbespied ben ik nooit, ook op deze dag weet ik dat Hans verderop in hetzelfde systeem zijn ding aan het doen is. Ik zie hem in de verte, te ver om te zwaaien, bij gebrek aan fysieke mogelijkheid doen we dat dan maar digitaal. Aan alles valt te merken dat het nog vroeg in het jaar is. Er spettert weinig vis, waterplanten zijn bijna nog niet te zien en de karper beweegt nog traag of zelfs helemaal niet. Zolang er stekken zijn hou ik vertrouwen, in het lopen van stek naar stek pep ik mijzelf op en vertrouw mijzelf toe dat het nog goed gaat komen. Vaak genoeg lieg ik tegen mijzelf maar even vaak komt het ook echt nog goed. Als ik dan na een lange dag weilandhoppen bij het laatste stekje aankom, nog nergens teken van karper heb gezien is er toch weer vertrouwen. En niet onterecht blijkt. Waar op de andere stekken de pen roerloos stond is hier na dertig seconden al beweging. Een slome opsteker gevolgd door een vlotte wegzakker; toch nog! Zo rommel ik me door de eerste maanden van het nieuwe jaar heen. Merk aan alles dat ik vishonger heb; als ik de kans ook maar even heb dan pak ik mijn moment. Daarin ben ik veel minder op die weersomstandigheden gaan letten dan waar ik het eerder in de blog over had. Kon me vroeger echt eindeloos bezighouden, vooral als het moment dat ik had gepland qua weer de slechtste of natste dag van de week was, opvreten kon mijzelf dan. Dat is anders, ik pas me gewoon aan, in het allerergste geval ga ik niet maar dat komt niet zo vaak voor. Ik heb natuurlijk wel mijn favoriete momenten maar je hebt het nu eenmaal niet voor het zeggen.
Zo loop ik in het eerste licht van koningsochtend over één van mijn favoriete dijken. Het gras wit van de rijp, temperatuur rond het nulpunt. Helder blauwe hemel en zo goed als windstil. Heb de hond mee, langzaam zal ze moeten wennen aan meegaan met vissen. Ze is dol op buiten maar ook gevoelig voor alle prikkels. Dit is een perfecte plek om te leren langer buiten te zijn, ondanks alle prikkels ook rust te zoeken en te snappen wat wel en niet de bedoeling is als de baas vist. Met de kou van de afgelopen nacht zal de vis waarschijnlijk langzaam op gang komen. Ik vind het dan ook niet vreemd dat de eerste stekken geen teken van leven geven. Zon klimt langzaam hoger en geeft direct een aangename warmte af. Geen moment heb ik het koud, heb we voor de zekerheid mijn gevoerde laarzen die eigenlijk al in de zomeropslag waren gestald er weer uitgehaald. Aangenaam. Op de vierde van de zeven stekken is er direct na het inleggen trage beweging. Het duurt lang maar na een serie kleine bewegingen komt de pen heel traag wat uit het water, hangt even stil en zakt dan heel rustig weg. Even blijft hij staan en zakt dan echt uit het zicht. Ik tik vast en voel direct dat het een beste vis is. Geen moment komt de vis uit balans, ik sla vast, trek krom en onder water gebeurt er niets. Log hangt de vis op de stek, zwemt traag een paar rondjes. Trekt dan heel traag door de slip wat van me weg. Ik voel de lijn achter een vin wegschieten. Weer traag en log trekken, er volgt een volgende opgang naar het midden van het water. Dan springt de hengel plots recht, losgeschoten? Nee, haakje weg! Gezien de krullerige lijn is de knoop losgeschoten. Naja, hoeveel haakjes knoop ik per jaar aan? Dit is me voor zover ik weet niet eerder overkomen? Heel lang geleden weleens met onderlijntjes die op de haak slipten maar nog nooit met nylon. Ik baal, was echt een flinke vis, ik heb hem niet gezien maar voelde aan alles dat dit maatje buitencategorie was. Ik knoop een nieuw haakje aan, pak mijzelf bij elkaar en vis door. Er komt gelukkig een herkansing, geen beer maar ben er maar wat blij mee op deze ijskoude ochtend. Halverwege de ochtend sjok ik met de hond terug naar de auto, tijd voor rommelmarkten en dat soort dingen... Het