Op 5 mei viste ik met twee bekenden in een polder, op een dijk. Bovenstaande foto werd door Bas gemaakt, waar ik hem erg dankbaar voor ben. Alles wat voor mij penvissen is ligt in deze foto. Een perfecte samenstelling van Hollandse lucht, polder en een adrenaline verhogende dril. De zesde adrenaline verhogende dril van deze ochtend, soms zijn er dagen met een gouden randje, deze had er eentje van diamant. Zo snel succes, dat had ik niet verwacht toen ik voerplekken maakte. Ik kwam tijdens mijn voerronde maar 1 karper tegen, Bas en Peter zagen er geen? Vreemd, het is een dichtbezet water waar je eigenlijk altijd wel wat ziet. Daarom ook de keuze voor dit water voor ons gezamenlijke visuitje; leuk als iedereen wat kan vangen. De gure wind en de temperatuur die aan de grond onder het vriespunt zakt zullen er debet aan zijn geweest dat het traag op gang kwam. Maar toen de zon eenmaal was opgekomen werd de onderwater wereld ook wakker en zo kon het gebeuren dat ik na vijf minuten al de eerste van de dag haakte. Voor deze polder met zijn 76 centimeter ook een grote vis. Terwijl ik naar mijn tweede stekje wandel bedenk ik me dat er wellicht grotere vis hier zwemt dan ik tot nu toe dacht, er misschien zelfs wel een polderreus van 80 centimeter of groter tussen alle kleine soortgenoten? Dat is gek, ondanks de ruime 90 centimeter diepte direct onder de kant zie ik wellingen op mijn tweede stekje staan, zal wel net een vis ondiep langs zijn gezwommen? Ik laat de twee maïskorrels langzaam zakken, pennetje staat meteen perfect. Ik heb zin in een bak koffie, maak met mijn linkerhand mijn tas open en voel, zonder het pennetje uit het oog te verliezen, naar de thermoskan. Ik vind hem niet direct, pennetje wordt iets opgestoken, mijn zoektocht naar cafeïne stopt, rechterhand vouwt zich al om het kurk. Even waggelt de pen heen en weer, dan schiet hij weg. Ik sla aan en ontmoet een massieve weerstand. Vis draait en begint traag voor de kant naar rechts weg te zwemmen. Er is geen houden aan, ik sta op en steek de hengel zo ver mogelijk vooruit zodat uitstekende rietpollen niet voor gevaar kunnen zorgen. Twintig meter verderop stopt de vis zijn run. Het was niet wild zoals ik gewend ben van de poldervisjes hier, eerder rustig en bedachtzaam. De vis scheert richting de overkant, ik kan wat lijn oppikken, even later zwemt hij bijna tegen de overkant mij weer voorbij, nu naar links. Daar, recht tegenover mij, een meter of vijftien verderop, begint de vis met zijn kop te schudden, uit de diepte komen machtige kolken omhoog, het zware bonken vermengt zich met mijn versnelde hartslag; wat heb ik gehaakt? Hierna volgt een lange dril, ik krijg geen vat op de vis, als ik hard trek dan trek ik door de slip heen. Ik besef me ondertussen dat ik een beste karper aan de haak heb maar als ik ruim vijf minuten later het net op de kant hijs zie ik pas echt wat een formidabele vis het is, niet normaal, wat een polderreus. En dat op een drie-en-een-kwart ponds hengeltje in combinatie met achttien honderdste.... Het bleek de opmaat van een dag die ik nu dat diamanten randje meegeef. Op een water waar ik heel blij ben af en toe een vis boven de 70 centimeter te vangen zijn vijf van de zes vissen deze dag boven die lengte, de meeste zelfs heel, heel ruim. Als we met zijn drieën na de ochtend nog wat zitten na te praten voel ik me groots en gelukkig. Ik ben niet zo'n gezelschapsvisser maar deze ochtend met bekenden delen was de kers op de welbekende taart. Nu, bijna een week later, is er vooral een puzzel; waar kwamen deze vissen vandaan? Het is een enorm waterstelsel, het was geen toeval dat er "ineens" alleen grotere vis zwom? iets met een verzamelplek voor de paai; leuke breinbreker en hele belangrijke informatie. Delen is een thema geworden, een combinatie van het gesloten roofvisseizoen en corona maakt dat het onwaarschijnlijk druk is in de polder. Zo druk maakte ik het niet eerder mee. Ik heb geen moeite met delen. Als ik een paar dagen voor vijf mei mijn auto bij een weiland parkeer zie ik een bekende combo. Al snel heb ik de eigenaar gevonden. Hans zit lekker op graskarper te vissen, we praten bij en komen erachter dat we gezamenlijk verderop op dezelfde stek hebben aangevoerd. We delen, zoals dat hoort, respect voor elkaars visserij. Een visserij die is afgestemd op vissen in de weidse polder. Licht bepakt, meters kunnen maken om eerst uit te vinden waar die vissen uithangen en dan toe te slaan. Het lukt ons allebei, Hans vangt zijn gewilde graskarper. Ik vang twee karpertjes waaronder een bordronde spiegel. Voor veel