Ik sta op het pontje en kijk om me heen. Gure dag, wolkenflarden scheren voorbij, wind jaagt het water op. Verder op splitst het water. In het midden een landtong en steenstort. Zou je mooi kunnen zitten, hengeltje links, hengeltje rechts. Vis moet er langskomen toch? Mijn gedachten nemen een wapper, hoe weet een karper die van het wijde stuk komt of hij rechts of linksaf wil? Weet hij dat of is het toeval welke kant hij uitgaat? Hoe navigeert een karper, hier op de boezem maar ook in de polder? Weten ze waar ze zijn, herkennen ze plekken? In "Karper in zicht" spreekt Rob Schneider (2020) over de stad onder water. Mooie metafoor! Maar hoe ziet die stad er werkelijk uit? Zijn er snelwegen en zijpaadjes? In de zomer zie je weleens een open spoort tussen een begroeide sloot; een echte waterweg. Dat is een zichtbare, onder water zijn er vast meer. Bovenstaande vis werd in een smal kanaaltje strak onder de kant gevangen. In welke mate heeft de karper een kant nodig om van A naar B te komen? Zeker in water met weinig doorzicht geeft het een duidelijke richting aan, alsof je verdwaald bent in een grot; volg een kant en je komt er als het goed is uiteindelijk uit. Maar of ze die kant nodig hebben? Vaak genoeg zie ik karper in smalle sloten keurig in het midden zwemmen. Hoe doen ze dat, hoe houden ze koers? Obstakels hebben een aantrekkingskracht op karpers en karpervissers. Iedere onderbreking van de kant is een potentiële plek waar ze zich kunnen ophouden. Rietkraag; stek, bruggetje; stek, duiker; stek, overhangende struik; stek, zijslootje; stek. Zo kijken we toch? Maar hoe kijkt die karper? Weet hij als hij dat bruggetje gepasseerd is waar hij zich bevindt? Heeft hij die overhangende rij struiken nodig om te weten dat niet veel verderop die diepe kuil in de kant ligt? Zomaar een dag, naja, zomaar, een zomaar zondag. Zondag is visdag. Langgerekt water. Weinig bochten. Geen zijsloten. 1 brug, 1 duiker en een hek. Een hek; ja een hek wat deels boven de kant hangt. Ik ben net na eerste licht aanwezig om te voeren. Water is kouder geworden, zal de vis zich al verzamelen? Als ik naar deze kale sloot kijk dan is de duiker en net rechts daarvan een kuil bij een oppomp installatie mijn keuze. Ik maak vijf stekken. Trap met de wind in de rug naar huis, ontbijt en rij daarna terug. Het verbaasd me enorm maar in de hoek bij de duiker en de oppomp installatie geen enkel teken van leven? De verst van de duiker gelegen stekken zijn de stek bij het hek en een stek over wat armertierige kleine lelieblaadjes heen. Die lelieblaadjes zijn ook een uitzonderlijke onderbreking van deze kale sloot. Bij het hek komen al snel belletjes omhoog. Niet veel later een niet te missen aanbeet. Na aanslaan zie ik het direct, draad is om het tweede oogje geslagen? PATS; klaar. Snap er niks van. Niet hoe dat draad eromheen kan slaan en niet dat ik hier pas de eerste actieve vis tegenkom. Waarom zo ver van de enige plek die ik met dikke letters als "winterstek" heb genoteerd? Het is niet de eerste aanbeet bij dit hek. Sterker nog, tot nu toe heb ik iedere visbeurt in deze sloot karper bij het hek gehaakt. Gek genoeg op het stuk ervoor nooit een aanbeet, bij het hek wel? Toeval? Hoe navigeert die vis; heeft die dat overhangende hek nodig? Nee toch? Zo wat gedachten die door mijn hoofd gaan als ik opnieuw optuig en niet veel later het pennetje over dat lullige plompenrandje heen zet. Ook hier snel een aanbeet en nu wel raak. Tweede rondje zelfde beeld, drie stekken niets, bij het hek een misslag en golf, bij plompenrandje weer een prachtexemplaar. Waarom ligt die vis op dit deel van die sloot? Waarom precies op DIE plek? Onderwater geen andere structuur; relatief ondiep water en met enige warmte veel wier. Is het dan toch dat hek en dat plompenrandje? Ik snap er soms helemaal niets van? Ik heb het vaker gezegd; schotel een penvisser een polder voor, negen van tien kiezen op het eerste oog dezelfde stekken. Stekken vooral geselecteerd op wat we zelf, boven water, waarnemen. Al die eerder genoemde onderbrekingen zijn voor ons als penvisser interessant. Kijk, een brede sloot onderbroken door een smalle duiker, hoe je het ook wend of keert die vis moet door die duiker heen wil hij van A naar B komen. Omdat die duiker zo smal is moet die vis ook wel je voer tegenkomen. Op dat brede stuk, aan beide zijden van de duiker is het maar de vraag of de vis die aan de overkant zwemt ooit op jou voerplek onder je eigen kant uitkomt. Dat is het makkelijke aan smalle poldersloten, die vis komt het voer wel tegen. Nu zijn er ook veel bredere sloten en dan moet je dus al aan de goede kant zitten. Niks zo frustrerend als aan de overkant de ene na de andere vis te spotten terwijl op je eigen kant de stekken verlaten lijken te zijn. Nieuw, oud water; hier ben ik lang niet geweest zeg! Water is poepbruin zoals ik het ken, stroomt ook hard, bemaling vol erop. Ik ben vroeg, is nog donker. Omdat ik er vaker ben geweest durf ik wel in het donker te voeren. Lang verhaal kort; verkeerde kant gekozen. Zag er zo aantrekkelijk uit. Natuurvriendelijke oever, veel planten en begroeiing. De kalere kant slechts 1 stek. Daar kwam de enige aanbeet vandaan maar door de dag heen zag ik ook enkel op die kant de activiteit. Zo kan je eigen eerste gedachte je maar goed bedriegen. Waarom deze kant? Geen wandelpad, zou dat helpen? Over de hele lengte wat overhangend riet en meer diepte onder de kant. Zeg het maar, naast die eigenschappen op het oog een veel saaiere kant? Die bemaling is wel een dingetje de laatste weken. De hoeveelheden water die naar beneden zijn gekomen, zijn ongekend. Wat een natte boel. Voor mijn gevoel zijn gehele watersystemen ververst door de hoeveelheid neerslag. Temperaturen zijn ook steeds gemiddeld waarbij vooral het weinige verschil tussen dag en nacht opvalt. Afnemend licht en toch ook echt wel een teruggang van watertemperatuur zullen de vis trager maken maar in de huidige omstandigheden heb ik het idee dat er nog vrij veel rondgezwommen wordt. Die continue bemaling zorgt er al voor dat de vis moet bewegen om stil te liggen, dan wordt er ook energie gebruikt en dus moet er gegeten worden. Dat laatste is natuurlijk veel minder van nature aanwezig. Dagje stadvissen met Hans. Hans