Ik ben bijtijds aanwezig, een dun zonnetje warmt de boel aan het einde van een lome dag nog wat op. Het pennetje danst op de golfjes die de noordwester veroorzaakt. In de verte komt een echtpaar aanlopen, nadeel van vroeg starten hier, de stekken raken snel verstoort. Ik verschuif mijn spulletjes wat zodat ze kunnen passeren. De man van het stel begint een praatje, ook dat nog. Hij verteld over een plasje in de buurt, een paar jongens ving er eerder vandaag een grote karper. Ik doe er flauw over, schrik van mijzelf, had niet verwacht ten overstaande van een vreemde zomaar mijn duidelijke mening te ventileren. Het is wel waar wat ik zeg, het is maar zielig voor die visjes, een put van krap twee hectare waarvan het volledige bestand in kaart is gebracht. Continue een gedekte tafel met als risico dat je zo nu en dan gehaakt, gedrild, gevangen en bewonderd wordt. Vissen met een naam, vaste bezoekers met vaste stekken. Ik schudt me los uit mijn gedachten, de man en vrouw zijn doorgelopen. Ik drink wat koffie en zie dat de pen wat heen en weer huppelt op witvissige activiteit. Als ik de koffie op heb valt de witvisactiviteit op de stek uit het niets weg. Ik zit direct op scherp, een beklemmende spanning doet de stilte om me heen zinderen van avontuur. De pen beweegt weer maar het is anders nu, bedenkelijker, lomper, met toch een bepaalde souplesse. Ik zit strak voor me uit te kijken naar de pen, het zijn momenten die je gaat herkennen, je weet wat er gaat komen en toch is het altijd onverwacht. Rats, de pen stuitert naar links weg, ik pak de hengel en tik naar rechts vast; karper. Na een stevige worsteling onder de top kan ik een mooie vis op de kant begroeten. Ik ruim mijn spulletje op, het korte moment van opwinding en chaos wordt vervangen voor rust en orde. Later die avond zie ik in de verte onweer langs glijden, boven mij staan de sterren helder, de activiteit van eerder die avond is weggevallen. Ik zit en kijk naar de machtige flitsen, het is te ver om de donder te horen maar daarom niet een minder indrukwekkend schouwspel. Ik denk terug aan enkele weken geleden. Voor werk was ik aanwezig bij een avond in het gemeentehuis. Schril contrast zo’n duffe avond in vergelijking met een nachtje pennen. Tijdens een rondetafelgesprek gaat er een gemeenteambtenaar schuin achter me zitten. Ik draai me even om en zie een bekend gezicht, het bekende gezicht knikt vriendelijk naar me. Ik knik terug maar kan het gezicht niet plaatsen? Na het gesprek komt het bekende gezicht direct op me aflopen; ik ben dankbaar dat naambordjes een logische aanwezigheid hebben op dergelijke avonden, het is Ewout. Al jaren contact, eerst via een forum later via de mail. Enkele stekken delen we en in de winter kwam ik bij "mijn" kant van de duiker aan terwijl hij aan "zijn" kant net met een spiegeltje poseerde. Ik snap nu ook dat ik het gezicht niet kon plaatsen, strak pak in plaats van viskleding; groot verschil. Het gaat natuurlijk direct over vissen, Ewout is net een nachtje weggeweest met zijn boot. We voelen beiden direct dat machtige gevoel wat een nachtje in het donker oplevert, het gevoel dat het schrille contrast dat ik eerder noemde veroorzaakt. Het is niet dat ik me beter voel dan mensen die dit niet kennen maar het geeft wel een machtig gevoel, het heeft iets stiekems een soort geheim genootschap van gelijkgestemden. We hebben maar weinig woorden nodig om direct te voelen en begrijpen wat de ander meemaakt. Gisteravond weer die spanning, spanning die komt en wegebt. ’s Middags met de kinderen het voerrondje in de polder gemaakt. De jongste kraait het uit in het voorzitje, iedere vogel moet worden geduid met een puntig wijzend vingertje. De oudste achterop met een taak; de voerdoos veilig naar het water vervoeren. Als ik terugkom ligt het voer ruim twee uur in het water. Ik begin bij het duikertje. Kort nadat ik ga zitten kleine belletjes die omhoog komen, de scherpte is terug, neemt ook maar direct het gespannen gevoel in de onderbuik weer mee. De pen krijgt een paar tikken, lijkt weg te lopen maar op het moment van de waarheid dreunt er een boeggolf weg van de stek. Ik zit er verbaasd naar te kijken en voel de spanning van net wegglijden. Ik wacht nog even af maar er lijkt niets meer aanwezig. Ik rij door naar de volgende stek, halverwege valt mijn oog op het uiteinde van een tocht, langs de rietkraag die er staat liggen talloze kleine belletjes. Ik zet mijn fiets verderop tegen een hek en sluip erheen. Op meerdere plekken komen trosjes kleine bellen omhoog om het geheel compleet te maken zijn er her en der wellingen te zien van de schofterig azende vissen. Ik sluip terug, pak een handje hennep en tarwe mee. Voorzichtig voer ik wat, de vissen laten me begaan. Pennetje erop en wachten maar. Ik sta