Na een welverdiende en fijne vakantie heb ik er weer zin in. Ik verruil de Spaanse bergen voor de Nederlandse polder. Groot contrast, wat een weide blik ineens weer. Ieder jaar na vakantie besef ik me hoe mooi ons kale, vlakke landje is. Ik start in een polder die ik voor augustus heb 'bewaard'. Michael introduceerde me er twee jaar geleden en daar ben ik hem nog steeds dankbaar voor. 48 uur na thuiskomst plaats ik verwachtingsvol een pennetje op de eerste stek. Er is veel vis actief en op de eerste en de tweede stek vang ik binnen een paar minuten een brasem. Daarna ontvouwt zich een scenario wat ik alleen in deze polder eerder meemaakte. Meerdere karpers die om stekken heenhangen, eroverheen zwemmen, ervan wegrollen maar het aas oppakken gebeurt niet. Ik vang er nog een brasem en een zeelt bij. Niet geheel ontevreden maar wel met wat nieuwe vraagtekens verlaat ik diep in de nacht de polder. Daarna keer ik terug op mijn schreden. Een apart watertje bij mij in de buurt. Ooit onderdeel van een lange ringvaart maar nu afgescheiden van de boezem, stiekem verstopt op een dijkje tussen weilanden, industrie en woningen. Voor mijn vakantie kwam ik er drie keer op rij en er ging zo onwaarschijnlijk veel mis dat het een vieze smaak in de mond naliet. Op één van de avonden presteerde ik het om binnen een half uur op vier verschillende stekken een vis te verspelen, twee overduidelijk azende karpers met mijn onrust te verjagen en te slaan op een lijnzwemmer met het welbekende resultaat. Het is goed om er even niet te zijn geweest maar als ik de schelpen onder mijn laarzen voel knisperen merk ik dat er een rekening openstaat. Vreemd genoeg zijn er voor het eerst ook andere vissers actief? Tot nu toe kwam ik er nooit iemand tegen, nu zitten er op drie verschillende plekken een aantal jongeren statisch te vissen. Maakt niet uit, op de ruime twee kilometer lengte is er ruimte genoeg. Op de eerste stek stuitert binnen de kortste keren de pen weg, na de aanslag een korte felle strijd en een spiegeltje op de kant. Waarschijnlijk afgelopen voorjaar uitgezet, eerder zag ik al van die typische "uitzet formaat" spiegeltjes zwemmen. Ik snap niet zo goed waarom er uitgezet is, er zwemt op zich al vis genoeg? Rekening vereffent? Lijkt even van niet want weer mis ik een vis door op een lijnzwemmer te slaan en verjaag ik een vis die op een stek ligt te azen. Toch voelt het anders want deze keer is het gewoon 'shit happens" in plaats van een gebrek aan concentratie. Een klein schubje vlak voor het naar huis gaan maakt het tot een prima paar uurtjes vissen. De statische boys vangen geen van allen iets voor zover ik meekrijg dus ik prijs mijzelf gelukkig met mijn gespreide aanpak. Gisteravond keer ik weer terug op mijn schreden. Samen met Michael een avondje in de polder waar ik na de vakantie het brasemgeweld meemaakte. Het water ligt er zoals zo vaak anders bij, Waterpeil is wat gezakt en waar afgelopen zondag het een aanblik van overal azende vis gaf lijkt het nu doods? is dit hetzelfde water als zes dagen geleden?
We lopen en voeren, kletsen bij, lang geleden dat we samen op pad waren. Taaie visserij, Michael heeft op één stek vis maar zoals wel vaker sterft de activiteit weg voordat er een aanbeet kan worden genoteerd. Ik heb het idee dat het een avond van geduldig afwachten wordt met een grote kans dat het bij afwachten blijft. Als vier uur na het voeren de pen dan ook overduidelijk wordt weggetrokken springt mijn hart op. Ik wacht geduldig en blijf rustig ademhalen terwijl ik lijnzwemmer na lijnzwemmer constateer. Bijna als ik denk toch met kreeften te maken te hebben wordt de beweging steeds vaker en steeds heftiger. Dan is het moment daar, het lichtpuntje dat het zwarte water inzakt. Onder het schijnsel van de oranje, grote maan dril ik. Stelt niet veel voor, vis komt niet op gang, spettert een beetje ontdaan rond. Komt misschien door de vreemde vorm? Maakt ook allemaal niet uit, een visje op een stille avond als deze voelt als een dikke bonus. Nog weer twee uur later blijkt dit de enige aanbeet van de avond en dan is het helemaal prettig als je die verzilvert. Glas halfvol of halfleeg ligt maar weer eens dicht bij elkaar.