is een kraakheldere ochtend. Ik loop het polderweggetje af naar de stek der stekken in deze polder. De zon heeft sinds tijden weer eens overuren gemaakt de afgelopen week. Jammer van de harde wind uit het noorden, doet het een stuk kouder aanvoelen. Toch, tijdens die lange zonnige dagen moet er iets geroerd hebben onder water, kan toch niet anders? Als ik halverwege ben hoor ik ze. Whiep, whiep. Whiep, whiep. De lucht echoot ervan. Vlucht na vlucht wulpen land in de omringende weilanden, stijgt weer op, maakt een rondje en land weer. Ik blijf staan en kijk om me heen, overal klinkt het schrille whiep, whiep. De roep die me in het najaar wakker doet worden als ze 's nachts op trek gaan. Het is gewoonweg prachtig. Later op de dag zit ik in de stralende zon. Er kwam een karpertje op de kant. Loste later een grotere vis die vals gehaakt was. Zomaar een ochtend, in een rij van belevenissen waar maar geen einde aan lijkt te komen. Hoeveel zal ik er dit jaar bijschrijven? Er heeft zich alweer een rijtje gevormd waar ik met tevredenheid op terug kan kijken. Wat me vooral bijblijft is de avonden die ik in het Goudes viste. Hans memoreerde al aan eentje in zijn blog, de week erop was ik terug voor meer. Het heeft iets bijzonders, zo richting het schermerdonker de stad inwandelen om voerplekken te maken. Uitgaand publiek, winkelende mensen, drukte alom. Later terug met de penhengel. Al snel twee jonge knullen met kunstaashengels. Komen even buurten. Hebben de hele dag in de polders rond Gouda met kunstaas gegooid, veel gefietst en een machtig mooie dag gehad. Ze vertellen met een aanstekelijk enthousiasme, de rode blos op de wangen toont het avontuur en de smartphone de vangsten. Ik doe het die avond met een paar kleine schubjes, recente uitzet. Onder de heldere hemel neemt de koude toe, stijgt op uit het steen, boven in de lucht flonkeren de sterren. Nadeel van de stad is dat met alle bebouwing de blik op die sterrenhemel mist, altijd is er wel iets dat blokkeert. Van een beperkt uitzicht op de sterrenhemel heb ik een week of wat later geen last. terwijl de warme wind uit het zuiden me langs de wangen strijkt zie ik Orion schitteren tussen de twee wilgen die aan beide zijden van het water staan. Lichtpennetje staat op een rustige kabbel te tobben, de stormachtige wind van eerder de dag is gaan liggen. Als ik twee uur later de stek als laatste nog even bezoek is Orion achter de rechterwilg weggekropen. Het pennetje heeft geen enkel teken van leven gegeven. Ergens, ver weg, hoorde ik een karper springen en een op de bonnefooi gelegde stek bleek een gat op een ondiep stuk te zijn. Het hoeven niet altijd karpers te zijn, ook andere ontdekkingen kunnen me tevreden stellen. Met een opgeruimd gemoed trap ik later die avond naar huis, Orion achter me latend. Dat was de eerste echte warme avond. Zoals altijd heeft maart me aangeraakt, de maand waarin ik verjaar doet altijd wat met me. De lijn tussen winter en voorjaar is zo dun dat het iedere dag anders kan vallen. Valt het een paar dagen naar voorjaar dan kun je zomaar goud te pakken hebben, valt het andersom dan is het taai. De toenemende uren licht, de zon die wint aan kracht, verse molshopen in het land bedekt onder een schaduwrandje rijp; dat is maart. Na een aantal van die dagen valt me een vrije middag ten deel. Hop, polder in en karpers op het ondiepe zoeken, niet te ver bij het diepe vandaan maar wel echt op de ondiepste delen van het water. Het zijn van die ongrijpbare dingen waar ik een heilig geloof in heb, die vis die wil echt wel, zit in de wachtstand. Waarom dan ver weg verblijven van de plekken die het snelste opwarmen? Is toch vervelend als je er ook nog is een eind voor moet zwemmen? Hoe heilig mijn geloof ook is, het loopt uit op een giebelfeestje. De ene na de andere neemt de