half gebogen achter de rietkraag, de wegzakkende zon schijnt in mijn gezicht. Ik zie vijf actieve vissen en al vrij snel worden er voedseldeeltjes in de buurt van de pen gepakt. Uit het niets rolt er een vis weg die kort voor de rietkraag langszwom. Zijn wegzwemmen veroorzaakt een kettingreactie; drie andere vissen volgen. Het ziet er niet schrikachtig uit maar wel zijn er duidelijk vier boeggolven die rustig van het uiteinde van het water weg zwemmen. Ik zie iets verderop een oude, verweerde staartlob uitdagend boven water zwaaien. Er is nog vis gebleven. Ik besluit iets bij te voeren, de kans is groot dat de vis terug komt of dat er andere vis op het aas komt. Ik zet mijn fiets op slot en loop naar de volgende stek. Ik volg het water tot het met een scherpe bocht naar de hoofdwetering wegloopt. Op twee plekken golven er vissen weg terwijl ik zo zacht als mogelijk probeer te passeren, het lijkt wel of de vis weet dat er een vissertje langsloopt want van de auto die zojuist langsreed hebben ze zich niets aangetrokken. In dit stuk dus ook genoeg vis is wat ik denk, de vis is alleen weggerold uit de kant, geen volledige vluchtactie die dit ondiepe deel direct volledig op de kop zou zetten. Als ik net zit te vissen op de tweede stek bedenk ik me dat ik beter naar de derde door kan lopen. Die ligt vrij dicht tegen de hoofdwetering aan. Als ik een vis haak zal de vluchtroute waarschijnlijk richting die wetering zijn. Als ik hier nu een vis vang die een kettingreactie als zojuist op gang zet is mijn derde stek misschien wel verstoord zonder dat ik er in de buurt ben geweest. Ik loop behoedzaam door, de laatste meters maak ik me zo klein mogelijk tegen de kas. Er liggen kleine belletjes rond de stek. Ik laat het aas voorzichtig zakken en ga een meter of drie uit de kant zitten. Na een minuut of vijf komen er nieuwe belletjes bij, de spanning loopt weer op. In deze polder heb ik al een aantal keer meegemaakt dat azende karper de stek verliet zonder het haakaas te nemen dus ik reken me niet rijk. Om de spanning te breken pak ik mijn thermoskannetje koffie. Ik schenk een bakkie in zonder de pen uit het oog te verliezen, de handelingen voer ik uit met mijn linkerhand zodat de rechter op een eventuele aanbeet kan reageren. De pen beweegt een paar keer heel zachtjes op het ritme van een walmende staart. Dan na een minuut of tien zakt het pennetje wat weg, stuitert een paar keer op een neer, loopt sloom naar rechts en schiet dan weg richting het midden van het water. Ik sla aan en het water explodeert, de inhoudt van het tweede bekertje koffie golft over mijn bovenbeen. Zo snel als het begon is het over, een schubkarpertje laat zich gewillig naar het net trekken. Als ik de vis terugzet is de rust op het water teruggekeerd, de weinige wind die er was is volledig gaan liggen, het wateroppervlak is als een spiegel. Ik zit even en drink de laatste koffie, een handje voer het water in en terug naar de stek bij de bocht. Halverwege kom ik weer een akelig mooi bellenspoor tegen met een kort onder het water wapperende staart. Zo ken ik dit poldertje niet, je ziet weleens vis azen maar zo vaak en zoveel als deze avond maakte ik niet eerder mee. Ik zet mijn pen op het stekje bij de bocht. Af een toe een tikje maar verder stilte. Ik pak mijn logboekje en maak wat aantekeningen. Ik kom niet ver want uit het niets zwiepert het pennetje de diepte in. Ik sla aan en weer is er een krachtexplosie onder water. Ook nu lijkt het snel over maar de spiegel bedenkt zich als hij het net ziet en laat me alle hoeken van dit stukje water zien. De steeds meer aanwezige waterplanten op de lijn doen me fronsen, ik probeer de hengel laag te houden zodat er geen hoek in de lijn ontstaat maar helemaal voorkomen lukt het niet. Na nog een paar kamikazerondjes is het dan toch afgelopen met de energie van de spiegel. Lucht happend komt hij op de kant. In het laatste licht poseren we samen. Lekker zeg, het is nog licht en al twee vissen gevangen. Ik loop terug naar de nieuw aangevoerde plek, de vis is er terug gekomen maar terwijl het langzaam donkerder wordt verwijderd de vis zich uit dit ondiepe deel naar de diepere delen van het water. Ik vervang het rode antennetje voor een breekstaafje en ga terug naar de duiker. Daar zit ik nog een half uurtje, de draaiende wind en het totaal ontbreken van enige vorm van activiteit doen me besluiten op huis aan te gaan. Onderweg naar huis langs het kanaal denk ik aan de komende maanden, warme zwoele nachten en breekstaafjes die in het water wegzakken ik op de kant met een verslavende adrenalinestoot en een kromme hengel. Machtige spannende avonturen in het weinige donker tussen avond en ochtend, fnuikend voor de broodnodige slaap, dat wel. Ik zie er naar uit maar ook een beetje tegenop.