vissers zit delen vooral in het inwinnen van informatie... Ik zit naar mijn pennetje te turen dat al veel te lang doodstil op het bladstille water staat te staan. Ik zit op een duikertje, achter me loopt een doodlopend polderweggetje. Dikke BMW komt aanrijden, stopt achter me, raampje naar beneden, hoofd naar buiten. "Ik kan geen grip krijgen op dit water, ben al twee keer geweest" Ik moet nogal stompzinnig hebben gekeken, wist echt even niet hoe te reageren. De stilte wordt opgevuld door de volgende "vraag". "Vang jij ze wel?" Ik kijk nog stompzinniger en herhaal het woord "ze" met een groot vraagteken erachter. "Ja ze, karpers". "Oh, ik vis op zeelt, niet op karper". Nu een onnozele blik vanuit de BMW. Een blik op mijn hengel, een mooie 4 meter één-en-een-kwart ponds stok, vergeleken met de gemiddelde karperhengel een exemplaar met gezonde dosis anorexia. De BMW eigenaar herstelt zich, "maar zie je ZE dan weleens". "Karper bedoel je?" "Ja." "Heel af en toe, zwemmen er volgens mij niet heel veel hier". Stilte volgt uit de BMW. Een korte groet, raampje omhoog, BMW roetsjt weg. Ik schud mijn hoofd, "grip op het water, dat is lastig, loopt zo tussen je vingers door" bedenk ik me lachend. Maar echt leuk is het niet, iedereen mag een visje vangen maar het grootste deel van de vissers is alleen maar bezig met het vinden van de volgende grote vis; het past niet bij poldervissen, dat weidse gebied dat je moet leren omarmen en waar je blij moet zijn met elke vangst, karper, zeelt brasem. Groot, klein, dik, dun lelijk of heel mooi. Eind april en begin mei wilde ik besteden aan één van die schitterende poldergebieden. Het is onmogelijk geworden; te druk. En niet alleen te druk, ook alle randverschijnselen die je niet wil hebben. Als dan de temperatuur een paar dagen onderuit gaat en het regenachtig is zie ik mijn kans schoon; ik heb het rijk alleen, niet de makkelijkste avond met rond acht uur nog maar een graad of negen die met de harde wind uit het noorden nog een stuk frisser aanvoelt. Ik huiver in mijn regenjas, vang de eerste brasem van dit jaar en ben daar al best blij mee, zeker als alle stekken daarna totaal dood zijn, er spettert geen witje, niets beweegt. Gelukkig is er altijd een laatste stek en is het me toch weer gegund, een windstil hoekje voor wat riet, ik voel het vanaf het moment dat ik het pennetje plaats; het gaat nog gebeuren. Weer zo'n polderschoonheid, waarom er een gewicht of een lengte aan hangen als zo'n plaatje van een vis heel even de jouwe is in een oertrieste, koude en natte polder. Ergens, in een polder op een dijk met een kromme hengel; moederziel alleen en gelukkig. Door de drukte veel ontmoetingen met anderen, gelukkig niet altijd direct "gehengel" naar potentie, gewichten, enzovoort. Toch is er altijd een vreemd ongemak tussen mij en de mensen die ik tegenkom. Ik weet wel hoe dat komt, ik praat niet over gewichten, ik praat over mooie vissen. Dat is natuurlijk een slechte indicator. De andere kant wil kille cijfers, ik strooi met zand. "Ja niet echt klein, niet echt groot", speel ik het spel van antwoord geven zonder iets te zeggen. Zo ook tegen een op zich vriendelijke vastloodvisser die ik, op weer een andere, dijk tegenkwam. Hij zat richting het einde van zijn visdag, ik kwam om even te voeren en later te gaan vissen. Hij had niets gevangen, wenste me succes. Iemand waar ik prima mee zou kunnen delen. Toch die ongemakkelijkheid als het bijna verplichte "delen van vangsten maar vooral gewichten deel" van de conversatie toch doorlopen moet worden. We snappen elkaar niet, we denken anders en dat maakt dat je van een echte klik nooit kunt spreken. Als ik twee uurtjes later terug ben met mijn "zeelthengel" gaat het los. Iedere stek is het raak, vaak binnen een paar minuten. Het is zelfs zo dol dat om aan koffie toe te komen ik moet stoppen met vissen. Twee van de karpers ontstijgen het type dat door de meeste als "poldervisjes" wordt getypeerd. Koning en koningin van het water, dat zijn ze, Izaac had lang geleden volkomen gelijk. Als ik dan de zekerheid heb dat het vissen zijn die in deze polder zijn geboren en getogen, groot geworden in Nederlandse prutsloten, gegroeid op allerhande kleine voedseldeeltjes die tussen de dikke laag stinkende modder moet worden gezocht zijn ze nog wat meer speciaal. Het is voor de wind gegaan de laatste tijd, ik bevind me in een ongekende flow. Alles lijkt te lukken. Meest verbazingwekkende vind ik dat ik nog steeds met maïs vis en bijna geen bijvangsten heb zoals brasem en blankvoorn? Zeelt wel regelmatig en die zijn zeer welkom.