pen op sleeptouw. De laatste van de dag heeft een totaal misvormde mond, eten was blijkbaar geen probleem want het haakaas werd zonder moeite genomen. Die middag wakkert wat in me aan. Ik heb zin in dat voorjaar. Mijn hoofd staat bol van plannetjes, te bol eigenlijk, krijg de polders in deze periode moeilijk uit mijn gedachten. Ik moet de mooiste dagen aan me voorbij laten gaan, andere dingen te doen. Ik voel de warmte en ik weet wat er onder water gebeurt, de boel komt echt op gang. Als ik vrijdags vanuit werk door de polder naar huis fiets zie ik daar waar de wind eindigt dikke drab op de sloten liggen. Sediment dat loskomt als de watertemperatuur toeneemt, een onmiskenbare voorbode van karper vangsten. Onderweg hoor ik de kieviet, scholekster en grutto hun roep weer roepen. Nog even geduld, nog even wachten. Als ik dan op zondagochtend in het donker het huis achter me laat ben ik overmand door emotie; dat eerste moment in alle vroegte met een lentegevoel is onbeschrijfbaar. Weer verse molshopen maar nu glinsterend van de dauwdruppels. Meerkoeten die moeilijk doen tegen elkaar en een paartje futen dat het hoofd op hol heeft. Ik strooi mijn strooisel. Voor iemand die het zou bekijken lijkt het alsof ik lukraak wat handjes het water ingooi maar dat is niet zo. Kijk, dat voeren is een ritueel, een ritueel wat met aandacht en souplesse uitgevoerd moet worden. Op dit specifieke water voer ik over een halve kilometer oeverlengte, van ondiep naar diep. Omdat ik direct start met vissen voer ik heel weinig. Wellicht een klein handpalmpje minipartikles per stek, laatste stekken iets meer. Een half uurtje na voeren zet ik de pen op de eerste stek. Als snel bewegingen, een lijnzwemmer die op een aanbeet lijkt en een geschrokken vis. Geeft moed, als de vis zo snel al erop komt dan zijn ze los. Niet veel verderop staat het pennetje me net te scherp, ik zie maar een millimeter oranje, enige wind zal hem geheel onder water drukken. Voordat ik kan ophalen wordt de millimeter ineens twee millimeter. Ik sta op scherp, handen hangen al boven het kruk, pennetje heeft alle aandacht. In de reflectie van het water zie ik vogels passeren maar ik kijk niet op. Pen komt weer omhoog, nu wat meer, zakt weer terug. Ik fluit zachtjes tussen mijn tanden door, alles vertraagd. Dan een serie van opstekertjes en ineens een felle haal. Ik sla raak en dril, probeer ervan te genieten, wat kan er gebeuren? Toch ben ik altijd blij als de vis binnen is, binnen is hebben. Wild polderbrons, born and raised in dit domein. Is te zien, beetje slordig ogende vis, niet zo'n perfecte uitzetter maar een survivor of the fittest. Ik glim ervan, ben er erg tevreden mee.
Ik wandel de stekken af. Om me heen komt de wereld tot leven, wandelaars en een enkele auto, het is rustig. De dikke bewolking wordt wat dunner en de wind neemt wat af. Alles ruikt naar voorjaar, kleine beestjes friemelen door het gras, bloempjes wachten zonnestralen af. Ik vang een brasem met zijn kop vol paaipukkels, zie je, zoveel hebben ze in maart niet nodig om "om" te gaan! Kijk, het lijkt misschien allemaal vanzelfsprekend te gaan, zoals ik er hier over schrijf maar dat is natuurlijk niet zo. Ik heb zo vaak twijfels over mijn keuzes, vooral in het verschuiven van de seizoenen. Deze ochtend ook, is dit wel de juiste keuze? Zijn ze al aan het zwemmen. Ik schud die gedachten vaak wat weg maar ze zijn er wel. Logboekje steunde me, liet zien dat ik vroeg in het jaar hier goed terecht kan. Voorlaatste stek. Pen staat net, meteen is er gerommel. Laat zien dat de uitgekiende handjes voer goed zijn geweest, er ligt nog zonder dat het teveel is. Weer een spel van opsteken en zakken, dan de onvermijdelijke wegtrekker. Andere dril dan eerder, sloom en traag. Vis pakt makkelijk lijn en hangt dan lang op het midden rond. Grote