4 Comments
Gewoon genieten. Klinkt makkelijk maar in de huidige wereld is het toch wel lastig. De hoeveelheid mensen die een schrikbarend aantal idealen najaagt en daarbij vergeten in het hier en nu te blijven is groot. Stilstaan bij het moment, in het nu zijn en ervaren waar je naar hebt uitgekeken. Voor een hoop geld worden er cursussen 'mindfull' gegeven. Ze vinden gretig aftrek wat blijkbaar aangeeft hoe moeilijk we het ermee hebben. Het is een rare en ook wel zorgwekkende ontwikkeling. Er was een tijd dat we de hele dag bezig waren om in ons eigen onderhoudt te voorzien. De basis van een dak boven ons hoofd, een volle buik en warmte van vuur waren taken waar alle tijd aan opging. Ontwikkeling heeft ons ver, heel ver gebracht maar we zijn blijkbaar verleerd om rust te vinden, tevreden te zijn en gewoon te genieten? Ik vind het zelf ook verrekte moeilijk soms. Ben ik tijdens een lekker avondje vissen vooral bezig met denken aan het volgende avondje en wat die met zich mee gaat brengen. Voor je het weet zit je weer thuis op de bank en ben je vergeten te ervaren waarom je nu eigenlijk met die penhengel op pad ging. Door bezuinigingen, reorganisaties, transities en allerlei andere onrust op werk merk ik dat ik mijn uurtjes vissen harder dan ooit nodig heb om op adem te komen. Blik op dat pennetje en in dat moment zijn, dat moment ervaren en gewoon genieten. Afgelopen weekend kon ik een nieuwe hengel ophalen, niet helemaal nieuw, een tweedehandsje. Een 1.25pond, 3,90 meter The Beast van Comoran. Ik kon natuurlijk niet wachten tot ik ermee op pad kon. Wellicht dat ik daarom de slechte voorspellingen in de wind sloeg en maandagavond naar een poldertje op pad ging. Die stok moest krom, ik moest en zou ervaren of het de hengel was waar ik hem voor had gehouden. Later die avond liet ik mijn pen zakken op een stekje wat ik tijdens het vissen aanvoerde, meerdere keren zag ik op die plek karper draaien. Het heeft hard geregend maar lijkt droger te worden. Ik zit ineengedoken in de diepe kant en kijk naar het oranje. Ik zie het oranje steeds moeilijker, alsof mijn ogen met de minuut slechter worden? Als ik even opkijk zie ik hoe het komt. Een zwart wolkendek komt aanjagen, flitsen her en der. Oeh, dat is niet best. De eerste druppels roffelen al op het water, de pen wordt door de wind op sleeptouw genomen en houdt zich net staande. Ik moet zeker een kwartier teruglopen naar de auto, nat ga ik hoe dan ook worden. Ik besluit te vissen tot het flitsen te dichtbij komt. Kort na de beslissing zie ik in een waas van regen en golvend water het wazige oranje verdwijnen. Een tik en een hengel die krom gaat tot in het handvat, slip staat vrij zacht ingesteld maar de vis komt er niet doorheen, trekt de hengel volledig krom en geeft een flinke bokspartij langs de bodem. Ik sta daar, doorweekt, druipend van de steeds harder neervallende regen, met een grote glimlach het moment te ervaren. Net voordat het onweer over me heen komt donderden kan ik de vis scheppen. Ik steek twee gebalde vuisten in de lucht en schreeuw: "wat maakt het toch allemaal uit joh". Ik voel me krachtig en sterk; niemand pakt dit moment van me af. Twintig minuten later zit ik in de auto, geen droge draad aan mijn lijf, een brede glimlach van oor tot oor. Of het verstandig is geweest om met dat naderende zware onweer in de polder rond te hangen is achteraf natuurlijk de vraag. Blijkbaar heb ik er niet van geleerd want gisterenavond was de weersvoorspelling niet heel anders. De voorspelling van het KNMI welteverstaan, zonder enige moeite werd er code geel voor het gehele land afgegeven. Mijn favoriete weersite gaf aan dat de wind naar het westen zou draaien en het bij mij in de buurt nagenoeg droog zou blijven.
