Als ik voor de laatste keer terugloop over het schelpenpad denk ik aan het hoogtepunt van de avond. Een grote vogel komt over het water aanvliegen en strijkt in een boom neer die aan de andere kant van de wetering staat die in mijn rug ligt. Het vermoeden dat ik heb klopt; een ransuil. Op een brede tak staat hij pienter om zich heen te kijken. Niet veel later stijgt hij op en maakt er uit de boom zich een tweede ransuil los. Ze vliegen kort over me heen, ik zie ze duidelijk maar horen doe ik ze niet. Dan zijn ze verdwenen. Als dit het hoogtepunt is dan zal de avond visloos verlopen. Vlakbij waar ik de auto heb geparkeerd heb ik nog een laatste stek die ik aandacht wil geven. Ik zag er eerder op de avond tweemaal karper draaien en ergens heb ik het gevoel dat het nog gaat gebeuren. Niet veel later staat het pennetje kort over een vervallen leliebedje net boven water te priemen. Het duurt niet lang en dan wordt hij op sleeptouw genomen. Oertraag naar links zonder te zakken of te verheffen. Ik denk aan kreeft maar als niet veel later dezelfde beweging naar rechts wordt gemaakt en wordt gevolgd door een vlot wegzakken kan ik maar één ding doen; aanslaan. Even is er contact, dan schiet de haak los. Ik kan wel door de grond zakken. Hoe waardeloos moet een avond eindigen? Terwijl ik sta te balen rolt er weer een karper. Ik bedenk me geen moment en zet twee kikkererwten op de haak. Weer rolt er een vis. Na vijf minuten wordt de pen voor de tweede keer weggetrokken, langzaam wordt het lichtje doffer. Ik wacht iets langer dan de eerste keer en zet dan de haak. Van een dril is geen sprake, de vis sputtert wat tegen meer niet. Als ik hem oppak snap ik waarom; de kou zit er al goed in. Ik ben erg blij met deze vis. Het is alweer ruim twee weken geleden dat ik wat ving. Dat was in dezelfde polder. Misschien maakte dat me nog blijer; ik heb mijn eigen regels doorbroken. Ik ben een gek mannetje, heb allerlei rare kronkels in mijn hoofd die het voor mijzelf niet makkelijker maken. Eén van die regels is dat ik niet terugkom in een polder waar ik succes heb gehad voor ik ergens anders succesvol ben geweest. Slaat natuurlijk helemaal nergens op maar zo denk ik. Achterliggende gedachte is dat terugkomen op een succesvolle plek makkelijk scoren is. Ook totale onzin natuurlijk. Tussen de bezoeken aan deze polder door heb ik voldoende gevist maar vreemd genoeg geen enkele aanbeet gehad. Zelfs avonden gehad waarop het water totaal bewegingsloos leek. Wel waren er voldoende mooie plaatjes op koude, heldere avonden. Nu, een krappe week later, besluit ik mijn eigen regels weer te overtreden. Met de oplopende temperaturen en de vangsten van de afgelopen keren heb ik het volste vertrouwen in een nachtje 'schelpenpadpolder'. Tijdens het eerste rondje langs de stekken is het doodstil. Alleen bij de laatste twee stekken die links en rechts van hetzelfde bruggetje liggen is er activiteit. Meerdere keren zie ik er karper rollen. Geeft vertrouwen, dat gaat wel goed komen. Het tweede rondje geeft eenzelfde beeld. Overal stilte behalve bij de laatste stekken. Weer meerdere rollende vissen. Waarom komen ze niet op het voer? De plek waar de vissen rollen is steeds vrij ver uit de kant. Ik besluit een nieuwe voerplek te maken op een plek waar twee stroomnaadjes elkaar ontmoeten. De stroomnaadjes moeten ervoor zorgen dat de karpers het voer opmerken. Het is slechts een meter van mijn huidige voerplek maar door de stroming maak ik een betere kans denk ik. Eerder dit jaar sprak ik met Ewout over dit fenomeen. Karpers kunnen over enorme afstanden met hun geur en smaak dingen oppikken uit trek in het water. Bijvoorbeeld als er ergens gebaggerd is en er een verse voedselrijke bodem klaar ligt. Vissen die tot dan toe honkvast leken gaan op een tocht van meerdere kilometers om daar te azen. Water voert altijd geur en smaak mee doormiddel van de trek die er staat en de vissen filteren dit er feilloos uit. Ik loop de stekken geduldig af maar zie weer helemaal niets. Een uur na het aanleggen van de nieuwe voerplek ben ik terug. De pen staat amper een paar minuten als hij tegen de wind in wordt weggetrokken, eerst langzaam dan steeds sneller en dieper. Na het aanslaan komt de vis meteen boven, ik trek hem eenvoudig naar me toe. Dan geeft hij een beuk op de hengel, herwint diepte en probeert naar rechts weg te zwemmen. Hij komt niet door de slip heen