En dan is het om, weer een jaar voorbij. Heeft met telling te maken, mocht je voor jezelf besluiten om de periode van zeven tot en met zes januari als jaar te zien, kan je vanavond een feestje vieren. Ach, wel zo overzichtelijk om dat een beetje georganiseerd op hetzelfde moment te plannen maar uiteindelijk is het een kwestie van gewoontes, afspraken enzovoort dat we het zo inrichten. Geen slecht iets hoor, gewoontes en afspraken, geeft houvast en duidelijkheid. Heeft natuurlijk ook te maken met waar je het over hebt, de afbakening van dagen, weken, maanden en jaren is voor iedereen duidelijk en begrijpelijk, op ander vlak hebben we, ikzelf in ieder geval vaak ook wel de neiging dingen vast te stellen, grenzen aan te brengen maar het is de vraag of dat nu helpend is? Neem je eigen visserij is, wat zijn je grenzen, wat zijn je gewoontes, waar is er binnen je ervaringen nog ruimte voor anders denken? Misschien een wat apart begin maar we werken ergens naartoe. Jaar is voorbij en dan is het toch ook goed gebruik om even achterom te kijken. Doe ik ook altijd, zeker als het over mijn visserij aangaat. Als iets afgelopen jaar heeft getypeerd dan is het dat ik een aantal van mijn eigen dogma's stevig heb doorbroken en dat heeft me geen windeieren gelegd. En dan valt het toch weer in elkaar, binnen die vertrouwde afbakening van een jaar is het overzichtelijk om eerst wat te plannen en dan, met het verstrijken van dat jaar even terug te kijken. Mooie manier om het afgebakende te gebruiken om te zien of je nu een beetje bent toegekomen aan dat wat je "anders" wilde doen en daar kan ik meer dan tevreden over zijn! Zo eenvoudig kan het zijn. Haakje maat tien of twaalf en twee, soms één, maïskorrel(s). Als iemand me een jaar geleden had verteld dat ik een heel jaar lang vooral met maïs zou vissen had ik er keihard om gelachen. Nee, maïs had het afgedaan, ergens in mij hoofd had zich iets vastgezet dat de meeste vissen al met maïs gevangen waren. In de winter gebruikte ik wel vaak maïs, dit jaar liep dat gewoon door van winter naar voorjaar, naar.... en toen was het zomaar december! Wat meteen opvalt is de grote hoeveelheid blankvoorn die dit jaar op de kant kwam; met kikkererwten kan je dus daarop wel goed selecteren. Ook dat was een reden om niet met maïs te vissen, teveel bijvangsten en verstoring van de visstek. Ook daar ben ik anders naar gaan kijken, te vaak was het direct na het vangen van een voorn dat een karperaanbeet volgde. Ik heb het geprobeerd te vertalen naar de onderwaterwereld. In die wereld heeft de karper minder vijanden dan een blankvoorn. Zou het zo kunnen zijn dat een schrikreactie van een blankvoorn minder snel tot een kettingreactie lijdt dan, bijvoorbeeld, de schrikreactie van een grote brasem? Kan me daar zomaar iets bij voorstellen. Mijn hoofd is er nog niet klaar mee; als een karper op je stek komt dan zou het niet moeten uitmaken of er maïs of kikkererwten liggen? Als de vis, met enig vertrouwen, gaat azen zal hij gewoon pakken wat er ligt. Is de instant attractie van maïs dan zoveel hoger, want het aantal gevangen karpers lag dit jaar ook beduidend hoger. Halverwege hat jaar schreef ik wat onder de titel "Kaf en koren", ga het niet herhalen maar in alles merk ik dat aas weer wat meer mijn aandacht heeft. Anders genoemd, zonder verdere gedachte erachter her een der wat eetbaars het water ingooien zal best wel succes hebben maar het is goed zo min mogelijk aan de toeval over te laten. Kijk, als je echt kritisch bent, vanuit zelfreflectie terugkijkt op een mislukte sessie zullen uitspraken als "de wind zat ook wel echt verkeerd" je onbekend voorkomen. Iedere variabele waar je geen invloed op hebt aandragen voor de mislukking is jezelf de kans ontnemen je visserij echt te ontwikkelen. Voor de winter ook bewust de pellets wat vaker laten staan, geen onderbouwde mening maar een gevoel. Water is kouder dus die pellets zullen onder water anders reageren, dan liever iets kleins wat "zachter" is. Werd een mixje van tarwe en hennep. Tarwe was in zijn geheel van mijn "voerradar" verdwenen, wat een mooie particle is dat. 24 uur laten weken in iets zoets en dan kort de kook erover. Als je zou willen kan je het ook schitterend achter een klein haakje op een hairtje vissen. Ik noem steeds de winter maar