Als ik dan maar weer eens in alle vroegte op een dijk loop, voerdoosje pellets en voerdoosje maïs in mijn jaszakken, denk ik na; wat doe ik anders, wat is het verschil met afgelopen jaren? Uiteindelijk is het altijd het voer dat de vis moet aanzetten tot azen, nu is die polderkarper niet zo selectief, het is meer een kwestie of op het moment dat hij jouw hap tegenkomt hij het wil nemen. Wel voer ik meer gefocust en bewust, vaak net iets korter onder de kant dan eerder. Een paar kleine handjes minipellets goed verspreidt en daarna 10 à 20 maïskorrels, meer niet. Ik vis vaker dichterbij huis waardoor ik tussen werk en avondeten vaak even kan voorvoeren, ook dan die hierboven genoemde beperkte hoeveelheid. Twee uurtjes later ligt er bijna altijd vis, heb nooit het idee dat de plekken zijn leeggegeten ondanks de weinige hoeveelheid voer en de tijd tussen voeren en vissen. Andere grote verandering is het zinkloodje dat ik veel dichter bij de haak ben gaan vissen, vijf centimeter of zelfs minder. Vaak een heel klein loodje, no4 (0,2 gram) is mijn favoriet ervoor. Ik vis hierdoor voor mijn gevoel scherper, waar ik vroeger vaak met behoorlijke overdiepte viste is dat nu bijna niet aanwezig. Risico is lijnzwemmers maar ik denk dat met meer overdiepte je de kans op lijnzwemmers eerder vergroot dan verkleint. Een lijn speelt nu eenmaal zijn eigen spel op de bodem, daar hebben wij met het plaatsen van één of meerdere zinkloodjes minder invloed op dan je zou denken. Penvisfilmpjes waarin de lijn die als overdiepte wordt gebruikt afgebeeld wordt als een stijf tegen de bodem liggend iets zijn grote onzin. Kijk, een karper aast niet heel voorzichtig, bodems zijn zacht, gericht wordt er opgezogen maar er komt van alles mee, dat wat niet eetbaar is wordt met eenzelfde vaart weer naar buiten geblazen. Lijndiktes voor penvissen liggen vaak tussen de 22 en 28/100e; wat denk je hoe die lijn reageert op al die kleine wervelkolommetjes die door vriend karper onder water worden veroorzaakt tijdens het vissen? Doe jezelf een plezier, vis vooral veel, ook op plekken waar veel kleine vis zwemt. Leer patronen kennen, patronen van aanbeten, JA RAAK (wat fijn!) maar ook van aanbeten die toch geen aanbeet waren, NEE MIS (maar wel wat geleerd!). Als laatste de flow, lijkt een ongrijpbaar iets, flow, maar er zijn theorieën die aangeven dat je dat wat tijdens de periodes van flow gebeurt kan creëren door je op een bepaalde manier voor te bereiden en te gedragen. Theorie U van Otto Scharmer zegt hier interessante dingen over, ik ga het niet voorkauwen, Google zelf maar en probeer de U maar eens langs je voorbereiding, stekkeuze, enzovoort te leggen. Wandelend met die bakjes voer op de dijk kom ik tijdens mijn overpeinzingen overal paaiende karpers tegen. Ik twijfel, ander water zoeken? Het paaien is steeds aan de overkant, her en der onder de eigen kant aasbeweging. Komt wel goed. Niet veel later is het weer zover, ergens, in een polder, op een dijk, met een kromme hengel...
4 Comments
We moeten er even uit, het lijkt een paar uurtjes droog te zijn, wel waait het nog heel hard. Aangekomen in de polder zie ik dat het gemaal aanstaat, wind blaast op veel plekken in tegenovergestelde richting. Samen maken we snel een paar plekjes. Daarna hengel optuigen. "Welke dobber zullen we kiezen?" "Uhh, kweenie?" "Kijk, deze heeft een hoog drijflichaam, deze een lage, vandaag stroomt het water hard, wat gebeurt er dan met die met het lage drijflichaam?" Hij pakt het pennetje en doet voor wat hij denkt dat er gebeurt, klopt als een bus. "Dus?", vraag ik. "Nou, deze?" "Ja, goede keuze, als het stoomt kun je beter een hooggeplaatst drijflichaam gebruiken". Niet veel later laten we het pennetje te water. De trek gaat de duiker in, wind komt juist eruit blazen. Pennetje blijft hierdoor mooi in balans. Ik kijk over zijn schouder mee, de wind is sterker dan de trek, af en toe komt er wat rommel uit de duiker drijven. Een paar blaadjes drijven tegen de pen, hij gaat onder, mijn zoontje slaat aan. Ik glimlach, leek inderdaad net een aanbeet. We leggen opnieuw in. Het duurt niet lang, paar tikjes en dan verdwijnt de pen met een soepele beweging. Korte dril en mooie vis op de kant. Na de vangst de echte polder in. Wind buldert, vissen is bijna onmogelijk. Mijn zoontje slaat nog een keer mis, snapt er niets van. Ik leg uit dat als de pen zo hard ondergaat het vaak komt doordat de vis door het draad zwemt, niet omdat hij het aas heeft opgepakt. Zoontje knikt, helaas krijgen we geen herkansing. Een week later gaan we samen naar de viswinkel. Op de terugweg vraagt hij waarom ik weer nieuwe pennetjes heb gekocht, heb ik er nog niet genoeg? Weer moet ik lachen. Thuis leg ik uit dat ik van pennetjes nooit genoeg kan krijgen. Ik speel ermee tussen mijn vingers, laat zien op welke manieren dat pennetje allemaal kan reageren en wat mij dat leert over wat ik eigenlijk niet zien kan. Dat is wat me blijft fascineren aan deze manier van vissen, zeker als ik kort onder de top vis sta ik zo direct in contact met de onderwater wereld dat het soms lijkt alsof ik mee kijk. Door alle jaren penstaren heb ik geleerd de bewegingen uit te leggen maar, nog belangrijker, alle beweging te zien. Voordeel is dat onnodig inhalen omdat je denkt dat er geen vis op de stek is of slaan op lijnzwemmers tot een minimum beperkt kunnen worden. Als het op lijnzwemmers aankomt heb ik het meest geleerd tijdens het nachtvissen. Omdat je een breekstaafje vrij ver onder waterkan volgen kun je goed zien of het een aanbeet of een lijnzwemmer is. Zo ook een paar dagen geleden. Einde van de middag was ik wat voer gaan strooien, beetje maïs en pellets. Meter