Ik was van plan een nieuwe polder te bekijken. Op het oog interessant maar toen ik er rondliep viel het allemaal behoorlijk tegen. Op bijna geen enkele plek kon er gevist worden, alle markante delen waren met hoog hekwerk en prikkeldraad afgebakend op een manier die duidelijk maakt dat er geen indringers werden gewenst. Terug naar de auto bel ik even met Michael. We wilden het water samen aanpakken, ik breng hem op de hoogte van mijn eerste indrukken en we zijn het erover eens; kruis erdoor. Komt me niet heel slecht uit, ik bemerkte onlangs dat ik eigenlijk teveel polderwater bevis. Ik telde zomaar twintig polders waar ik graag kom, helpt me niet om te genieten, maakt dat ik vaak sessies over elkaar heen aan het plannen ben en niet in het hier en nu blijf. Wat nu te doen met deze avond is de vraag die overblijft. Op de weg terug kom ik zo goed als langs de schelpenpad polder. Kan ik die eens van de andere zijde inlopen en het deel tussen de weilanden bevissen. Niet heel veel later loop ik de polder in met een emmertje voer. Het groot hoefblad staat hoog aan beide zijden van het schelpenpaadje, laat een centimeter of dertig over om te wandelen. Geeft een intiem gevoel in de kale, lege polder. Ik maak een paar voerplekjes en loop dan weer een flink stuk. via een oud, bijna niet begaanbaar bruggetje hop ik een weiland in en leg daar nog drie stekken aan. Niet veel later zit ik op een betonnen landbouwbruggetje te kijken hoe boeggolf na boeggolf op me af komt glijden. Ik heb mij thermoskannetje koffie erbij gepakt en geniet. Karper en brasem walmen kort onder het oppervlak over mijn stek heen. Ik wacht rustig af, uiteindelijk zal er wel eentje zijn kop naar beneden richten. De zon wordt steeds dunner, eerst zijn het wat slierten hoge bewolking maar tegen tien uur komen er vanuit het niets brede mistbanken de polder inrollen. Het is stil in de polder, valt me niet tegen. Twee kennissen lieten onlangs weten dat er veel gevist werd en de vangsten erbarmelijk waren. Ik ken eigenlijk ook geen enkele polder waar vanuit twee verschillende bronnen ik regelmatig een update krijg over hoe het ervoor staat; zegt waarschijnlijk iets over de hengeldruk hier ten opzichte van andere plekken waar ik kom. Ik zie zelf hier door de jaren heen ook steeds minder duidelijk actieve karper, wil niet zeggen dat ze er niet zijn! Pas kon ik in het eerste ochtendlicht heel goed zien hoe stil en stiekem de vis in de weilandkantjes lag te happen. In het verleden ging dit vaak vergezeld met varkensachtig gesmak en brede wellingen, nu was er niet meer te zien dan een rimpeling, laat staan dat er geluid aan te pas kwam. Dit is ook de reden dat ik het meeste vertrouwen heb in de stekken die ik in het weiland heb aangelegd. Het is de enige diepere hoofdtocht die je vanuit het weiland kan bevissen. Veel mensen zullen het echter niet doen omdat het bruggetje bijna niet toegankelijk is, er missen veel planken en het is daarom zeker voor de zwaardere bepakte vissers eigenlijk geen optie. Daarnaast ligt het ongeacht aan welke kant je de polder ingaat op bijna een kilometer lopen. Ik besluit op te schuiven naar de stekken in het weiland. De polder is klein geworden, de mist is dik en dempt al het geluid. Ik schuifel over het schelpenpad, merk dat mijn zintuigen wat verward zijn door de mist. Een paar keer is er een doffe flits te zien; ergens onweert het. Het breekstaafje wiegt op de zachte golfslag, ik zit stilletjes te kijken naar dat gekke lichte puntje in het zwarte water. De kikkers zijn tijdens mijn langskomen gestopt met kwaken maar ondertussen vergeten dat ik nog in de buurt ben. Te midden van het gekwaak voel ik hoe de atmosfeer steeds