0 Comments
Als ik op de fiets kruip om richting werk te gaan is het alweer erg warm. Halverwege de fietstocht wordt ik toevallig door een collega vergezeld. Zij verteld dat ze ’s nachts om een uur of twee wakker was geworden en het idee had dat het ruim boven de twintig graden was. Ik knik bevestigend en droom weg naar de afgelopen nacht. Twee uur, waar was ik toen? Toen liep ik meurend van de vis de tuin in en ja, het was zeker nog warm. Al een tijdje wilde ik een verslagje droppen: "vier op een rij" zou de titel moeten worden. Vier karperloze visbeurten op een rij, even de plank een paar keer misgeslagen. Het zat me dwars die keren dat het niet lukte. Genoeg karper gezien, een mooi exemplaar gelost zelfs maar uiteindelijk dus niets gevangen. Ik vond het jammer te merken dat het me irriteerde, ondertussen zou ik toch wel moeten kunnen genieten van de visuurtjes zonder een karpertje te haken? Ik had verwacht toch wel wat ‘meer volwassen’ te zijn ondertussen. Dit thema spookt gisteravond wat door mijn hoofd terwijl ik het schelpenpad van een polder inloop. Als later die avond de adrenaline door mijn lichaam raast na een dollemansdril heb ik antwoord op mijn thema. Het vangen van die vis dat is niet wat ik mis of waar ik me op blindstaar. Dat moment dat vanuit het niets dat pennetje de diepte inroetsjt en de serene rust per direct omslaat in complete chaos. Dat moment, dat is mijn drug en kan er maar niet genoeg van krijgen. J. B. de Winter omschreef het jaren geleden al prachtig in zijn ‘Karpervissen’. Tijdens het voeren, was van de serene rust nog niet veel te merken. Het is nog druk langs het pad, wandelaars, fietsers en vissers. Verbazend veel vissers. Ik maak her en der een praatje met mijn collegae, een praatje waarin ik vooral subtiel informeer tot hoe laat ze blijven. De meesten willen niet zo lang meer doorgaan. Mooi, laat de mooiste uurtjes voor mij alleen over. Tijdens het voeren zie ik al actieve karper. Trage kolken bij plompenrandjes, een boeggolf van een ondiep zwemmende vis en her en der belletjes. Tijdens mijn eerste rondje nog geen teken van leven op de pen, de anderen vangen ook niets en terwijl ik een breekstaafje monteer haken de meesten af. Ik zit op het stekje waar een diepteverschil ligt, als je het niet weet zie je het niet. Iets verderop zit een laatste visser. Ik heb het idee dat er op deze stek vis ligt maar dat het eerst echt rustig moet worden, de vis wacht af tot er geen trillingen vanaf het veenpad het water intrekken, pas dan komen ze echt goed onder de kant. Puur op gevoel voer ik wat bij en loop naar de stekken die het verst van de eerste echte weg afliggen. Ik zit en wacht.Hier is het al langer rustig, de meeste mensen lopen niet zover door. Als ik bij een stek opsta omdat ik denk dat het niets wordt ramt er een boeggolf weg; lekker weer dan. Ik loop maar weer helemaal terug naar de eerste stek, als ik er een tijdje zit komt de laatste visser teruglopen. Op dat moment is het half twaalf ’s avonds; de polder is nu van mij alleen. Via nog twee stekken kom ik weer bij die verbreding, die verbreding waar op sommige plekken op een meter of drie uit de kant een ondiepte ligt. Ik ga zitten en voel dat er iets gaat gebeuren, er is niets te zien maar ik voel een spanning die niet te omschrijven is. Toch heb ik moeite de concentratie erbij te houden, ik ben wat vermoeid na een aantal korte nachten. Als de torenklok van een dorp in de buurt half één slaat en een andere klok van een ander dorp dit een minuutje later weer doet wapperen mijn gedachten weg en vraag ik me hardop af of dit het tijdsverschil is tussen deze dorpen? Terwijl ik probeer te bedenken hoe deze dorpen ten aanzien van de windstreken ten opzichte van elkaar gepositioneerd zijn is er één kort hobbeltje en dan een vloeiende wegloper. Ik sla aan en denk in eerste instantie misgeslagen te hebben, dan volgt er een doffe dreun op de hengel die direct hoepelrond gaat. De vis moet op gang komen maar is daarna moeilijk af te stoppen. Hij loopt een meter of dertig weg naar links om daarna naar de overkant van de verbreding weg te zeilen. Ik wil hem niet te kort tegen de andere kant aan hebben, daar verspeelde ik al eens een vis. Het lukt me niet enige vat op de vis te krijgen, ik voel een log lomp gewicht dat stuurloos evenwijdig aan de overkant mij ondertussen gepasseerd is en nu naar rechts wegloopt. Ik ben bang voor een valsgehaakte vis of het is een enorm monster. In het donker ben ik even de oriëntatie kwijt, de vis is naar mijn eigen zijde gezeild, ook dat zie ik niet zitten terwijl er zoveel lijn uitstaat. Ik graai het net mee een draai lijn op terwijl ik naar de vis toeloop. Ineens zie ik het breekstaafje, hij probeert onder de holle kant te kruipen, ik trek uit alle macht en zie waar ik al bang voor was; vals gehaakt. De vis heeft nog een vat energie want hij loopt zonder moeite weer een meter of vijftien weg, daarna komt hij proestend dichterbij en kan ik hem scheppen. Een schitterende spiegel, het haakje zit in zijn flank, ik kan het eenvoudig lostrekken, op het prikgaatje na geen enkele verwonding. Dan is een soepele penstok toch een voordeel, de vis heeft geen nadelige gevolgen van het verkeerd gehaakt zijn. Ik ben eigenlijk wel erg tevreden met het resultaat. Het zweet loopt uit al mijn poriën. Ik meet 80 centimeter en weeg 22 pond. Met een grote glimlach ga ik op de foto. Niet veel later vind ik mijzelf terug op een oud, gehavend steigertje. Mijn benen bungelen boven het water. De rust is terug in de polder maar nog niet in mijn koppie. Wat een enerverende tien minuten op een rustige avond. Ik heb geen zin meer om te vissen, voel me voldaan. Als ook bij mij de rust teruggekeerd is ruim ik mijn spullen op en ga op huis aan. In de verte slaat de kerkklok half twee, snel een paar uurtjes slapen voordat ik naar werk ga.