uit Zeeland welteverstaan, organisator van de Middelburgse penvisdagen. Ikzelf kon dit jaar niet aansluiten. Op de tweede dag dat iedere penvisser in Zeeland welkom was werd toevallig ook de penvisdag in Gouda gepland. Hans baalde daarvan, wilde graag in Gouda vissen. Komt wel een keer appte ik hem, in de zomer is pennen in Gouda lastig door de hoeveelheid brasem. Ik nodig je wel een keertje in de koudere periode uit. Belofte maakt schuld en zo schudden we elkaar half november in alle vroegte de hand. Zowaar is het een koudere nacht geweest, aangename frisheid. Op pad door de stille stad. Kletsend over penvoertjes, manieren van vissen en al dat soort dingen. Kijk; dat is dan weer interessant; Hans heeft een totaal andere aanpak dan ik heb qua voeren. Altijd leuk om te horen hoe iemand door de tijd heen zijn eigen rotsvaste overtuiging heeft gekregen. Wat een stad om te vissen, elk hoekje ademt "zet je pen neer" uit. Met de voorkennis opgedaan in afgelopen jaren decimeer ik het water zorgvuldig. Toch zitten we al snel op een stek of acht de man. Meer dan genoeg. Het begint taai en traag. Weinig beweging, bijna niets zelfs. Andere Hans komt buren, Hans ontmoet Hans. Nog meer karpergeklets. Over de 89 karpers die op de laatste pendag in Middelburg eruit kwamen maar vooral dat er dan nog steeds een aantal mensen niets vangt? Mensen die ook met tijd en aandacht, naar ik aanneem, hun stekken die dag hadden aangelegd? Precies Die plek (niet). We hobbelen naar nieuwe stekken. Hans hangend op de brug turend naar het pennetje naast de peiler. Ik wees hem die kant aan, voor mij een bijna altijd raak en dus een "op DIE plek" stek. Hans pakt ook de andere kant van de brug; sla ik vaak over, ondieper en eerste paar keer geen vis gevangen. Zal je altijd zien, binnen kortste keren vertrekt daar zijn pen en niet lang daarna een wat verbaasde spiegel op de kant. Iets verderop verzilver ik mijn enige karperaanbeet van de dag. In tegenstelling tot Hans zijn vis heeft deze er zin in. Stoombootje wat niet van stoppen weet. Op de kant een magnifiek exemplaar. Later vangt Hans naast "mijn" peiler nog een tweede karper. Oja, tussendoor een paar brasems. Welgeteld komen de vissen die middag van vijf van de pak hem beet twintig stekken. Stekken kort in de buurt van elkaar. Juist: in DAT gedeelte, op DIE plek(ken). Kleiner maken en decimeren, grote delen water achter je laten omdat het er toch niks is, je richten op daar waar ze liggen. Ook gevaarlijk; het kan zomaar weer anders zijn. In het boekje "Vissen op karper" (1985) heet één van de bijdragen van Nico de Boer "Boerenkarpervissen is 'watersense'. Watersense, interessant woord maar vooral een interessante eigenschap. Het is jammer dat de Boer in het artikeltje uiteindelijk niet heel veel verder komt dan een opsomming van wat, op het oog, interessante stekken kunnen zijn. Dan ben ik weer terug waar ik het een paar paragrafen geleden over had; dat penvissers negen van de tien keer dezelfde stekken, op het oog, aanwijzen. Watersense, en volgens mij bedoelde de Boer dat ook maar komt het in het artikel er niet zo uit, is een verder reikende eigenschap. Het gaat wat mij betreft om voelen en voorvoelen op welk moment de vis op welke plek geneigd zal zijn langs te komen en/of te azen. Het gaat om het verlengen van je blik vanuit die zichtbare obstakels naar de structuren onder water; het in beeld krijgen van die stad, waar ligt het fastfoodrestaurant? Watersense is iets wat sommige mensen vanzelfsprekend hebben, dat is soms zelfs zo vanzelfsprekend dat ze zelf niet weten waarop ze hun keuzes baseren maar wel altijd de juiste maken! Watersense kun je niet vanzelfsprekend ontwikkelen, dat weet ik ook zeker, het kan wel maar lukt niet altijd. Watersense en de manier waarop die karper zijn keuzes maakt, zwemt, navigeert hebben direct met elkaar te maken. Kun je met de continue veranderende omstandigheden je verplaatsen in die onderwaterwereld en nadenken over wat dat van jou vraagt, vraagt qua plek, hoeveelheid aas, soort aas en al die dingen. Niet perse uitgaan van alles wat zich eerder heeft bewezen, misschien soms ook dat wat zich nog niet bewezen heeft? dat verlengen van je blik naar onder water vraagt veel vissen, veel je pen neerzetten en begrijpen hoe onderwaterstructuren zich vormen ten opzichte van, onnatuurlijke of natuurlijke, stroming en obstakels. Waar liggen de kuilen, waar liggen de ondieptes. Waar verzamelt zich bagger, waar is het harde stuk en vooral wanneer heeft de karper waar behoefte aan? Hit or mis plaatsen zijn hierin eigenlijk wel het interessantste; wat zijn de verschillen tussen hit en mis en kun je die koppelen aan gedrag van de karper? Het is een thema wat me bezighoudt. Plekken waar ik vaak vang maar ook zo vaak niet. Wat maakt dat? Na dagenlange regen een drogere dag. Ik ploeter in de ochtend door de modder op het boerenerf en een soppend weiland. Water is stil, bijna in zichzelf gekeerd, wellicht om even tot rust te komen na alle beweging. Beweging van wind en bemaling. Het staat hoog en is bruin. Op de waterkruising zie ik wat troebelere lijnen; gemaal is aan geweest verteld me dat, sediment uit de zijsloten. Ik voer op de plek waar ik weet dat het water stopt, stopt als de bemaling er is. Het water stopt daar omdat het verderop door een duiker wordt heengeperst, kort daarvoor van links en rechts de zijsloten een stroom veroorzaken, de stroom uit de wetering recht tegenover de duiker mindert daardoor. Het is gek, als ik terugloop weet ik dat het hit wordt. Ik voel, ruik en proef het. Vier uur later heb ik gelijk gekregen. Gemaal was aangeslagen, pennetje stond prachtig op dat luwe deel te murmelen, werd soms even opgepikt door de stroming. Veel beweging, lijnzwemmer na lijnzwemmer. Twee keer sla ik mis, twee keer sla ik raak. Ze lagen op de verwachte plek. Tot slot, zo'n blog komt niet vanzelf tot stand. Schrijven, schrappen, herlezen; dat werk. Na weer herlezen twijfel; wat wil ik nu zeggen? Kan ik dat idee van watersense niet wat meer duiden? Wat heeft iemand anders aan hoe ik het hier omschrijf? Tsja, kan niet anders zeggen dan dat dit is wat ik erover kan zeggen, voor de rest kun je het beter zelf ontdekken, exact zeggen hoe en wat leert je geen watersense krijgen!