en komt ineens razendsnel naar me toegezwommen, lijkt onder het bruggetje door te willen zwemmen maar op de korte lijn zeilt hij er rakelings voorlangs, zwemt onder mijn voeten door en stopt net voor een leliebedje. Ik sta in een ongelukkige positie met de hengel maar wil niet bewegen, ik wil de vis niet de lelies in hebben. Ik zet zoveel druk als ik kan maar kan niet voorkomen dat de vis de slip op gang krijgt. Met horten en stoten wordt er lijn afgegeven. ik voel de lijn achter leliestengels vastlopen, ik hoor het knarsen. De vis geeft nog een beuk en is door de lelies heen, de lijn springt los maar heeft wel vuil opgepikt. De slip begint nu gelijkmatig te lopen, de vis is op stoom gekomen. Hij gaat op weg naar een uitgestrekt lelieveld aan de overkant. Daar wil ik hem niet hebben, op het moment dat ik mijn duim op de spoel wil leggen om bij te remmen schiet de haak los. Weer dat klotegevoel, ik ben er goed ziek van. Ik voer wat bij en kijk aan de andere kant van de brug. ik sla mis op een aanbeet doordat de adrenaline nog hoog zit. De vis vlucht weg. Eerst maar even diep ademhalen, daarna terug naar de stek waar ik net de vis loste. Het duurt nu een minuut of vijf voordat het pennetje weggetrokken wordt. Voor de vis het weet ligt hij in het net en niet heel veel later mag hij weer zwemmen. Pfoeh, dat geeft even rust. Wat nu? Hier nog doorvissen of nog even de stek waar ik eerder in de week succes had bezoeken? Ik besluit tot het laatste. Na weer een flinke wandeling over het schelpenpad kom ik tegen half drie 's nachts bij de eerste stek aan. Ik zet het pennetje over de leliebladeren heen. Direct hierna een rollende vis op een meter of vier afstand. De pen komt niet veel later in beweging, een kort drukkertje en daarna diep weg. Nu een totaal andere reactie na de aanslag. Ik sla vast, trek de hengel krom op een lomp gewicht. Heel langzaam komt de vis daarna naar boven zeilen. Een grote schubkarper ligt te proesten. Ik loop van het bruggetje af naar mijn net en let erop dat de vis ondiep blijft. Dat lukt. Ook het net krijg ik in het water zonder dat de vis diepte kan maken. Dan een beuk op de hengel, de vis duikt onder en trekt traag en zwaar een paar rondjes onder de top. Ik geef vol tegengas, wil niet dat de vis een meter draad krijgt. Helaas denkt de vis er anders over. Met een enorme versnelling naar links trekt hij de slip op gang. Ik verwacht dat hij een groot leliebed in wil duiken dat een meter of vijf verderop in een kom staat. Ik heb geluk, de vis raast voor de lelies langs maar pakt wel erg makkelijk erg snel lijn. Ik draai de slip iets strakker maar voel dat dat echt het maximum aan druk is. Gelukkig stopt de vis niet veel later. Ik ben bang dat op de terugweg de vis alsnog de lelies inzwemt. Dan voel ik dat de vis naar de overkant koerst. Het gaat allemaal traag. Ineens is de beweging weg. ik trek de hengel krom maar er gebeurt niets? Heeft de vis zich ergens in vastgezwommen? Ik trek vanuit verschillende posities maar krijg er geen beweging in. Ik besluit de beugel open te gooien. Ik voel dat er wat draad wordt genomen maar als ik de beugel weer dichtsla is er geen beweging in te krijgen. Ik snap niet goed wat er aan de hand is. Als de vis om iets heen is gezwommen dan zou het draad het toch moeten begeven? Ik open weer de beugel en begin nu met de hand aan het draad te trekken. Ik voel dat ik alleen de rek uit de lijn trek; er is verder geen beweging in te krijgen. Ik sla de beugel weer dicht en hou lichtjes de spanning erop. Ineens voel ik weer wat. Ik kan vrij eenvoudig een lomp gewicht naar me toe takelen. Ik ben bang dat ik een obstakel naar me toe sta te trekken en dat de vis gevlogen is. Pas kort voor de kant begint de lijn ineens naar recht te lopen, de vis zit er nog aan. Niet veel later kan ik hem scheppen. Ik bal mijn vuisten en wil schreeuwen, dat laatste doe ik niet hardop, alleen maar in mijn hoofd. Stuiterend van de adrenaline rij ik naar huis. In bed lig ik nog een tijdje te plafon staren. De volgende ochtend ben ik nog onder de indruk van alle gebeurtenissen. Ik kan het gevoel van euforie wat ik onder een eenzame treurwilg beleefde zo weer oproepen. Ik zeul wat rond met het gevoel, kan mijn verhaal niet echt kwijt. Ik post een foto op een forum voor instant bevrediging maar dat is niet voldoende. De gebeurtenissen hebben weer eens een te diepe indruk achter gelaten.