wellingen doorbreken zo nu en dan het wateroppervlak. Na een minuut of tien kan ik opgelucht adem halen en weet ik dat ik weer een momentje bijschrijf en dat terwijl het jaar nog jong is, tsjonge, wat een weelde. Laatste blog ging over rennen, te ver vooruitkijken, mijzelf daarin verliezen en daar dan weer uit terugkomen. Met het scheiden van het jaar blik ik altijd even terug en kijk ik vooruit. Niet vanuit die vorige keer omschreven haast maar dooreen planning op hoofdlijnen te maken. Er is zoveel mooi water, teveel om in een jaar tijd allemaal te bevissen. Afgelopen jaar bezocht ik ongeveer veertien verschillende polders, in sommige van die polders liggen weer apart van elkaar bestaande delen waardoor het gebied wat ik als jachtterrein heb gebruikt vele vierkante kilometers beslaat. Enige richting kiezen, niet verdrinken in alle mogelijkheden helpt mijzelf altijd enorm. Op 1 januari start ik het karperjaar. Het is een heerlijke dag. Lekker zitten en mijmeren. Rustig nadenken welke stappen ik dit jaar wil nemen, welke planning er op hoofdlijnen zal zijn. Puur kijkend naar te bezoeken polders zijn er vijf systemen die ik het hele jaar door zal bezoeken, het is de ruggengraat van mijn visserij hoewel er ook op die plekken altijd weer iets nieuws te ontdekken of te leren valt. Een stuk of zes andere systemen zullen in bepaalde jaargetijden de aandacht krijgen. Een paar systemen, zeker drie, zullen na een aantal jaar ze niet bezocht te hebben weer aandacht gaan krijgen en ik heb één volledig nieuw systeem op het oog. Naast de plek waar het moet gebeuren wil ik nog wat meer grip krijgen op het thema “wanneer begint de vis te zwemmen”, oftewel; wanneer verlaat ikzelf de meer passieve wintermodus en start ik weer met het meer actieve pennen. Per polderwater kan er verschil in dit moment liggen maar dit in enkele systemen doorgronden zal helpen op andere plekken de puzzelstukjes sneller te leggen. Daarnaast ga ik door met het manipuleren met voer, wanneer kleine deeltjes, wanneer niet, wanneer brede voerplekken wanneer beperkt, wanneer groter haakaas, wanneer klein. Daar lekker mee rommelen. Zo vissend op de eerste januari heb ik de boel voor komend jaar op hoofdlijnen op de rit, lekker gevoel, geeft richting zonder te benauwen. Omdat het op alle stekken die dag tam is heb ik alle tijd om dit alles te overdenken. Aan einde van de dag is er een niet meer verwachtte opleving. Alsof er uit het niets een groepje vissen de stek aan het leegruimen is. Continue lijnzwemmers en niet doorzettende aanbeten. Meerdere keren hangen mijn handen al boven het kurk maar iedere keer komt de pen terug in oorspronkelijke stand. Als dan na een ruim uur getob en getalm de pen weer wordt platgelegd, terugkomt en heeeeel traag op sleeptouw wordt genomen besluit ik te slaan. Boze vis aan de andere kant, gedraagt zich zo wild dat ik even denk aan valsgehaakt maar op de kant blijkt het gewoon een hele wilde te zijn. Lekker om met zo’n spierbonk het jaar te mogen starten. Nog in het oude jaar introduceert Michael me in een stadswater waar we samen met Hans een mooie middag beleven. Alle drie lossen en vangen we karper, ondertussen serieuze gesprekken met een luchtige ondertoon. Kijken, luisteren en leren. Op eigen houtje ga ik snel in het nieuwe jaar ernaar terug. Het ligt in de buurt van een ander water wat ik al ken omdat ik er in de winter graag kom. Het is een stormachtige avond. Op het water wat ik al ken wordt het water opgestuwd, pennetje is bijna niet te houden. Ik vang me er een slag in de rondte aan brasem en giebel. Van karper geen spoor. Tijdens de laatste ronde wisselen van maïs naar kikkererwten als haakaas levert geen enkele aanbeet meer op. Conclusie; vis heel actief maar op de momenten dat ik op de stekken was lag er geen karper of was de witvis