Als ik terugloop over het schelpenpad ben ik diep in gedachten. Ik dacht er een leeg hoofd te halen maar kom juist met een vol terug. Bij het bruggetje kijk ik nog even over het water heen. Windstil en geen kringetje te zien. Ik zucht, hoofd vol twijfel, was het nu wel of niet goed om terug te komen? Bloed kruipt waar... en dan sta je na jaren ineens op de rand van zo'n polderjuweel waar elk hoekje, iedere rietkraag al een verhaal met zich meedraagt. Zijn er nog verhalen over? Als ik laat in de nacht, als het tentfeest kilometers verderop eindelijk verstomd is, over het breedste stuk water tuur glij ik erin weg. Weg in herinneringen over wat ooit was en nu is. Meerdere vissen rolden in de buurt, het gaat nog gebeuren. Als na lang wikken en wegen ik toch besluit dat het er niet meer inzit, ontmoet ik bij het inhalen weerstand, stevige weerstand. Na een dreun op de hengel lost de vis die ik per ongeluk bij het inhalen haakte. Soms ben ik boos, soms berust ik erin. Deze keer is het dat laatste een paar dagen eerder was het de eerste. Wat een warmte, net als je het voor je gevoel een beetje je huis uit hebt de volgende rij aan verstikkende dagen. Wat is er dan beter om ruim voor het eerste licht dat klamme huis uit te kruipen en naar de polder te rijden? Alweer een jaar niet geweest. water met zo zijn eigen charme, kleiner wordend bestand maar wel aantal vissen die de gemiddelde karpervisser doen laten watertanden. Met de langere nachten is het in de ochtend aangenaam fris, dauw op het gras en met de sluierbewolking een trage start. Karperactiviteit genoeg maar vreemd genoeg zit alles wat tegen kan zitten tegen. Een hele vroege wandelaar die dauwtrappen zo serieus neemt dat hij over de volledige oeverlengte kort langs de waterkant trapt, een koppel werklieden die al voor de ergste warmte de scheuren in het fietspaadje wat een meter of dertig van het water ligt repareren, met een kabaal aan gesis door de apparatuur dat alles in een straal van honderd meter vlucht en als klap op de vuurpijl een man die uit het niets met een zinken emmer door het gat in de heg komt stappen. De plek die je alleen weet te vinden als je weet dat het er is en waar net een koppeltje vissen aan kwam zwemmen. "Ik moet even een emmertje water halen voor de periodieke controle van de waterkwaliteit", zegt hij en plenst de emmer zo naast mijn pen het water in. De vooruitsnellende megagolf, gevolgd door de rimpelingen van de emmer, vallen hem waarschijnlijk niet op. Tussendoor los ik de enige aanbeet van de dag. Tsja, er zijn dagen..... Achteraf kan ik er om lachen maar als het dan zo tegenzit heb ik echt het idee dat hogere machten zich tegen me hebben gekeerd; hoe kom je anders zo'n opvolgende trits van idiote gebeurtenissen op één ochtend tegen? Aan de andere kant, als het stapelt in één dag zijn er genoeg andere dagen dat het wel lukt en ook de afgelopen periode zijn er weer meer dan voldoende momenten om met een grote glimlach aan terug te denken. Na mijn laatste blog op vakantie gegaan naar Slovenië, eerste camping direct aan het meer van Bled. Vergunningen zeer ingewikkeld maar ik zie al snel dat er eigenlijk geen controle is. Ik waag het erop, en in het eerste licht zit ik te vissen op een plek die door veel karpervissers als magisch word bestempeld. Vang zowaar ook een karpertje en ben daar heel veel meer dan content mee. Na een fantastische vakantie ben ik ook weer blij in Nederland te zijn. Als ik na een lange rit tegen middernacht de wijk inrij voel ik meteen die tinteling. Onderdruk het een paar dagen maar dan moet het eruit. Lastige is dat er zo'n enorm warme periode aan de gang is. Ik vis een vroege ochtend tot in de middag, zie karper na karper langs zwemmen maar azen ho maar. De dag erna regen en onweer, plak er maar meteen een tweede moment achteraan, vreemd genoeg zie ik minder dan op de warme ochtend. Oja, als je wil zien hoe ik me op de eerste visbeurt in Nederland wapen tegen de warmte, kijk maar even op Hans zijn blog, kwam mijzelf er zomaar tegen en heb met tranen van lachen in mijn ogen zijn blog afgelezen: hansmoolenaar.blogspot.com/2022/08/onder-de-platanen.html Klein knagend gevoel, augustus is hard op weg en ik heb de maand nog niet "verzekerd" met een karper. Rondom de vakantie geeft het doel "iedere maand een karper vangen" altijd onrust in plaats van richting, puur omdat er zomaar een deel van de maand kan missen. Om augustus veilig te stellen vind ik me op een natte avond terug in de knusse polder. Waar ik dit jaar tot nu toe het gevoel had dat de drukte met vissers van afgelopen jaren een negatief bijeffect van corona was is het deze avond ineens weer druk. Eerste aangevoerde stek is al bezet, op de tweede al snel een auto die stopt, jongen die vraagt of ik lang blijf? Ik antwoord dat ik er net ben en nog wel even blijf. Auto wordt geparkeerd, regen stroomt door. Na een tijdje komt de knul weer even langs, of hij wel verderop zijn hengels mag plaatsen? Heb ik geen moeite mee. Niet veel later komt zijn maatje op de fiets aan. Of ik een parapluutje wil lenen, sla het beleefd af. Blijken vriendelijke knapen, ze geven me de ruimte ik hun daarmee ook. Of ik nog wil bijvoeren en terugkomen, zij hebben toch de hele nacht? Ik sla het vriendelijk af, ga lekker je gang jongens. Ze vertellen wat over hun ervaringen op het water en andere plekken in de omgeving. Eén van de twee noemt een voor mij bekende polder waar ik al jaren niet meer kom, vanaf die avond sluimert de schelpenpad polder weer in mijn frontale kwab rond. Ik fiets door naar mijn laatste stekken en kom in een viswalhalla, op een wat afgelegen deel van de polder liggen meerder karpers zeer actief te azen. Duurt niet lang en dan sla ik op de eerste vast. Vreemd genoeg voor de tweede keer in korte tijd direct na de aanslag een lijnbreuk? Achteraf ben ik ervan overtuigd dat het schuim en gepriegel op een eerdere stek van kreeft was en die gluiperds de lijn hebben beschadigd, zal niet de eerste keer zijn maar in deze polder een nieuw fenomeen. Helaas, nu ook hier dus. Gelukkig krijg ik een herkansing en met trillende vingers schuif ik na een lange dril het net onder een spiegelkarper. Vreemd genoeg zorgt de vangst niet voor