vochtiger wordt van de nog steeds dikker wordende mist. Ik fluister tegen mijzelf dat op zo'n stille avond als deze de echte dikke loebassen gewoon op pad gaan. Het eerste rondje is voorbij gegaan zonder een stootje te hebben gehad, er spettert geen witje aan het oppervlak. Ik eet boterhammen met spek en tuur maar weer. Ik ben moe; mijn ogen jeuken en tranen van het gestaar. Op weg van het eerste naar het tweede plekje, ik sluip op mijn tenen langs het water. Aangekomen zet ik de pen net over de schoeiing heen. Weer flitsen ergens, door de mist moeilijk te herleiden waar. Ik hoor geen gedonder dus is nog niet in de buurt. Uit het totale niets wordt het pennetje kort een stukje ondergetrokken, waggelt traag naar rechts, zakt wat en komt weer terug. Dan op sleeptouw naar links, rustig en steeds dieper. Dit is de kans van de avond, ik hang in de hengel en direct beukt er een vis onder de kant vandaan. Wellicht staat de slip wat licht want hij pakt wel heel eenvoudig draad. Aan de andere kant vraagt een opslag van slechts twee meter om niet al te strak afgesteld materiaal om de eerste uitval op te vangen. Na een meter of tien stopt de vis. Komt voor de kant waar zich een lang gevecht onder de top ontwikkeld. Het voelt als een beste vis die op gewicht eenvoudig langs de bodem blijft koersen, hardere uitvallen worden perfect opgevangen door de lange penhengel, de slip hoeft er niet meer aan te pas te komen. Na een minuut of zeven komt de vis boven het net. In eerste instantie krijg ik hem er niet in, ik kan het niet goed zien. De vis duikt weer en schurkt langs de bodem. Ik verplaats mijn net iets, de vis komt weer ondiep, ik trek hem boven mijn net en schep zonder echt zeker te weten dat hij erin zit; een laatste woedende uitval in het net; binnen. Wat een schitterende vis. Als hij weer netjes is teruggezet twijfel ik, doorgaan of stoppen. Ik besluit tot het laatste; wat kan je meer van zo'n avond verlangen; het was weer buitengewoon genieten! Op het moment dat het pennetje een klein stukje zakt en terugkomt weet ik waarom ik eerder op de avond bij mijzelf dacht: "dat was de wind, als het een echte beweging was zou je het in je buik voelen". Dit voel ik in mijn buik en zet me direct op scherp. Ruim vijf uur geleden was dit de eerste stek waar ik wat voer strooide. Twee eerdere momenten was er geen enkele beweging waar te nemen, exact hetzelfde als de overige zeven stekken die ik over twee en een halve kilometer ringdijk aanlegde. Na de terugtocht vanaf de laatste stek wilde ik het hier toch nog even proberen. De t-splitsing, de wind die op het kantje staat, het voer dat net op de rand van het opkomende krulblad ligt; kan niet missen toch? De beweging herhaalt zich, ik voel mijn spieren spannen en mijn ogen vernauwen. Te lang stil, ik haal op en leg het spulletje iets naar links en dichterbij. Het loopt richting half één en ik heb met mijzelf afgesproken één uur uiterlijk thuis te zijn. Kort na het verleggen van het haakaas weer een zachte, walmende beweging. Ik durf met zekerheid te zeggen dat het hoe dan ook karper of zeelt is die beneden op de voerplek rondhangt. Niet veel later een hobbeltje, een pennetje dat daarna net onder het wateroppervlak wegzakt, stil blijft staan om vervolgens uit het zicht te verdwijnen. Ik wacht heel even en zet dan rustig de haak, even voel ik weerstand, dan schiet het spulletje recht. Ik zit verbaasd te kijken; wat een anticlimax van twintig spannende minuten, wat een anticlimax om de enige aanbeet van de gehele avond zo te missen. Er zit niet veel anders op dan mijn boeltje in te pakken en op huis aan te gaan. Niet veel later loop ik over de ringdijk naar de auto, enige aanbeet gemist