Net na zonsopgang zit ik in de auto op weg naar Den Haag voor een visbeurt met Michael, terwijl ik dichterbij kom wordt de wereld witter. Ik denk na. Laatste visbeurt in december. Een tot nu toe visloos december. Vorig jaar was het ook moeizaam in de wintermaanden, stekken die de jaren ervoor steevast wel een visje opleverden waren stil. Kwam misschien wel omdat het eigenlijk helemaal geen winter was, misschien was ik teveel mijn wintermodus geschoten terwijl dat voor de karper niet opging? Ook herhaalt zich een zinnetje dat Michael me toevertrouwde na een gezamenlijke loze beurt: "je maakt het jezelf ook niet makkelijk met de stekken die je uitkiest". Klopt wel, en nu dus op weg naar een stadswater, een water dat bulkt van de vis, met de huidige veranderde weersomstandigheden trouwens nog steeds geen garantie voor een kromme hengel. Ik wordt ingehaald door een fiat, die gaat hard, ik grinnik als ik de auto van Michael herken. Ik rij kort na hem de wijk in en zie hoe hij capriolen uithaalt op de spekgladde weggetjes; winter maakt het kind in ons allemaal los, blijkt maar weer. Kort daarna de stevige handdruk en het bijpraten. Onderwijl voeren we, buizen, duikers, steigers alles waarvan we ook maar denken dat de vis er kan liggen krijgt aan handje voer. Het water ligt nog helemaal open, op een enkele plek wat ijs in de kant maar verder niet.
Terug bij de auto zitten we in de kofferbak terwijl de zon ons gezicht kietelt en drinken een kop koffie. Tegen elven gaan we met de penhengels op pad. We schuifelen warm aangekleed door wakker wordend Den Haag van stek naar stek. We zien geen stootje, sommige aangevoerde plekken hebben dat waar je wintervis verwacht; obstakels en diepte. Andere zijn slecht gekozen, vooral een aantal duikers is erg ondiep. Het is fijn om met Michael op pad te zijn, we kletsen als we van stek naar stek lopen, op de stekken volledige concentratie en stilte. Tegen één uur lopen we naar de laatste stek, ergens hebben we de hoop op een goed resultaat allang opgegeven. We besluiten de laatste stek nog een kans te geven en dan te zoeken naar een plek waar het niet anders kan zijn dat de karpers gestapeld liggen. We willen het maximale uit de resterende uurtjes halen. Beide pakken we een kant van de duiker, de laatste aangevoerde stek. Tot mijn verassing zie ik bij het neerzetten van mijn pen hem direct wegzakken; het is hier een stuk dieper. Ik verschuif het stuitje en wacht af. Er komt een mevrouw aan met twee teckels, één van de twee draagt ze. Ik knik vriendelijk naar haar en vraag of het hondje niet van koude voeten houdt? Het antwoord komt in het Pools, klinkt als een verontschuldiging dat ze het niet begrijpt. Ik richt me weer op mijn pennetje, met mijn vrije hand pak ik een boterham uit mijn tas. Ik heb plots een positief gevoel over deze stek; raar ineens voel ik spanning en weet ik dat het gaat gebeuren. Ik verleg het pennetje ietsjes en neem een hap. Stadsgluiden dringen niet meer door, ik ben één geworden met de pen. Er is een minieme beweging, dan wordt het pennetje wat bij de duiker weggeduwd, keert en loopt naar het duikertje toe. Is er vuil door de lijn gedreven, trek in het water? Langzaam begint het oranje te zakken; het is echt een aanbeet bedenk ik me met een gevoel van verbazing en ongeloof. Ik pak de hengel stevig vast en haal uit. Iets gewichtigs reageert op de bodem, ik zie de hengel krommen. Wil over mijn schouder Michael roepen maar mijn geluid kaatst terug op een tram die langsrijdt en ons van elkaar scheidt. Ik kijk weer naar die hengel, alles gaat traag, de tram is weg, ik roep Michael nog een keer. Kort daarna staat hij naast me. Ik durf geen volledige druk te geven. Kort geleden trok ik deze hengel uit zijn foedraal en bleek er een ringetje van een oog van de driepuntsverbinding te zijn gebroken. Ik liet mijn vader ernaar kijken en die was ervan overtuigt dat het met secondelijm opgelost zou kunnen worden. Ik ben bang, bang dat het ringetje loskomt, bang de karper te verspelen. Daarnaast reageert de vis overduidelijk met harder trekken als ik harder trek. Liever dan wat minder druk en het gevecht op een korte lijn afmaken. Dat duurt nog langer dan gedacht maar na een ruime vijf minuten kan Michael de vis scheppen. Wat een mooi beest! Stilletjes ligt hij daar in de witte wereld, Michael maakt foto’s. Ik voel mijn handen koud worden van de ijsklomp die ik vasthoudt, dan terug het water in. Langzaam glijdt de vis de diepte weer in. Ik ben blij, Michael is blij, wij zijn blij We vissen nog even door, maar zien niets meer, geen stootje. Met rode wangen en een voldaan gevoel rij ik net na half drie terug naar huis. Het visjaar 2014 zit erop, wat een spetterend eind, iets wat ik niet meer had verwacht.