de karper te snel af. Gelukkig had ik aan de start van de vispartij op het nieuw water al een schub gevangen. Ik pieker nog wel een paar dagen na hoe het nu kan dat op een water met prima karperbezetting giebel en brasem wel boven water komt maar karper niet? Brasem en vooral giebel vind ik niet direct wintervissen. Brasem vang ik nog wel met enige regelmaat maar giebelvangsten vallen vaak helemaal weg tot wat verderop in het voorjaar. Ik denk zelf dat karper eerder de neiging heeft met lage temperaturen te azen dan eerdergenoemde soorten maar ik heb geen concreet bewijs om die aanname te onderbouwen. Wellicht is dat ook het verschil tussen een open polderwater of een meer beschut stadswater? Kan ook te maken hebben met bezetting, de meest dominante soort komt er als eerste uit. Aan de andere kant is het ook niet zo dat in de polders waar ik vis karper de bovenliggende soort is? Een toch zijn brasemvangsten in de polder in de winter voor mij een zeldzaamheid? Denkvoer. Een andere visdag op stadswater geeft een zelfde beeld. Nog steeds is er die harde wind. Heerlijk vind ik dat, zoek dan vaak plekken op waar dat water lekker staat te klotsen. Waar ik me had voorgenomen niet meer dan zes stekken aan te leggen loop ik uiteindelijk meerdere keren tien stekken af. Brasem voert de boventoon. Voor het eerste licht had ik al gevoerd en terwijl ik de stekken afloop komt om me heen de stad tot leven. De eerste mensen zijn de kerkgangers, hondenuitlaters en de vroege sporters. Later volgen de wandelaars en als de winkels zijn opengegaan het winkelend publiek. Ik val uit de toon, viskloffie, meurend net, lange penhengel. Toch val ik niet op, meeste mensen zien me niet lopen. Aan het einde van het eerste rondje hang ik over een brugleuning, achter me op de interval van het stoplicht een stroom fietsers. Pennetje staat bijna vijf meter onder me naast het beton waar de brug op rust. Meerdere keren is er beweging op de pen maar het zet niet door. Twijfel in mijn hoofd, blijven wachten of doorlopen? Door alle tijd heen hebben zich er best wat dogma’s vastgezet in mijn hoofd, eentje daarvan is dat als de pen niet snel weg is er geen karper ligt. Eerste visbeurt van het jaar bewees weer eens anders, ik besluit nu dan ook te wachten. Wel haal ik even op en verplaats het aas een centimeter of dertig. Direct is er reactie, pen komt omhoog, gaat plat en wandelt even over het water om daarna plat te blijven liggen. Aas is meegenomen het talud op maar vis heeft het aas niet genomen. Ik verplaats het aas opnieuw, het duurt iets langer maar weer steekt de pen op, nu loopt hij daarna weg. Gezien de vangsten tot dan toe en de aanbeet verwacht ik een brasem, niets minder blijkt waar. Waar ik eerst, ondanks al het verkeer om me heen, een oase van rust ervaarde is het nu vol aan de bak. Vis dendert vol gas onder de brug door en vouwt de hengel dubbel, slip geeft lijn af. Spannend moment, ik sta op mijn tenen en leun zo diep mogelijk over de leuning heen, hengel stevig vasthouden, zorgen dat de lijn geen contact met de brug maakt. Vis mokt even onder de brug maar komt dan terug. Ik dril hem af. Ondertussen ontstaat er wat chaos op de brug, een jongen is uit het busje van zijn vader gestapt, wil me helpen. Vaderlief stuurt de bus op de smalle brug zonder pardon achteruit om even te kunnen parkeren. Ja, dat hoort ook bij stadvissen. Ik wijs alle hulp af, geef aan het zelf af te kunnen. Even later poseer ik met een prachtexemplaar. Aziatische dame van de nagellakstudio op de hoek komt op ruim zittende pantoffels naar buiten rennen. Of ze foto's mag nemen, druipt teleurgesteld af als ik aangeef dat niet te willen. Best wel knallend het nieuwe jaar ingegaan dus. Geeft vertrouwen. Behoorlijk verschil met vorig jaar toen ik er de eerste maanden er niet lekker inkwam.