en toch in balans. Als ik tegen zeven uur bij de ringdijk aankom gooi ik mijn eerdere plan overboort. Het idee was om op een deel van de ringdijk te voeren, terug te rijden naar een ander deel van het water om daar te voeren en dan vissen. Ik besluit de hele ringdijk af te lopen. Geen zin in autoritjes tussendoor en vissen op het deel waar meer verkeer langskomt. Hier kan ik lekker mijn gang gaan. Alleen op het eerste deel van de ringdijk rijden er soms wat auto's op weg naar de boerderijtjes die knus in de diepte achter de dijk liggen, verderop een onverharde dijk en de eeuwige groene blik van golvend gras. Vogels vliegen rond, futen dansen en hazen rennen achter elkaar aan. De vis is stil. Tijdens het aanleggen van acht stekken zie ik één keer een forse boeggolf over het water lopen, verder geen teken van vis, laat staan van karper. Tegen achten zet ik de pen op het eerste voerplekje neer. Niet veel later zie ik de maan opkomen terwijl in mijn rug de zon zijn laatste kunstje van de dag uitvoert. Het dijkje waar ik op zit scheidt twee polders van elkaar. Tegenover me, aan de nadere kant van het water liggen de weilanden op hetzelfde niveau als het water en het dijkje waar ik opzit. Achter me ligt een gat in de aarde. Uit het niets een klein deel polder dat in plaats van de gemiddelde 1,7 meter onder NAP tot bijna 6 meter onder NAP ligt. Ik ben er al best vaak geweest maar blijf het een bizar gezicht vinden. Ik heb ook alle tijd om om me heen te kijken want op het pennetje geen enkele beweging. Ik zie in een klein slootje een keer een voorzichtig brasemstaartje boven water punten maar meer wapenfeiten zijn er niet te noemen. Ik maan mijzelf tot rust, het gaat wel goed komen, is echt geen perfecte avond maar ergens deze avond komt er echt wel een een karper op één van de voerplekken. Als ik bij de laatste voerplek aankom verwissel ik het antennetje voor een breekstaafje. Kort na het inleggen lijkt er een beweging op de pen te zijn. Ik grinnik als ik bij mijzelf denk dat het wind is omdat een beweging op de pen niet alleen iets is wat je ziet maar ook iets met je doet. Is nu niet het geval en dus de speling van de wind. Tegen diezelfde wind in wandel ik niet veel later terug over de dijk, tweede rondje, nieuwe kansen. Op de eerste stekken is het nog steeds doodstil, ik zie eigenlijk ook geen witje spetteren. Iedere voerplek waar ik zonder beweging te zien vertrek, geeft een klein deukje in het toch nog aanwezige vertrouwen. Ik zet de pen neer over een paar in het water gestoken balkjes, er hangt een oude wasmachineton aan die een waterinlaat voor besproeiing moet beschermen tegen rommel. Ook hier weer helemaal niets. Na weer tien minuten wachten haal ik op om door te lopen naar het volgende stekje. Terwijl ik ophaal voel ik weerstand, weerstand die langzaam wegzeilt en dan een spurtje neemt. De eerste gedachte is een karper die ik tijdens het ophalen vals heb gehaakt. Ik zet niet echt kracht, verwacht ieder moment dat de vis losschiet. Gebeurt niet en tijdens de dril krijg het idee dat de vis toch wel in de bek gehaakt is. Niet veel later ligt er een spiegeltje op de kant, perfect in de bek gehaakt? Ik grijns en roep hard tegen de wind in "pure kunde" en lach daarom. Ik besef me dat ik erg gelukkig ben om op een moeilijke avond als deze, op deze manier toch een karper te scoren. Lekker zo'n succesje. Ik wandel rustig de overige stekken af maar de lijn van de avond wordt strak doorgetrokken; geen tikje op de pen. Als ik terugloop richting de auto besluit ik de eerste stek nog een laatste kans te geven. Ik heb nog wat tijd over en heb een sterk gevoel dat er ondertussen iets moois op me ligt te wachten...