grotendeels hebben we daar niet echt van kunnen spreken. Met de kerst was ik twee weken vrij, wat een weelde, qua visweer met mijn neus in de boter. Zacht weer, veel wind en buien; heel veel beter wordt het niet. Wel de vis op winterplekken gezocht, ze scholen echt wel samen alleen zullen actiever zijn en wellicht overdag meer geneigd zijn wat afstand te overbruggen om wat eten bij elkaar te scharrelen. In de "winter" van 2008 ving ik voor het eerst winterkarpers. Ook toen van die zachte temperaturen en zonder al teveel kennis zocht ik de vis eigenlijk op de normale plekken. Kwam ze nog tegen ook, zwaaiende staarten onder de kant eind december. Vanuit dat moment heeft in 13 jaar tijd mijn wintervisserij zich doorontwikkeld. Een paar elementen hebben zich in die zoektocht behoorlijk verankert; plekken die in de luwte liggen voor koude windrichtingen, onderbrekingen zoals bruggen en duikers en vooral als die kort voor een gemaal liggen, plekken daar diep en ondiep via scherpe taluds kort bij elkaar liggen. Allermooiste zijn natuurlijk combinaties van die twee. Ook hier wel weer kritisch naar gekeken, dat wat eerder een zekerheidje was, is niet vanzelfsprekend de waarheid. Polders kunnen behoorlijk uitgebreid zijn, print is een kaart uit en pak een rode stift. Kruis al het water weg waarvan de kans gewoon erg klein is dat er echt vis ligt in de winter en richt je op wat er dan overblijft; zo kan je heel gericht snel een polder uitpluizen. Niet dat het altijd werkt, ken een poldersystem waar ik nu al vier jaar op zoek ben naar de overwinterplekken, soms een toevalstreffer maar nog nooit bij elkaar gepakte vis gevonden? Ze zitten er genoeg maar waar ze dan blijven? Heerlijke puzzeltjes. Als ik terugkijk naar 2008 zie ik ook dat ik bepaalde ideeën van toen heb losgelaten. Zou toen nooit hebben gedacht dat ik in de winter 's nachts karpers zou vangen. Nu lukt dat dus. Van de Sint kreeg ik een verzamelwerkje van artikelen van BB, als je dan kijkt hoe we nu denken over wintervissen en wat toen bekend was; wat een verschil! Blijft de vraag of de vis, wij, of beiden zich hebben ontwikkeld? De polder waar ik mijn vorige blog mee eindigde is er ook eentje waar de wintervisserij nooit op gang kwam. Veel delen van het water die echt interessant zijn mag je niet komen (de diepste delen) toch denk ik een aanknopingspunt te hebben gevonden. Soms is een paar meter verderop het verschil. Door het samenvouwen van wat takken (nee, niet snoeien, even met wat elektriciteitsdraad in een gunstige positie brengen) kan ik vanaf een andere hoek op een breder deel vissen waar veel goede winterelementen samenkomen. Eerste sessie levert na lang wachten een zeer trage aanbeet op, dat het een klein, uitzettertje is maakt niet uit, er zijn weer puzzelstukjes op zijn plek gevallen. Als januari maar vooral februari me de tijd gunnen wil ik die polder iets groter aanpakken. Het is zo dichtbij dat een voercampagne (ja, je weet niet wat je leest!!) opzetten kan, gewoon iedere dag op ongeveer zelfde tijdstip wat van de hennep/tarwe mix strooien en dan is zien wat dat gaat opleveren. In mijn vorige blog noemde ik ook de verschillende baggerprojecten. Die polder waar het in 2008 mee begon is weer op diepte gebracht. Deed meteen de vraag reizen of de vis nu weer terug te vinden zou zijn op wat toen een winterstek was. Wat een heerlijkheid om net na het licht worden door het natte weiland te lopen. Paar handjes van de tarwe/hennep verspreiden over ongeveer twee vierkante meter, aftoppen met een paar maïskorrels. Als ik een uur of vier later terugkom weet ik niet wat ik meemaak. Aanbeet na aanbeet, de paar uurtjes die ik vis leveren zeven aanbeten op, helaas twee lossers maar vooral vijf schitterende vissen op de kant. Die middag luide een fantatstische periode in. Ik heb het er lekker van genomen, veel gevist en veel gevangen. Of het nu het spiegeltje in een schubbenpolder was dat ik op een ijskoude dag naast een brupeiler wegpeuterde, het warrige schubje dat ik in de keerstroom achter een duikertje in een diep gat ving of de langgerekte schubs die uit een onooglijk klein stroompje komen wat een aantal sierplassen met een afwateringskanaaltje verbindt; het was genieten geblazen en daarmee een passend einde van een heerlijk 2020, vistechnisch gezien!