de rust in mijn hoofd die ik had verwacht, nee het tegenovergestelde gebeurt; ik heb een niet te stuiten visdrang, ik sta op scherp. Werk is nog rustig, opleiding niet begonnen. Dag na de avond in de knusse polder stop ik bijtijds met werken en duik de polder in. De aanblik bij de start is veelbelovend. Veel activiteit onder een broeierig wolkendek. Na het rondje voeren breekt het wolkendek open. Blauwe lucht en een stralende zon. Vis reageert direct, bijna geen activiteit meer te zien. Op de laatste van zeven stekken zit ik te bedenken of er nog een list is te verzinnen, snel nog naar een andere plek verkassen of hier blijven? Er komt een golfje aanlopen, meter of tien bij de stek vandaan begint een vis in de kant te happen. Als hij doorzwemt komt hij het voer tegen. Traag komt het walmen steeds dichterbij. Als het in de buurt van de stek is stopt het, niet veel later komen er wat wellingen rondom de pen omhoog. Waar er eerst niks anders dan tikjes van witvis was te zien staat de pen nu te dansen. De aanbeet volgt al vrij snel. Bij het terugvissen van de stekken lukt het ook nog om een klein spiegeltje te vangen door het aas in zijn bellenspoor te laten zakken en ben ik meer dan tevreden hoe de middag verlopen is, vislust zakt de dagen erna ook wat weg. Augustus is veilig gesteld, laat het najaar maar komen. Maar dat najaar komt niet, het blijft mooi weer. Weinig wind en al helemaal geen najaarsbuien. Op één van de weinige frissere dagen duik ik een polder in met een groot bestand. Kijken of met groter aas er te selecteren valt? In de ochtend heb ik al gevoerd, voor mijn doen grote ruime voerplekken. Iedere stek is het raak en ja er valt te selecteren want zolang ik met twee kikkererwten vis vang ik geen giebel of karper onder de veertig centimeter. Overstappen naar maïs zorgt direct voor giebel of kleine karper. Volgende stap is enkel voeren met kikkererwten, maïs helemaal weglaten, kijken of de top van het bestand dan eerder op de stekken komt? Toch voelt het niet als een geslaagde dag meer als opvulling in afwachting van het najaar, opvulling om contact met de onderwaterwereld te houden en te kunnen schakelen als het herfstig wordt.
's Avonds droom ik van dat najaarsweer, stevige wind uit het zuidwesten, bewolkte luchten met zo nu en dan een bui. Plekken waar de pen stuitert op de golven en dan erin weggetrokken wordt. Kan wat mij betreft niet snel genoeg komen maar het lijkt erop dat het voorlopig bij dromen blijft....
1 Comment
Op handen en knieën zit ik in het weiland. Regen stort zonder enige pardon over me heen. Grote druppels, die overal belletjes op het water veroorzaken. Ik knijp met mijn ogen om te zien of het bellenspoortje wat ik tegenkwam er nog is. Ja, een trosje bellen komt omhoog, centimeter of twintig van de pen af. Voorzichtig pak ik vijf maïskorrels en gooi ze één voor één in de buurt van de pen. De oranje antenne die de hele ochtend, vanaf het eerste licht mijn aandacht heeft gehad, staat weer centraal in mijn klein geworden wereldje. Weer wat belletjes, pen krijgt een slinger, staat hoger dan daarnet? Voorzichtig haal ik op, voel een beetje weerstand, waarschijnlijk is de haak in een waterplant terechtgekomen. Voordat ik weer inleg eerst kijken, belletjes zijn er nog, inleggen in de buurt maar niet te dichtbij en wachten maar weer. Startend aan zo'n dag had ik nooit kunnen bedenken dat ik op handen en knieën in de continue regen zou eindigen. Sterker nog, als rond een uur of vier de wekker gaat snap ik even niet wat er aan de hand is. Als ik wakker ben weet ik het weer, een vroege ochtend in een na de warme dagen fris geworden polder. Er is weinig nodig om me in beweging te krijgen. Plan is al gemaakt, drie polders die in de buurt van elkaar liggen. De eerste heel dun aanvoeren, dan naar de tweede en iets meer voeren. Vissen op de eerste, dan naar de derde om te voeren, vissen in de tweede, enzovoort. Omdat ik de plekken goed ken durf ik het aan om in het donker te voeren zodat ik bij het eerste licht kan starten met vissen. In die eerste polder ligt het voer dan een uurtje in het water, vrij kort en daarom heb ik dus heel beperkt gevoerd. Als ze langszwemmen gaan ze erop en zal ik het heel snel merken. Als ik start op de eerste plekken alleen gewiebel en gepriegel van kreeftjes. Kleine belletjes en aangevreten maïs. Polder na polder nemen ze over, ben benieuwd hoe het er over een jaar of vijf uitziet, ben bang dat ze dan overal in grote getale aanwezig zijn. Derde stek is een brugstek, ik hou van brugstekken, lekker over die reling hangen terwijl je het pennetje naast een peiler plaatst. Het oranje steekt scherp af tegen het beton. Binnen een minuut zakt de pen iets weg, wordt opgestoken tot hij plat ligt en verdwijnt dan met een rotvaart onder de brug. Meestal is aanslaan een overdachte keuze, heel soms een instinctieve reactie, deze keer is het de laatste. Hengel vouwt direct dubbel, 14 voet carbon wordt met een niet te stuiten kracht onder de brug door kromgetrokken, lijn vliegt van de slip. Ik ben echt even overdondert, kan met moeite voorkomen dat de lijn contact maakt met het brugdeel waar ik op sta. Gelukkig is het een kort schot. Niet veel later zeilt de vis onder de brug vandaan, wil wel maar kan niet echt meer. Ik klauter van de brug af op de kant, waar het schepnet al klaar ligt, en schep de vis. Zo, de dag is van start! Zo'n start is ook ingewikkeld; aan de ene kant een bepaalde ontspanning want je hebt al wat maar het geeft ook verwachtingen. In de derde polder op de eerste stek lijken die verwachtingen waar te worden. Pen wordt binnen de kortste keren weggesjord. Na de aanslag weer direct grote druk, hengel steeds krommer maar de slip komt niet op gang. Snel een blik naar de molen; lijn zit vast achter de hendel. Snel twee stappen meelopen, ruimte maken en de lijn erachter vandaan halen, meteen daarna de bevrijdende slip. Er volgt een worsteling in de plompen, het is een korte, hoog gebouwde schub. Ondanks de plompendans lukt het de vis te temmen, ligt schepklaar maar doordat ik moest meelopen om ruimte te geven ligt het net niet naast me. Ik probeer terug te lopen terwijl ik de vis door de plompen loods, hij heeft er andere ideeën over