1 Opmerking
Ergens dit jaar schreef ik een blog met de titel "In het diepst van de ziel weerspiegelt het verlangen". Als ik maar weer eens een polder inwandel houdt die zin me bezig. Diep? Hoe diep? Ben ik diep genoeg gegaan, en, wat is dat dan? Ergens in mijn leven ben ik penvisser geworden. Niemand duwde me die kant uit, ik koos zelf mijn pad en ben slingerend, zonder ooit de pen uit het oog te verliezen, nu hier. Hier waar ik wil zijn. Het nieuwe onderkomen van Hans, rijtje visboeken, drie vissermannen en verhalen. Luisteren, begrijpen en betekenis geven aan maar vooral begrip en (h)erkenning. Waar begon het ooit voor jou, dat gevoel, ongeacht op welke manier je nu op welke vissoort vist? Flarden uit een mensenleven. Twee jaar terug tijdens een voorjaarsvakantie in eigen land een bezoekje aan Enkhuizen met mijn gezin, de geboortestad van mijn vader; ja dat zijn dus roots. In een zijtak van de haven verzamelt zich de paaigekke brasem uit het IJsselmeer. Ik zie een exemplaar dat me terug doet denken aan een uitspraak van Jan B. de Winter in zijn "Karpervissen", iets met "stel" en "ooit"; als je het niet weet waar ik het over heb, zoek maar op. Niet veel later lopen we de eerste ring van de stad uit naar de straat waar mijn opa woonde en vader opgroeide, huizen zijn gemoderniseerd maar de vaart ligt nog voor de deur. Dat was de plek waar het begon. Een vierdelige vaste stok, gok 14/100e en een groen dobbertje met een oranje punt. Of de belletjes ermee te maken hadden is achteraf de vraag maar als me iets haarscherp voor de geest staat zijn het die belletjes die naast dat oranje naar boven kwamen en niet veel later het wegzakkende dobbertje en een ruisvoorntje aan de haak. Dat was waar ik aangeraakt werd, dat was waar in het diepst van de ziel het verlangen ontwaakte. Het is altijd bij me gebleven en als ik deze ochtend mijn vallen zet weet ik dat het goed gaat komen. Her en der liggen al schuimdelen, de ochtend is er één in ruste; een echte zondagochtend. Als ik terugkom al snel een eersteling en niet veel verderop schuim op een stek. Ik zak op mijn knieën in het natte gras. Uit mijn jaszak pak ik een klein bakje en open het. Zonder te kijken vinden mijn vingers drie maïskorrels, ik schuif ze op de haak. Ik gooi ruim over het schuim, vlotte beweging met de top onder water en wetende hoeveel draad er tussen aas en stoppertje zit laat ik de drie korrels fluweelzacht neerzakken op de rand van modder en klei. Ik kijk, is de vis verstoord? Nee, aast gewoon door. Het gaat vlot, binnen een paar minuten een opsteker en wegglijder. Tweede vis van de dag, mag het zo blijven? Het is een polder met een verhaal, zoals alle polders verhalen herbergen maar deze polder heeft een persoonlijk tintje. Op die avond bij Hans, samen met Michael praten we over onze oorsprong, niet alleen qua vissen maar dat heeft natuurlijk wel de nadruk. In deze polder vond ik mijzelf terug. Na me blind te hebben gestaard op penvissen op de Rijn (te moeilijk) en sierwateren in mijn woonplaats (te makkelijk), na een jaar of twee geen penhengel te hebben aangeraakt kriebelde het. Dit was onontgonnen gebied, voor mij althans. Ik zette mijn vallen en ving na een echte polderschub een topspiegel. Belde mijn huidig vrouw, toenmalig vriendin. om foto's te nemen. Terug wandelend kwamen we een jonge frisse Hans tegen, wachtend op voorjaarszeelten. Ik wilde de rest van mijn leven wel in die polder doorbrengen. Kon me niet voorstellen dat er iets mooiers was. Helaas, polders komen, polders gaan. Het bestand was op zijn top toen ik er viste en wat ingrepen vanuit het waterschap maakte het tot een dood water, dat nu gelukkig nieuw leven is ingeblazen en waar ik dankbaar gebruik van maak, herinneringen van toen koppelend aan momenten van nu. Simpelweg om die reden, dat er polders afvallen, ieder jaar de uitdaging nieuwe plekken te ontdekken. Mooist zijn de echte onontgonnen gebieden, bestaan die nog, nou, soms loop je weleens ergens tegenaan. Ik ben in de gelukkige omstandigheid dat mijn werk zich in een straal van een ruime tien kilometer om mijn woonplaats afspeelt, dat maakt dat ik vaak de fiets pak. Onderweg naar een locatie altijd die diepe polder met dat roestbruine water. Kwam er al vaak voldoende karper tegen. In het voorjaar een avondje proefdraaien op de centrale vaart. Her en der springende vis maar geen aanbeten. Mooiste delen van de vaart liggen langs de weilanden. Week erop terug, stoute schoenen aan en aan de boer vragen of ik zijn land mag betreden. Ja, mag. Hij is wel verbaasd, er wordt eigenlijk nooit gevist? Dat is mij ook opgevallen, nergens een teken van; maagdelijk? Dat zal niet maar de concurrentie zal laag liggen. Onlangs er voor de tweede keer heen geweest. Na een lange ochtend weilandwandelen en penstaren vermoedt ik weer met een blank af te sluiten. Raar, meerdere polderkarpers zien springen, geen hengeldruk maar op de stekken geen sjoeche? Ik probeer het in het laatste half uurtje nog even bij het bruggetje. Kleine beweginkjes, witvis? Na lang wachten een oertrage wegloper en zowaar een eerste polderschub van het water. Wat fijn, een hier geboren en getogen vis, waarschijnlijk nooit eerder gevangen. Zo'n polder voor je alleen, een wilde vis en een even doorkomend zonnetje is een combinatie die voor mij niet te weerstaan valt. Eind september een vrije donderdag in het verschiet, moet alleen in de ochtend even iets voor werk afhandelen. Hans is al ter plaatse, eerste berichten zijn niet perse hoopgevend; twee polders en geen aanbeten. Als ik richting tien uur aankom staat Hans al te wachten. Samen lopen we de lange tocht door het weiland, eerste keer vandaag, stappenteller gaat weer overuren