Het weer op hemelvaartsdag pakt niet zo slecht uit als voorspelt was. Mooie dag om lekker met het gezin naar het vogelpark te gaan. Na een leuke ochtend spelen in de speeltuin en kijken naar allerlei vogels eindigen we bij de vogelshow. Mijn vrouw geeft onze dochter een flesje en ik zit met mijn zoontje op een betonnen randje te kijken wat de vogels allemaal wel niet uitvoeren. Tenminste ik probeer te kijken maar mijn blik wordt steeds naar het water getrokken dat voor ons ligt. Karpers zwemmen er onrustig achter elkaar aan, hebben duidelijk de paai in hun kop. Mijn zoontje vindt het ook lastig zich te concentreren op de show, het water trekt hem. Van rechts komen er een aantal karpers onze kant uitglijden. Ik zeg het tegen hem en direct hurkt hij en richt zijn blik op het water. Zonder geluid te maken kijkt hij vol ontzag naar de grote vissen die aan zijn voeten voorbij zwemmen. Als ze langs zijn richt hij zich weer op, draait zich om en vraagt "was dat een spiegelkarp papa?". Ik leg uit dat dit schubkarpers waren, hij knikt met een ernstige blik en hurkt weer bij het water. Pas als de grote zeearend van stal komt om een show te geven kijkt hij weer verder naar de vogelshow. Als we teruglopen naar de rest om op huis aan te gaan vertrouwt mijn zoontje me toe: "als ik later groot ben ga ik ook een spiegelkarp vangen, zo een grote". Ter illustratie gaan de armen een eind uit elkaar. Ik glimlach en bedenk me dat het wel indrukwekkend moet zijn als je vader je ’s ochtends foto’s van karpers laat zien die nagenoeg zo groot zijn als jezelf. Ik denk terug aan de avond ervoor, het was er weer eens zo één, een avond met een gouden randje. Er komt geluid uit mijn broekzak, een berichtje van Michael. "Als het goed is verdwijnt het onweer om acht uur, dan is het ook niet meer zo link". Ik constateerde net exact hetzelfde via de buienradar en wrijf in mijn handen. De warme atmosfeer, het onweer en daarna opklaringen die prettige verkoelingen brengen; perfecte ingrediënten om ervoor te zorgen dat de vis "los" gaat vanavond. Net na achten pak ik de auto, terwijl ik naar het zuiden rij, zie ik het links van me nog steeds weerlichten, rechts van me schijnt de avondzon. Er vormen zich meerdere regenbogen door de verschillende buien die er vallen en ik moet opletten om niet teveel de aandacht bij het verkeer te verliezen; het is een prachtig schouwspel. Kort nadat ik ben aangekomen bij de polder komt ook Michael aanrijden. Ondanks dat we elkaar maar één keer eerder kort zagen is de begroeting hartelijk en start het gesprek waarmee we vorige keer stopten; karpervissen. Michael heeft de polder waar we gaan vissen al vaak bekeken via Google Earth en geeft aan er erg veel zin in te hebben. Hij vindt het een prachtplek en ik merk dat door zijn nieuwe, frisse blik ik deze polder weer wat meer waardeer. Het is ook echt een schitterende plek waar ook nog eens veel vis zwemt. Terwijl we het smalle schelpenpad tussen de weteringen door volgen en voerplekken maken, kletsen we honderduit. Al snel komen we de eerste paaigekke brasems tegen. Op sommige plekken bulkt het van de brasem. Het zal me niet verbazen dat als de schemering start de karpers kort onder de kant komen om afgezet brasemkuit weg te snoepen. Na het voeren lopen we rustig terug naar de auto’s. We bekijken elkaars hengels en bouwen ze daarna op voor een avondje pennen. Terug het schelpenpad op en altijd weer voel ik dat kinderlijke enthousiasme en een lichte spanning; zou er vis op de voerplekken liggen? Nu we gaan vissen komen we in een andere modus, we wensen elkaar succes en sluipen naar onze stekken toe. Door de boterzachte veengrond en de slechts smalle strook land is de vis in het voordeel, je kan ze bijna niet ongehoord benaderen. Ik zet de pen op de eerste stek neer. Ik heb gevoerd met een mix van kikkererwten, maïs en kattenvoer en heb de haak voorzien van een kikkererwt en een stukje smac. De pen danst op en neer en om de haverklap wordt het aas van de haak gesnoept. Er is hier veel witvis actief. Ik vind het best, drink even twee koppen koffie en zie dat er vanuit de sloot tegenover mij boeggolven de wetering in komen lopen. De karper komt hier vaak pas ’s avonds op de bereikbare delen en vandaag is het niet anders. Ik loop naar de volgende stek. Twee keer heb ik het idee dat er karper kort onder de kant doorzwemt maar niet op de stek blijft hangen. Prima, die komen vanzelf wel. Op naar de volgende stek. Onder