Ik voel me alleen in mijn gevoel, wat weten anderen hier nu helemaal van? Ik was afgelopen nacht een karperoverwinnaar, in een oud Nederlands poldertje beleefde ik mijn eigen stiekeme avontuur in het holst van de nacht. Terwijl bijna heel Nederland lag te slapen stond ik met mijn handen aan een vislijn te trekken in een uiterste poging mijn felbegeerde buit binnen te halen. Aan het einde van de dag is het gevoel wat gedoofd. SMS contact met mannen die ik tot het 'broederschap van kleine ogen' reken helpen om wat van de emotie los te laten. Maakt ook direct weer ruimte voor nieuwe plannetjes, het weer lijkt nog even goed te blijven dus nachtelijk gepen zit er zeker nog in. Ik zie wat op tegen het moment dat het te koud wordt om 's nachts te pennen. Ik weet dat ik mijn nachten weer zal gaan missen. Tot die tijd er maar het beste van maken, voor je het weet is het over.
6 Comments
Onderweg zie ik hem al groot, wit en een beetje dommig staan; de maan. Tegenover hem, in het westen, zet het laatste restje september zon de horizon in vuur en vlam. Bij het water aangekomen loop ik even een stukje het schelpenpad op. Er zit redelijk wat beweging in het water. Rollende en spetterende witvis en kort langs de kant jagende baarsjes. Het oppervlaktewater is goed opgewarmd met de overdosis zon van vandaag. Nu die zon weg is voelt het meteen fris aan. Ik loop terug naar de auto om mijn jas te pakken maar constateer dat ik die vergeten ben. Dat is balen, met enkel mijn over elkaar aangetrokken truien ga ik het vannacht niet redden, ik gok erop dat Michael iets extra's in de auto heeft liggen. Wachtend op een bruggetje zie ik karper rollen. Ook voel ik hoe snel de atmosfeer kil wordt, de weinige wind komt uit het oosten en dan die enorm grote heldere maan. Geen perfecte omstandigheden maar een gegeven avond moet je maar niet in de bek kijken. Ik denk terug aan 's middags, op de voetbal liep ik Torsten tegen het lijf. Kort praatje over dit water, een plek waar Torsten regelmatig komt. Al vanaf begin augustus heeft hij er niets gevangen, ook bijna geen vis gezien. Het zal een taaie avond worden. Ik denk ook nog even aan een opmerking die pas iemand maakte: "ik hoor iedereen klagen over slechte vangsten". Een opmerking die ik vaker hoor. Wat ik me altijd afvraag is: halen diegenen echt het onderste uit de kan, proberen ze maximaal in te zetten op de dingen die ze kunnen beïnvloeden of schepen ze zichzelf af met dooddoeners als een verkeerde wind of iets anders? Wat mij opvalt is dat er een kleine groep vissers is die eigenlijk altijd en overal wel vangen, die hoor ik nooit klagen over een slechte periode. Ze doen hun ding en passen aan waar nodig. Daar is Michael, hartelijke begroeting. We hebben er allebei enorm veel zin in. Voeren doen we samen. Om de lijn van mijn laatste blog voort te zetten voer ik vijf plekken aan waar ik nooit eerder voerde maar die me voor deze avond interessant lijken. Twee plekken zijn bekend en leverden al vaak mooie vis op. Na het voeren vindt Michael gelukkig een extra jack in zijn auto. Gezien ons lengteverschil moet ik hem onder mijn truien dragen anders past het niet, we lachen hartelijk om de verkleedpartij. Daarna is het bittere ernst; er moet gevist worden. Maximale concentratie en bewegen als stroop; ingrediënten die op het smalle pad dat snel trillingen doorgeeft belangrijk zijn om ook maar enige kans te maken. Helaas zijn we niet de enigen. Kort na de start twee groepjes jongeren die over het pad fietsen. Eén groepje verkiest een bruggetje als hangplek. Ze produceren veel geluid in de verdere stille polder en besluiten zich na een periode ook nog eens te verplaatsen. De stekken kort onder de kant zullen nog niet veel opleveren Als ik aan mijn tweede rondje wil beginnen komen de heren terug gefietst, de tas met bier is leeg, het pad wordt rustig. Ondanks nauwelijks beweging tijdens het eerste rondje heb ik een torenhoog vertrouwen. De enkele vis die we hebben zien boeggolven helpt hierbij maar nog belangrijker; iets in me verteld me dat het helemaal goed gaat komen. Mijn vierde stek is op een splitsing tegenover mij. Ruim acht meter gooien. Nu het zo goed als windstil is kan dit wel. Kort nadat ik de pen er heb geplaatst wordt het lichtje wat weggedrukt, een duidelijke zwieper van azende karper. Iets later zakt de pen weg, ik wacht heel even en sla dan aan. Een