maken. We voeren al kletsend een eerste deel van de polder aan, bekend deel, we weten wel hoe en wat hier. Teruglopen, stukje rijden, praatje met de boer en volgende weilandentocht. Hier komen we minder vaak, waarom eigenlijk? Met wat ruimer voer hier ook een stapel stekken. Met al het heen en weren, kletsen, hengels optuigen ligt het voer in de eerste polder al ruim anderhalf uur zijn ding te doen. Ik heb nauwelijks mijn pen op zijn plek gezet als ik in mijn rug iets hoor zwiepen; Hans slaat raak. Rustige dril. "Kleintje" zegt Hans, valt reuze mee op de kant. Daarna lachstuipmomenten als de koeien de fotosessie verstoren. Nadat we ze rustig hebben "weggejaagd" kan Hans zijn plaatjes schieten. Niet veel later is de rust teruggekeerd, we lopen naar de volgende stekken. Ik positioneer mijzelf op de kop van het plasje. Hoe vaak zat ik al hier? Hoeveel vissen heb ik zien rollen als ik vanaf hier over het plasje keek? Altijd op dezelfde plekken, geen toeval natuurlijk. Ook altijd op dezelfde lijn, de lijn waarop ik mijn voer heb gestrooid. Fijn dat we wat uit de zomer zijn, met wat wind en bewolking blijft de vis overdag goed actief. Zo ook nu weer, keer op keer zie ik vis draaien. Pen staat rustig te kabbelen. Er zal witvis op de stek liggen maar de kikkererwten laten ze met rust. Doordat ik hier zeker een meter of tien uit de kant vis is het voer verspreidt terecht gekomen. Vis zal moeten zoeken en het zal, als er karper op ligt, waarschijnlijk langer dan gebruikelijk duren voordat er een aanbeet volgt. Uit het niets wordt de pen weggetrokken. Ik gris naar mijn hengel, slaan hoeft niet meer, met een grote kracht wordt de lange stok dubbelgevouwen, slip reageert en de vis begint aan een opmars. Pakt meter na meter lijn, pas na een meter of zestig stopt de eerste run. Een zwaar trekken, log en traag gaat het. Ik win langzaam lijn terug. Keer op keer ploegt de vis weer weg. Hans vergezeld me, samen zien we dat ik machteloos ben. De vis doet wat hij wil. Ik spreek mijn vermoeden hardop uit: "valsgehaakt". Blijkt te kloppen, stuurloos spiegelbeest wat met heel veel moete op de kant komt. Vals gehaakt of niet, voor mij telt hij gewoon, wat een schoonheid, wat een strijd. We lummelen nog even door op het eerst aangevoerde deel. Zijn beiden erover eens dat we voor het mooie net te laat naar de later aangevoerde stekken gaan. Tussen vissen en voeren zit al ruim drie en een half uur; zouden de stekken niet leeg zijn? Als ik mijn eerste stek zie weet ik genoeg; er ligt voer, voer en vis. Geeft weer te denken; wat is nu de periode dat je stekken kunt laten, wanneer een handje voer meer, wanneer een handje minder? In die maagdelijke polder van eerder in deze blog ving ik de enige vis op een stekje waar ik niet had willen terugkomen. Ruim vijf uur nadat ik één handje voer had gestrooid ving ik die vis. Op andere stekken had ik ruimer gevoerd en na iedere ronde ook nog bijgevoerd. Op die plekken dezelfde minibewegingen als bij het bruggetje; lag er teveel voer, werd het haakaas niet gevonden tussen die honderden deeltjes? Op deze stek dus ook nog voldoende voer ondanks de lange periode tussen voeren en vissen. Ik zie drie bellenplakkaten. Twee schieten van de ene naar de andere kant, blijven wat aan de rand van de stek. In het centrum vormt zich een eindeloze hoeveelheid bellen, soms stopt het even maar iedere keer komt het ook weer op gang. Ik leg in het centrum in. Paar minuten later wordt de pen op sleeptouw genomen. harde, korte dril. Weer een plaatje op de kant. Als ik hem heb teruggezet nog steeds bellen op de stek. Zijn de verspringende, niet veel later onthaak ik de brasem waarvan ik al het vermoeden had dat die de verspringende bellen veroorzaakte. Dat was eind september, nu zitten we hard op weg in oktober. Komende dagen een koudeval, temperaturen waar we even aan zullen moeten wennen. Ik heb er wel zin in, vis zal nu snel richting winterstekken gaan maar nog goed actief blijven. Heb met allerlei nieuwe info een stapel nieuwe winterstekken waar ik erg benieuwd naar ben. Nu eerst die tussenperiode waarin het water echt gaat afkoelen maar de vis echt nog wel wil. Wat het gaat opleveren? Stay tuned!
Man wat is het warm! Kwart over vier aftrap van een wedstrijd en nog steeds heet. Liters water verder in het laatste plukje zon op het terras een welverdiend biertje. Oom van één van mijn voetbalmaatjes zoekt me op. Wil wat delen over blankvoornvangsten. Middenin het hossende, drinkende voetbalgebeuren delen we kort wat ons boeit. "Morgen voor eerste licht ga ik op pad", "ik niet" lacht hij, en heft zijn glas. Krappe tien uur later gaat mijn wekker af. Wat een heerlijkheid, voor het eerste licht en dus die brandende zon al op pad zijn. Trappen langs het kanaal, geurtjes opsnuiven en je voorbereiden op een ochtendje pennen. Als ik na een voerronde mijn hengel optuig constateer ik tevreden dat ik voordat ik start met vissen rustig even mijn broodjes ei kan eten; duurt nog even voordat het echt licht is. Al etend kijk ik over het water en met het toenemende licht zie ik dat mijn eerste plekje is omgetoverd in een bellenfestijntje; kijk daar zeg ik geen nee tegen. Ik gok dat ik de pen tegen het lichte deel van het water ondertussen wel goed kan zien, drie korrels maïs op de haak en ingooien maar. Langzaam neemt het zicht toe, geen nieuwe bellen meer? Vogel gevlogen of ben ik te terughoudend geweest met voeren en is de plek niet interessant voldoende meer? Ik voer dun wat bij, voordeel van starten met weinig voer, geen twijfel of een handje erbij nu kwaad of goed doet. Niet veel later zijn de bellen terug, duurt nog verrekte lang maar dan schuift de rode antenne, ondertussen