de takken van een overhangende boom op de rand van een stuk waar het water verbreed. Ik heb altijd het idee dat dit een goede stek is maar vreemd genoeg heb ik er nog maar één keer een karpertje gevangen. Michael komt aansluipen en geeft aan dat hij op een stek waar mooie bellen omhoog kwamen een brasem ving en her en der actieve karper heeft gezien. Ik zit een kwartiertje maar zie geen enkele beweging, door naar de volgende stek. Deze lijkt op de bonnefooi op een paar meter uit de kant te liggen maar ik weet dat er hier een ondiepe plaat met daarnaast een kuiltje ligt. Het veen heeft zich weer eens verplaatst want waar ik dacht in de kuil te liggen, lig ik op de plaat. Ik heb sterk het idee dat hier karper ligt. Ik krijg lange tijd niets door op de pen maar na bijna twintig minuten is er een lichte beweging waarneembaar. Ik pak de hengel beet en wacht in spanning. De beweging krijgt geen vervolg. Michael komt weer aanlopen, hij heeft nog een brasem gehaakt. Na weer tien minuten is er weer een beweging, daarna weer stil. Uiteindelijk als ik bijna naar de volgende stek wil lopen is er een vloeiende aanbeet. Ik sla aan en voel een karper wegglijden. Er volgt een korte, beheerste dril en ik land een mooie spiegel. Kuitbuikje geeft aan dat het ook niet lang meer zal duren voordat de karper gaat paaien. Ik ben blij in ieder geval een karper te hebben gevangen maar besef me dat er misschien wel meer inzit. Ik hoop vooral dat ook Michael naast brasem een mooie karper weet te vangen. Ik voer wat bij en loop door naar mijn laatste stek. Hier kom ik er weer eens achter hoe weinig beweging er nodig is om de vis hier weg te laten schrikken. Terwijl ik zo stil als mogelijk mijn schoudertas neerzet, dreunt er een vis weg van mijn stek. Shit, dat was een mooie kans op een tweede vis. Misschien komt de vis snel terug dus ik besluit toch even op deze stek te gaan zitten. Ik zie er wel wat beweging maar niets dat op karper lijkt. Voor de zekerheid een klein handje voer erbij en terug naar de eerste stek. Het is een prachtige avond, het onweer heeft voor verkoeling gezorgd maar het is nog steeds prettig warm. De sterren stralen en de vogeltjes zingen alsof het bijna morgen wordt. Als ik in de buurt van het eerste stekje kom leg ik zo stil als mogelijk de laatste meters af. Niet veel later staat de lichtpen een centimeter of dertig uit de kant op de golfjes te hobbelen. Van de eerder aanwezige witvis geen spoor meer. Waarom zijn die visjes verdwenen? Roofvis, uitgegeten, karper op de stek? Ik krijg weinig tijd om erover na te denken. De pen hobbelt even, wordt onder getrokken en blijft dan staan. Ik denk aan een lijnzwemmer maar dan loopt de pen toch goed door. Ik sla aan en haak de tweede karper van de avond. De vis zeilt naar links weg en trekt geen draad van de slip. Er ontstaat een rustige dril onder de top en ik denk aan weer een gemiddeld formaat vis. Af en toe slaat de vis een luie kolk met zijn staart maar het blijft een rustige dril onder de top. Dan is er toch een versnelling, een versnelling naar de tegenoverliggende oever. Daar, op de hoek van een t-splitsing, staat een oude boom in het water. Een perfecte plek om een vis te verspelen. Ik loop zelf achteruit maar de vis dendert zonder al teveel moeite door de slip. Ik draai de slip wat strakker maar ook dat maakt niet uit. Het is in het donker moeilijk in te schatten maar ik denk dat er nog maar een meter of twee tussen de vis en het obstakel is. Ik leg mijn vinger op de spoel en voel de rek uit draad wegtrekken, de vis keert en komt mijn kant weer uit. Er volgt weer een gevecht onder de top, weer gevolgd door een run naar het obstakel. De vis is vermoeid want ik keer hem nu vrij eenvoudig. Daarna nog een stevig gevecht onder de top met enkele venijnige, korte uitvallen en dan is de vis schepklaar. Hoe het kan weet ik niet maar tijdens de toch vrij lange dril heb ik geen moment het idee te maken te hebben met een grote vis. Als ik echter de vis de kant optrek in het net zie ik dat het een grote is. Sterker nog deze vis haalt waarschijnlijk vrij eenvoudig de negentig centimeter. Ik druk het haakje uit de bek en hang de vis terug in het water. Ik bel Michael die een eind verderop zit en zeg dat ik een hele beste heb. Hij komt mijn kant uit. Ik maak de weegzak nat en leg alles klaar. Vis weer uit het water; wat een bakbeest zeg. Ik leg de centimeter onder de vis en zie dat hij 91 centimeter lang is. Op het