en start de tweede ronde. Geeft mij wel de gelegenheid iets terug te schuiven naar het net, maar de vis keert en ramt weer bij me vandaan, krult om een plompenrand, draait 180 graden en wil op me afkomen. Weer snel meelopen, draad om de plompenrand heen halen en voorzichtige druk houden. Boeltje zit vast, op zo'n korte lijn dat de vis niet meer op gang kan komen ik zou hem kunnen scheppen maar nog steeds heb ik geen net in de buurt. Niet veel later lost de haak. Oeh, wat ben ik boos, heel even maar wel heel erg. Ik voer bij en loop de rest van de stekken af. Nergens op de stekken beweging, wel op andere plekken. Ik voer wat op een plek waar ik een aantal keer vis zie rollen, dan terug naar de stek waar ik de schub loste. Blijkbaar een populaire plek, want weer snel een aanbeet. Ik sla mis en staar de boeggolf na. Het zoet van de goede start wijzigt langzaam in zuur... Ik besluit terug te lopen naar de net aangevoerde plek. Nog even proberen, door de regen ben ik behoorlijk doorweekt, ik voorvoel dat binnen nu en een half uur ik verlang naar een warme douche en een goede kop koffie. Op de nieuwe plek niets maar iets verderop een bellenspoor. Met het opnieuw inleggen staat de pen weer zoals verwacht, waardoor ik vrij zeker weet dat het aas vrij ligt. Bellen komen weer omhoog, nu links achter de pen, tegelijkertijd springt er rechts achter de pen een spiegelkarpertje. Niet veel later een niet te missen opsteken, zoet werd zuur, zuur werd lichtzoet. Tussen de mooie start in de eerste polder en het tumultueuze einde in de derde is het in de tweede polder stil. Wat gepluk van voorns maar weinig activiteit van karper. Toch gek, vooraf had ik het idee dat juist de tweede polder de vis zou gaan opleveren, dat is namelijk het beeld van de afgelopen maanden. De samen dagen met Michael blijven de dagen met een gouden randje. Rond een uur of acht hebben we afgesproken en na een slingertocht, door weilanden aaneengesloten door looplanken en bouwvallige hekken, om stekken te maken starten we rond een uur of tien met vissen. Helderblauw en steeds warmer, bijna windstil. Geen ideale situatie. Hans komt even buurten, heeft in een nabijgelegen polder zijn vallen geplaatst. Als de dag al ver gevorderd is en het turen naar het oranje meer een excuus lijkt geworden om buiten te zijn in plaats van een van verlangen voltrokken ritueel wordt de pen voor de zoveelste keer weggetrokken. Ik verwacht de zoveelste voorn maar ontmoet echte weerstand, toch nog dus. Juli is een echte zoet en zuur maand. Om allerlei redenen voor mij altijd een ingewikkelde periode om wat te vangen, statistisch gok ik de maand dat ik de meeste vis los of verspeel door draadbreuk. Planten rijkelijk aanwezig, vissen in topconditie. Door de hoeveelheid aanwezig natuurlijk voedsel ook de maand waarin ik vaker dan anders heb gezien dat mijn voerplekken volledig genegeerd worden. Als laatste de maand met veel licht, vaak weinig wind en warm weer, geen visweer, vroeg starten of laat eindigen helpt maar is geen garantie.
De dagen dat het wat koeler is, harder waait (ongeacht richting) en er bewolking is maken voor mij meestal het verschil. Nu zeg ik bewolking maar eigenlijk bedoel ik delen water waar de zon nog niet opstaat, bewolking helpt maar schaduwrijke plekken zullen ook over de hele dag heen productief kunnen zijn, zeker als de wind er lekker opstaat. Zo richting mijn zomervakantie maak ik ook vaak weer de tussenstand op en ik krijg altijd een soort gejaagd gevoel om nog een aantal polders te bezoeken. Misschien is urgentie een betere term dan gejaagd maar het voelt hetzelfde. Een kleine polder die me dit jaar geen windeieren heeft gelegd wil ik een keer in eerste licht bevissen, kom er eigenlijk altijd alleen maar 's avonds. En zo kruip ik maar weer eens in alle vroegte mijn bed uit, wil niet te lang vissen dus neem een weinig aan voer mee. Klein kwartiertje fietsen en ik sta aan het water. Zoals ik al een beetje hoopte zijn er een aantal ondiepe delen die 's avonds vaak visloos lijken maar nu duidelijk azende vis laten zien. Als ik een krappe tien minuten na voeren mijn pen op zo'n stek laat zakken krijgt het aas geeneens de tijd naar de bodem te zakken. Een klein spiegeltje zorgt voor een hoop kabaal op het stille water. Daarna gebeurt er iets wat ik vooralsnog onverklaarbaar vind, misschien moet ik het ook niet verklaren maar dat zit toch een beetje in de aard van het beestje. Hoe dan ook, het volgende gebeurde: Op een stek bij een duiker staan de schuimbanen op het voer. In ieder geval twee vissen ploegen de boel om. Omdat ik zo snel na het voeren ben begonnen met vissen, voerde ik heel weinig. Op de meeste plekken niet meer dan dertig voerdeeltjes van een mix van maïs, kikkererwten en 8 millimeter pellets. Na een half uur naar het steeds doorgaande geschuim te hebben gekeken begin ik te twijfelen, waarom geen aanbeet. Toch nog maar even wachten, duurt zeker nog een kwartier maar dan is er eindelijk een aanbeet. Ik sla vast en direct komt de vis omhoog, een brede rug komt door het wateroppervlak, en deunt daarna naar beneden, heel even loopt de slip en dan breekt de lijn. Sprakeloos kijk ik de golf na, ben wel wat gewend maar dit was een monster, waarom nu voor het eerst in hele lange tijd een draadbreuk? Ik voer een klein beetje bij, wellicht twintig voerdeeltjes en loop langs de andere stekken. Daar is geen activiteit. Als ik terugkom bij de duiker staat het schuim er weer op. Niet veel later vang ik een klein schubje. Weer voer ik minimaal bij, weer maak ik een rondje langs de andere stekken en weer staat het schuim op de stek bij de duiker als ik er langskom. Nu al snel een spiegel. Terwijl ik hem terugzet komt het volgende schuimspoor op een meter of tien achter de stek aanlopen, recht de stek op en niet veel later de volgende spiegel. Nadat die weer zwemt alweer schuim en nu een zeelt. Daarna is het over, zon komt over de bomen, het water wordt stil. Als ik terugfiets denk ik na over wat er is gebeurt, ik heb bijna vijf uur lang gevist, heb in totaal ongeveer 70 voerdeeltjes op de stek gevoerd, dat was voldoende om tijdens die vijf uur vis continue actief te houden, vaak zelfs meerdere vissen tegelijk? Dat de vis