duidelijk zichtbaar, weg. Een keiharde dril, vis ramt alle kanten uit en dan daarna de rust; gelukt. Dat was vanochtend, was vroeg thuis, met die opkomende zon, bijkomende warmte en nagenoeg windstil weer geen slecht besluit. Mijn vakantie ligt alweer vier verse werkweken achter me maar deint nog vrolijk na in mijn systeem. Ik ben gek van Spanje en om er na een jaar of vijf weer is terug te komen was heerlijk. De Picos de Europa waren de hoofdbestemming, wat een schitterend gebied. Stond op het verlanglijstje en per direct genoteerd als een "dat doen we nog is een keer plek". Waar de vakantie ook heengaat, een hengeltje gaat altijd mee. Ik heb een zeer coulante familie wat dat aan gaat, hoewel ik mijzelf ook behoorlijk goed kan inhouden. De driedelige Ultra Alcolyte is favoriet om mee te nemen, kan er alle kanten mee uit. Penn molentje met 18/100e en ter plekke maar kijken wat ik tegenkom. In de bijna drie weken durende vakantie vis ik twee keer een krappe anderhalf uur. Valt tegen, in het donker het onverharde pad vanaf de camping naar de zee volgen. Zeker in het beboste deel is het voorzichtig aan doen, scheelt dat ik het pad al wel vaker heb gelopen. Beneden aangekomen hoor ik de zee ruisen en ruik het zoute, zilt. Ik vervolg mijn weg langs de uitgestorven boulevard, slinger het stadje in, zie de laatste Spanjaarden de plaatselijke discoteca verlaten en nestel me niet veel later op een trappetje dat tot het water rijkt. Eerder zag ik de harders onder de boten liggen, benieuwd of ze nu te verleiden zijn. Ik maak wat broodpap met witbrood, geknipte maïs en water en strooi ruim. Het afgaande water zorgt voor een prachtige wolk. Ruim voor ik klaar ben met optuigen jagen er al grote groepen harders door het voer. Twee keer lukt het om raak te slaan op een wegtrekkende vlokdobber. Daarna harde drils, wat een kracht, schitterende sport. Later, op één van de laatste dagen een herbezoek aan een azuurblauw meer. Vrij snel verschalk ik er een paar karpers, daarna snel de schaduw opzoekend tegen de enorme hitte. Na een vlotte terugrit van ruim 1300 kilometer moet ik me altijd inhouden om niet direct de volgende ochtend "mijn" polders in te vluchten. Het lukt me zowaar dat een dag uit te stellen.... Die Nederlandse polder, ach, wat kan ik die missen. Ja, dat zicht op de bergen verveelt me nooit, in de vakantie welteverstaan! De polder roept me altijd weer terug, een gevoel dat zich heeft vastgeklonken in mijn bestaan en waarvan ik niet zou weten hoe het er zonder te moeten doen? Als ik dan na die heerlijke weken weg voor eerste licht een polderweggetje inrij kan ik mijn geluk niet op. Een pure polder, alles ademt hier sfeer en natuurlijk karper! Bestand heeft een boostje gekregen, benieuwd of ik ze kan terugvinden en of er tussen de nieuwe, gretige vissen door zich ook oudgedienden laten zien? Twee uurtjes na aankomst rij ik alweer naar huis. Vanaf eerste stek heeft de pen niet stilgestaan. Overal vis. Brasem, voorn en karper, de nieuwe exemplaren maar dat mocht de pret niet drukken. Als het dan lekker loopt ook geen enkel punt vroeg te stoppen en bij de rest van het gezin aan te schuiven voor het zondags ontbijt. Wel lekker dat het meteen "raak" is. Het vaste richtinggevende kader van minimaal 1 karper per maand is rond de vakantie altijd iets meer uitdaging omdat je simpelweg er "minder" tijd voor hebt. Vreemd genoeg "mag" ik dan (van mijzelf!) die karpertjes in Spanje niet meetellen om te kunnen stellen dat augustus veilig is gesteld, tsja, dat rare hoofd weer..... Omdat augustis is vastgesteld geef ik ruimte aan wateren die nog niet of weinig aan de beurt zijn geweest. Weer een vroege ochtend in een polder, grenzend aan een bebost gebied. Er is van de winter gebaggerd, was al geen ondiepe polder maar nu staat er overal ruim een meter onder de kant. Als er een plek is waar ik vrij zeker van weet dat er bijna niet gevist wordt dan is het hier. Vreemd fenomeen is dat de karper makkelijk op het voer te krijgen zijn maar enorm schrikachtig zijn. Ook deze ochtend zie ik boeggolven wegrollen terwijl ik op ruim tien meter van het water van potentiële stek naar stek wandel, iets wat ik in andere polders eigenlijk nooit meemaak? Ik zie weinig vis, heel af en toe een smakgolf uit de kant maar echt wild is het niet. Geeft tijd om, om me heen te kijken en te genieten. Wat een weide blik hier! Rotterdam, Zoetermeer en Den Haag zie ik zo liggen. Genieten is dat. Op één van de stekken zie ik kort na inleggen een meter of tien verderop een paar karpers actief zijn. Prachtig om heel even een stukje rug en een ronde staartlob het water te zien doorbreken. Ik sluip niet veel later weg maar heb een sterk vermoeden dat deze vissen later de stek gaan vinden. Half uur later blijkt dit te kloppen. Tussendoor los ik wel een andere gehaakte vis. Een heel wat kleiner exemplaar ten opzichte van wat hier op me lag te wachten. Zoals ik hierboven al aangaf; als ze op het voer komen is het zonder scrupules, goed doorlopende aanbeten en daarna een lange dril. Oeh, wat kunnen ze hier hard gaan. Eerste schot twintig meter onder de eigen kant, onder allerlei overhangend riet. Komt die waterdiepte meteen goed van pas, top onder water en hopen dat het goed afloopt.... Het is ook weer de tijd van de mooie ochtenden, dat zachtere ligt, het spel tussen wolken en zon, altijd genieten in deze periode. Ik merk dat er maar weer eens een verschuiving in mijn visserij heeft plaatsgevonden. Waar een lange periode de avonden en nachten favoriet waren nu weer vaker de ochtenden. Nadeel van de ochtend is dat ik me vaak meer gedwongen voel te stoppen, of het wordt om me heen te druk, of de vis is niet meer actief, of beiden.