moment dat ik de vis in de weegzak wil schuiven komt Michael gehaast aanlopen. "Tsjezus wat heb je daar liggen" zegt hij verbaasd. Ik vertel druk aan hem hoe alles verliep tijdens de dril en schuif de vis in de weegzak. Urnster eraan en tillen maar. Ik zie de urnster ruim boven de 15 kilo eindigen. Dat getalletje heb ik nog nooit gezien, wat krijgen we nou? Ik zeg vol verbazing tegen Michael dat de vis afgerond naar beneden op 30,5 pond uitkomt. Michael vind het fantastisch, ik ook maar ik ben ook een beetje beduusd. Hoe vaak al trok ik niet een vis op de kant waarvan ik dacht, ja deze zou het weleens kunnen halen. Altijd bleef het echter onder de 30 pond. Ik ben er eigenlijk de laatste jaren ook niet meer zo mee bezig geweest, een soort berusting dat dertigers erg dun gezaaid zijn in de polders waar ik kom of er zelfs helemaal niet voorkomen en nu ligt er toch zo’n vis op de kant. Michael maakt foto’s. Daarna mag de vis weer terug. Ik haal een paar keer diep adem, ben voor mijn gevoel helemaal klaar voor vanavond. Ik besluit rustig op één stekje rond te lummelen zodat Michael nog een keer zijn meest belovende stekken af kan lopen. Daar naast de boom, mijn pennetje net onder de takken moet ik nog steeds een beetje tot mijzelf komen; wat een overdaad. Michael vist rustig zijn stekken af. Als hij niet ver bij me vandaan zit te vissen hoor ik een aanslag gevolgd door: "ja, oh nee toch weer brasem". Niet veel later besluiten we te stoppen. Het is ondertussen ruim na twee uur en ik lig na drieën in bed. Zoals wel vaker ben ik enigszins over mijn slaap heen en is het meer een duttende toestand tot om half zeven mijn zoontje wakker wordt. Hij heeft zin in de dag, we gaan naar het vogelpark maar bovenal de speeltuin!
Ergens bekruipt me het gevoel dat er stiekem iemand naar me toe is gelopen en ineens een zaklamp aanklikt, het blijkt de maan te zijn die achter de wolken vandaan komt. Wat een licht zeg, ik kan met gemak mijn logboekje lezen. Van die gelegenheid maak ik direct gebruik. Ik snap het niet zo goed, ergens weet ik nog in mijn geheugen te traceren dat de afgelopen jaren september voorbij was zonder dat ik er erg in had: "September is al bijna voorbij eer ik er erg in heb gehad. Doordat ik het altijd weer voor elkaar krijg druk te hebben gebeurt het weleens dat dagen tussen de vingers doorglippen. Nu is er bijna een hele maand door de vingers gegleden! En wat voor een maand, één van de mooiste vismaanden van het jaar. Vanaf juni heb ik 's avonds voor het slapen gaan, liggen fantaseren wat voor een mooie karpers er in september boven de netrand zouden komen. 28/09/2009" "Het lijkt een déjà vu maar september is ook dit jaar bijna weer om en ik ben nauwelijks aan vissen toegekomen. De keren dat ik pad kan, zijn nu net de dagen dat het stilletjes is. Toch blijft het genieten geblazen. 22/09/2010" September is nu ook snel voorbij maar ik vang wel vis na vis. In het heldere maanlicht blader ik terug in mijn logboekje, tussendoor laat ik mijn blik steeds even naar de pen gaan. Die staat zachtjes op de golven te wiegen naast een mooie veenbonk. Een minuut of wat geleden rolde er tien meter naar rechts een mooie vis maar op dit uitgestrekte deel lijkt het me sterk dat die zomaar op mijn stek terecht komt. Hoeft ook niet zo nodig, de buit voor vanavond is eigenlijk al binnen. Hoe lang zal het duren voordat mijn vangende, weer in een vissend bestaan wordt omgezet? Een vraag die ik mijzelf stel als ik net na de schemering maar weer eens het schelpenpad inloop dat toegang geeft tot deze polder. Ik kan niet anders zeggen dat het van een leien dakje gaat. Ik vang veel regelmatiger karper dan vorig jaar, doe dit op meer uiteenlopende stekken en er is behoorlijk verschil in formaten. Ik heb de afwisseling gemist vorig jaar, te vaak dezelfde polder, dezelfde polderschubjes, te vaak niet vangen op dezelfde plekken. Neem nu deze polder, een maand terug ving ik er voor het eerst in anderhalf jaar een karper. Dolgelukkige was en ben ik ermee. Ik ben benieuwd wat deze avond gaat brengen, het is een mooie september avond. September, een maand die me voor mijn gevoel de afgelopen jaren door de vingers glipte. Dit zijn de gedachten die me bezig houden als ik op vier plekken de mix van kattenvoer en particles in het water strooi. De gedachte die terug blijft komen; wanneer weer een vissend in plaats van een vangend bestaan? Mooie periodes wisselen altijd mindere af, ergens zal