Tot in het nieuwe jaar!
0 Comments
Het is veel te lang geleden dat we samen op pad zijn geweest. Kwam er gewoon niet zo van, paar afspraken die toch niet pasten, vakanties, dat soort dingen. Toch is het dan alsof we elkaar elke dag zien, pakken de draad op waar we waren gebleven; familie- en karperpraat. Michael heeft een poldertje uitgekozen, ik ken het van de kaart, weleens mijn oog op laten vallen, nooit van gekomen. Michael was er in het najaar, veel karper van klein formaat. Lekker om een paar "wintervissen" te vangen. We gaan op pad, netstok mee om bij bruggetjes te prikken, kijken hoe diep en of het een harde of zachte bodem is. We lopen over het weggetje, links en rechts de sloot, ja sloot, heel veel groter is het water niet. De eerste bruggetjes waar we prikken is het ondiep en zacht. In de kanten resten van onderwatervruchten waar de watervogels zich aan tegoed hebben gedaan; weten we ook meteen wat de karper op zijn menu heeft staan. Hoe verder we lopen hoe meer de diepte toeneemt, aan één van de twee kanten ook steeds mooie harde bodem. Helemaal aan het einde twee topstekken. Een lange, diepe, donkere tunnel onder de weg door de wijk in en een doorgang onder het weggetje richting de sloot waar aan het einde het gemaal staat. Mooie diepe kuil die, voor zover het klopt, waarschijnlijk vol ligt met mosseltjes. Om het voer te laten sudderen rijden we even naar een heldere vaart en proberen een snoek te verleiden; dat lukt niet. Ruim een uur na voeren zijn we terug. Altijd spannend, zal het wat worden? We vissen dicht bij elkaar, pennetjes op een krappe meter afstand voor het donkere hol, Michael links strak tegen de muur, ik rechts. Al snel krijgt Michael een aanbeet, ik zie het pennetje wegzakken en Michael slaan. Een trage dril, vis wil steeds de duiker in, mooie donkere vis, lekkere start van de dag. Kletsend lopen we door naar de volgende stekken. liggen wat verder van elkaar, Michael voor overhangende struiken, ik een bruggetje. Ik zit op het beton en kijk naar het pennetje. Ik pak er een bak koffie en boterham bij. Precies op dat moment de aanbeet, ik twijfel en sla veel te laat; mis. Snel haak weer beazen en opnieuw inleggen. Op het moment dat Michael komt aanlopen een nieuwe kans en nu wel raak. Polderrakker die lekker woest door het water vliegt. Bij de diepe kom achter het smalle tunneltje zitten we weer dicht bij elkaar. Bij mij al snel beweging, duurt lang, dan toch een hele trage aanbeet. Na de aanslag visje meteen boven water, komt zo het net in. Verderop mis ik een volgende aanbeet, stofwolk laat zien dat de vis gevlogen is. Bij Michael getreuzel maar het zet niet door. Bijna alle stekken beweging. Het is een winterdag maar voelt als voorjaar. Helpt ook wel dat het blijkbaar bulkt van de vis in deze polder. Kans is wel groot dat het gemiddelde formaat niet voorbij de 60 centimeter komt. Vinden we niet erg, zo af en toe een ochtend met lekker veel beweging is wel heel leuk. We zijn weer bij de diepe kom aangekomen. In mijn ooghoeken zie ik de pen van Michael wegvliegen, kort is er contact, dan los. Lijnzwemmer; ja. Paar minuten erna weer een aanbeet, ook nu een stevige weerstand en als de vis wat vreemd naar de kant zeilt weten we genoeg. Ik loop erheen en schep, ondertussen Michael van ongezouten commentaar