karper rolt weg, pakt een meter of twee lijn en komt daarna vrij snel voor de kant. Michael, gewaarschuwd door mijn fluitje, schept; binnen. Wat fijn, ondanks alle zogenaamde slechte omstandigheden in ieder geval één vis op de kant! We vissen door. De maan is wat hoger gaan staan en geeft nog steeds een enorme hoeveelheid licht af. Op één moment schuiven er een paar wolkjes voor; alsof het licht uitgedaan wordt zo donker wordt het. Op een vebreding van het water hebben we allebei hoopvolle beweging die niet doorzet. We voeren wat bij en schuiven weer door. Tegen middernacht zit ik voor de tweede keer op mijn laatste stekje. Een brede inham tussen twee in verval zijnde lelievelden, ziet eruit als een topplek. Na een minuut of tien wordt het pennetje voorzichtig op sleeptouw genomen, geen aanbeet maar ik ben er bijna zeker van dat het karper is. Michael komt aangelopen, heeft in de wetering aan de andere kant van het pad gevoerd. Hij heeft wat moeite de juiste diepte te vinden. Ik hoor hem rommelen. Mijn pennetje verplaatst zich ineens naar links, zakt wat, steekt op, zakt wat steekt op; de vis heeft het aas genomen en aast ondertussen gewoon door. Ik sla rustig aan in de wetenschap dat met de kort uitstaande lijn een lichte tik voldoende is om de haak te zetten. De vis rolt weg, komt direct ondiep en probeert weer dieper te komen, wil voor de lelies langs maar ik kan hem eenvoudig keren. Michael die twee meter verderop gebukt over zijn hengel staat heeft niets in de gaten, zo stilletjes en rustig verloopt alles. Ik roep hem maar hij hoort me niet, de karper komt als een preutse bakvis boven water. Ik roep weer, Michael hoort en en staat even verbaasd te kijken, beseft zich dan dat de vis al schepklaar ligt. Hij steekt snel het net eronder en de buit is binnen. Een grote vis die aan de dril weinig energie heeft verspeelt. Op de kant is hij boos, klapt met zijn lichaam. Ik laat hem in het net begaan, kan geen kwaad. Michael komt erbij. We houden de vis onder controle. Hij wordt rustig Terwijl Michael mijn tas pakt onthaak ik de vis. Net nadat ik het haakje heb los gewipt slaat de vis weer. Ik hou hem snel vast. Als ik daarna de lijn en losliggende haak wil weghalen zie ik dat die onder de vis is gegeleden. Ik voel voorzichtig hoe het zit en constateer dat de lijn van buitenaf zijn kieuw inloopt. ik volg de lijn maar voel alleen kieuw, de haak is blijkbaar heel diep naar binnen gegleden? Ik bijt de lijn door en hang de vis in het water terug. We maken alles klaar om zo snel als mogelijk, meten, wegen, haak verwijderen en foto's maken te kunnen uitvoeren. Michael houd de vis vast en schijnt met een lampje bij. Voorzichtig volg ik de lijn de kieuw in. Ik vouw de kieuw open en vind het haakje. Heeft zich om een kieuwboog vastgezet maar zonder de prikken. Toch krijg ik er geen beweging in. Ik kijk nog een keer en zie dan tot mijn grote verbazing gevlochten lijn om de kieuw heenzitten. Het zit vastgedraaid om de bultjes die aan de binnenzijde van de kieuwboog zitten. Michael kijkt mee. We kijken elkaar aan en weten dat we beter niets kunnen doen. het is niet te zien hoe en waar de lijn vastzit, aan het haakje gaan trekken kan de boel dusdanig beschadigen dat de kieuw ernstig beschadigd. Het draad daar kan ik niet goed bijkomen zonder te forceren en dat wil ik niet. Een andere optie is met een tang de kieuw in, Maar als de vis op dat moment ook maar één verkeerde beweging maakt wordt er ook schade aangericht. We kijken nog een keer goed en besluiten eraf te blijven. De haak zit dusdanig dat de vis er geen directe last van zal hebben. Vreemde beslissing maar ik ben er van overtuigd dat het de enige juiste was. Bij het terugzetten hou ik de vis wat langer vast, ik zie beide kieuwen rustig op en neer gaan; op het oog functioneert alles nog. Met een krachtige slag verdwijnt de vis in de diepte. We vissen door maar ik ben mijn concentratie kwijt, Heb het beeld van dat haakje in de kieuw op mijn netvlies. Wat een bizarre samenloop van omstandigheden. Ik weet niet goed wat ik ervan moet vinden maar merk dat ik minder blij ben met de vangst nu dit alles is gebeurt. Een licht zeurderig gevoel zeg maar. Gezien de blakende gezondheid van de vis en het feit dat hij overduidelijk gewoon doorat terwijl het draad al om zijn kieuwboog zat weet ik dat ik me geen zorgen hoef te maken maar toch knaagt het.