Ondertussen groeit langzaam het gevoel van voorjaar. Zonder het in de gaten te hebben gehad fiets ik ineens in licht van en naar werk. Dagen worden echt weer langer en met het toenemende licht zal die vis ook weer actiever worden. Kwestie van opwachten en opvangen? Nou, zo simpel zal het ook wel weer niet zijn, maar goed, tijd zal leren. Beginnen waar ik was geëindigd onder de, weer, druipende wilg waar de laatste blog mee werd afgesloten. Toen stond de herfst voor de deur, altijd een goede periode. Nu terugkijkend zie ik dat ik mijzelf voorbij gerend ben, ergens een penvissertje achterlatend in een polder, starend naar een pennetje dat maar niet in beweging wil komen. Vreemd hoe de dingen gaan, wat zet wat in beweging, waar heb je invloed op en waar niet. Vorig jaar sloot ik af met het vooruitzicht dat er minder tijd zou zijn in 2022, een studie naast het werken zou wel wat wegsnoepen van de vismomenten. Daarin voor mijzelf vooral de uitdaging het op visgebied niet te moeilijk te maken, te zorgen dat het vissen een goede ontspannen tegenhanger is voor werk en studie. Na een taai voorjaar waarin de dingen niet vanzelf gingen, ook niet op wateren waar ik dat wel gewend ben, rolde ik qua vissen lekker door 2022 heen. Studie liep ook goed dus al met al soepel te noemen. Rond de herfstvakantie wat plannen om goed het najaar in te knallen. Startend met een stiekeme avond in een polder die me dit jaar heel veel goeds bracht. Een weilandje wat me naar de "achterkant" van het stelsel brengt kan ik in het donker prima overbruggen, niemand die me ziet. Water is zoals ik had verwacht, heel ondiep en een waarschijnlijke holding voor de karper. Na een lange avond met wegschrikkende vissen, missers en dat soort dingen kort voor het stopmoment toch nog een karper. Voelt als voldoening en de aftrap die ik nodig had voor de herfstperiode. Daarna zakt het in, studie vraagt nog wat meer aandacht dan eerder en de momentjes die ik weet te plannen leveren geen aanbeten op. En waar ik vorige blog nog tevreden het aantal maanden noemde waarin ik achteréén zo'n cyprinus in mijn net terugvond, komt ineens het einde van november angstvallig dichterbij. Me in die periode toch ook wel weer wat laten verleiden om niet persé de makkelijkste keuzes te maken. Eerste keer de hond meenemen, een polder waar je altijd vis ziet maar vangen ingewikkeld is, dat helpt dan niet perse. En zo voel ik de tijd om me heen wegglijden terwijl ik zelf liever even stil zou blijven staan. Een rare gewaarwording die een licht onrustig gevoel geeft en me uiteindelijk meetrekt. En in dat meetrekken begin ik over de horizon te kijken, strek me uit om het volgende penmomentje alvast te omarmen. Als het dan zover is heb ik het eigenlijk al beleefd en ben ik terwijl ik ben waar ik wil zijn al bezig met waar ik ergens in de toekomst wil komen. Een molentje waar ik wel vaker in terecht kom, bewustwording is 1, het stopzetten zeker niet 2, daar is wat meer voor nodig. Kan er nu rustig over typen omdat dat wel weer is gelukt en ik hoef er verder ook niet dramatisch over te doen; al met al was het gewoon even een overload aan dingen en dat stopt gelukkig altijd ook weer. Het contact met Hans is intensief, we houden elkaar op de hoogte van doen en laten, voornamelijk op visgebied maar ook wel al het andere. Ergens in de meterslange appconversatie een opmerking die ik toen wel las maar nu op waarde schat: "als het rustiger wordt dan ga je vanzelf weer vangen", en rond de kersttijd kunnen we nu zeggen: "en zo geschiede!". Het afronden van het eerste van de twee studiejaren valt niet geheel toevallig gelijk met het ervaren van wat meer rust en daarmee een mindset die past bij het penvissen. Ik voel meteen het verschil, loop anders rond tijdens het voeren, meer zelfverzekerd maar vooral scherper en gefocust. Penvissen in de avond tijdens de koudere maanden is een dingetje voor me geworden. Kraakheldere nachten, bij voorkeur windstil, met temperaturen tegen het vriespunt aan zijn het mooiste. Er doet zich dan een gek fenomeen voor op plekken die in vergelijking met de rest van het water echt dieper zijn; rollende vis. Ergens half november zo'n nacht op een plek