0 Comments
Ik ben bijtijds aanwezig, een dun zonnetje warmt de boel aan het einde van een lome dag nog wat op. Het pennetje danst op de golfjes die de noordwester veroorzaakt. In de verte komt een echtpaar aanlopen, nadeel van vroeg starten hier, de stekken raken snel verstoort. Ik verschuif mijn spulletjes wat zodat ze kunnen passeren. De man van het stel begint een praatje, ook dat nog. Hij verteld over een plasje in de buurt, een paar jongens ving er eerder vandaag een grote karper. Ik doe er flauw over, schrik van mijzelf, had niet verwacht ten overstaande van een vreemde zomaar mijn duidelijke mening te ventileren. Het is wel waar wat ik zeg, het is maar zielig voor die visjes, een put van krap twee hectare waarvan het volledige bestand in kaart is gebracht. Continue een gedekte tafel met als risico dat je zo nu en dan gehaakt, gedrild, gevangen en bewonderd wordt. Vissen met een naam, vaste bezoekers met vaste stekken. Ik schudt me los uit mijn gedachten, de man en vrouw zijn doorgelopen. Ik drink wat koffie en zie dat de pen wat heen en weer huppelt op witvissige activiteit. Als ik de koffie op heb valt de witvisactiviteit op de stek uit het niets weg. Ik zit direct op scherp, een beklemmende spanning doet de stilte om me heen zinderen van avontuur. De pen beweegt weer maar het is anders nu, bedenkelijker, lomper, met toch een bepaalde souplesse. Ik zit strak voor me uit te kijken naar de pen, het zijn momenten die je gaat herkennen, je weet wat er gaat komen en toch is het altijd onverwacht. Rats, de pen stuitert naar links weg, ik pak de hengel en tik naar rechts vast; karper. Na een stevige worsteling onder de top kan ik een mooie vis op de kant begroeten. Ik ruim mijn spulletje op, het korte moment van opwinding en chaos wordt vervangen voor rust en orde. Later die avond zie ik in de verte onweer langs glijden, boven mij staan de sterren helder, de activiteit van eerder die avond is weggevallen. Ik zit en kijk naar de machtige flitsen, het is te ver om de donder te horen maar daarom niet een minder indrukwekkend schouwspel. Ik denk terug aan enkele weken geleden. Voor werk was ik aanwezig bij een avond in het gemeentehuis. Schril contrast zo’n duffe avond in vergelijking met een nachtje pennen. Tijdens een rondetafelgesprek gaat er een gemeenteambtenaar schuin achter me zitten. Ik draai me even om en zie een bekend gezicht, het bekende gezicht knikt vriendelijk naar me. Ik knik terug maar kan het gezicht niet plaatsen? Na het gesprek komt het bekende gezicht direct op me aflopen; ik ben dankbaar dat naambordjes een logische aanwezigheid hebben op dergelijke avonden, het is Ewout. Al jaren contact, eerst via een forum later via de mail. Enkele stekken delen we en in de winter kwam ik bij "mijn" kant van de duiker aan terwijl hij aan "zijn" kant net met een spiegeltje poseerde. Ik snap nu ook dat ik het gezicht niet kon plaatsen, strak pak in plaats van viskleding; groot verschil. Het gaat natuurlijk direct over vissen, Ewout is net een nachtje weggeweest met zijn boot. We voelen beiden direct dat machtige gevoel wat een nachtje in het donker oplevert, het gevoel dat het schrille contrast dat ik eerder noemde veroorzaakt. Het is niet dat ik me beter voel dan mensen die dit niet kennen maar het geeft wel een machtig gevoel, het heeft iets stiekems een soort geheim genootschap van gelijkgestemden. We hebben maar weinig woorden nodig om direct te voelen en begrijpen wat de ander meemaakt. Gisteravond weer die spanning, spanning die komt en wegebt. ’s Middags met de kinderen het voerrondje in de polder gemaakt. De jongste kraait het uit in het