Roetsj, roetsj, het gaat snel maar ik weet wat ik heb gezien. De vaart ken ik, de schitterende lage brug niet. Winterpakhuis flitst door mijn hoofd. Ik maak een notitie in mijn hoofd voor de toekomt en richt me weer op het hier en nu; de treinreis met mijn kinderen naar het scheepsvaartmuseum in Amsterdam. Ik besef me wel even dat 'we' anders kijken. Als er water is trekt 'onze' blik er naar toe en dromen we vaak even weg. Deze ochtend droom ik ook, wordt ruw verstoord door de wekker. Oeh, wakker worden is even een dingetje, ik voel een doffe hoofdpijn, wat krijgen we nu weer? Koffietekort, cafeïne tekort dus. Dat was er bij dat dagje Amsterdam wat bij ingeschoten, één laf bakkie te weinig voor de regelmaat die mijn lichaam blijkbaar gewend is. Ik maak dus maar een grote thermoskan koffie, pak mijn andere spullen en verdwijn in het donker richting de polder. Tijd voor de ringdijk. Weer datzelfde gevoel als vorig jaar; ik kom hier te weinig. De koeien liggen nog te rusten. Blijven liggen als ik langs ze loop. "Nog een minuut of tien dan komt de zon op", fluister ik tegen mijzelf. Raar, ik fluister vaak hardop tijdens het vissen tegen mijzelf. In een grote stad zouden met hetzelfde gedrag mensen of met een boogje om me heenlopen of me wat geld toestoppen. De koeien doen gelukkig gewoon niets. Wat een blik, wat een weidsheid en wat een rust. Ik wandel over de dijk. Watervogels klitten bij elkaar, zilverreigers die deze polder als overwinterplek hebben uitgekozen stijgen op als ze me zien en een formatie ganzen in V vorm doen beseffen dat we echt in het najaar zijn aangekomen. Het is nu twee weken geleden dat ik midden in de nacht wakker was geworden, het hengseltje van het rolgordijn maakte geen geluid. Betekend dat het windstil is of de wind uit het noorden of oosten komt. Ik hoorde ganzen al gnâkkend overvliegen, was dat wat me wakker maakte? Blijkbaar luisteren we ook anders. Net na de bocht naar rechts van de ringvaart vliegt er een klein vogeltje uit het riet, een ijsvogeltje, kleine blauwe rakker. Omdat alles hier op elkaar lijkt heb ik bij het weggaan ook een stapeltje bamboestokken meegenomen. Op de stekken die ik niet vanzelf herken prik ik ze in de grond. Ooit ook gedaan met satéprikkers, werkte niet, in plaats van mijn stek liep ik die dan tussen het gras te zoeken. Die bamboestokken zijn niet te missen maar vallen toch niet enorm op. Als ik terugloop zie ik dat de dames aan hun ochtendrondje zijn begonnen. Lui waggelen ze in mijn richting. Een haas ziet me aankomen en rent de dijk af. Onderaan de dijk springt hij pardoes de sloot in om even later als een verzopen konijn de kant op te kruipen en verder te rennen. Goede zwemmers die hazen. Ik maak de penhengel in orde en drink terwijl ik dat doe een mok gitzwarte koffie. Welk pennetje zal ik nemen. Ook weer zoiets waar 'wij' anders naar kijken. Voor anderen een geverfd stukje hout, voor 'ons' het middelpunt van onze aandacht. Ik kies voor een wat steviger exemplaar, stevige wind en eventueel regen geven richting aan die keuze. De bont gekleurde antenne is eigenlijk niet mijn ding maar vandaag heb ik er lak aan. Vervelender vind ik de leugen die op de zijkant staat gedrukt, 0,2 gram; niets van waar, 0,4 gram om hem rechtop te krijgen, en nog eens 0,2 gram om hem af te stellen op een manier die de penvisser bekoort; iets meer dan een halve centimeter zichtbaar. Ik pak het haakje dat ik de afgelopen periode ook gebruikte, ik snap het gedoe over haken niet zo goed, gebruik vaak vrij lang dezelfde en heb nog nooit het gevoel gehad een vis te lossen door een botte haak. Zeker bij het penvissen waarbij jezelf bepaald op welk moment je met welke kracht de haak zet komt het allemaal