hongerig was is overduidelijk, de normale schroom die zo bij de karper hoort leek er niet te zijn maar wat me vooral dwarszit is hoelang de vissen met het weinige voer bezig zijn geweest? Geeft maar weer eens een totaal andere blik op hoeveelheid voeren en hoelang daarna de vis nog actief kan zijn op dat voer. Wat dat aangaat is er zoveel wat we nooit zullen verklaren, wat ik enkel kan is het te absorberen als weer een ervaring die me rijker heeft gemaakt. Hoelang is het geleden? Tien of elf jaar? Toch lijkt er weinig verandert. Bovenloop van de vaart in verbinding met de rivier, de bovenloop die water stort in een plasje, plasje dat met een duiker onder de weg door in verbinding staat met de benedenloop. Ik wilde er wel weer eens naar terug. Gek dat na zoveel jaar zo'n polder ineens mijn hoofd in komt wandelen, was wat in het vergetelhoekje geraakt maar echt vergeten doe ik niet. Ik loop naar de plek waar de bovenloop water stort. Met gebulder komt het water naar beneden vallen, perst zich tussen twee betonnen muren door het plasje in. Direct na de betonnen muren wat lelies die nooit stilstaan, altijd meedansen op de eeuwig aanwezige stroming. Ik zie twee karpers liggen, één mooie en een exemplaar van de buitencategorie. Fluit zachtjes tussen mijn lippen door. Hoe dit aanpakken? Ik maak een weinig rumoer, de vissen moeten rustig wegzakken, niet schrikken. Lukt! Ik strooi als ze uit beeld zijn wat voer. Een ruime twee uur later ben ik terug, kloppend hart en een hoofd vol verwachtingen. Er ligt karper op de stek, stofwolken en wellingen. Met trillende handen laat ik het boeltje zakken. Na een minuut of tien komt er een schim omhoog, pen komt mee. Het is de vis van de buitencategorie. Ik zie het draad nog naar beneden lopen, hij heeft het aas niet genomen. Een lijnzwemmer. Vis zakt weer weg en verdwijnt daarna. Ik blijf nog lang en als dan uiteindelijk de pen toch nog vertrekt is een zeelt de boosdoener. Dat was alweer een jaar geleden maar het is zo'n moment wat ik op ieder moment van de dag paraat heb, kan het filmpje zo frame voor frame voor mijn ogen opnieuw afdraaien. Dit jaar half mei terug, bedompt weer met in de loop van de avond wat regen. Op dezelfde plek staat binnen de kortste keren een grote oranje staart op mijn stekkie te roeren. Na aanleggen maakt de staart nog één rondje, daarna foetsie. Nu levert het hardnekkig doorzetten een brasem op. Ik laat het water weer even. We gaan hard richting de zomer en ik probeer me vooral te richten op polders waar ik het gevoel van alleen op de wereld te zijn kan hebben. Een eerste half jaar combi van werk en opleiding zorgt voor een wat vermoeid gevoel en dan vind ik mijzelf het liefste terug in een oneindige groene zee, verstoken van andere mensen en vissers. De eerste dag van juni ben ik weer op zo'n plek. Eind lopen maar dan heb je wel wat. Een prachtige put middenin de weilanden. De wind is lekker stevig uit het westen maar de bewolking lost helaas in de loop van de avond op, wat overblijft is een volkomen blauwe lucht en een stralende zon. Niet mijn favoriete weertype, zeker niet in juni. Als al twee zeelten mijn net van binnen hebben gezien, kort voor zonsondergang weer een aanbeet. Een vis die zo enorm sterk is dat ik volkomen verbaasd ben als er een minikarpertje uitkomt, had echt gedacht minimaal een vis van een pond of twaalf te hebben? Wat mooier dan in het laatste zonlicht te poseren met zo'n kleine druktemaker, omgeving maakt het nog wat mooier. Het heeft iets puurs, zo'n visje die waarschijnlijk geboren en getogen is vangen in een polder die al in boekjes van heel lang geleden als paradijselijk werd betiteld. Magie! Ondanks het voornemen om het naast alle studieperikelen het vooral zo eenvoudig als mogelijk te houden, begint het begin juni toch te kriebelen. Start met een onbestemd gevoel, het niet kunnen bedenken van op welke plek ik zou willen vissen. Plekken komen langs maar nergens kan ik een mentaal vinkje achter zetten. Dan maar is wat plekken bezoeken die ik al lang op het oog heb, al wel eerder heb bekeken. Voor mij is het van belang dat ik een klik met een water voel. Het is vooraf niet altijd vanzelfsprekend in te vullen of dat wel of niet gebeurt. Plekken die op het oog voor de klik zouden moeten zorgen kregen het niet en vreemde, onooglijke watertjes waar de meesten hun neus voor ophalen kregen het wel? Dan is er ook nog het inwisselen van verschillende plekken door de jaren heen. Klik bij de categorieën maar eens op "schelpenpad", watertanden kan ik bij de vissen die dan langskomen. Toch kom ik er niet meer, wijzigingen in die polder maakte dat ik me er niet meer op mijn gemak voelde. Misschien moet ik er weer eens gaan kijken, is na een aantal jaar herinrichting de magie weer teruggekeerd? Op een natte tweede Pinksterdag maar is zo'n, al een tijdje op het oog" plek bezocht. Ik heb hem aangevinkt als potentiële "bulkt van de vis" polder en bij het voerrondje blijkt dat te kloppen. Een brede wetering die kruist met de sloten die tussen de weilanden lopen. De sloten langs de weilanden liggen vol met karper. Niet alleen kleintjes, zie een paar heel behoorlijke exemplaren. Nieuwe polder maar aanknopingspunten zijn eigenlijk altijd wel hetzelfde. De hoeken waar de hoofdwetering de sloten ontmoet zijn voor vandaag de plek. Veel verkeer van in- en uitzwemmende vis dus dat komt wel goed. Als ik begin met vissen valt de diepte van de brede wetering erg tegen. Zelfs richting het midden maar een centimeter of vijftig, onder de kant soms maar twintig centimeter? Ik heb het niet zo op heel ondiep water, sneller lijnzwemmers, karper komt minder tot zijn recht bij de dril, vis supersnel verstoord. De karper doet het die middag prima. Vang er een paar van waarschijnlijk het gemiddelde slag. Kom in die zijsloten een paar echte beren tegen. Weet niet zeker of ik terug ga komen. Die klik waar ik het over had is er nog niet maar dat kwam wellicht ook door het slechte weer. Een paar dagen later weer een "nieuwe" polder. Ook deze ken ik al heel lang. Ieder jaar neem ik me voor er heen te gaan maar het komt er gewoon nooit van. Nu pak ik een hele vroege ochtend. Ook een water waar ik me van afvraag of de klik gaat