Ik zit nog een tijdje naast Michael op een stek waar hij wat walmende beweging heeft, helaas levert het geen aanbeet op. Ruim na twee uur schudden we elkaar de hand. Het was weer eens een opmerkelijke avond die mij een dubbel gevoel oplevert. Toeval, bestaat het of niet? Ik geloof er niet zo in, ben meer van ‘de voorzienigheid’: "als je werkelijk en waarachtig ergens naar streeft dan komt het op je pad". Als ik gisternacht laat naar mijn pennetje zit te staren laat ik de gebeurtenissen in chronologische volgorde langsglijden. Het laatste half uur is bijzonder geweest, gebeurtenissen die je niet vaak meemaakt. Het schelpenpad, het lonkt, wat heb ik gewacht op dit moment. Het is bijna gekmakend geweest hoe vaak ik de afgelopen weken, zelfs maanden met dit beeld in mijn hoofd ben gaan slapen; in een donkere, warme polder een karperavontuur beleven. Nu is het eindelijk zover. Ik loop een rondje met de voerdoos, voer plekken aan die bekend zijn en plekken die ik nog nooit heb geprobeerd. Niet blijven hangen in wat je denkt te weten maar altijd weer even de blik vernieuwen. Als ik via een vervallen bruggetje vanuit een weiland terughop naar het schelpenpad om de hengel te halen zie ik een alleraardigst hoekje wat me nog nooit eerder opviel. Ik kom nu een jaar of vijf in deze polder, nu pas zie ik de potentie van dit stekje. Ik strooi nog wat voer en loop terug naar de auto. Ik begin met vissen, de wind is gedraaid en aangetrokken, de temperatuur iets sneller gedaald dan ik had gehoopt. Ook zie ik weinig tot geen beweging van karper?Het tweede plekje, hier vierde ik eind maart een vangst die tot euforie leidde. Midden in een beukende storm wordt mijn pennetje weggegrist, niet veel later ligt de lelijkste karper van het water in mijn net; wat een gedrocht! Nu is het hier stil, op de opvolgende stekken ook. Pas op de vierde stek roert zich iets. Net op het moment dat mijn vrouw belt om welterusten te zeggen komt de pen omhoog, gaat plat en drijft weg. Ik hoor niet meer wat er gezegd wordt, mompel in mijzelf dat ik wellicht is aan kan slaan; mis? ‘Hoe kan dat nu"? Vraag ik me hardop af, dan pas herinner ik me dat ik aan de telefoon zit. De volgende stek oertrage beweging, na veel langzaam geduw en getrek komt de pen omhoog en duikt weg; weer mis! Ik heb een sterk vermoeden van brasem en als niet veel later de pen weer sloom wegglijdt na een serie van opstekers en zakkers wordt mijn vermoeden bevestigd. Ik onthaak de vis en wrijf even over zijn neus; geen paaipukkels, wel opvallend weinig slijm. Ook een teken dat de paai eraan zit te komen. Bijvangst wordt zo’n vis genoemd. Twee weken terug ving ik twee giebels, ik had het graag een bijvangst genoemd maar door het lossen van een karper eerder die dag is het niet meer dan de vangst. Je kan pas iets bijvangen als je je hoofddoel op de kant hebt gehad. Ik voer bij en loop naar het stekje dat ik zo plots ontdekte. Al bij het neerzetten van de pen stevige beweging. Niet zo sloom als de brasem van net, niet met het fenijn van voorn; dit is karper. Er volgen tien spannende minuten voordat de pen langzaam richting het midden van het water wegglijdt. Ik sla aan, even een bedenking en daarna begint de vis rustig door de slip weg te zwemmen. Hij zwemt door een leliebed in aangroei, niet trekken nu, gewoon rustig strakhouden, ik voel de lijn langs wat stelen springen. De vis zwaait op de uitstaande lijn naar het midden, geeft een enorme klap en beukt er vandoor. Gierende slip en bonkend hart, de tweede fase van deze dril is ingegaan. Driemaal dreunt de vis weer weg als ik hem rustig heb teruggepompt. Na de derde keer is de fut eruit en kan ik hem scheppen, mooie strakke poldervis. Op de laatste stek is het stilletjes. Wat te doen, helemaal teruglopen en het rondje nog een keer afleggen of op de terugweg de stekjes in omgekeerde volgorde nog een keer bevissen? De doorslag wordt gegeven door de gedachte dat ik wellicht vis verjaag op stekken die ik voorbijloop als ik helemaal vooraan weer begin. Het is overal stil geworden, de wind is weggezakt het water vlak. Geen kringen, slurpende geluiden of andere activiteit die aan karper doet denken. Al snel zit ik op een bruggetje te kijken naar het pennetje dat op de eerste stek staat. Ik hoor geluid verderop, iemand praat tegen iemand anders. Ik zie een lichtje. Fietsers zo laat op de avond op het pad? Nee het komt niet dichterbij, iemand staat te praten, lijkt een visser. Ik herken de stem, is een kennis van een jongen met wie ik weleens vis. Ik concentreer me op de pen want hij beweegt sloom. Ik hoor het gesprek verderop beëindigd worden: "kan je Andries anders niet bellen, die is toch ergens in de buurt". Ik roep direct dat ik eraan kom, haal op maar voel weerstand. De hengel komt bonkend tot leven; een zeelt! Op de kant zie ik dat hij gewoon in zijn bek is gehaakt. Ik loop snel naar de jongen toe. Hij heeft een karper uitgedrild voor de kant maar was al aan het opruimen, zijn net is uit elkaar. Ik zet het in elkaar en schep de vis. Hij verteld ondertussen dat bij het oppakken van de hengel om op te ruimen er een piepje klonk maar dat weet hij aan het oppakken, hij dacht vast te zitten in een tak want de vis bewoog niet. Nu ligt er een perfect gehaakte grote, zware karper in het net. Omdat zijn telefoon bijna leeg is maak ik foto’s. Een schitterende vis, echt een prachtexemplaar.