"Niet gehinderd door enige kennis", een uitspraak van een collega schiet door mijn hoofd heen als ik voor de zoveelste keer het schelpenpad betreedt. Ieder bezoek is er meer te zien, meer nieuw groen, meer actieve watervogels en meer tekenen van karper. Met alle opgedane kennis is het soms best lastig om met een 'leeg' hoofd aan de slag te gaan. Heimelijk denk ik weleens terug aan de tijd dat ook ik niet gehinderd door enige kennis in het vroege voorjaar naar de waterkant toog. Geen enkele gedachten over waar vissen zich wellicht op zouden kunnen houden, gewoon een blikje maïs, een gezonde portie opportunisme en gaan. Ik probeer iedere visbeurt iets te leren, vragen die ik heb beantwoord te krijgen. Dat lukt aardig, puzzelstukjes die langzaam op hun plek vallen. Ook steeds weer nieuwe puzzelstukjes. Neem nu deze polder. Toen ik in het late najaar een steeds grotere concentratie van karper op een bepaald deel aantrof dacht ik een plek te hebben gevonden waar de karper overwintert. Iedere visbeurt in december, januari, februari en maart leverde hetzelfde beeld op; rollende brasem en zeelt maar geen karper? Onlangs was ik er weer geweest. Voor het eerst proefde het naar lente. Kort na aankomst was het gemaal gaan draaien. Mijn pennetje stond geduldig te huppelen op de trek. Na een prachtige zonsondergang is er een enorme bleke maan gehuld in nevelslierten en temperatuur die vlot onder het vriespunt kruipt. Achter elkaar zie ik vis rollen, ik vang in korte tijd twee brasems en een zeelt. De gedachte van karper op deze plek heb ik opgegeven. Wel ben ik benieuwd of er een moment in het voorjaar gaat zijn dat de vis hier ineens weer aanwezig gaat zijn en of ik dan kan achterhalen waar ze vandaan zijn gekomen? Maart glijdt voorbij, vooruitzichten van draaiende wind en vooral warmere nachten worden steeds weer een stukje opgeschoven. Op de voorlaatste maartdag zit ik als een koning in mijn stoeltje te genieten van een zonsondergang. Om me heen is de natuur volledig tot leven gekomen. Ik drink een paar bakken hele sterke koffie, eet wat oud brood met dikke plakken salami die ik ter plekke snij. Ik voel me groots, hier ben ik op mijn plek. De avond levert voor de verandering weer eens een zeelt op. De vis voelt beduidend minder koud aan dan zijn voorgangers van de voorbije weken. De zeeltteller is de karperteller ondertussen voorbij gegaan dit jaar; iets wat ik niet eerder meemaakte. Misschien van visserij veranderen? Ik geniet van de 'bijvangsten' het zijn toch maar schitterende vissen. Een paar dagen later is de lente in volle gang. Ik sleep me naar het water. Twee weken zieke kinderen en vrouw, drukte op werk en daarmee in mijn hoofd en veel korte onderbroken nachten maken me zwaarmoedig en vooral vermoeid. Tijdens de voetbalwedstrijd overdag kwam ik verkeerd terecht en mijn bovenbeen is stijf en pijnlijk, werkt ook niet echt mee. Ik zie de eerste vleermuisjes dansen, weer een mijlpaaltje in de voortgang van het voorjaar. Er is weer sterke koffie, iets waar ik geen genoeg van kan krijgen tijdens de avondjes en nachten vissen. Koffie smaakt altijd beter buiten, raar maar zo is het voor mij. Om me heen is er stilte, ik zie een zeelt rollen en daarna borrelen maar dat is het enige teken van leven. Ik loop van stek naar stek die ik ongeveer twee uur eerder aanvoerde. Het pennetje geeft geen teken van leven. Er rolt een gedachte mijn hoofd in: "hoelang duurt het voordat je onzeker wordt vanuit het niet vangen