Met de tijd die aan studie besteed moet worden komt dat nu juist wel goed uit. Korte, gerichte sessies. Na een vruchteloze avond op een vaart merk ik op de terugweg dat een andere vaart troebel is geworden. Paar maanden geleden liep ik hem af en was hij glashelder, nu kan ik niet zomaar overal de bodem meer zien. Zou de vis er liggen? In het eerste licht voer ik. Ik strooi dun voer, vis is hier weinig gewend, enige wat ik wil is ze oppikken en even vasthouden. Thuis ven ontbijten met gezin en daarna lekker terug. Randje frisse ochtend en warme dag. Het water is toch nog helderder dan ik dacht. Ik loop het vaartje af, langzaam me steeds verder van de bewoonde wereld verwijderend. Op de laatste stek zie ik stofwolken staan. In het heldere, ondiepe water zie ik drie schimmen de stek afschuimen. Toch weer trillende handjes en knikkende knieën. Worpje ruim over de stek, pennetje staat op 0,3gr en maakt geen tumult, met een soepele haal stukje terughalen en afwachten. Ik zak op mijn knieën en wacht op wat komen gaat. Ik zie een vis terug zwenken die net een ronde maakte, pikt in het voorbijgaan de lijn op, of toch het aas? Ik twijfel, wacht even, vis stopt, zwemt door, pen volgt. Rustig tik ik vast, sloot ontploft, drie wegvluchtende vissen, eentje die er meer moeite mee heeft om weg te komen. Ligt kort daarna op de kant, wat een kleurenpracht. Nu al mooi, maar stel je is voor over een jaar of vijf, aiaiai! En nu maar hopen op ECHTE herfst, harde wind, gemiddelde temperaturen en buien, kom maar op! Ik ben al een eindje op weg naar huis als ik nog een keer goed naar de klok op mijn dashboard kijk. Het is kwart voor één in plaats van kwart voor twee in de nacht. Ik heb me een uur vergist, bij de eerste beste rotonde draai ik 360 graden en keer terug naar het water. Nog een uur te gaan, wie weet kan het toch nog? Op de plek van eerder onheil zie ik in het zwakke licht van straatlantaarns langs het boerenweggetje vers schuim liggen. Zal het dan nog? Nee, als het dan echt kwart voor twee is beleef ik een déjà vu; ik zit op dezelfde plek in de auto op weg naar huis en heb niets gevangen. Eerder die avond was er bij het ophalen iets zwaars even meegekomen, per ongeluk vals gehaakt en direct los. Later sloeg ik mis en stoof een brede golf met een schuimbaan als markering weg. Omdat dit een water is waar Ertoedoevissen huizen was ik er goed ziek van. De doffe ochtend erop, na een te korte nacht echoot het na. Appen met Hans die vakantie viert, delen wat er zoal gebeurde. Zijn reactie drukt op de zere plaats, het zwelt open, barst en de troep komt eruit: "Vakantie is ontkoppelen/onthaasten en herinneringen maken/verzamelen. En onze hobby is in feite niets anders. Al hebben wij als obligate vangers daar een extra, voor onszelf moeilijk makende, factor aan toegevoegd; al die activiteit moet ook nog renderen." Gelukkig rendeert er nog steeds voldoende, hoewel de afgelopen periode er wel eentje van ups and downs is. Als ik kijk waar ik de laatste blog was gebleven dan lag de periode van makkelijk vangen achter me. Vis verspreid zich weer na de paai en er is voedselaanbod genoeg. Daarnaast zitten we in een periode van droog, kurkdroog weer. Vroeg uit de veren, rond vier uur. In dat eerste, zachte licht langs het water lopen. Nu is er nog enige koelte maar dat zal niet voor lang zijn. Als je tijdens het voeren geen enkele vis tegenkomt, echt helemaal niets ziet dan voelt het als een overwinning als op één van die stekken de pen kort na inzetten abrupt wordt weggetrokken. Wilde dril en zowaar een exemplaar, nee weinig bijzonder maar in de hierboven beschreven context toch wel een ertoedoevis! Kort daarna terug naar de polder waar ik mijn vorige blog mee begon, heb daar nog een zuur gevoel weg te spoelen, daar is maar één remedie voor; vissen en vangen. De wind zit gunstig, zuid- west. Met het zwaarder gekozen voer kan ik met deze wind het vaargeultje dat normaal buiten voer- en werpafstand ligt aanvoeren. Voorgaande jaren liepen in deze periode de voornvangsten hard op in deze polder. Nu vis ik daarom met kikkerertwen, die voorns hebben geen kans. Ik ben een uurtje of twee na het voeren terug. Eerste rondje is er niets te zien, geen enkele beweging. Ik voer wat bij en geloof er nog wel in. Tweede rondje loopt het soepel. Al snel een kleine bolle- en later een mooie lange spiegel. Die tweede terwijl ik Michael aan de telefoon heb, zal eens niet. Hoe vaak ik hem heb moeten ophangen omdat ik tijdens het bellen een aanbeet kreeg, je zou het er bijna om gaan doen! Nu de paai in de polders is afgerond is het ook weer tijd voor het grote boezemwater. Ik kom er nu alweer een jaar of vijf en puzzelstukjes vallen steeds beter in elkaar. Vorig jaar voor het eerst een jaar zonder karpervangst maar ik was er ook maar twee keer geweest. Mooie was dat met manier van voeren en vissen ik ook geen enkele bijvangst noteerde. Prima. Toen voerde ik enkel boilies, grote pellets en kikkererwten. ik voeg nu maïs toe, de instant attractiewaarde op witvis moet de stek levendig maken, dat is in ieder geval het idee. of dat zo gaat? Ik kijk niet onder water dus ik weet het niet maar erover denken en een theorie vormen geeft vertrouwen, tenminste, zolang het werkt. Ik vis op een deel waar ik niet eerder kwam. Nog moeilijker bereikbaar en voor mijn gevoel daarmee het minst bevist van dit water. De avond verloopt zoals zo vaak op dit water in stilte. Nergens gebeurt iets. Her en der een verspringend bellenspoortje van azende brasem maar geen rollende brasem of karper. Als ik de dubbele kikkererwt even wissel voor maïs heb ik binnen de kortste keren een blankvoorn binnen. Kijk, die attractie is er dus wel en die kikkererwten zorgen voor selectie! Als ik voor de tweede keer op de laatste stek aankom is het bijna donker geworden. Pen staat in een klein kommetje in een breed lelieveld. Af en toe plopt er een belletje aan het oppervlak, het water is na een kalme kabbel helemaal tot stilstand gekomen. Uit het niets wordt de pen heel snel platgelegd om daarna met een noodgang te verdwijnen. Aanslaan en meteen weten dat het raak is, een keiharde ram naar rechts en een goed reagerende slip. Na een meter of tien weg te zijn gezwommen koerst de vis rustig naar het midden, pakt nog wat lijn, besluit de halve ronde af te maken en zwemt eerder dan ik verwacht uiterst links van me. Daar staan de plompen, voel hem erin draaien. Lange hengel ver vooruit en rustig trekken, vis komt los uit de plompen en koerst hard op me af. Ik voorzie een ingewikkelde worsteling in het vrij forse leliebed voor het ministeigertje waarop ik sta. Ik draai bij en pomp de vis omhoog. Dat wil hij niet, paar keer een beuk naar beneden maar de soepele hengel vangt alles keurig op. Iedere keer trek ik hem meteen weer omhoog en voordat hij er erg in heeft ligt hij in