voorziend, ik sluit af met "valsgehaakte tellen niet mee". "Echt wel" zegt Michael, als we willen onthaken blijkt de vis al los te zijn. "Hij was helemaal niet valsgehaakt" lacht Michael. We hebben pret op onze eigen manier. De tijd is weer veel te snel gegaan, voordat we moeten stoppen willen we nog even naar het donkere winterhol waar Michael de eerste van de dag haakte. We wandelen er rustig heen. Ik heb al ingelegd, Michael is nog bezig een verse kikkererwt op de haak te zetten. Het is miniem maar ik krijg een tikje, als je niet vaak vist dan zie je het waarschijnlijk niet, zo subtiel. Twee paar ogen kijken strak naar het pennetje, niet veel later zakt het iets, komt omhoog, zakt weer wat, komt weer omhoog om dan rustig weg te zeilen. Na de aanslag voel ik meteen dat het andere koek is, trek de hengel krom op een gewicht dat niet heel veel doet maar waar ik ook niet zomaar beweging in krijg. Met tegenzin komt de vis uit het tunneltje, al snel zien we hem; ja zeker andere koek. Vis sjort ervandoor, wil terug naar zijn donkere hol. Half pondertje gaat hoepelrond, en ik bedenk me dat 18/100e niet heel veel is. Gelukkig heb ik de ruimte en is het water schoon. Toch ben ik blij als de vis vrij snel het net in komt; toch niet alleen polderknollen dus. We hebben nog één stek te gaan. Ik laat het voor wat het is. We kletsen nog wat, ging allemaal wel erg makkelijk vandaag. Tijd ging weer veel te snel, zeker nu het zo lang geleden was dat we samen op pad waren geweest.
Stevige hand, laatste woorden, op naar de volgende keer. Een hele dag in het verschiet. Ik heb er al een paar weken naar uitgekeken om deze dag vrij te zijn en maar met één ding bezig te zijn; penvissen. Werk is momenteel leuk, uitdagend maar ook druk en chaotisch. Op gezette tijd even afstand nemen is dan verstandig. In een groot poldergebied wil ik lekker meters maken om naast al bekende winterstekken nieuwe plekken te vinden waar de karper zich in deze maanden ophoudt. De plekken die hiervoor in aanmerking komen liggen wel erg ver uit elkaar. Als ik alles lopend afleg dan blijft er weinig tijd over om te vissen. Om met de auto heen en weer te pendelen vind ik niet passen in het karakter van zo'n dag buiten zijn. Daarom heb ik mijn fiets in de auto meegenomen. Net na half acht parkeer ik. Ik ga het voeren lopend doen, opgetuigde penhengel mee om op nieuwe plekken nauwkeurig te kunnen peilen voordat ik voer. Als ik langs het water loop zie ik dat de bemaling erop staat. Ook staat het water erg laag, winterpeil is altijd lager maar zo laag als dit zag ik hier eerder niet. Afhankelijk van de waterdiepte en de stroming probeer ik het voer in te werpen op een plek waarbij het uiteindelijk rond brugpijlers op de bodem komt te liggen. De eerste vier bruggen zijn bekend terrein. Daarna een aantal plekken waar ik voor het eerst ga kijken. Diepte valt soms wat tegen maar zeker één van de plekken heeft alles in zich van een winterkarperpakhuis. Tijdens de voertocht is het gemaal stilgevallen, de zon is volwassen geworden en met de weinige wind is het warm te noemen. Ik zie twee futen een baltsritueel uitvoeren in een zonovergoten windstille plek; geef ze eens ongelijk. Met toch wel een tocht van bijna vijf kilometer in de benen kom ik terug bij de auto. Ik pak de fiets en andere spullen