van karper?" Ik krijg geen tijd om over de vraag na te denken. De pen schuifelt traag over het water heen. Ik verstar, haal geen adem meer. Even stopt de beweging, dan loopt de pen door en zakt schokkend weg. Ik sla aan en voel de weerstand van karper. De vis weet niet zo goed wat hij moet, zwemt de kant in, plukt wat vuil op en wringt er dan wat onbeduidende rondjes onder de top uit. Ik denk hem eenvoudig te kunnen scheppen maar schep mis? De vis maakt een sprintje naar de overkant maar komt al snel weer boven het net en nu schep ik hem wel. Ik zit nog even rustig te zitten. Het is het enige wapenfeit van de avond, ik ben er blij mee. Voelt vertrouwd om met een meurend net langs de waterkant te schuifelen. Ik heb zin in de komende periode. Twee nieuwe polders op het oog die grondig uitgespit moeten worden en zoveel plekken waarnaar ik verlang om terug te gaan.
To be continued! De afgelopen jaren hebben januari en februari me geen karpers opgeleverd. Waar ik eerder een sterke wil had om iedere maand van het jaar een karper te vangen en dus al een paar jaar op rij teleurgesteld startte is nu alles wat meer ontspannen. Ik wil absoluut wel een karpertje vangen maar zal me niet meer in de valkuil stortten om water te bezoeken waar ik eigenlijk liever niet kom om maar aan dat doel te voldoen en uiteindelijk nog iets meer gedesillusioneerd te eindigen. Januari was om in een wip. Slechts twee keer had ik tijd om op pad te gaan. De tweede keer was ik op een nieuwe winterplek. Geen nieuwe polder maar eindelijk een plek waar ik het idee heb dat in die polder de karper overwintert. Een groot diepteverval op een plek waar veel water bijeenkomt en in de buurt van het gemaal. Met een groot verval bedoel ik dat er ineens een diepte van ruim twee meter te vinden is, Een ruime meter is op de rest van het water al veel. Tot laat in het jaar ving ik hier karper maar vanaf december niet meer? Wel brasem en zeelt. Voldoende vis maar blijkbaar dusdanige concurrentie dat de karper of er tot nu toe niet aan te pas komt of andere plekken prefereert? Halverwege januari er weer een uurtje gezeten in de avond. Al snel een mooie zeelt, eerste vis van het jaar die zorgt voor een brede glimlach; mooie vissen zijn het toch. Deze avond zou ik met Michael op pad gaan. De laatste paar keer visten we in meer stadsachtig water, nu samen de polder in. Plan was simpel. Ik zou 's middags voorvoeren op de plek waar ik de zeelt ving en toch sterk het vermoeden heb dat er ook karper ligt. We zouden gezamenlijk starten op een andere plek om te voeren. Een plek waar ik vijf jaar geleden twee keer viste en waarvan ik een bepaald deel van het water noteerde als 'winterstek'. Ik kwam er nooit terug om te checken of die gedachte klopte. 's Middags loop ik met twee kleine boeven over het schelpenpad. Volgens de jongste boef zwemmen in de wetering links van het pad krokodillen en in de wetering rechts van het pad karpers. We zullen dus rechts van het pad moeten voeren. Op de plek met het verval gaan een paar handen verse particlemix het water in. Tot mijn grote schrik was de vriezer leeg. Gelukkig kwam ik er bijtijds achter en kon ik met een bezoekje aan de groene winkel een nieuwe voorraad aanmaken. Bijna vier uur later schudt ik Michael de hand op een parkeerplaatsje van een lokaal restaurantje, binnen vieren de bruiloftsgasten feest, wij lopen in ons viskloffie naar de 'gegarandeerde winterstek'. Een vrij brede wetering wordt ineens zakelijk