er een moment komen dat ik één of misschien meerdere keren op rij niets zal vangen. Tot dat moment maar genieten van de flow waar ik inzit. Ik wandel terug naar de auto over het schelpenpad. Hoe vaak maakte ik deze tocht al niet? Hoe vaak liep ik hier het afgelopen jaar niet met lood in mijn schoenen na weer een karperloze visbeurt? Hengel optuigen, een tastbaardere start van een visbeurt is er niet. Alles met geduld uitvoeren, een ongelukje zit in een kleine hoek. Daarna weer de tocht over het schelpenpad. Ik had aan de start van de week dit avondje al gepland maar toen ik vanochtend wakker werd had ik niet het gevoel dat ik er echt op uit zou gaan. Ik voelde me moe en wilde op dat moment mijn werkdag routinematig afhandelen om zo snel als mogelijk weer in mijn bed te kunnen ploffen. Op kantoor zag ik Hollandse luchten passeren en ik wist dat ik toch even in de polder zou gaan kijken. Als ik de pen op de eerste aangevoerde plek neerzet weet ik dat dit een juiste keuze was, ik voel me ontspannen en geniet van de rust om me heen. Na een raar hobbeltje is de pen weg, ik sla maar haak niets. Nu al karper, of kreeften? Door naar de tweede stek, hier ving ik een maand geleden dus voor het eerst sinds tijden een karpertje in deze polder. Op dit stuk water staat er een flinke kabbel, zuidwesten wind, redelijke avondtemperatuur, goede omstandigheden. Derde stek, kort onder de kant naast wat hogere begroeiing. Ook hier stilletjes, dan na tien minuten een minuscuul opstekertje. Ik kan het zien omdat hier de wind geen vat heeft op het water. Niet veel later, weer een drukkertje, de pen zakt wat, drukkertje, zakt wat, loopt even langzaam richting de kant, daarna de tegengestelde richting en verdwijnt. Ik sla vast en onder water komt er een vis op gang. Hij trekt wat draad van de spoel, draait en zwemt hard op me af, ik kan net contact houden, onder mijn voeten zet hij een daverende spurt langs de kant in. Pas een meter of vijfentwintig verderop weet ik hem te keren, mokkend komt hij langzaam dichterbij. Het is over, het net kan eronder. Er komt een varkentje op de kant, wat een bolle vis zeg, donker op de rug, geel op de buik. 12 Kilo karper verpakt in 76 centimeter. Bladerend in mijn logboekje doe ik een vreemde constatering. Ik heb de afgelopen jaren steevast vier keer gevist in september. Grote verschil is dat ik deze keer iedere visbeurt heb gevangen, dat is wel anders. Ik blader door, ook voorgaande jaren viste ik één of twee keer tijdens septemberavonden in deze polder, zo goed als op dezelfde stekken. Sterker nog het weer was eigenlijk altijd ongeveer hetzelfde. Windkracht 3 à 4 uit zuid, zuid-west en een temperatuur tussen de twaalf en veertien graden. Dat is raar dan toch? Hoe kan het dat de afgelopen weken het bijna vanzelfsprekend is dat die pen in het water wegzakt? Waarom de voorgaande jaren niet? Er is maar één ding ander; het voer. Weer bladeren, in juni mikte ik voor het eerst een blik kattenvoer en een mix van particles bij elkaar. Zou dat het zijn? Ik heb ook wel weer momenten met enkel particles gevist en gevangen? Toen ik een jaar of achttien geleden overschakelde van maïs naar kattenvoer ving ik me lens. Het leek soms wel of de karpers de kant op wilden kruipen om het blik leeg te slobberen. Ik heb het kattenvoer ooit op een zijspoor gezet omdat het zo witvisgevoelig is. Waar ik stom genoeg nooit aan dacht was dat voeren met niet per definitie vissen met betekend. Mijn gedachtengang stokt, de pen zakt iets. Daarna even niets, toch weer walmende beweging. Dan loopt de pen tergend langzaam naar links weg, hij zakt niet, stijgt niet maar wandelt rustig over het water. Het ziet er zo niet aanbeterig uit dat je bijna zou vergeten te slaan. Toch sla ik, nog steeds enigszins vertwijfeld maar wel raak. Nu geen lange halen maar een zwaar gebogen hengel en een vis die langs de bodem kruist. Het duurt niet heel lang dan ligt de tweede vis van de avond in het net. Een echte poldervis, beetje slordig schubbenkleed, slanker als het varkentje maar wel lekker breed in zijn schouders; 80 centimeter en 20.5 pond. Als ik de boel aan het opruimen ben slaat in de verte een kerkklok twaalf uur. Ik zou voor één uur terug zijn beloofde ik, het heeft weinig zin nog te gaan zitten. Als ik net in de auto zit wordt het donker, heel donker. De hemelsluizen gaan open, ik zet mijn vangende bestaan nog even voor, benieuwd wanneer het wordt omgezet in een vissend bestaan?