en rij naar de eerste stek. Een oude bekende, een pakhuis waar in de winter altijd wel wat vandaan te peuteren valt. Toen ik gisteren een bakje maden in de viswinkel kocht was de winkelier die ik al jaren ken verbaasd. Ga je op witvis? Nee, ik wilde weleens kijken of die maden een extra prikkeling teweeg zouden brengen, Michael gebruikte ze pas met succes en dat gaf weer eens te denken. Ik vertelde de winkelier dat ik eigenlijk wel zeker was van een karpervangst, met of zonder maden zou deze winterstek hoe dan ook wel een visje opleveren. Als ik de pen neerzet ben ik bang dat mijn hoogmoed misschien voor de val komt? Er zit al wel beweging op, twee keer een zachte beweging op de pen, na tien minuten wachten na de beweging ga ik door naar de volgende plek. Beetje voer erbij, de dag is nog jong, die aanbeet komt wel. Als een volleerd clochard vis ik in mijn sjoemelige viskloffie onder verlepte bruggetjes, de overgeslagen scheerbeurt van deze ochtend maken het plaatje compleet. Ik moet daar altijd wel een beetje om grinniken, als ik als een halve holbewoner weer eens ergens rondschuif en mensen je aan staan te kijken alsof je gek bent. Vorige week was ik een avondje met Michael vissen in een vinexwijk, onze groezelige regenkleding en meurende visnet staken behoorlijk af bij de dametjes die in een warme mantels hun hondjes uitlieten. De dag erna zat ik in alle vroegte bij de kapper na te dromen van de twee gevangen karpers. Echt wegdromen lukte niet want de kapper bleef vragen stellen. Waar ik normaal gesproken me kan beperken tot ja en nee en daarmee vrij snel een knipbeurt in stilte afdwing lukte dat nu niet. Ik kom blijkbaar al zolang bij deze kapper dat de vragen zo gericht zijn dat je wel in gesprek moet gaan. Na afloop bedacht ik me dat dit weleens een goede motivatie zou kunnen zijn om van kapper te wisselen. Voor je het weet zie je jezelf hardop praten over wegzakkende pennetjes en stiekeme karperavontuurtjes terwijl de schaar zijn werk doet, een schrikbeeld dat afgewend moet worden. Onder één van de clochard bruggetjes krijg ik een overduidelijke lijnzwemmer. Ook hier wacht ik tien minuten na de beweging maar constateer dat er blijkbaar nog geen interesse is? Terug bij de brug der bruggen hang ik over de reling en tuur naar beneden. Het pennetje wiegt wat op de trek in het water. Het kleine oranje puntje prikt even iets omhoog en zakt dan weer terug. Ik knijp met mijn ogen om er zeker van te zijn dat schittering en golfjes geen spelletje met me spelen. Oertraag glijdt het pennetje wat naar rechts en zakt dan steeds dieper weg. Ik moet mijzelf beheersen, nog even wachten die vis is heel traag. Dan een lome haal met de zachte glasstok en contact met de vis. Overduidelijk karper, karper die zijn leefgebied kent en zich een weg naar de pijlers van de brug wil banen. De zachte hengel stopt de vis vrij eenvoudig af, daarna zwemt de vis van de pijlers weg, ik loop snel naar de kant en zorg voor wat afstand tussen mij en de brug. Ineens een furieuze run, hortend en stotend verdwijnt er lijn van de spoel. Is het laatste wapenfeit want ineens ligt daar een blozend schubkarpertje in het net op de kant. Het blijft idioot. Het inwendige gevoel van trots en geslaagdheid na zo'n vangst. Emoties die zo kinderlijk zijn dat het aan schaamte grenst.