of zes uit de kant op een stijl talud. Misschien twintig voerdeeltjes per plek, meer niet, meer is ook echt niet nodig. Als ik in het donker terugkom heb ik er enorm veel zin in. Eindelijk een avond zonder wind, het water is bladstil, tussen de wolkenflarden door fonkelen sterren. Geen perfect visweer, toch heb ik de ervaring dat op diepere plekken vis op dit soort avonden actief is. Als ik net zit komt er een uil aanvliegen, met geruisloze vleugelslag passeert hij mijn stek om wat verderop de bomen in te schieten. Ik vis met een lichte pen, drie loodjes no4 laten net een puntje van het breekstaafje boven water. Een laatste no4 loodje vlak bij de haak zorgt voor scherpte. Omdat het talud zo steil is en ik het voer over een paar vierkante meter verspreidde kan ik het pennetje iets dichterbij halen als blijkt dat ik het stuitje niet hoog voldoende heb geschoven. Zo vis ik zo scherp als mogelijk. Iedere kleine beweging is op de pen zichtbaar. Al snel is er wat gerommel en al vrij snel zakt het pennetje weg, blijft net onder water staan. Ik wacht even af, er gebeurt niets meer. Waarschijnlijk is het loodje door een lijnzwemmer of een kolk net wat van het talud afgegleden. Ik til de boel iets op en trek het aas weer wat hoger op het talud. Kort daarna zakt de pen heel traag weg, ik kan hem vrij lang volgen, dit is een aanbeet. Na de aanslag het bonken van een zeelt, zoveelste op deze plek. Ik vis er steeds vaker gericht op en vind het erg leuk om te doen. Het zijn ook zulke prachtige vissen: Minieme verschillen, pennetje dat ineens een millemetertje dieper gaat staan, niks gebeurt zomaar. Een week geleden, rondje gemaakt en al drie vissen gevangen. Nog even proberen bij het tunneltje, wind komt er weer hard onder door gieren. Pennetje hobbelt op de golfslag, al snel een paar onregelmatigheden in het hobbelen. Ogen scherp op de pen. Het hobbelen stopt, staat hij nu dieper dan eerst? Ja, niet veel maar hij staat wat dieper. Het is niet harder gaan waaien. Nooit te snel handelen, ik wacht nog even af. Klopt niet, ophalen maar, zwart blaadje heeft zich op de haakpunt geprikt. Als ik weer inleg ben ik er vrij zeker van dat de aanbeet nu snel zal volgen. Ik krijg gelijk, binnen twee minuten weer onregelmatigheden in het patroon, even wordt het oranje groter dan zakt het weg. Na de aanslag weet ik hoe laat het is; zak zand tijd. Wat een gedoe op licht materiaal, vis vecht niet echt maar ik krijg het gewicht moeilijk onder controle. Een oneerlijke touwtrekwedstrijd, hij hoeft zich alleen maar zwaar te maken en ik maar trekken. Paar diepe zuchten als het voorbij is, wat overblijft is een prachtschub. Ik weet niet hoe dat voor anderen is maar ongeacht het weer gaat rond 1 maart er bij mij een knopje om. Dagen worden langer, vogeltjes gaan fluiten en er is iedere dag vooruitgang in de natuur. Dit jaar hebben we ook nog is met een uitzonderlijk zachte winter te maken dus alles gaat nog sneller. In deze periode heb ik zelf het liefste dagen met redelijk wat wind, niet teveel zon en een redelijke temperatuur. Echt zonnige dagen; nee liever niet, worden de vissen lui van. Vandaag was een perfecte dag wat dat aangaat, de nacht was redelijk warm gebleven, overdag veel bewolking en flinke wind uit een goede richting. Ik pak een brede vaart, mooie dijk waarlangs je kan lopen en veel stekken kan maken. De wind staat vol op de kant waarop ik vis. Ik maak stekken met minipellets en wat maïs. De eerste twee vissen liggen binnen no time in het net. Gedrongen polderschubjes, kleine torpedo's die van geen ophouden weten. Aanbeten waren weer schitterend. Pennetje dat op de deining mee golft en dan even kleiner wordt om daarna rustig weggetrokken te worden. Ondanks dat de vissen nog koud aanvoelen is het goed te merken dat ze actiever beginnen te worden. Ik geniet met volle teugen, vis heel kort onder de kant, tussen stuitje en top wellicht een metertje lijn. Zo direct, zo in controle, zo verbonden met wat er onder water gebeurt. Die verbondenheid bewijst zich weer op de volgende stek. Of er nu tijdens het voeren een extra windvlaag was geweest of ik de pellets niet hard genoeg gooide; op deze stek kwam het voer op een centimeter of tien uit het riet vandaan. Nu staat mijn pennetje net voor die pluk riet, dansend op de wind. Weer die onregelmatigheid, opletten nu. Pen komt uit het water, hangt schuin, zakt weer, zakt door? Nee, komt terug en hobbelt als van ouds. Ik wacht even af, mmm, dat klopt niet. Even checken, voorzichtig inhalen, er zit een beetje vuil op de lijn kort boven de haak. Ik haal het weg en leg weer in, het duurt lang. Is de vis weg? "Bakkie koffie drinken werkt altijd", fluister ik tegen mijzelf. Als ik net aan het tweede kopje ben begonnen zelfde patroon; pennetje zakt wat, komt dan heel hoog, valt bijna om en zakt weer terug. Zou het brasem zijn? Ram, pen wordt met een noodgang weggetrokken; lijnzwemmer! Lijnzwemmer of niet, top van de hengel kromt. Voor ik het weet sta ik een vis te drillen. Voelt goed aan, vals gehaakt? Vertrekpunt van de lijn lijkt logisch. Dril duurt lang. Uiteindelijk komt er een prachtige polderschub op de kant, perfect in de bek gehaakt! Laatste stek van de dag, net naast de uitlaat van een gemaaltje dat een lager gelegen poldertje oppompt. Toen ik voerde was het gemaal uit, nu staat er schuim van de bemaling op het water. Mijn voerplekje ligt naast het stroomnaadje. Ik denk even de diepte verkeerd te hebben ingeschat maar het blijkt een directe aanbeet. Ik twijfel, goede keuze, pen komt terug. Duurt niet lang dan zwenkt hij rustig weg. Weer een stevige dril, weer een mooie schub. Prima einde van een paar zeer goed bestede uurtjes penvissen!