Het is hier alweer een tijdje stil geweest. Ik ben er een paar keer op uit geweest en had graag wat avonturen aan het papier toevertrouwd, helaas is tijd momenteel schaars. De tuin moet op de schop, en grondig ook. Afgelopen zaterdag wil ik al het werk verzetten dat nodig is om zondag de boel opnieuw te kunnen bestraten. In de ochtend rij ik al het afval naar het plaatselijke depot. daarna oude tegeltjes eruit, zand dat hieronder vandaan komt gebruiken voor de plek waar eerst de vlonder lag want dat moet terras worden. Tussendoor speel ik ook nog een wedstrijdje voetbal. Niet verrassend dat ik aan het einde van de dag uitgeblust maar wel erg tevreden aan het avondeten zit. Na het eten scharrel ik mijn spulletjes bij elkaar om op pad te gaan met de penhengel. Ik ga voor het eerst naar deze polder dit jaar. ik hoop dat het warme weer de karpers naar een aantal ondiepe sloten heeft gebracht. Via wat hekken kan ik een aantal van deze slootjes bereiken. Tijdens mijn tocht naar de sloten toe strooi ik op een paar plekken in de hoofdwetering voer. Daar zal ik later op de avond, als de wandel en fiets activiteit op het schelpenpad is afgenomen, terugkomen. Het waait hard, er staat een flinke kabbel op het water die het moeilijk maakt de bewegingen van karper op dit ondiepe water waar te nemen. Als ik aan het optuigen ben zie ik op een stil stuk wellingen ontstaan; ze liggen er! Langzaam benader ik het water. Ik heb op de hoek van een slootje en de hoofdwetering een voerplekje gemaakt. Het slootje is meer een verbindingsstukje met een vierkante bak water, verderop loopt het slootje door de weilanden in. Ik loop op het stukje land tussen de bak water en de hoofdwetering. Zo stil mogelijk sluip ik over de zachte veengrond, de grond is hier boterzacht en ik wil zo min mogelijk trillingen het water insturen. Als ik in de buurt van het stekje kom leg ik mijn kussentje neer. Ik ga zitten en laat de pen te water. Daar staat het oranje puntje langzaam op de golfjes heen en weer te wiegen. Ik heb de zon en de wind in mijn rug en kijk de eeuwige polder in. Heerlijk, even rust na een drukke, productieve week. De wind neemt wat af en het water wordt vlakker. Op verschillende plekken zie ik actieve vis. Brasem, maar ook karper. Vanuit de wetering komt er een staart aanzwaaien, niet veel later is er een kolk op het voerplekje opletten nu. Ik weet niet zeker of het een brasem of een karper is die het voer heeft gevonden. Na een paar minuten word de pen weggetrokken, na de aanslag is er geen twijfel meer mogelijk; karper! Als een bezetene schiet de vis ervandoor maar na die eerste wilde run lijkt zijn kruit verschoten. Kopschuddend, proestend en draaiend kan ik hem boven het net trekken. Een mooie slanke vis mag even op de foto. precies 70 centimeter en 10 pond, geen slecht begin. Ik voer wat bij en beweeg me langzaam naar de andere kant van de bak, hier heb ik veel vis langs zien komen, en strooi wat hennep en tarwe. Hier zit ik een half uurtje maar er gebeurt niets. De vissen lijken even verdwenen.
Terug op het eerste stekje begint het te schemeren. Ik krijg een paar tikken op de pen en wacht af. Als ik het rode puntje niet meer goed kan zien monteer ik een breekstaafje. De beweging zet niet door. Ik besluit de eerder op de avond aangelegde stekken te bezoeken. Bij geen van de stekken is er een teken van leven te bespeuren. Terug maar naar de plek waar ik wel actieve vis zag. Op de later aangelegde stek bij de vierkante bak is veel beweging maar de vissen komen niet op de stek. Ik wacht af, misschien dat ze er toch opkomen? Na drie kwartier meerdere vissen te hebben zien passeren zonder ook maar enige interesse te tonen in het voer besluit ik terug te gaan naar de plek waar ik de karper haakte. Het duurt hier niet lang voordat de pen weg wordt getrokken. Ik sla aan en meteen komt er iets boven water klapperen, dan valt de spanning weg, de haak is losgeschoten. Wat het was weet ik niet? Ik zie dat er meerdere vissen zijn geschrokken, kleine en grote boeggolven lopen kris kras door de wetering heen. Ik besluit te stoppen, het is alweer half twaalf en ik heb zin om te slapen. Wat een heerlijke eerste zomeravond was het en nog een karpertje gevangen ook kan het mooier? |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
May 2024
Contact: [email protected]
|