Hij ruimt op ik ga nog één stekje bezoeken. Daar zittend bedenk ik me of dit nu toeval was? Was het toeval dat ik besloot de stekken in omgekeerde volgorde af te lopen waardoor ik precies op dat tijdstip op die stek kwam? Was het toeval dat het laatst opruimen van de hengel toch een vis opleverde? Was het toeval dat mijn blik na vijf jaar ineens viel op de plek waar ik de karper ving? Ik kom er niet uit, begin ook te knikkebollen, tijd om op te ruimen, nog een uurtje of vier dan gaat de wekker weer. Logboekje, blijft een waardevol dingetje. Ik schrijf niet heel veel op, het hoognodige. Wat opvalt op de lange termijn? Er zijn periodes dat het loopt en periodes dat het moeilijk is. Dit ondanks alle goede of minder goede omstandigheden. Met de toenemende ervaring merk ik dat de periodes dat het loopt langer worden en tijdens de periodes dat het minder gaat toch nog steeds een visje gevangen wordt. Begin dit jaar ving ik ineens drie maanden geen karper. Ik deed niets anders dan normaal maar het wilde gewoon niet. Eens temeer merkte ik dat het buiten zijn niet de enige reden is dat ik graag op deze manier vis. Het pennetje dat weggetrokken wordt en het daarna vastslaan op dat gewicht in de diepte is een kick waar ik slecht zonder kan. Ik zit nu weer in een goede periode, het voorjaar lijkt lang geleden en eigenlijk denk ik er niet eens over na of ik ga vangen. Twee dagen na het laatste verslagje voer ik vroeg in de ochtend in de polder. Als ik ruim twee uur later terug kom is het er druk. Drie statische vissers, een penvisser, een snoekvisser en een vliegvisser maken het tot een drukte van jewelste en geven ieder op hun eigen manier kleur aan de dag. Op de eerste stek heb ik activiteit maar omdat het nog niet doorzet besluit ik eerst een rondje te lopen, als ik met één van de statische jongens sta te praten zie ik een snoekvisser mijn eerste stekkie uitkammen met een flinke plug. Ik kan me niet voorstellen dat wat er lag nu nog ligt. Toch besluit ik de dag op deze stek te eindigen, niet vreemd het is de enige plek waar enige activiteit was. Kort na het inleggen weer belletjes en nu vrij vlot een weghobbelende pen. Ik sla vast op iets massiefs, vis geeft niet echt strijdt maar weet het met zijn gewicht me moeilijk genoeg te maken. Terwijl ik met de zweetdruppels op mijn voorhoofd sta te drillen in de najaarszon is de vliegvisser aan komen lopen en kijkt op gepaste afstand mee. Na de vis te hebben genet komt er een andere penvisser langs waar ik sindsdien leuk contact mee heb. De vis is voor deze polder een topexemplaar, ik ga zingend naar huis. Omdat ik bij een organisatie in Leiden werk is 3 oktober een vrije dag. Ik heb niets met de festiviteiten, lekker vissen dus. In een mistige, kleine wereld baken ik mijn territorium in alle vroegte af. Het water is stil, geen visje spettert. Ik ontdek een onlangs neergelegde looplank en kan ineens een veel grote stuk van de polder bereiken. Met een dun zonnetje maak ik mijn eerste rondje. Het is weinig tot ik bij het deel kom dat nu bereikbaar is door de loopplank. Binnen een kwartier vang ik een brasem en los ik twee karpers. De eerste is valsgehaakt, een schubje op de haak is alles wat ik te zien krijg. De tweede zit netjes gehaakt, is niet al te wild maar schiet totaal uit het niets los. Vier koeien die uit de mist ineens in mijn rug staan te blazen kijken me dommig aan als ik er wat krachttermen uitgooi. Ondanks de goede periode maken de lossers me onzeker, een uurtje later ben ik drie brasems rijker en heb ik een prachtaanbeet verziekt door te vroeg te slaan, de boeggolf was alles wat restte. De zon is doorgekomen en probeer mijzelf wijs te maken dat het best een lekker ochtendje buiten is zo. Ik weet dat dit niet waar is, het missen van de twee vissen knaagt aan de ziel, maakt van ‘is’, ‘had kunnen zijn’. Ik ga met een angstig gevoel naar huis; is dit het einde van een goede periode? Gaat het weer taai worden?