Ik loop langs een vaart in verbinding met de Rijn. In het verleden viste ik er regelmatig, vooral op de benedenloop. De bovenloop die in directe verbinding staat met de rivier liet ik meestal links liggen. Ik zag er weleens karper zwemmen maar probeerde het nooit. Wat ik nu zie, of vooral wat ik ruik doet me niet aan vroeger denken. Het water stinkt, ziet er vies uit. Er drijven plukken alg rond en op een plek waar ze bij elkaar gedreven zijn hangt een niet te harden lucht. Dat wordt niks, als je er geen vertrouwen in hebt moet je het niet proberen. Ik loop terug en besluit te kijken aan het einde van de smalle, door beton ommuurde stroom die water uit de bovenloop in de benedenloop stort. Waar het water een klein meertje instroomt zie ik twee karpers liggen. Grote karpers. Ik strooi wat voer op een plek waar geen krulblad lijkt te staan, de karpers laten zich verstoord wat wegzakken. Een paar uur later ben ik terug. Pennetje worstelt met de stroming maar blijft in zicht. Al vrij snel komt hij even omhoog en zakt dan weg, blijft een centimeter of tien onder water staan. Ik kijk, sla niet aan, uit de diepte komt een karper omhoog, pennetje komt niet mee, karper draait wat rond en zwemt dan weg. Dat was één van de vissen van eerder die middag, de grootste van de twee. Zou die nog terugkomen? Paar uur later weet ik van niet. Heb een zeelt gevangen en iets misgeslagen. Baal ervan. Zeelt is weer een thema, iedere visbeurt komen ze eruit. Gelukkig ook de weinige keren dat ik er gericht op vis met gepast materiaal. Wat een topvissen zijn dat dan. Zeker als ze de halve meter grens passeren en buikiger worden. Minutenlang bonkende rondjes onder een hoepelronde hengel. Nu we alweer richting eind mei gaan is het tijd om de zijtakken van de Rijn weer wat intensiever te gaan bevissen. In mijn vorige blog schreef ik het volgende: Door naar een volgende dijk. Het wordt het eigenlijk al verwachte brasemtakelen. Blijkbaar al uitgepaaid en hongerig, tien stuks in twee uur tijd. Als er al karper aanwezig was hebben ze waarschijnlijk geen kans gehad om het haakaas te pakken. Conclusie na twee probeersels op boezemwater; niet voor half mei komen! Dat brasemspektakel spookt nog wat door mijn hoofd als ik vanochtend de auto parkeer. Zou de brasem afgepaaid en daarmee weer vertrokken zijn? Is de karper zich al aan het verzamelen voor de paai? Ik ben benieuwd. Een schemerige maan geeft gering licht. Ik wandel over de dijk en maak stekken. Het gras staat hoog en ik binnen in no time doorweekt tot bijna mijn middel, stom ik had laarzen moeten aantrekken. Tijdens het voeren geen enkel teken van vis. Ik heb de gebruikelijke voermix aangevuld met boilies, 10mm bolies. Sommige heb gehalveerd. Als er weer zoveel brasem zwemt kan ik eventueel schakelen naar wat groter haakaas. Doel is rust op de stek te houden in plaats van regelmatig een brasem te vangen. Vooral omdat de stekken kort onder kant liggen vind ik het vangen van witvis geen voordeel. Je moet de vis toch scheppen, onthaken en terugzetten. Zo dicht op je stek allemaal handelingen die voor extra onrust zorgen. Als ik op grote afstand zou vissen zou ik er al minder een probleem mee hebben. Als ik terug kom bij de eerste stek is het licht geworden. Een grijs wolkendek zorgt ervoor dat er geen zonsopgang te zien is. De wind komt uit het zuiden en lijkt wat aan te trekken. Ik tuig op. Pen met een lange antenne, vier loodjes van drie gram en een haakje maat 10. Twee kikkererwten erop en vissen maar. Alleen het voer is dus 2.0, hoewel, de plek eigenlijk ook. Paar jaar geleden zou ik een water als dit niet hebben durven aanpakken, nu lijkt het vanzelfsprekend. Ik kijk naar het oranje dat op de rimpeling beweegt. Ik pel een eitje en drink koffie, daarna een paar boterhammen met ham. Achter mijn stek koppeltje duikt een brasem. Later wat trage beweging op de pen. Ik ga er niet op wachten, beetje voer erbij en door maar. Zo loop ik stek na stek af. Ik heb zes stekken gemaakt, de eerste en de laatste drie vrij dicht bij elkaar. Kan niet anders, riet is alweer hoog opgeschoten en maakt een groot deel van het water onbereikbaar. Ik heb het idee dat de laatste drie stekken karper gaan opleveren. Tot nu toe is dat het deel waar de meeste aanbeten vandaan zijn gekomen. De vierde stek, de eerste van het tweede rijtje van drie. Ik wilde 's ochtends eerst een stuk eerder voeren maar zag toen wat riet verder het water instaan, leek me een betere plek. Nu staat de pen kort over het dunne rondje plompen, vlakbij de lisdodden die ver het water instaan. Ik eet nog wat. op de eerste stekken was er steeds wat getalm, waarschijnlijk blankvoorn. Hier niet, de pen staat roerloos in het water. De zon zit kort achter het wolkendek, het gaat een benauwde dag worden. Uit het niets wordt de pen opgestoken en weggerukt, komt weer terug. Flinke lijnzwemmer. Ik check het aas en leg weer in. Kort erna komen er kleine belletjes omhoog. Pennetje waggelt wat, wordt iets kleiner, komt wat omhoog en schuift weg. Net voordat ik wil slaan stopt de beweging, pennetje blijft net onder het oppervlak hangen. Ik wacht in spanning af, seconden gaan traag voorbij, dan zakt de pen door. Ik sla aan en weet meteen dat het karper is. Vis doet iets wat ik niet gewend ben, duikt naar mij toe de plompen in, en slaat dan naar rechtsaf. ik voel de lijn knarsen en knerpen, springt gelukkig ook snel weer los. Gekke vis weet niet wat hij wil want draait 180 graden en wil weer door de plompen heen. ik zet snel een paar stappen naar rechts om de lijn achter de plompen vandaan te halen en draai meteen de slip lichter. Alles staat strak grote wellingen komen omhoog. Gelukkig schiet de lijn los, de vis komt op gang en begint kort voor het plompenrandje langs aan een trage run. Fijn die lange hengel, steek hem ver naar voren maar kan niet voorkomen dat er toch nog een paar plompen meegepakt worden. Contact voelt hierdoor indirect, als dat maar goed gaat. Niet veel later voel ik de lijn achter de laatste plomp losschieten en zie ik de lijn richting het midden van het water weglopen. Pfoeh, dat was spannend, gelukkig koppie erbij gehouden en snel gereageerd anders was het zeker op draadbreuk uitgelopen. De vis rommelt zwaar trekkend op het midden van het water rond. Ik haal diep adem en geniet van de kromme hengel. Het duurt lang voordat de vis kort onder de kant is en als hij daar is aangekomen wil hij niet omhoog komen. Keer op keer wordt de hengel naar beneden getrokken terwijl de vis met horten en stoten naar de bodem duikt. Toch worden de uitvallen korter, steeds sneller komt de vis nu ondiep en niet veel later kan ik het net onder hem schuiven. Handen in de lucht en een paar harde kreten; heel blij! Nadat de vis weer zwemt vis ik de overige stekken af. Alleen maar getob en getalm, op de laatste stek een brasem. De zon breekt door, ik hou het voor gezien. Dik, heel dik tevreden ga ik op huis aan.