komen. De dijk langs de vaart is mooi maar de mooist bevisbare delen liggen langs het dorp. Niet helemaal mijn ding om zo in de bewoonde wereld te vissen. Als ik er dan voor kies dan vaak stadswater, dat heeft dan wel weer echt zijn charmes. Omdat ik voor het eerste licht start heb ik de eerste uren geen last van mensen. In tegenstelling tot de polder waar ik op tweede Pinksterdag was is deze lekker diep onder de kanten. Stekken maak ik op plekken die voor mij logisch lijken. Voor een rietkraag, voor een inham in de bijna overal aanwezige plompen, kort voor een versmalling van de vaart. Plekken waarvan ik boven water denk te kunnen herkennen dat er onder water een andere dan gebruikelijke structuur is. Al tijdens het eerste rondje wordt het pennetje abrupt weggetrokken en in het eerste zonlicht van de dag dril ik een spiegelkarper. Vanaf dat moment gaat het snel, volgende stek een traag verplaatsend bellenspoor. Pennetje dat eerst even wat heen en weer waggelt tussen die bellen, dan traag omhoog komt en wegzakt. In het heldere water kan ik de vis tijdens de dril goed volgen. Het is een hele mooie schubkarper die na een tam begin het gas erop zet. Keer op keer wegzwemmend, kop naar beneden. Bij één van de vele pogingen gaat het mis, de haak lost. Ik ben er goed ziek van want het was echt een mooie vis. Stek erop is het weer binnen vijf minuten raak, weer een schub maar wel een beduidend kleinere vis. Pleistertje zeg maar. Daarna komt de stroom aan hondenuitlaters op gang. Zoals ik had verwacht valt het water op dat moment stil. Ook met deze plek nog niet die directe klik. Ik gok dat er in het weekend intensief gevist wordt, waarschijnlijk vooral statisch. Ik denk dat het najaar, als het vroeg donker wordt heel leuk kan zijn, dan wel de doordeweekse dagen om het water niet teveel te hoeven delen met anderen. Afgelopen weekend weer dat onbestemde gevoel, de drang om te gaan maar niet goed weten waarheen? Weer een scala aan polders die in mijn gedachten passeren. Veel vallen af omdat ik wel weer echt zin heb in dat echte, pure poldergevoel. Uiteindelijk kom ik uit bij de polder waar ik deze blog mee startte. Ik twijfel er nog wel lang over, zelfs nog als ik om half vier mijn bed uitstap om op pad te gaan. Wat de doorslag geeft? Geen idee? En als ik er dan net voor het eerste licht aankom weet ik dat het een goede keuze is geweest. Hier is rust en stilte, hier wil ik zijn.
Stekken op de plekken die ik elf jaar geleden leerde kennen. Kan me niet voorstellen dat de voorkeuren van de vissen anders zijn geworden? Toen vond ik dit een moeilijke polder. Ik ving er bijna nooit wat. Als ik er karper haakte verspeelde ik ze er vaak. Weet nog een ochtend dat ik ondanks kakelverse lijn zonder enige aanleiding twee vissen verspeelde door draadbreuk? Hierom ben ik wellicht de karpers die hier zwemmen bijna bovennatuurlijke gaven gaan toerekenen. De gebeurtenissen van vorig en dit jaar dragen daar aan bij, alsof ze een nog sterker zintuig hebben voor gevaar dan alle soortgenoten in de omliggende polders? Ik start bij de onderdoorgang onder het weggetje door. Door de continue watertoevoer uit de bovenloop wordt er altijd water door de buis geduwd. Daar waar het eruit komt is een kuil gesleten, in de ochtend kwam ik daar vaak groepjes karper tegen, deze ochtend is het niet anders. Ik heb net naast het stroomnaadje gevoerd, pennetje staat heel rustig, twintig centimeter naar rechts komen de wellingen van de stroming omhoog. Met regelmaat verraden de aanwezige karpers zich. Er zijn vaste routes die ze volgen en het duurt niet lang voordat de eerste mijn stek tegenkomt. Iedere keer vanaf dezelfde positie een verplaatsend bellenspoor over de stek heen. Vreemd genoeg volgt er geen aanbeet. Ik ga zo op in deze stek dat ik de rest van de stekken vergeet. De keren dat de bellen wat lang wegblijven voer ik wat losse korrels maïs bij, iedere keer zijn de bellen dan snel weer terug. Zo nu een dan een lijnzwemmer maar geen aanbeet. Ik verplaats me even naar de andere kant van de buis, de ingaande kant. Binnen een paar minuten een brasem. Bijvoeren en weer terug. Bij de uitgaande kant weer hetzelfde patroon, duidelijk azende karper maar het haakaas wordt niet gepakt. Na een half uur ineens een aantal kolken en een boeggolf die traag steeds verder wegloopt. Blijkbaar is de vis ergens van geschrokken. Zon is ondertussen al een tijdje op. Ik twijfel, zal er nog een kans komen? Blijven zitten of toch even de stekken die ik tot nu toe heb gelaten langslopen? Ik kies voor het laatste, voer wel even twee handjes voer bij op deze plek. De stekken langs de vaart geven geen sjoege, behalve de laatste, meteen weer een brasem. Ik sjok terug door het weiland. Ergens het gevoel dat de kansen voor deze ochtend geweest zijn. Terug bij de wateronderdoorgang begin ik bij de ingaande kant. Daar gebeurt niks meer. Als ik ga staan en me omdraai zie ik dat de bellen op de plek waar het water uit de buis komt weer terug zijn. Ik schuifel naar die kant toe. Met de hoger gekomen zon is duidelijk te zien dat er grote stofwolken op de stek staan. Net als ik wil inleggen maakt er zich een schim los uit de stofwolken, de karper zwemt mijn richting uit, ik bevries. Gemoedelijk draait hij een rondje en zakt weer de stofwolken in. Belletjes zijn direct weer terug. Voorzichtig leg ik in, ruim achter de belletjes om de vis niet te verstoren. Ik weet het niet zeker maar ergens heb ik het idee dat de vis die ik zag zwemmen dezelfde was als de buitencategorie vis van vorig jaar? Nog een keer komt de vis los uit het stof, in het heldere water kan ik iedere schub tellen, ben doodsbenauwd dat hij schrikt. Weer laat hij zich op de stek zakken. Na een paar minuten begint de pen te schokken om daarna weg te zakken. Ik heb in mijn hoofd twee scenario's bedacht voor de dril. Er staan hier veel plompen en het zal geen eenvoudige klus zijn. In het eerste scenario lukt het om de vis op een strak afgestelde lijn in de directe omgeving van de stek af te drillen. Hengel hoog houden en kop steeds proberen hoog te trekken. In het tweede scenario gaat de vis door de slip heen en bereikt de verder weg gelegen stevigere plompen, dan gaat de slip lichter zodat hij