Ik slof terug naar de eerste stek van de dag, die ik nu als laatste bezoek. In de buurt gekomen zie ik de bellen omhoog komen, zou het dan toch nog? Rustig aan maar. In indianensluip leg ik de laatste meters af. Ik ga voorzichtig zitten en werp met een onderhands worpje in, haal de pen een klein stukje terug en geef een snelle rechts, links slinger met de top. Voldoende om de lijn onder water te trekken. Het duurt niet langer dan een minuut, paar keer stuitert de pen op en neer, gaat plat liggen en loopt weg. Ik geef een houw, brede rug doorbreekt het wateroppervlak. Dreunt naar beneden, slip krijst, direct gevolgd door een harde PATS. Lijn door? Ik zak moedeloos neer. Op deze stek startte ik een uur of vier geleden in het eerste licht. Binnen een paar minuten een aanbeet en na een woeste, eerste run loste de vis uit het niets. Ziek ben ik ervan, doodziek. Het is een ochtend die contrasteert met de rest van de voorliggende periode, het liep allemaal redelijk vanzelfsprekend. Vis van allerlei kleur en formaat kwam op de kant, niet alleen karper maar ook veel zeelt. We zitten in de periode dat er karpers in mijn hoofd zwemmen. Wat ik ook doe, die gekke beesten zitten erin en met de toegenomen activiteit vertroebelen ze mijn geest. Ken je dat? Dat als je water tegenkomt, ongeacht omvang en plek je even moet kijken, beter nog; ruiken? Altijd die blik op dat natte goedje, welke kleur heeft het, is er veel doorzicht? Allerlei plannetjes die zich vormen maar vaak niet uitgevoerd worden, simpelweg te weinig tijd. En dat hoofd maar doormalen. Volkomen gedachteloos je vismomenten plannen is meestal niet goed, teveel overdenken ook niet, voor mij dan in ieder geval. Zo op de rand van de paai altijd dezelfde lichte onrust; liggen ze op de plekken waar ik ze verwacht of ben ik te vroeg, of erger, te laat? Zelf geen enkele paaiende karper gezien afgelopen periode, alleen van horen zeggen. Brasem wel. Heel andere manier van paaien. Vaak wat meer onder water, niet het tumult wat karper heeft. Begin mei een samenochtend. We zouden met zijn vieren maar uiteindelijk blijven Bas en ik over. Bas en ik hebben elkaar veel te lang niet gezien. Ondanks dat we elkaar veel te vertellen hebben kunnen we niet wachten te starten met vissen, niet vreemd, de ringdijk is nu op zijn mooist. Bas komt voor onvervalste polderzeelt, ik wil karper. In de eerste uurtjes vangen we elkaars vis, rare beesten zijn blijkbaar in de war? Nu zit daar wel iets interessants achter, bijna altijd als Bas op zeelt komt vissen staat hij binnen de kortste keren een karper te drillen, toeval geloof ik niet in. Dunnere lijn, kleinere haak, ander voertje, het zijn de zichtbare verschillen die blijkbaar het verschil maken? Het zijn gedachten die de karpers af en toe even uit mijn hoofd verjagen, blijkbaar is denken over karpervissen het enige dat ze doet laten verdwijnen? Zo zit ik mijmerend op mijn laatste stekje, her en der een jagende brasem. Hommers maken er een heel gebeuren van. Uit het niets rolt er een vissenlijf naast de pen, ik wordt uit mijn gedachten opgeschrikt, zat niet helemaal op te letten. Niet veel later kruipt het pennetje weg. Na de aanslag weet ik genoeg. Na een lange, trage dril bewonderen Bas en ik de spiegelkarper; een machtig mooie vis. Zulke vissen voelen altijd als overdaad voor mij. Wat groeien ze soms toch groot in de polder. Niet vanzelfsprekend maar het gebeurt en soms loop je dan tegen zo'n joekel aan. Heerlijk is dat. Het zijn vangsten waar ik dagenlang van kan lopen neuriën maar die ook altijd aanzetten tot weer willen vissen, vangsten die zorgen dat de karpers in mijn hoofd nog maar voor wat meer tumult zorgen. Mei is een droge, schrale maand. Dat zonnige