het net. Juichkreten, kijk, dat is een meer dan echte ertoedoevis! Ertoedoevissen, die exemplaren die een speciale plek innemen in je geheugen. Die bij eraan denken, plek, licht en geur terugbrengen alsof het de dag van gisteren was. Vissen die ondanks vorm en formaat ertoe deden vanuit de context van het moment dat je ze even mocht vasthouden. Het zijn er door de jaren heen teveel om op te noemen, soms blader ik terug in mijn fotoboeken en blogs en verwonder ik me over alle verhalen die waren en besef me dat er nog zoveel gaan komen. Het is al wat later op de dag dat ik met de wind schuin in mijn rug maar weer eens in de polder ben. Pen stuitert op de golfslag. Ik voerde hier al meer dan vijf uur geleden, heb besloten er de dag te eindigen. Hans is in de buurt en komt even langs. Ik zie hem parkeren en de tocht door de groene wei aangaan. Een minuut of tien na zijn aankomen komt hij naast me zitten. Ik ving eerder die dag in een andere polder al een schub. Niets bijzonders, geen ertoedoevis, gewoon een vis maar daarmee nog steeds meer dan welkom. We kletsen, pen verlies ik niet uit het oog. Uit het niets is er een hobbeltje en dan klimt dat oranje uit het water, klimt tot het plat gaat. Ik wacht, even ligt de boel stil maar dan schuift de pen langzaam op. Met een soepel haal zet ik de haak. Geen reactie onder water, ik trek de hengel krom op iets massiefs, even staat de tijd stil dan begint de vis langzaam terug te trekken. Slip komt op gang. Niet veel verderop hangt geknakt riet in het water. ik steek de top voor de zekerheid onder water en wacht tot de eerst langzame run tot een einde gaat komen. Uit het niets valt de spanning weg. Ik wil binnendraaien maar zie tot mijn verbazing dat de lijn net voorbij de top gebroken is. Stomverbaasd ben ik. Wat is dit nu weer. Hans weet ook niet wat te zeggen, zegt wel wat maar het dringt niet echt door. ik ruim op, visdag ten einde en hoe. Pas op de terugweg door het weiland bedenk ik me dat ik eerder die dag met mijn draad vast kwam te zitten in diezelfde rietstengels, windvlaag die de pen te ver naar rechts voerde. Ik moest de boel kapottrekken, heb ik daarbij de lijn beschadigd, het zal ongeveer dezelfde plek zijn geweest waar het nu brak, er zat achteraf een beschadiging op voelde ik. Het schubje van die ochtend heeft ineens een andere glans na het schlemielig verspelen van een waarschijnlijke ertoedoevis, dat is ineens gebombardeerd tot een absolute nietertoedoevis want herinnert me aan... En aan de andere kant is het misschien juist wel een ertoedoevis. In "How to Fish", beschrijft Chris Yates de chaos theory vanuit het perspectief van de visser. Wat zet wat in beweging? Was ik teruggegaan naar een polder waar ik al een paar uur niets ving als ik in die andere polder niet iets had gevangen? Was ik zolang op die stek gebleven als ik niet wist dat Hans even zou komen buurten? Wat zet wat in beweging? Het is het lot van de visserman, onfortuinlijke voorvallen die goud opleveren of juist helemaal niet, of zoals Chris Yates zelf zo prachtig schrijft: Altough fishes are generally predictable in their habits, as anglers are in theirs, there is no telling how a fishing day is going to unflold. The fact that angling is a chancy business is one of its greatest appeals - especially in today's regulated world. Even without the workings of the chaos principle, the angler has to work with changeable weather, the moodiness of the fish, the state of the water, the proximity of other anglers, the arrogance of swans, the blindness of dogs and their owners, the obstinacy of cattle. Unlike other watery activities, like boating or swimming, a whole day can pass without anything seeming to happen. Unlike non-watery activities, like tennis, cricket or football, fishing does not conform to straight lines or strict rules: its only essential rules are moral ones and, anyway, it's not a game or a sport but a genetic imperative that makes us whole againg each time we give it expression (Yates, 2006, How to Fish). Wat maakt wat, wat zet wat in beweging en wat herinnert je waaraan? Geen pieken zonder dalen, hoe naar het gevoel ook. Kort na deze dag een samendag, in de vroege ochtend met Hans, aan einde van de dag met Hans en Michael. We zoeken elkaar steeds vaker op. Hebben veel gemeen, komen er zelfs iedere keer dat we elkaar treffen achter dat het meer blijkt dan we eerder dachten. Michael vist weer wat meer (nee, sorry, hij gaat niet weer starten met bloggen!). Heeft een verhuizing achter de rug en is opnieuw gesetteld, goed moment om zijn nieuwe woning bekijken te combineren met vissen. Daarvoor dus al met Hans in de vroege ochtend op pad. In een polder als geen ander, een alleen op de wereld polder, onbespied voeren we ons ding uit en ik lijst er nog maar weer eens eentje in. Met drukkere andere plekken is het goed te weten dat je altijd nog naar plekken kunt gaan waar je er echt zeker van bent dat er helemaal niemand komt. Misschien zijn de ertoedoemomenten nog wel belangrijker dan de ertoedoevissen? Vooral als het een het andere omlijst?
Michael schotelt ons een heerlijke maaltijd voor. We nemen de tijd, kletsen. Hoelang geleden voerden we ook alweer? Laten we maar eens gaan. Water is til, toen we er die middag langsliepen om stekjes te maken gaf ik aan er nog geen connectie mee te hebben. Voel hem nu ook nog niet echt, wellicht ook de overdosis penvissen van de dag? Ik denk vaak na over hele dagen pennen maar als het eropaan komt ben ik toch meer een visser van maximaal een uurtje of zes. Ik zie zoveel in die uurtjes, krijg zoveel indrukken binnen dat het me vaak vermoeid maakt, of "heel" zoals Chris Yates het in het citaat hierboven noemt. We schuiven langs elkaar van stek naar stek. Niemand ziet iets behalve die stomme kreeften die blijkbaar ook dit systeem langzaam aan het overnemen zijn? Uit het complete niets komt er een enorm schuimspoor mijn derde stek opwandelen. Ik kijk ademloos toe hoe het achter mijn pen langsloopt, draait, terugkomt, pen middenin het schuim platgaat om met een rotgang te vertrekken. Aanslaan hoeft niet eens. Een hachelijke dril van ruim tien minuten later omlijst ik een ertoedoevis met een ertoedoemoment. Klaar. Ik slof terug naar de eerste stek van de dag, die ik nu als laatste bezoek. In de buurt gekomen zie ik de bellen omhoog komen, zou het dan toch nog? Rustig aan maar. In indianensluip leg ik de laatste meters af. Ik ga voorzichtig zitten en werp met een onderhands worpje in, haal de pen een klein stukje terug en geef een snelle rechts, links slinger met de top. Voldoende om de lijn onder water te trekken. Het duurt niet langer dan een minuut, paar keer stuitert de pen op en neer, gaat plat liggen en loopt weg. Ik geef een houw, brede rug doorbreekt het wateroppervlak. Dreunt naar beneden, slip krijst, direct gevolgd