er "doorheen" kan denderen, als het lukt kan ik daarna de vis via het weiland achterna lopen. Na de aanslag is snel duidelijk dat het scenario één wordt. De vis pakt een paar meter lijn maar ik weet met vol in de hengel hangen en het betere trekwerk het tot een minimum te beperken. Na een hele stevige worsteling tussen de plompen en andere waterplanten geeft de vis het op. Wat een schitterend exemplaar. Over the moon, dat is het gevoel dat het geeft en wat ik de komende week bij me zal dragen. Net nadat ik haar heb teruggezet komen de eerste wielrenners en wandelaars over het polderweggetje aan, tijd om te stoppen. De wind staat bijna pal op het water. Ik hang tussen het gras, dat zo hoog is opgeschoten dat ik niet gezien word, lui achterover. Wuivend gras, riet en water. En wat voor een water, machtig water. Maar deze namiddag en avond is het in zichzelf gekeerd, ondanks de reuring van de wind laat het niets los over zijn bewoners. Er spetteren geen voorns, brasems duikelen niet en nergens ineens een vlak stuk tussen de kabbel. Ik doe mee, keer ook in mijzelf, mijmer en tob, beschouwingen die op die momenten diepzinnig voelen maar met het verstrijken van de dag in lucht opgaan. Aan het einde is er niets anders over dan een leeg hoofd en een vervult hart. Gewoon lekker vissen. Met het mooie weer heb ik de conclusie getrokken dat het gevonden patroon van verkassen van polder naar polder een week of twee vooruit moet worden gehaald ten opzichte van vorig jaar. Tot nu toe klopt dat redelijk maar het extreem mooie en vooral droge weer heeft ook wat nadelen. In geen jaren heb ik in het voorjaar het water zolang, zo helder gezien. Kristalhelder, in veel van de polders kan ik de bodem zien en dat is een slecht teken, vis zal zeker tijdens daglicht uit de buurt blijven van de kanten. Oerinstinct wat ze hebben; het gevaar kan ook van boven komen. Heel lang geleden schreef Richard Walker er over, hij ging nog een stapje verder, koppelde de hoek van de zon aan de mate van lichtinval en daarmee het verdwijnen van de vis uit de oeverzone. Afhankelijk van jaargetij en mate van onbewolkt of bewolkt weer kun je dus de klok er letterlijk op gelijk zetten wanneer het stilvalt maar ook wanneer het weer op gang komt. Hoe meer troebel het water, hoe minder dit opgaat. Laat dat troebele water nu net zijn wat ik zoek in de kristalheldere polders. Daar waar het troebel is, is de bodem omgewoeld en dat ging niet vanzelf. Gistermiddag die tinteling, niet te missen. Na veel warme dagen een wind die naar noordwest is verhuist en aantrekt. Ik hou wel van wind uit het noorden in een warm voorjaar, pure zuurstof die het water wordt ingeblazen denk ik dan. Bij aankomst voor de voerronde twijfel, zo helder, dat wordt toch niks om overdag te pennen? Op zoek dus naar troebele delen, en omdat ik de weg weet vind ik vrij snel een troebel deel. Als ik einde middag terugkom is het op alle stekken raak. Zeelt, voorn en karper. Alles komt op de kant. Als ik poseer met een jonge schoonheid komt de oude tuinder die op de hoek woont even een praatje maken. Man van weinig woorden. Vroeger, ja toen was het hier echt diep, het miegelde van de karper. In het voorjaar was de paai één groot spetterfeest. Ze zitten er nog hoor en hele grote ook, geeft me een knipoog. Ik glimlach, dat er hele grote zitten werd ik pas weer aan herinnerd. Paar weken terug was ik ook hier. In de middag voeren. Ik kijk mijn ogen uit, veel actieve vis en niet de kleinsten. Thuis schrok ik mijn eten weg, mijn vrouw kent me langer dan vandaag, heeft allang gezien dat ik "aan" sta. Veel eerder dan afgesproken ben ik alweer op de terugweg naar de polder. Van de azende vis natuurlijk geen enkel teken meer, als ik op mijn eerste stekje bijvoer dreunt er wel eentje weg van mijn voerplek; gaat het zo'n avond worden? Rustig afwachten maar. Het duurt lang, de overdag milde wind trekt aan er ontstaat mist. Temperatuur zakt rond zonsondergang heel rap. Ik mopper op mijzelf, had wel een extra truitje mee kunnen nemen, nu heb ik het net te fris. Als ik na lang wachten op één van de stekken een zeelt vang ben ik al meer dan gelukkig. Besluit dat ik het nog even probeer op de plek waar ik een vis verjoeg en dan naar huis ga. Mooie stek, een zijtak van de hoofdvaart. Hier, in de bocht waar ik zit komen een paar buizen uit die kleine slootjes met dit water verbinden, altijd topplekken. Mistflarden drijven langs, ik heb moeite het lichtpennetje goed te volgen, moet af en toe de tranen uit mijn vermoeide ogen wrijven. Ergens heeft zich een gevoel vastgezet, een gevoel dat het hier gaat gebeuren. Net voordat het lange wachten dat gevoel zover heeft laten afbrokkelen dat ik er de brui aan geef, komt de pen in beweging. Een duidelijke lijnzwemmer, daarna weer niets? Na een minuut of tien hetzelfde en dan weer stil. Nu duurt het nog langer, ergens slaat een klok twaalf keer, ik ben een starende zombie geworden die wacht op dat ene moment dat nog gaat komen. Weer zakt de pen weg, nu komt hij traag omhoog, steekt even iets meer licht door het zwarte wateroppervlak en danst dan naar rechts weg. Ik sla aan en ontmoet doffe weerstand. Onder water roert zich iets, iets wat zo massief is dat het op gang moet komen. Het duurt lang, een lange trage dril. Als ik hard trek loopt de slip vanzelf. Ik heb de vis nog geen moment gezien, ondanks de ondiepte blijft hij zonder enige moeite onder water. Als ik hem na een minuut of tien eindelijk boven het net heb snap ik dat. Wat ik niet snap is dat zo'n vis zo weinig leven heeft gegeven op de stek die maar 70 centimeter diep is; wat een stiekemerd. Die nacht slaap ik slecht, lig te woelen. Vreemde gedachten dat de vis het vangen niet aankon, dat hij dood is gegaan. Een sluimerbestaan tussen wakker zijn en slapen in, alsof de mistige polder in mijn hoofd is doorgedrongen. Ochtendlicht daarna veel te fel, het voelt onwerkelijk, toch is het me weer gelukt om een overtreffende trap van groot toe te voegen aan een al eindeloze rij van mooie vissen. Hoe groter ze worden hoe minder vaak dat gebeurt, zou zomaar de laatste keer kunnen zijn dat ik weer een trede hoger kom? Wat ge-app met medevissers die dit snappen, dat aan de ene kant lege gevoel en aan de andere kant de vraag waarom mij dit overdadige overkomt? 