weer met die droge en vaak ook nog koude wind; niet helemaal mijn cup of tea. Door dat wat schrale voorjaar ben ik mijn watersense wat kwijt, plekken die ik zou willen bezoek in deze periode sla ik toch over; twijfel is nooit een goede raadgever. Als dan aan het einde van een lange werkdag er een paar uurtjes in het verschiet liggen weet ik er wel raad mee, als er plekken zijn waar ik niet heenga blijven er minder over om te kiezen, deductie werkt soms heel goed. Lekker op de fiets naar een smal vaartje. Als ik een paar uur later terugkom staat het schuim op de eerste stek. Zoals altijd de spanning rond de maagstreek en ook zoals vaak heel snel na inleggen een goed doorlopende aanbeet. Dat snap ik soms niet zo goed, ondanks hoeveelheid voer gaat toch vaak het haakaas snel naar binnen? Het eerste schot na de aanslag is overdonderend, veel te makkelijk pakt deze vis veel lijn. Onderweg waterplanten oppikkend. Komt na die eerste indrukwekkende spurt zigzaggend en kopschuddend terug. In de lage avondzon poseer ik met een prachtvis gevangen in een pure polderomgeving; wordt het mooier? Met die zonnige dagen zijn de vroege ochtenden favoriet voor mij. Met vroeg bedoel ik echt vroeg. Niet dat halfbakken vroeg waarin de zon al is opgekomen. Nee, ruim voor zonsopgang aan het water zijn, bij voorkeur voeren in het laatste streepje donker zodat op het moment dat een pennetje zichtbaar is het te water gelaten kan worden. De eerste uurtjes zijn het beste. Op zo'n ochtend zie ik tijdens het rondje voeren in het donker de ene na de andere karper azen. Ik moet mijzelf remmen, zien azen wil niet zeggen doen vangen. Het duurt lang die dag. Ondanks de vele actieve vissen is het pas op het tweede rondje dat de pen een eerste teken van leven geeft. Mooie schubkarper geeft strijd tussen de lelies; ik win. Op deze vroege ochtenden hou ik er een ander voerritueel op na dan als ik voorvoer; er gaat veel minder in. Eén klein handje is voldoende, na iedere keer dat ik de stek aandoe een handje erbij. Steeds kleine beetjes voer brengen. Naast de dressuurdoorbraak op wateren waar vaak tapijten vol voer liggen is het een manier die voor een continue levendigheid op de stek zorgt; als er minder ligt is er meer concurrentie. Als de mensenstroom, die bij dit water hoort omdat het op de rand van polder en bewoning ligt, op gang is gekomen krijg ik op één van de stekken een tweede kans. De hele ochtend heeft er karper in de buurt rondgehangen, pas in het laatste rondje krijg ik een aanbeet. Helaas lost de spiegel kort na het aanslaan. Zuur, zeker als je er zo lang en geduldig op gewacht hebt. Voor of na de paai? Op de dijk gok ik dat het erna zit. Zal op het randje zijn dat de grote visser er rondhangen. Nog snel een keertje proberen. Hond is weer mee, begint te wennen aan de rituelen en kan voor het eerst er ook zichtbaar van genieten. Heeft er rust in gevonden en dat geeft hoop voor de toekomst, best gezellig als ze af en toe mee kan.
Het wordt een ochtend van inleggen, aanbeet krijgen, drillen, voeren en door. Na een aantal wilde poldertorpedo's sla ik maar weer is vast op een massief blok. Vis begint te zwemmen en stopt niet meer. Ondanks de ruimte die er is ga ik er met het net achterna. Meeste vissen houden het na één zo'n lang schot voor gezien maar deze krachtpatser dreunt driemaal tientallen meters bij me weg. Eenmaal op de kant toont de vis zijn prachtige bouw en kleur. Een product van deze polder, net klaar met de voortplanting en nu even in mijn handen. Het raakt me nog maar weer eens aan, de karpers in mijn hoofd wentelen zich maar weer eens in mijn gelukzalig visser zijn.
0 Comments
Leave a Reply. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|