Twee dagen later draag ik de gevoelens niet mee als ik in een winderige polder stekken afvis. Het is weer erg rustig, waar ik vorige keer karper langs de kanten zag trekken is het nu stil. Geen wellingen, geen gesmak alleen die koude kabbel van de wind die akelig op oost lijkt in plaats van de opgegeven noord. Ik kies ervoor me langdurig op twee plekken te richten in plaats de zes stekken af te lopen. Mooie stekken zijn het, liggen aan de hoofdwetering die uitkomt op het gemaal. Ik weet niet of ik er mag komen maar via een vervallen bruggetje kan ik ongezien het weiland inglippen. Als de pen een half uurtje net voor een vervallen steigertje staat zakt hij wat weg, loopt een stukje en gaat op in het zwarte water. Ik twijfel, is hij echt weg? Ja, geen lichtje meer te zien, met enige twijfel sla ik aan en direct dreunt er een vis weg. Na een mooie dril komt de zoveelste ongeschonden schubkarper van ruim 80 centimeter op de kant. Ik glimlach, geniet, beleef het moment; het duurt nog even voort. Ik ben geen thuisblijver, logboekgegevens geven me inzicht in wanneer ik waarheen wil, niet of ik wel of geen kans maak. Er zijn eigenlijk geen omstandigheden waarin ik niet heb gevist en ook geen omstandigheden waarin ik niet heb gevangen. Tuurlijk heeft de karper zo zijn voorkeuren maar ook bij het meest ‘onvissige’ weer heb ik mooie vissen gehaakt. Als er een weertype is waar ik echter nooit echt vat op heb kunnen krijgen dan is het warm najaarsweer met een oostelijke stroming. De afgelopen weken werd ik weer aardig met mijn neus op de feiten gedrukt, drie visbeurten, twee brasems, geen enkele karperaanbeet en nauwelijks actieve karper gezien. Dat droge heldere weer, stille nachten met die maan groot en dommig in de lucht. Plekken waar je normaal de vis in de kanten hoort smakken zijn doodstil, waar staarten wapperen is er geen kolkje. Gister draaide overdag de wind, eindelijk weg uit die oostelijke hoek, hij vertrok naar noord en nam toe. Aan het einde van de middag trokken flarden wolken aan een bleke zon voorbij, ze hadden haast, even werd het wat kil, toen zakte de wind weer weg, onder een laaghangend, grijs wolkendek bleef een benauwde warmte over; een atmosfeer zwanger van verlangen. Kort voor de schemering loop ik het schelpenpad maar weer eens in. Ik was van plan om na de zomervakantie wat vaker naar deze polder te gaan, tot nu toe valt het er wat tegen. Vier visbeurten waarvan ik tijdens de eerste twee, twee kleine schubjes haakte, daarna twee keer niets. Ik heb nagedacht over mijn aanpak in deze polder, heb me erg gericht op het eerste deel terwijl er zoveel meer water te bevissen valt. Terwijl ik dieper de polder inloop kom ik twee jongens tegen die hun laatste worpen met kunstaas maken, verderop een jongen met een vaste hengel en een stok op de steunen. Ik loop verder, passeer een bruggetje, niet ver daarna een vervallen bruggetje dat me in één van de weilanden brengt. Dit weiland loopt langs de hoofdtocht van de west/oost sloten en tochten. Aan het einde van dit brede stuk staat het gemaal. Er is weer eens wat veranderd, een mooie boom en wat bossen en struiken die langs het water staan zijn verwijderd. Over de volledige lengte is een palenrij op meter van de over geplaatst. Gaan ze dit opvullen en een nieuwe schoeiing plaatsen? Ik voer op twee plekken, bij een brede inham en net voor een vervallen steigertje. Terug over het vervallen bruggetje, verder de polder in. Op vier plekken waar de tochten links en rechts van het pad versmallen voer ik tegen de overzijde aan. Ik maak één stek kort onder de kant. Idee is dat de vis erg weinig kort onder de eigen kant komt, de overkant is altijd favoriet. Bij de versmallingen kan ik goed met een pennetje tegen de overkant aan vissen zonder controle te verliezen. Als ik terug ben bij de auto om mijn spullen op te pikken is het al goed donker, de jongen met de vaste hengel is nog aan het vissen. Ik hup met mijn spullen over het bruggetje van plank naar plank naar mijn eerste stekje, op het hoekje van de