waar een enorm verval is, bijna naar drie meter, voor de polder echt een diep gat. Urenlang zit ik geboeid te kijken naar rollende brasem, zeelt en karper. Iedere paar minuten komt er ergens op de 400 vierkante meter water wel een vis omhoog. Pen staat de hele avond te schudden van de golfjes die de rollers veroorzaken maar bijten ho maar. In een andere polder niet veel daarna zelfde fenomeen maar nu worden de rollers wel gevolgd door aanbeten. Een paar ijskoude vissen vangen op zo'n avond voelt als dikke bonus. Als we daarna december inrollen staat er kou voor de deur. Op de laatste dag voordat die echt invalt ben ik er vroeg uit. Voorvoeren en daarna een paar uurtjes vissen. De wind uit het noorden maakt het bitterkoud. Alle stekken lijken stil. Pas op de laatste krijg ik na ruime tijd wachten wat lijnzwemmers. Het is een plekje dat ik eerder over het hoofd zag. Een versmalling met aan beide kanten beschutting waardoor het water redelijk vrij blijft van wind uit welke richting dan ook. Een eerdere avond zag ik op deze plek, terwijl ik verderop een lichtpennetje naast de brugpijler had laten zakken, de ene na de andere vis het water uitkomen. Mentaal een aantekeningetje gemaakt en nu benut ik die kennis. Het duurt lang en als de pen dan wegzakt is het zo traag dat ik het bijna niet kan geloven. Daarna een oertrage dril en daar waar eerder de tijd om me heen vervloog lijkt ie nu stil te staan terwijl ik in slow motion een knoestige schub dril. Momenten om niet te vergeten, te koesteren. Week erop overal ijspret maar ik vind ergens een open gaatje, even naar dat pennetje turen. Levert geen vis op, wel een prachtige blik op de bevroren polder. Nu is een schijnbaar eindeloze periode van vrije tijd begonnen. Twee weken kerstvakantie zullen naast de gezellige familiedingen genoeg ruimte laten voor wat penmomentjes.
En of de duvel ermee speelt, een week voor die kerst een omzwaai in het weer en een vooruitzicht op een druiligere kerst met hoge temperaturen. Volgens mij is het met kerst altijd nat en warm, in ieder geval voor zover ik me kan herinneren. De nacht voor kerstdag wordt ik wakker, wind is aangetrokken en fluit door de ventilatie. Regen hoor ik niet meer. Ik stap even uit bed, loop naar een andere kamer en zie rusteloze wolkenflarden hard voorbijdrijven, daarachter de heldere nachtlucht. Volgende ochtend eerst de puntjes op de i voor alle kerstfeestelijkheden en daarna een hele dag de polder in. Ambitieus plan, voer in drie systemen. Hierbij kies ik voor plekken die zich zo hebben bewezen dat ik me niet kan voorstellen dat het niet gaat lukken en wat nieuwe plekken om te blijven ontdekken. Als ik terugkom in de eerste polder is de wind wat aangetrokken. Anderhalf uur nadat het voer erin ging staat het pennetje lekker op de golfjes te wiegen. Na een minuut of 30 de eerste lijnzwemmers en al snel een aanbeet. Uitzettertje van vorig jaar, blakende gezondheid en goed gegroeid. Na terugzetten even een check op de lijn en doorvissen maar. Maïs raakt de bodem waarschijnlijk niet eens, heel even staat het rode puntje boven water om meteen weg te zakken. Tien minuten na de eerste vis sta ik de tweede te drillen. Voelt anders, zwaar en traag, vis wil wegkomen maar komt niet op gang. Ik krijg hem ook niet gekeerd en zo ontstaat er een patstelling, grote wellingen en donkere wolken modder laten zien waar de vis met alle macht probeert weg te komen, hij wint, langzaam komt de slip op gang en start er een opmars de sloot in. Als de vis een meter of dertig bij me vandaan is gezwommen en ik hem niet gekeerd krijg, ga ik erachteraan. Net onder mijn arm geklemd, lijn opspoelend volg ik hem. Onkeerbaar, blijft zwemmen, pas na 50 meter stopt het en dan nog wil hij niet meekomen. Door de slip zwemmen lukt niet meer, een log trekken, weer diezelfde patstelling maar nu win ik en in het eindelijk keren van de vis rolt hij zo het net in. Wat een bak, euforie op de kant. Heerlijke start van de vakantie en een passend einde van 2022, hoewel ik hoop dat er komende dagen nog meer in het vat zit. Zo niet, dan ook prima. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
May 2023
Contact: penvissenopkarper@live.nl
|