Als ik na het kanaal te hebben gevolgd rechtsaf sla hoef ik nog maar een klein stukje te fietsen voordat ik bij het station ben. Op de hoek staat een jongen bij een auto klaar met zijn kruiwagen volgeladen met karpermateriaal. Het hangt in de lucht, dunnetjes maar 'wij' weten het, het lokt ons naar buiten met hoge verwachtingen. Er was beter weer beloofd, de hele dag is het bewolkt geweest, niet warm niet koud. De karpervisser is optimistisch, heeft alleen een groene sweater aan. Vriendinlief die hem naar het water heeft gereden staat enigszins geërgerd in een winterjas af te wachten. Gaat ze mee of wil ze weten hoe laat ze hem weer moet oppikken met zijn spullen? Heerlijk, die eerste dagen dat je merkt dat het voorjaar is geworden. Toenemende licht, bloesem in de bomen en een onbeschrijfelijk iets dat alles net wat lichter en dragelijker maakt. Zelfde gevoel zorgde ervoor dat ik gisteren einde van de middag langs een ander kanaal trap, op weg naar een poldertje wat ik uit het oog verloren was. Heb zin om er weer lekker een aantal keer te vissen in het voorjaar. Het is minder warm dan ik had verwacht, ondanks de beloofde zonneschijn is het de hele dag zo goed als bewolkt geweest. Even regende het zelfs. Daarna zat de zon wel continue achter dat wolkendek te prikken waardoor het redelijk opwarmde. Twee uur na voorvoeren zet ik mijn pennetje op de eerste stek. Pas op de vierde is er beweging te noteren. Hele trage beweging. Pennetje dat af en toe ietsjes zakt of een paar centimeter verplaatst. ik denk aan zeelt, moet meerdere keren ophalen om resten bladeren van het haakaas te halen. Pas nadat ik de kikkererwten vervang voor twee maïskorrels volgt er een vlot doorlopende aanbeet. Minikarpertje op de kant, wat mooi zo'n minivisje waar alles goed aan is. Grote glimlach dus en een geslaagde avond. Zoals die knul met waarschijnlijk niet veel meer dan een stevige dosis opportunisme (wellicht gecombineerd met een secuur aangelegde voerplek) op zo'n bijna lentedag het water opzoekt, zo ben ik zelf ook de afgelopen periode bezig geweest. Het mag allemaal wel wat minder doordacht en avontuurlijker. Is iets dat vorig jaar gestart is. Wat vaker volledig op het gevoel afgaan. Voor mij niet eenvoudig, ik ben nogal een twijfelaar en tobber. "Wat nu als", "hoe zou het gaan als ik", enzovoort. Honderden interne gesprekjes voordat ik de knoop doorhak wat te gaan doen. Dat mag wel wat makkelijker. Wat is het ergste dat kan gebeuren; niks vangen? Afgelopen zondag was ik weer de ene naar het andere argument in mijn hoofd aan het aanvoeren om voor plek a of b te kiezen. Het weer was niet helemaal fantastisch dus ik wilde een plan dat ik had eigenlijk terugdraaien. Kon me gewoon niet voorstellen dat op een uitstrekt en voor polderbegrippen diep water na alle koude regen en wind de vis al actief kort onder de kant zou azen. Uiteindelijk toch gegaan. Ik moest en zou een nieuwe hengel uitproberen. Een penhengel gekocht voor dit soort plekken, plekken waar er ruimte is en karper niet heel groot groeit. Na lang wikken en wegen (ja ook dat soort keuzes kan ik van alle kanten bekijken) gekozen voor een 0,75lb, 13ft hengel van Drennan, de Drennan Alcolyte Ultra Float. Deze gaat me extra sport geven op de kleine polderkarpers maar is ook goed in te zetten voor het vissen op zeelt. Achteraf blij dat ik gewoon naar het beoogde water ben gegaan. Al snel de eerste aanbeet, helaas een losser. Daarna rustig voerplek voor voerplek af. Gekke van dit water is dat hoe verder ik van het gemaal vis, hoe dieper het water wordt. Per stek moet ik het stuitje iets omhoog schuiven. De hengel voelt als een juweel, weegt ondanks de lengte niet meer dan een ruime 150 gram. Hiermee kan je echt de hele dag in je handen staan. Tweede aanbeet laat ook zien waar de hengel toe in staat is. Ik was zelf bang dat het laatste van de drie delen weinig zou meebuigen tijdens een dril. Er zit absoluut reserve in dat deel maar over het geheel gaat de hengel prachtig krom. Hij voelt zacht aan tijdens de dril. Een genot dus. Na de eerste vis volgt snel een tweede. Een voor deze polder niet gebruikelijke vis, minder gebronsd, kleinere vinnen en een knikje achter de kop. Ook dit formaat vissen trekken de hengel goed rond, het zal een feestje worden om hiermee op zeelt te vissen. De laatste stek ligt naast een klein gemaaltje waar tijdens het voeren nog water uit een lager gelegen polder mee werd opgemaald. Het gemaal van de polder zelf staat ook aan, lichte trek naar rechts, de wind blaast juist in tegenovergestelde richting. Scherp vissen is moeilijk, zeker met een pennetje dat op 0,4 gram lood al bijna zinkt. Mijn ogen tranen van een middagje staren. Na een minuut of vijf begint de pen rustig te wandelen, eerst langzamer dan een versnelling en weg in de golven. Ik sla vast op een bokser die de hengel dubbel vouwt. mooie trage dril, die in de buurt van de aanlegpalen heel even spannend lijkt te worden. Daarna tevreden poseren, 3e vis in twee en een half uur vissen, nieuwe hengel goed kunnen testen en het eigen gevoel gevolgd!