door een harde PATS. Lijn door? Ik zak moedeloos neer. Op deze stek startte ik een uur of vier geleden in het eerste licht. Binnen een paar minuten een aanbeet en na een woeste, eerste run loste de vis uit het niets. Ziek ben ik ervan, doodziek. Het is een ochtend die contrasteert met de rest van de voorliggende periode, het liep allemaal redelijk vanzelfsprekend. Vis van allerlei kleur en formaat kwam op de kant, niet alleen karper maar ook veel zeelt. We zitten in de periode dat er karpers in mijn hoofd zwemmen. Wat ik ook doe, die gekke beesten zitten erin en met de toegenomen activiteit vertroebelen ze mijn geest. Ken je dat? Dat als je water tegenkomt, ongeacht omvang en plek je even moet kijken, beter nog; ruiken? Altijd die blik op dat natte goedje, welke kleur heeft het, is er veel doorzicht? Allerlei plannetjes die zich vormen maar vaak niet uitgevoerd worden, simpelweg te weinig tijd. En dat hoofd maar doormalen. Volkomen gedachteloos je vismomenten plannen is meestal niet goed, teveel overdenken ook niet, voor mij dan in ieder geval. Zo op de rand van de paai altijd dezelfde lichte onrust; liggen ze op de plekken waar ik ze verwacht of ben ik te vroeg, of erger, te laat? Zelf geen enkele paaiende karper gezien afgelopen periode, alleen van horen zeggen. Brasem wel. Heel andere manier van paaien. Vaak wat meer onder water, niet het tumult wat karper heeft. Begin mei een samenochtend. We zouden met zijn vieren maar uiteindelijk blijven Bas en ik over. Bas en ik hebben elkaar veel te lang niet gezien. Ondanks dat we elkaar veel te vertellen hebben kunnen we niet wachten te starten met vissen, niet vreemd, de ringdijk is nu op zijn mooist. Bas komt voor onvervalste polderzeelt, ik wil karper. In de eerste uurtjes vangen we elkaars vis, rare beesten zijn blijkbaar in de war? Nu zit daar wel iets interessants achter, bijna altijd als Bas op zeelt komt vissen staat hij binnen de kortste keren een karper te drillen, toeval geloof ik niet in. Dunnere lijn, kleinere haak, ander voertje, het zijn de zichtbare verschillen die blijkbaar het verschil maken? Het zijn gedachten die de karpers af en toe even uit mijn hoofd verjagen, blijkbaar is denken over karpervissen het enige dat ze doet laten verdwijnen? Zo zit ik mijmerend op mijn laatste stekje, her en der een jagende brasem. Hommers maken er een heel gebeuren van. Uit het niets rolt er een vissenlijf naast de pen, ik wordt uit mijn gedachten opgeschrikt, zat niet helemaal op te letten. Niet veel later kruipt het pennetje weg. Na de aanslag weet ik genoeg. Na een lange, trage dril bewonderen Bas en ik de spiegelkarper; een machtig mooie vis. Zulke vissen voelen altijd als overdaad voor mij. Wat groeien ze soms toch groot in de polder. Niet vanzelfsprekend maar het gebeurt en soms loop je dan tegen zo'n joekel aan. Heerlijk is dat. Het zijn vangsten waar ik dagenlang van kan lopen neuriën maar die ook altijd aanzetten tot weer willen vissen, vangsten die zorgen dat de karpers in mijn hoofd nog maar voor wat meer tumult zorgen. Mei is een droge, schrale maand. Dat zonnige weer met die droge en vaak ook nog koude wind; niet helemaal mijn cup of tea. Door dat wat schrale voorjaar ben ik mijn watersense wat kwijt, plekken die ik zou willen bezoek in deze periode sla ik toch over; twijfel is nooit een goede raadgever. Als dan aan het einde van een lange werkdag er een paar uurtjes in het verschiet liggen weet ik er wel raad mee, als er plekken zijn waar ik niet heenga blijven er minder over om te kiezen, deductie werkt soms heel goed. Lekker op de fiets naar een smal vaartje. Als ik een paar uur later terugkom staat het schuim op de eerste stek. Zoals altijd de spanning rond de maagstreek en ook zoals vaak heel snel na inleggen een goed doorlopende aanbeet. Dat snap ik soms niet zo goed, ondanks hoeveelheid voer gaat toch vaak het haakaas snel naar binnen? Het eerste schot na de aanslag is overdonderend, veel te makkelijk pakt deze vis veel lijn. Onderweg waterplanten oppikkend. Komt na die eerste indrukwekkende spurt zigzaggend en kopschuddend terug. In de lage avondzon poseer ik met een prachtvis gevangen in een pure polderomgeving; wordt het mooier? Met die zonnige dagen zijn de vroege ochtenden favoriet voor mij. Met vroeg bedoel ik echt vroeg. Niet dat halfbakken vroeg waarin de zon al is opgekomen. Nee, ruim voor zonsopgang aan het water zijn, bij voorkeur voeren in het laatste streepje donker zodat op het moment dat een pennetje zichtbaar is het te water gelaten kan worden. De eerste uurtjes zijn het beste. Op zo'n ochtend zie ik tijdens het rondje voeren in het donker de ene na de andere karper azen. Ik moet mijzelf remmen, zien azen wil niet zeggen doen vangen. Het duurt lang die dag. Ondanks de vele actieve vissen is het pas op het tweede rondje dat de pen een eerste teken van leven geeft. Mooie schubkarper geeft strijd tussen de lelies; ik win. Op deze vroege ochtenden hou ik er een ander voerritueel op na dan als ik voorvoer; er gaat veel minder in. Eén klein handje is voldoende, na iedere keer dat ik de stek aandoe een handje erbij. Steeds kleine beetjes voer brengen. Naast de dressuurdoorbraak op wateren waar vaak tapijten vol voer liggen is het een manier die voor een continue levendigheid op de stek zorgt; als er minder ligt is er meer concurrentie. Als de mensenstroom, die bij dit water hoort omdat het op de rand van polder en bewoning ligt, op gang is gekomen krijg ik op één van de stekken een tweede kans. De hele ochtend heeft er karper in de buurt rondgehangen, pas in het laatste rondje krijg ik een aanbeet. Helaas lost de spiegel kort na het aanslaan. Zuur, zeker als je er zo lang en geduldig op gewacht hebt. Voor of na de paai? Op de dijk gok ik dat het erna zit. Zal op het randje zijn dat de grote visser er rondhangen. Nog snel een keertje proberen. Hond is weer mee, begint te wennen aan de rituelen en kan voor het eerst er ook zichtbaar van genieten. Heeft er rust in gevonden en dat geeft hoop voor de toekomst, best gezellig als ze af en toe mee kan.
Het wordt een ochtend van inleggen, aanbeet krijgen, drillen, voeren en door. Na een aantal wilde poldertorpedo's sla ik maar weer is vast op een massief blok. Vis begint te zwemmen en stopt niet meer. Ondanks de ruimte die er is ga ik er met het net achterna. Meeste vissen houden het na één zo'n lang schot voor gezien maar deze krachtpatser dreunt driemaal tientallen meters bij me weg. Eenmaal op de kant toont de vis zijn prachtige bouw en kleur. Een product van deze polder, net klaar met de voortplanting en nu even in mijn handen. Het raakt me nog maar weer eens aan, de karpers in mijn hoofd wentelen zich maar weer eens in mijn gelukzalig visser zijn. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
November 2023
Contact: penvissenopkarper@live.nl
|