Ik heb nog ruim een halve dag te gaan en heb het gevoel dat het weleens een mooie dag kan worden. Ik fiets weer een rondje maar zie op de andere stekken geen beweging. Ik besluit om me te richten op de burg der bruggen en één van de clochard bruggen. Als ik terugkom bij de brug der bruggen zie ik dat het gemaal weer aan is geslagen. Twee en een half uur later weet ik dat ik mijzelf voor de gek heb gehouden met de gedachte dat die bemaling van korte duur zou zijn. Toch nog een gevalletje "hoogmoed komt voor de val"? Wie zal het zeggen, doet er ook niet toe. Als een roze biggetje zit ik in de auto na te genieten van alle indrukken, thuis een ijskoud pilsje en een gevoel van lome vermoeidheid die zo passend en bevredigend is dat ik erin zou willen blijven hangen; ik kan er weer tegenaan. Geen kapper die daar verandering in brengt. De afgelopen jaren hebben januari en februari me geen karpers opgeleverd. Waar ik eerder een sterke wil had om iedere maand van het jaar een karper te vangen en dus al een paar jaar op rij teleurgesteld startte is nu alles wat meer ontspannen. Ik wil absoluut wel een karpertje vangen maar zal me niet meer in de valkuil stortten om water te bezoeken waar ik eigenlijk liever niet kom om maar aan dat doel te voldoen en uiteindelijk nog iets meer gedesillusioneerd te eindigen. Januari was om in een wip. Slechts twee keer had ik tijd om op pad te gaan. De tweede keer was ik op een nieuwe winterplek. Geen nieuwe polder maar eindelijk een plek waar ik het idee heb dat in die polder de karper overwintert. Een groot diepteverval op een plek waar veel water bijeenkomt en in de buurt van het gemaal. Met een groot verval bedoel ik dat er ineens een diepte van ruim twee meter te vinden is, Een ruime meter is op de rest van het water al veel. Tot laat in het jaar ving ik hier karper maar vanaf december niet meer? Wel brasem en zeelt. Voldoende vis maar blijkbaar dusdanige concurrentie dat de karper of er tot nu toe niet aan te pas komt of andere plekken prefereert? Halverwege januari er weer een uurtje gezeten in de avond. Al snel een mooie zeelt, eerste vis van het jaar die zorgt voor een brede glimlach; mooie vissen zijn het toch. Deze avond zou ik met Michael op pad gaan. De laatste paar keer visten we in meer stadsachtig water, nu samen de polder in. Plan was simpel. Ik zou 's middags voorvoeren op de plek waar ik de zeelt ving en toch sterk het vermoeden heb dat er ook karper ligt. We zouden gezamenlijk starten op een andere plek om te voeren. Een plek waar ik vijf jaar geleden twee keer viste en waarvan ik een bepaald deel van het water noteerde als 'winterstek'. Ik kwam er nooit terug om te checken of die gedachte klopte. 's Middags loop ik met twee kleine boeven over het schelpenpad. Volgens de jongste boef zwemmen in de wetering links van het pad krokodillen en in de wetering rechts van het pad karpers. We zullen dus rechts van het pad moeten voeren. Op de plek met het verval gaan een paar handen verse particlemix het water in. Tot mijn grote schrik was de vriezer leeg. Gelukkig kwam ik er bijtijds achter en kon ik met een bezoekje aan de groene winkel een nieuwe voorraad aanmaken. Bijna vier uur later schudt ik Michael de hand op een parkeerplaatsje van een lokaal restaurantje, binnen vieren de bruiloftsgasten feest, wij lopen in ons viskloffie naar de 'gegarandeerde winterstek'. Een vrij brede wetering wordt ineens zakelijk en smal ingeblikt tussen een roestige, hoge metalen schoeiing. Als er dan ook nog twee lage bruggen overheen gaan kan het eigenlijk niet missen. Geheel in de lijn van eerder hier gedeelde gedachte ligt het gemaal niet heel veel verderop. We voeren en verplaatsen ons daarna naar de door mij eerder aangevoerde stekken. Na een korte autorit en een wandeling zijn we er; wind op het water, buiten de watervogels om een eeuwenoude polder