Terug naar vandaag, of eigenlijk morgenochtend. Had een plannetje, maar met de nu voorspelde mist in plaats van ochtendzon was daar alweer de twijfel. Toen ik die knul met zijn kruiwagen zag, de gebeurtenissen van de afgelopen dagen hier neerzette wist ik dat me maar één ding te doen staat; bij mijn eerste plan blijven! Soms heb je een duwtje nodig. Je wil een stap zetten maar blijft toch wat hangen in het oude en vertrouwde. Op een vrijdagavond loop ik langs een oude en vertrouwde wetering. De zondagochtend erop hebben Michael en ik afgesproken, lekker samen een ochtendje pennen. Om niet voor verassingen te komen te staan maak ik een rondje langs het beoogde water. Het ligt er prima bij, weinig planten, lelieblad dat al aan het vergelen is. Enthousiast rij ik terug naar huis, lichte tinteling in mijn hoofd omdat ik eigenlijk niet kan wachten tot zondagochtend. Tijdens het terugrijden kom ik een bordje tegen: "weg afgesloten in verband met evenement op...". Ik rij terug, bij de toegangsweg van het beoogde water eenzelfde bordje. Precies op de geplande visochtend kan je niet bij het water komen. Via de Whatsapp stel ik Michael op de hoogte. Wat is het alternatief? Plannetje vormt zich in mijn hoofd. Een verbindingskanaal tussen twee rivieren heeft al lang geleden mijn interesse getrokken. Onlangs had ik naar informatie gezocht op internet. Er is niets over te vinden, dat maakte het nog interessanter. Zullen we? Ja we zullen! 36 uur later rij ik in het laatste donker over een smalle parallelweg, Michael rijdt achter me. Bij het water aangekomen zijn we onder de indruk. Onder de indruk van de weidsheid, de oeverbegroeiing en de stevige stroming. Prikstok mee en stekken maken. Veel keuze hebben we niet qua stekken. Dik riet tussen de dijk en het water. Gelukkig toch voldoende plekken waar een natuurlijk gaatje is of het riet dun voldoende om er tussendoor te vissen. Tijdens het voeren zien we witvis spetteren en brasems azen. Van karper geen spoor. We voelen gezamenlijk die tinteling; avontuur. Optuigen met een stevigere pen dan gebruikelijk om het aas goed bij de bodem te houden en met de stroming om te kunnen gaan. Met de opkomende zon in ons gezicht starten we met vissen. Mijn tweede stek ruikt naar karper. Een ondiep zandplaatje waarop onder water wat dun riet staat, links een overhangende struik, rechts dik riet dat een stuk het water inloopt. Ik vis op het scherpe talud op het randje van meer en minder stroming. Een trage aanbeet die een eeuwigheid lijkt te duren en brasem doet vermoeden. Aanslaan, nee geen brasem. Hengel wordt bij kans uit mijn handen getrokken, vis spurt naar links weg, voor de struik langs. Ik geef een brul naar Michael die meteen met het net komt aanlopen. Dan schiet de vis los. Op de haak een klein schubje, vis was valsgehaakt. Ik baal enerzijds; wat als dit nu de enige kans was? Anderzijds; als er zo snel een karper bijt dan zullen er vast meer zwemmen. Ik krijg mijn herkansing. Een vlot doorlopende aanbeet. Pen stond net voor een paar leliebladeren een metertje uit de kant op de stroom te wiegen. De vis is loeisterk, gespierd geraakt door de eeuwige stroming en is met de forse diepte in het voordeel. Ik probeer van de dril te genieten. Mijn ogen pendelen tussen de zwaar gekromde hengel en het polderlandschap. Michael staat stilzwijgend mee te kijken, een perfect plaatje. Na een lange dril komt er een prachtschub op de kant. High fives met kleddernatte slijmhanden. Aan het einde van de ochtend dank ik het evenement, het duwtje dat ik nodig had. Terwijl ik naar huis rij wil ik alweer terug. In mijn hoofd allerlei wilde plannen. Hoort erbij, de rust komt altijd weer terug. De rust zorgt er ook voor om eerst andere plannen om te zetten in actie. In de nieuwe polder waar ik vooralsnog zeelt ving plan ik een ochtend vissen tijdens een milde storm. Golvend water en een dansende pen. Weer zeelt, maar ook de eerste karper van deze plek. Een kleintje maar dat deed helemaal niets af aan het YES gevoel dat ik ervaarde toen de vis over de netrand gleed. Die zeelten blijven me verbazen. Wat een krachtige vissen, wat een sierlijke verschijning op de kant. Het is echt een zeeltjaar aan het worden. Nog beter, Zeelt is de meest voorkomende bijvangst. Brasems haak ik bijna niet. Tot nu toe vier dit jaar. Vorige jaar ving ik er soms vier tijdens één pensessie. Hoe het kan? Eigenlijk geen idee. Geluk? Dat geloof ik ook niet. September is ondertussen alweer een eind op weg. Koele avonden en ochtenden. Vis die steeds actiever wordt en schitterende zonsopkomst- en ondergangen. Afgelopen dinsdag pak ik een avondje op een intiem water in de buurt. Rene zit in een aangrenzende polder. Nadat