en smal ingeblikt tussen een roestige, hoge metalen schoeiing. Als er dan ook nog twee lage bruggen overheen gaan kan het eigenlijk niet missen. Geheel in de lijn van eerder hier gedeelde gedachte ligt het gemaal niet heel veel verderop. We voeren en verplaatsen ons daarna naar de door mij eerder aangevoerde stekken. Na een korte autorit en een wandeling zijn we er; wind op het water, buiten de watervogels om een eeuwenoude polder in diepe rust. Na een minuut of twintig beide naar het lichtpennetje te hebben gekeken krijgt Michael een meer dan oertrage aanbeet, het duurt echt tientallen seconden voordat de pen in het donkere water verdwijnt. Na de aanslag moet er een brasemlap van 55 centimeter plus omhoogzeilen. Terwijl Michael zijn plekje weer inneemt ben ik aan de beurt. Nog trager en zo aarzelend dat ik op een bepaald ogenblik maar de lijn strak trek om te kijken of ik weerstand voel. Ik ontmoet weerstand, zet zachtjes de haak en niet veel later heb ik ook een lap voor de kant spartelen. We vissen door, het water dat bij elkaar komt, de diepte en de golfjes geven continue een gevoel dat er zomaar iets moois kan gebeuren. Gebeurt niet en ruim na elven gaan we op pad naar de plek waar we de avond starten. De bruiloft is ten einde, de gastvrouw van het etablissement kijkt vreemd als er twee auto's de parkeerplaats oprijden terwijl ze een grote witte strik van de voordeur verwijdert. Twee bruggen, eentje voor de fietsers, eentje voorde auto's. Vanaf de fietsersbrug vissen we naar de autobrug toe. Een grote buis die kort over het water loopt zorgt ervoor dat we niet onder maar alleen kort tegen de brug aan kunnen vissen. Ik heb al snel mijn pennetje staan, de gok dat er ongeveer anderhalve meter water staat lijkt de juiste, Direct is er beweging op de pen, paar harde tikken, gehuppel; komt het door de wind die steeds krachtiger onder de burg vandaan komt loeien? Michael moppert links van me, bij hem is het maar vijftig centimeter diep? Ik haal op, mijn lood staat ver van de haak, ik schuif het wat terug, doe het stoppertje lager en leg weer in. Anderhalve meter was misschien veel maar één meter twintig staat er aan mijn kant zeker? We staren weer allebei, verderop passeert een bont uigedost carnaval gezelschap een rotonde. Mijn pen zakt wat en loopt heel traag van me af, daarna verplaats hij zich wat naar het midden en komt dan naar me toe. Allemaal zo traag, zo langzaam dat ik twijfel. Dan zakt hij weg. Na het brasemgedraal van eerder weet ik zonder moeite mijn geduld te bewaren voor het juiste moment. Ik sla aan en voel de bekende weerstand. Op zeer krappe ruimte dril ik een karper, voelt goed aan. Ik merk dat als ik hard ga trekken de vis alleen maar meer gas geeft. Ik geef half gas en daarmee ontwikkeld zich een trage dril onder de top. Na een paar minuten schept Michael; binnen. Verderop, in een door kastanjebomen omzoomd schapenweide, bewonderen we onze schat. We vissen door, helaas slaat het gemaal kort hierna aan, maakt het vissen moeilijk. Ik haak kort een vis vals als ik even ophaal op een stijl aflopend talud voor een rietkraag.
Op de fietsersbrug ontmoeten we elkaar weer, de avond is af maar we willen nog niet stoppen. Het tijdstip dat ik thuis zou zijn is al verstreken. We taaien af, terug naar de parkeerplaats. We keuvelen na, autoportieren die dichtslaan. Einde van deze avond, begin van 2016. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
May 2024
Contact: [email protected]
|