in diepe rust. Na een minuut of twintig beide naar het lichtpennetje te hebben gekeken krijgt Michael een meer dan oertrage aanbeet, het duurt echt tientallen seconden voordat de pen in het donkere water verdwijnt. Na de aanslag moet er een brasemlap van 55 centimeter plus omhoogzeilen. Terwijl Michael zijn plekje weer inneemt ben ik aan de beurt. Nog trager en zo aarzelend dat ik op een bepaald ogenblik maar de lijn strak trek om te kijken of ik weerstand voel. Ik ontmoet weerstand, zet zachtjes de haak en niet veel later heb ik ook een lap voor de kant spartelen. We vissen door, het water dat bij elkaar komt, de diepte en de golfjes geven continue een gevoel dat er zomaar iets moois kan gebeuren. Gebeurt niet en ruim na elven gaan we op pad naar de plek waar we de avond starten. De bruiloft is ten einde, de gastvrouw van het etablissement kijkt vreemd als er twee auto's de parkeerplaats oprijden terwijl ze een grote witte strik van de voordeur verwijdert. Twee bruggen, eentje voor de fietsers, eentje voorde auto's. Vanaf de fietsersbrug vissen we naar de autobrug toe. Een grote buis die kort over het water loopt zorgt ervoor dat we niet onder maar alleen kort tegen de brug aan kunnen vissen. Ik heb al snel mijn pennetje staan, de gok dat er ongeveer anderhalve meter water staat lijkt de juiste, Direct is er beweging op de pen, paar harde tikken, gehuppel; komt het door de wind die steeds krachtiger onder de burg vandaan komt loeien? Michael moppert links van me, bij hem is het maar vijftig centimeter diep? Ik haal op, mijn lood staat ver van de haak, ik schuif het wat terug, doe het stoppertje lager en leg weer in. Anderhalve meter was misschien veel maar één meter twintig staat er aan mijn kant zeker? We staren weer allebei, verderop passeert een bont uigedost carnaval gezelschap een rotonde. Mijn pen zakt wat en loopt heel traag van me af, daarna verplaats hij zich wat naar het midden en komt dan naar me toe. Allemaal zo traag, zo langzaam dat ik twijfel. Dan zakt hij weg. Na het brasemgedraal van eerder weet ik zonder moeite mijn geduld te bewaren voor het juiste moment. Ik sla aan en voel de bekende weerstand. Op zeer krappe ruimte dril ik een karper, voelt goed aan. Ik merk dat als ik hard ga trekken de vis alleen maar meer gas geeft. Ik geef half gas en daarmee ontwikkeld zich een trage dril onder de top. Na een paar minuten schept Michael; binnen. Verderop, in een door kastanjebomen omzoomd schapenweide, bewonderen we onze schat. We vissen door, helaas slaat het gemaal kort hierna aan, maakt het vissen moeilijk. Ik haak kort een vis vals als ik even ophaal op een stijl aflopend talud voor een rietkraag.
Op de fietsersbrug ontmoeten we elkaar weer, de avond is af maar we willen nog niet stoppen. Het tijdstip dat ik thuis zou zijn is al verstreken. We taaien af, terug naar de parkeerplaats. We keuvelen na, autoportieren die dichtslaan. Einde van deze avond, begin van 2016. Ik heb uitgekeken naar de wintervisserij. Lekker een koude neus halen en dat pennetje in het roerloze water zien pochen. Dat langzame schuiven langs de bodem van een ijskoude karper. Maar die winter die komt maar niet, niet qua temperatuur in ieder geval. Maakt me altijd wat onzeker over de stekkeuze? Wat doet die vis, blijft hij rondzwemmen, trekt hij wel naar winterplekken toe maar gedraagt zich actiever. Wat is belangrijker, de hoeveelheid lichtinval per dag of de watertemperatuur of de combinatie van die twee? Ik denk dat vis zich in de polder toch wel richting de dieper stekken beweegt, het is dan wel warm voor december maar de watertemperatuur is toch echt wel onder de tien graden gezakt en de lichtinval is niet naders dan anders. Ik heb een aantal nieuwe winterstekken op het oog, maar om er een beetje in te komen begin ik op een gouwe oude. Het ritueel is altijd hetzelfde , 's ochtends voeren