ik heb gevoerd rij ik naar hem toe. In het vochtige gras voeren we fluistergesprekken terwijl de zon speelt met de vochtige atmosfeer; een kleurenpalet dat nooit gaat vervelen. Als de zon onder is en ik net van plan ben mijn aangevoerde stekken te bezoeken actie op het pennetje. Samen zien we de aanbeet vorm krijgen, kort daarna een mega giebel op de kant. Eén van de grootste die ik ooit zag. Niet veel later zet ik de pen neer op de eerste stek. Waar tijdens het voeren de witvis overal actief was is het water nu een spiegel geworden. Rustig doorvissen, dit water geeft altijd wel een visje prijs. Tweede rondje levert de enige aanbeet van de avond op. Spannende dril op het smalle water. Veel overhangende struiken en lelievelden maken dat de vis weinig ruimte mag krijgen. Lukt prima en tevreden poseer ik met een spiegeltje. Later in de week heb ik de tweede sessie op het kanaaltje gepland. De dagen ervoor zacht weer met een zuidelijke stroming. Op de visdag zelf een koude wind uit het noorden onder een kraakheldere hemel waarin een bijna volle maan meer licht dan je zou vermoeden afgeeft. Op de radio wordt aangegeven dat komende nacht op sommige plekken de temperatuur voor het eerst onder nul zakt. Niet echt omstandigheden om vertrouwen van te krijgen. Ach, in deze tijd van het jaar maakt het niet zo heel veel uit. Watertemperatuur is nog perfect, goede balans in veel zuurstof en voldoende warmte voor de vis om actief te zijn. Het verbaasd me dan ook eigenlijk niet als op de tweede stek de pen even opsteekt en dan langzaam wegzakt. Welke vis heeft anderhalve meter onder water het aas opgepakt? Aanslaan geeft duidelijkheid, het is een karper. Vis dreunt even voor de lelies langs en knalt dan naar het midden. De boeggolf die hij daarbij trekt is indrukwekkend. Als de eerste run stopt wil ik een paar meter winnen. Ik trek de hengel naar achteren, wil lijn winnen maar dan valt het contact weg. Even later sta ik totaal verbaasd naar een gebroken lijn te kijken. Dezelfde lijn die ik de avond ervoor vers opspoelde? Ik snap er helemaal niets van. Obstakels staan er voor zover ik weet niet, zeker niet in het midden? Knagend en balend gevoel dat ik als extra last met me meezeul. Aan de andere kant weer snel een aanbeet; wat is de potentie van dit water? Toen ik de eerste ronde maakte met Michael waren we het erover eens dat het waarschijnlijk geen makkie zou worden en we een fors aantal brasems zouden moeten accepteren om tot karpervangst te komen. Hoe anders lijkt dit nu? Om het zeurderige gevoel een plek te geven bel ik met Michael. Pennetje staat weer over wat lelies kort onder de kant. We kletsen wat, over dit water maar ook over andere plekken. Michael wil ook terug. Terwijl we een principeafspraak maken waggelt mijn pen traag voor de lelies langs. "Even wachten Michael, pen loopt weg, ja hij zakt, Jaaa weer karper ik ga hangen!!". Trage rondjes onder de top die een eeuwigheid duren. Iedere keer dat ik de vis een stukje loskrijg van de bodem duikt hij met speels gemak weer weg. Weer laat ik mijn blik verspringen, nu van die kromme veertien voeter naar de grote bleke maan en het nimmer stoppende polderlandschap erachter. Rondjes worden korter, vis komt steeds verder van de bodem. Ik laat een grote zucht als het net zich om de vis sluit. Michael zit thuis waarschijnlijk met enige spanning mijn foto's af te wachten; die teleurstellen niet; wat een bak! Ik merk dat het me niet onberoerd laat, wat als dat bordje er niet had gestaan? Was ik dan ooit hier terechtgekomen? Je weet het nooit, dingen hebben een verloop, wel of geen hogere machten, het is gegaan zoals het is gegaan en daar ben ik dik tevreden mee.
Ik vis de stekken in tegengestelde richting af. Her en der wat beweging maar niets dat op karper duidt. Laatste en dus eigenlijk eerste stek is de plek waar ik de eerste keer een vis valshaakte. Duurt niet heel lang voordat de pen weer wegzakt. Ik twijfel even, maan schittert zo fel in het water dat het breekstaafje bijna niet te zien is maar het is toch weer een aanbeet. Weer een dril in die nachtelijke stilte, enige geluid is van wat koeien die een eind achter me ronddrentelen. Dril veel korter dan bij de eerste vis. Eerste aanblik doet een kleintje vermoeden? Als ik het net optil voel ik wel een fors gewicht. Op de kant zie ik het pas; een varkentje. Bizar gebouwde vis. Nadat hij weer zwemt zit ik nog even na te genieten. Daarnaast een gedachte; zwemt er hier ergens een vis die de lengte van de eerste met de bouw van de tweede combineert? Een gedachte om kippenvel van te krijgen, de toekomst zal het leren! |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
May 2024
Contact: [email protected]
|