's Avonds de vraag van Hans, of ik al van mijn roze wolk af ben? Nee, eerlijk gezegd niet. Paar dagen later slenter ik door een gemaaid weiland, gras ligt klaar om geschud te worden. Ook tegen overdaad is de beste remedie "gewoon lekker vissen". Het zit niet tegen. De waterinlaat staat aan, komt hier onder een tunneltje door zo het verse rivierwater de polder ingestroomd. Op de rand van de stroming voer ik, pennetje kan daar zo mooi wiegen. De aanbeten liegen er niet om, de vis aast hard in die stroming. Als na een uurtje vissen de boer komt schudden vind ik het prima, ik heb mijn momentje al weer gehad. Zo rol ik na een trage start me door het visjaar heen. Keuzes lijken dan weer vanzelfsprekend, mooie momenten volgen elkaar op. Lukt me goed om met de mindere tijd door de studie de tijd die er is goed te besteden. Slim mee omgaan, goed gebruik maken van alle opgedane kennis. Half mei zitten we op een watertemperatuur die doet vermoeden dat de paai niet lang meer op zich laat wachten. Ik voer heel dun in een kleine, intieme polder en wat ruimer op een uitgestrekt systeem. In het laatste licht vang ik al een eerste vis. Een spiegel die zo hard knokte dat ik verbaasd stond te kijken van zijn beperkte formaat. Vis voor de toekomst, zie hem graag over een jaar of vijf terug. dat het een hem is weet ik zeker door het kleine straaltje hom dat hij van de zenuwen liet lopen. Net voor zonsondergang zit ik in het uitgebreidere systeem. Tegen de heldere avondhemel zie ik een felle vallende ster, trekt een lang lichtspoor om daarna uit te doven. Ik hoor en zie karper, meerdere plekken waar zich flinke groepen ophouden. Verzamelplekken, na een avond lijnzwemmers te hebben nagestaard weet ik weer dat het niet allemaal vanzelf gaat, verbaasde me wel dat ondanks het donker worden de eetmodus niet aanging? Komende weken maar momenten proberen te pakken, dit is toch wel één van de momenten van het jaar. Nog een maand erbij en we zakken even weg in een periode dat het water uitgestorven kan lijken. Nu nog maar even goed genieten, gewoon lekker vissen.
Tijdens het telefoongesprek loop ik wat heen en weer in mijn werkkamer. Ik stop even bij het raam, kijk naar beneden, daar ligt mijn vijvertje. De windes zijn losgekomen van de bodem en zwemmen kort onder het wateroppervlak rond, de zeelten hebben hun winterplekje verlaten en liggen op de bodem naast de krabbenscheer die een week of wat geleden het oppervlak voor de bodem verruilde. Mijn hersens gaan van links naar rechts; aandacht voor het telefoontje is verdwenen, ergens is er iets aangezet waarvan ik weet dat het niet te stoppen is. Door de dag heen probeer ik het weg te drukken maar dat lukt niet, een sneeuwbal die in beweging is gekomen en al rollend groter, groter en groter wordt. 's Avond op pad, gehoor geven aan het onrustige gevoel. Niet te ingewikkeld, plek waar altijd wel wat te halen valt. Overdag was het lekker zonnig, nu kraakhelder en tegen het vriespunt. Tegen verwachting in draait het gemaal, ik focus me op één plek, achteraf een goede keuze. Na anderhalf uur lijnzwemmers te hebben gehad is er toch nog een vis die het haakaas neemt. Een echte ijsklomp waar ik na de aanslag de trage winterdans mee dans. Vissen is een heerlijke hobby, de eenvoud van buiten zijn beleven door even een pennetje te zetten is voor mij ongeëvenaard, maar door alle jaren sleep ik wel zo mijn eigen demonen mee. Of het nu gaat om mijn ongeschreven regels waarmee ik mijn visserij ingericht heb of om het pure verlangen wat zomaar op kan komen. Dat verlangen komt in verschillende vormen en voedt vaak een enorm opportunisme, misschien wel het belangrijkste ingrediënt van mijn visserij? De demonen van mijn opportunisme hebben vaak mot met degenen die mijn beredenerende kant vertegenwoordigen... Langzaam zijn we richting winter gekropen, de vissen worden trager maar willen echt nog wel, zeker als er een zachte stroming uit het zuiden zorgt voor een paar milde dagen. Ik ruik het als ik zaterdagochtend buitenkom, direct ga ik aan. Aantal plekken waarvan ik weet dat ze het onder deze omstandigheden goed doen flitsen door mijn hoofd, ik pluk een plek uit mijn gedachten en plan een momentje de zondag erop. Vroeg op pad met de voerdoos, zompig weiland en een lekker wind. Het water is bruinig van kleur, met de overvloedige regenval van afgelopen weken zal er veel bemaling zijn geweest. Van de plompen geen spoor meer, laatste stengels riet staan er verschrompeld, bruin en troosteloos bij. Ik hou van de polder onder de laaghangende bewolking in troosteloos weer. Zullen ze er liggen? Kan toch niet anders? Paar handen kleine voerdeeltjes verspreid ik op een steil talud op een waterkruising. Vanaf het moment dat ik terugwandel speelt zich in mijn hoofd af waarvan ik hoop dat onderwater gebeurt. Mistig is het er, er dwarrelen voerdeeltjes neer tussen de school karpers die zich er graag ophoud. Duurt even, maar dan gaan de koppen omlaag en begint er een traag schransen.... Hoe vaak was het niet anders, stond de pen zichzelf in het water te bewonderen zonder ook maar een tikje te krijgen? Niet aan denken, dat waar je niet aan denkt is er niet. Ik voed mijn vislust met de meest euforische uitkomsten en waarom ook niet? Later die dag kom ik terug, tikkeltje gespannen, heb ik altijd als ik voorgevoerd heb. Al snel de eerste lijnzwemmers die mijn gemoed rust geven; ze liggen er. Toch duurt het lang, te lang. Ik verplaats de pen een halve meter, gouden greep want het aas krijgt nauwelijks de kans om de bodem te bereiken. Na een lange dril een prachtspiegel. In het uur erna los ik nog een vis en vang ik er nog een schubje bij. Als ik na zo'n geslaagd middagje terugloop naar de fiets of auto overvalt me vaak een gevoel van euforie en als ik dan denk dat in zo'n uitgebreide polder het me is gelukt om precies dat te vangen wat ik wilde dan ben ik daar zo tevreden mee dat je het content zou kunnen noemen. Juist op die momenten steekt er weer zo'n demon zijn kop omhoog, want hoe bijzonder is het nu dat je op een plek waar je weet de ze liggen ze vangt? Jammer dat de demon van het oer-Hollandse calvinisme er geen rekening