niet zo nauw; tenminste, dat denk ik. Twee kikkererwten erop en vissen maar! Op de eerste twee stekken drink ik de thermoskan koffie leeg. Kort daarna is de hoofdpijn weg, geeft weer te denken. Valt me weer eens op hoe mooi op diepte deze polder is. Vrij snel onder de kant toch al wel een centimeter of tachtig. Pennetje staat mooi te huppen op de golfjes. Tijdens het voeren zag ik op één plek twee grote kolken van een karper. Verder geen zichtbare signalen. Daarnaast ook geen springende witvisjes of jagende snoek; het lijkt alsof er geen enkele vis zwemt. Ik weet wel beter, het is een penparadijsje en vooral een onontdekt paradijsje. Op dit deel heb ik nog nooit iemand anders zien vissen, de boeren die ik weleens spreek hebben het alleen over kunstaasvissers. Prima, mag wat mij betreft zo blijven. Op de plek waar de ringvaart naar rechts afbuigt komen de koeien me weer tegemoet. Ze zijn netjes in een rijtje naar het andere hek gelopen en wandelen al grazend terug. Drie van de dames komen met grote ogen even aan mijn net snuiven maar al vrij snel verliezen ze hun interesse en volgen de rest van de kudde. De eerste lichte bewolking maakt het zonnetje dun, als ik het KNMI moet geloven kan ik tot een uur of één rustig vissen. Daarna wordt het beestenweer. Ach tegen die tijd ligt het voer vijf uur in het water, als er dan niets is gebeurt is de kans klein dat dat nog gaat komen. Met dit soort gedachten pen ik de plekken rustig af. De enkele keer dat de pen iets onnatuurlijks doet is als er wat drijfvuil ergens de lijn raakt. Ik zit en geniet, laat mijn blik heen en weer pendelen tussen pen en horizon. Tegen elf uur ben ik terug op de eerste stek. Rustig aan maar, gezien de nog steeds bijna afwezigheid van ook maar enige zichtbare activiteit zal geduld en rust de meeste kans op een aanbeet gaan geven. Op de tweede zakt na een minuut of vijf het pennetje wat, een hobbeltje en dan onder water tegen de golven in. Dat moet vis zijn maar de aanslag is een mep in het luchtledige. De woorden die ik tijdens de terugtocht van de laatste naar de eerste stek tegen mijzelf fluisterde echoën na; "de kans is groot dat je kans van vandaag uit één aanbeet zal bestaan". Ik zie geen golf of kolk, met de aanwezige diepte is dat ook niet direct logisch. Ik leg nog even in, wacht een minuut of tien maar in die tijd staat het pennetje alleen maar op de wind te huppen. Door maar weer. Volgende halte bamboestokje nummer drie. Hier is het iets ondieper, wat slordig riet en een lichte versmalling doen het plekje opvallen. Uit het niets wordt het pennetje weggeramd. Zo hard dat ik me bijna niet kan voorstellen dat het een aanbeet is. In mijn ooghoek zie ik het draad erachteraan vliegen en weet genoeg, lichte tegengestelde tik en een bronzen vissenlijf dat wegdreunt. Mooie dril, sterke gezonde vis. Kleine vergroeiing aan de rugvin, product van de polder. Wat een heerlijkheid, zat ik als een koning, nu zit ik als een keizer. Rustig maar weer de stekjes af. Als ik bij de laatste ben begint het te druppelen. Ik wandel terug en verzamel bamboe, geef een aantal stekken nog een kans. Geen sjoege, laatste stek is dicht bij de auto, ik wring de dag uit, wacht tot de regen aanzwelt. Dan is het mooi geweest, op weg naar huis, kans is groot dat ik hier pas in het voorjaar weer terugkom.
2 Comments
19/10/2016 10:10:59 pm
Heerlijk zo in de polder, en zo herkenbaar dat je gedachte meteen afdwalen naar de opties die mogelijk zijn als je langs een watertje komt. Erg mooie polder schub heb je dan als bekroning van de dag toch nog weten te strikken.
Reply
Andries Hoekstra
21/10/2016 09:17:11 am
Hoi Paul,
Reply
Leave a Reply. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|