een uur of vier later pennetje plaatsen. Terugbladerend in mijn logboekje ben ik blij dat ik het tijdstip van voorvoeren altijd noteer. Wat opvalt; vier uur tussen voeren en vissen levert het beste resultaat op? Vreemd, heb er geen verklaring voor en wellicht zou het resultaat hetzelfde zijn als ik altijd na drie of vijf uur terug zou komen? Hoe dan ook, als ik vier uur na het voeren terugkom is het zelfvertrouwen torenhoog. Ik zet het pennetje weg in de duiker, staat rustig te wiegen. Na een minuut of vijf loopt hij langzaam wat naar rechts en wordt dan weggetrokken. Even afwachten of het geen lijnzwemmer is, nee pen blijft weg. Aanslaan en een weg spurtende karper, fut zit er nog behoorlijk in. Jammer, verstoord zo eigenlijk de hele stek. Als de vis wat vaster ligt trek je ze vaak rustig mee van de stek, zo rustig dat andere vis vaak dooraast. Niet veel later een spiegeltje op de kant. Lekkere start. Vandaag naar een nieuwe stek. Hoewel nieuw, andere polder zelfde concept. In de polder zijn winterstekken vaak een versmalling of een obstakel die kort in de buurt van het gemaal ligt. Een brug, een duiker, een scherpe bocht; iets dat zorgt voor beweging in het water en net wat extra diepte. Ik vis eigenlijk altijd bij bruggen of duikers die in de buurt van een gemaaltje liggen en kies dan als het kan voor de kant waar het water instroomt. Karper kan niet achteruit zwemmen en zal vaak met zijn kop tegen de stroom inliggen. Vandaag dus een nieuwe polder met een vergelijkbare plek. Een t- splitsing met in de poot van de T een brug. Aan de ene kant een diepte die vergelijkbaar is met de rest van het systeem, centimeter of zeventig water, aan de andere kant een verval naar één meter tachtig. In de ochtend even voren, een dertigtal maïskorrels en twintig kapucijners belanden over ongeveer een vierkante meter. Ik strooi eerst één maïskorrel om te zien of er trek staat, ik zie hem naar beneden dwarrelen, geen trek. De magische vier uur later ben ik weer terug. Ik gebruik de laatste tijd mijn 1.5 ponds CJW in combinatie met een 22/100 lijn. Bevalt me goed, want de body kan ik wel gebruiken bij de dreigende brugpeilers. Ik leg in, heb de diepte goed ingeschat. De pen hobbelt een beetje van de peiler weg, er staat nu wel trek. Pen loopt na een minuutje voor de brug langs en zakt dan, ik zie hem langzaam zakken. Aanslaan en direct dat gevoel van een vluchtende karper. Visje geeft er snel de brui aan, is van een uitzetting van kort geleden, wat een prachtvisje zeg. Een paar jaar geleden werd dit stelsel afgesloten van een enorme waterpartij. vanaf dat moment is er een voorzichtig uitzetbeleid gevoerd door de vereniging die het water beheert. Het is een groot systeem met veel variatie. De vis kan veel kanten op en heeft de ruimte om te groeien. Ik ben benieuwd hoe dit alles zich gaat ontwikkelen maar het ziet er naar uit dat er op pakweg tien minuten rijden een schitterend visgebied is bijgekomen. Niet alleen qua vis maar ook qua sfeer. Een echt poldergebied waar je stilletjes kunt vissen op vergeten dijkjes en in weilanden van boeren die looprecht verlenen.
Ik voer een tiental maïskorrels bij, heb beloofd niet te lang weg te blijven dus een uurtje brughangen en penstaren is wel het maximum. Pennetje weer erop, hobbelt rustig op de trek. Als ik nog een kwartiertje heb te gaan verleg ik de pen iets, de later gevoerde maïs is op de trek verder terecht gekomen. Goede keuze want vrij snel verheft de pen zich, gaat plat liggen. Ik wacht op een wegloper maar die komt niet. Ik sla aan en voel een trage, slome reactie onder water die wel overduidelijk gewichtiger is dan eerder. Dril duurt ook iets langer maar zonder al teveel moeite komt de tweede spiegel van de middag op de kant. Daarna snel inpakken en op huis aan, het uurtje is voor bij. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|