mee houdt dat het weten te vinden van zo'n plek een jarenlange zoektocht is geweest. Een zoektocht van steeds verder reduceren van de delen van het water waar ze hoe dan ook niet liggen, van het leggen van ontelbare puzzelstukjes en tot een kloppende conclusie komen. Ik ben er gewend aan geraakt dat het in mijn hoofd zo werkt, zorgt voor enig overzicht en balans. Altijd maar euforisch rondrennen zou me waarschijnlijk ook niet hebben gebracht waar ik nu ben. Gelukkig zijn er ook momenten die het koele berekenen en calculeren de kop indrukken en meer ruimte geven aan de euforische kant. Dat vooral als het niet lukt in polders waar zo onwaarschijnlijk veel vis zwemt dat "niet vangen" onmogelijk lijkt maar natuurlijk ook weleens voorkomt, daardoor indalend besef dat "makkelijk"niet bestaat en "ontwikkelen" ook iets is om trots op te zijn. Half december, net voor het weer kantelt van die zachte stroming naar meer koude temperatuur en bijhorend weer, een middag op pad. Verschillende stekken voorgevoerd met als back-up een poldertje waar het altijd wel wil lukken. Ik maak in een groot poldersysteem stekken op verschillende plekken, heb nog nooit de winterplekken kunnen vinden in dit enorme systeem. Heb al veel water weggestreept maar door de omvang is er ook nog enorm veel over. Aan het einde van de middag kan ik weer wat wegstrepen. Gelukkig heb ik die back-up polder. Daar aangekomen zie ik dat het water haast heeft, bemaling, het zal is niet. De stekken kort bij de brugpeilers zijn niet bevisbaar, pennetje stroomt uit zicht onder de brug, blijft één stek over waar ik de pen wel in zicht kan houden. Pas voor het eerst niks gevangen in deze polder, iets wat ik niet verwacht had, meestal toch zeker een vis of vier en vaak meer. Tsja, even met mijn neus op de feiten, "altijd" en "zeker" bestaan niet in penvisland en dat helpt dus, helpt om mijn eigen rariteitenkabinet aan "spelregels" te doorbreken. Ik kijk naar de pen die staat te wiegen op de continue stroming, een beeld waarin ik me kan verliezen. Na een half uur zakt het antennetje onder water, zou het toch nog? Langzaam komt hij terug en stijgt door, heel even wankelt het oranje van links naar rechts op de stroming, dan zakt de pen in zijn oude stand terug. Na een tijdje wachten haal ik op, checken of er geen vuil of iets op de haak is gekomen, de twee korrels maïs zitten nog keurig. Ik zet het spulletje terug, na een kwartier lichte twijfel, was het vis of toch de stroming? Vooralsnog slaat het weegschaaltje door naar "vis" maar er komt een moment dat de twijfel wint en dat is vaak het moment dat ik stop. Ik besluit de pen wat naar achteren te plaatsen, wellicht is het voer door de stroming verder naar achteren gekomen dan ik eerder heb ingeschat? Ik kijk weer naar het constante wiegen en voel met het verstrijken van de tijd het weegschaaltje kantelen, weer zo'n demoontje dat ik altijd meedraag en me slechte dingen influistert, dingen die niet helpen, dingen die de kant van de twijfel voeden. Weer is er een minieme beweging, heel kort zakt het pennetje een stukje weg, komt weer omhoog en loopt dan schuin naar achteren weg. Ik durf bijna niet te slaan, het zal toch geen lijnzwemer zijn? Twijfel die me red want als ik sla is het raak en op de kant zie ik dat het maar net aan raak is. Voordat ik dat zie zijn er wat hachelijke momenten, voor het polderstelsel is het een beste vis en na een slome start geeft hij niet zomaar op, met de stevige stroming is hij wat in het voordeel. Op het moment dat ik over de brugreling klauter en met mijn ene been aan de ene en mijn andere been aan de andere kant sta, brugleuning tussen mijn benen, trekt de vis een plotselinge spurt, een geval van balans houden en rustig blijven. .n nu zitten we al weer hard richting het einde van het jaar, de blauwe kant van mijn visserij komt dan naar voren, hoe vaak gevist, hoeveel vissen, welke bijvangsten. Tellen en kijken wat het jaar heeft gebracht. Logboekje ligt naast bed en voor slapen gaan dan even bladeren en proberen te interpreteren. Ik tel twaalf verschillende watersystemen waar ik heb gevist, in tien heb ik karper gevangen. Dat zet alles wel weer in een ander perspectief, tien uitgebreidde watersystemen waar ik door het jaar heen succesvol mijn weg heb gevonden, Kijk zo komt dat demoontje van orde en calvinisme een keer van pas, van pas om één van die vele, ongeschreven regels te verbreken. De gekke regel dat ik pas terug mag gaan naar een poldersysteem waar ik iets ving als ik eerst iets in een ander systeem heb gevangen, zo raar hoe dat zich ergens door de jaren heeft vastgezet in mijn doen en laten terwijl er geen enkele logica in zit?
Al die onzin moet maar is overboort en ja, dan zal ik hem, euforisch terugwandelend, af en toe horen zuurpruimen op mijn linkerschouder maar dat dan maar op de koop toe. Ik zal dat komend jaar hard nodig hebben omdat de vistijd behoorlijk gedecimeerd zal worden. In januari start ik met een tweejarige opleiding en zal naast een dag school behoorlijk aan de zelfstudie moeten. De altijd aanwezige drang om nieuwe plekken aan te pakken, het vissen in de poldersystemen te verleggen naar de boezem moeten maar even naar de achtergrond, simpel houden en genieten zal het mantra moeten worden. Om de toon te zetten op één van de laatste dagen maar terug naar zo'n vangstgarantie plek. Heb een hele dag en met dat warme weer en aanhoudende harde wind wil ik naast deze plek ook een polder aanpakken waar ik nog niet eerder in de winter kwam. Wat een heerlijkheid, een hele dag rondbanjeren in de troosteloze polder. Als ik laat in de middag, thuis, opgefrist, in mijn luie stoel aan een stevig glas bier zit, voel ik me gebroken. De continue wind in mijn oren maar vooral het geconcentreerd turen naar het pennetje in het woelige water hebben me moe gemaakt. Het was het meer dan waard, drie mooie schubkarpers en een polderzeelt kwamen op de kant. Een schitterend resultaat, hoewel op mijn linkerschouder iemand zit te piepen dat het met dit mooie weer eigenlijk geen kunst is, ik negeer hem, het windsuizen heeft me doof gemaakt, hij kletst maar raak. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
May 2024
Contact: [email protected]
|