inham. Ik heb niet het idee dat ik er al een kans maak, maar het is een mooie plek om rustig te starten, koffie te drinken en te zien en horen of er actieve vis is. De koffie smaakt goed, op het water is het akelig stil. Na een half uur te hebben gezeten besluit ik de stekken langs het pad af te lopen. De eerste stek is kort onder de kant. Ik zit nog maar net als ik een smak uit de overkant hoor komen, vettige wellingen lopen over het water naar me toe. In de tocht aan de andere kant van het pad hoor ik ook smakken; genoeg actieve vis maar zoals altijd buiten bereik. Ik loop door naar de eerste stek die tegen de overzijde aangemaakt is. Overhangende struiken en wat riet. Ik zit nog maar net als de pen weggedrukt wordt, even prikt het breeklichtje iets omhoog, dan loopt hij weg naar links. Ik sla aan en direct begint de vis aan een opmars. Tien meter verderop staat er een paaltje een meter uit de kant, met dit tempo is hij er snel achterlangs en dan zal ik hem zeker verspelen. Ik loop achteruit, draai de slip twee tikken strakker, leg voorzichtig mijn duim op de spoel en voel langzaam de druk toenemen, net voordat het barsten wordt is het buigen, buigen voor de vis. Grote kolken een halve meter voor het paaltje, hij zwenkt naar mijn kant. Ik pik wat lijn op, hij wil nog niet meekomen. Met een paar passen vooruit pik ik wat lijn op, loop daarna weer achteruit, sloom komt de vis mee. Door hoe de dril verloopt denk ik aan een valsgehaakte vis. Na de eerste uitbarsting blijft de vis lang op het laatste stuk uitstaande lijn knokken. Hij wil niet meewerken. Als ik hem dan eindelijk boven het net heb een laatste krachtexplosie, gelukkig wel in het net. Van links komt er een fietser aan, het is de jongen die verderop zat te vissen, vraagt of het wat is. Ik zeg ‘ja’ en til het net op de kant. Het haakje zit gewoon in de bek, lost makkelijk. De jongen vraagt of hij foto’s moet maken en stelt vragen over het water, of ik er vaak karper vang. Ik geef aan dat het soms raak is en soms niet, klopt ook echt. Ik bedank hem voor zijn hulp, zeg dat ikzelf wel foto’s maak met de zelfontspanner; hij fietst verder. Ik bekijk de karper, mooi polderexemplaar, slank, sterk en donker gebronst. Even op adem komen, even zitten. Ik voer bij en loop door naar de volgende plek, net voor een inham in de overkant. Binnen vijf minuten vang ik twee brasems, zie en hoor ook karper in de buurt azen. Op naar de laatst plek, hier geen beweging. Op de terugweg pak ik de ‘brasemstek’ nog even mee, weer binnen de kortste keren een grote brasem. Ik voer bij en ga terug naar de enige stek waar ik nog niet ben geweest. Een kwartier later staat het pennetje net voor de steiger, kort na het inleggen is er iets weggerold van de stek. Een eenzame koe staat nerveus in mijn rug te snuiven. Pennetje hobbelt weer weg, de vis haakt zich op de kort uitstaande lijn; weer brasem. Terwijl ik de brasem onthaak vindt de koe de kans om mijn onthaakmat onder te kwijlen. Ik loop terug naar de inham, net over de geslagen paaltjes zet ik de pen neer. Tot mijn verbazing geen beweging, misschien iets meer naar rechts inleggen? Heeft direct resultaat, pennetje schokt wat, kruipt onder water en blijft staan, komt iets terug maar staat toch nog dieper dan eerst. Dan even op sleeptouw naar links. Kort daarna de eindelijke aanbeet, steeds verder en dieper en naar links. Na de aanslag gespetter maar te zwaar voor een brasem; karper. Heeft er niet echt zin in, doolt, doelloos onder de top voor de paaltjes langs. Ik leg het net over de paaltjes heen, het spreidblok op een paaltje, zonder al teveel moeite kan ik de vis het net intrekken. De paaltjes staan ver genoeg uit elkaar om de vis ertussendoor naar de kant te halen; mooi exemplaar! Het is nog vrij vroeg, ik loop de stekken bij het pad langs, hoor nog wel gesmak maar de stekken zijn stil. Eerder dan verwacht, met een beter resultaat dan gehoopt wandel ik terug op weg naar bed.
|
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
May 2024
Contact: [email protected]
|