voorzitje, iedere vogel moet worden geduid met een puntig wijzend vingertje. De oudste achterop met een taak; de voerdoos veilig naar het water vervoeren. Als ik terugkom ligt het voer ruim twee uur in het water. Ik begin bij het duikertje. Kort nadat ik ga zitten kleine belletjes die omhoog komen, de scherpte is terug, neemt ook maar direct het gespannen gevoel in de onderbuik weer mee. De pen krijgt een paar tikken, lijkt weg te lopen maar op het moment van de waarheid dreunt er een boeggolf weg van de stek. Ik zit er verbaasd naar te kijken en voel de spanning van net wegglijden. Ik wacht nog even af maar er lijkt niets meer aanwezig. Ik rij door naar de volgende stek, halverwege valt mijn oog op het uiteinde van een tocht, langs de rietkraag die er staat liggen talloze kleine belletjes. Ik zet mijn fiets verderop tegen een hek en sluip erheen. Op meerdere plekken komen trosjes kleine bellen omhoog om het geheel compleet te maken zijn er her en der wellingen te zien van de schofterig azende vissen. Ik sluip terug, pak een handje hennep en tarwe mee. Voorzichtig voer ik wat, de vissen laten me begaan. Pennetje erop en wachten maar. Ik sta half gebogen achter de rietkraag, de wegzakkende zon schijnt in mijn gezicht. Ik zie vijf actieve vissen en al vrij snel worden er voedseldeeltjes in de buurt van de pen gepakt. Uit het niets rolt er een vis weg die kort voor de rietkraag langszwom. Zijn wegzwemmen veroorzaakt een kettingreactie; drie andere vissen volgen. Het ziet er niet schrikachtig uit maar wel zijn er duidelijk vier boeggolven die rustig van het uiteinde van het water weg zwemmen. Ik zie iets verderop een oude, verweerde staartlob uitdagend boven water zwaaien. Er is nog vis gebleven. Ik besluit iets bij te voeren, de kans is groot dat de vis terug komt of dat er andere vis op het aas komt. Ik zet mijn fiets op slot en loop naar de volgende stek. Ik volg het water tot het met een scherpe bocht naar de hoofdwetering wegloopt. Op twee plekken golven er vissen weg terwijl ik zo zacht als mogelijk probeer te passeren, het lijkt wel of de vis weet dat er een vissertje langsloopt want van de auto die zojuist langsreed hebben ze zich niets aangetrokken. In dit stuk dus ook genoeg vis is wat ik denk, de vis is alleen weggerold uit de kant, geen volledige vluchtactie die dit ondiepe deel direct volledig op de kop zou zetten. Als ik net zit te vissen op de tweede stek bedenk ik me dat ik beter naar de derde door kan lopen. Die ligt vrij dicht tegen de hoofdwetering aan. Als ik een vis haak zal de vluchtroute waarschijnlijk richting die wetering zijn. Als ik hier nu een vis vang die een kettingreactie als zojuist op gang zet is mijn derde stek misschien wel verstoord zonder dat ik er in de buurt ben geweest. Ik loop behoedzaam door, de laatste meters maak ik me zo klein mogelijk tegen de kas. Er liggen kleine belletjes rond de stek. Ik laat het aas voorzichtig zakken en ga een meter of drie uit de kant zitten. Na een minuut of vijf komen er nieuwe belletjes bij, de spanning loopt weer op. In deze polder heb ik al een aantal keer meegemaakt dat azende karper de stek verliet zonder het haakaas te nemen dus ik reken me niet rijk. Om de spanning te breken pak ik mijn thermoskannetje koffie. Ik schenk een bakkie in zonder de pen uit het oog te verliezen, de handelingen voer ik uit met mijn linkerhand zodat de rechter op een eventuele aanbeet kan reageren. De pen beweegt een paar keer heel zachtjes op het ritme van een walmende staart. Dan na een minuut of tien zakt het pennetje wat weg, stuitert een paar keer op een neer, loopt sloom naar rechts en schiet dan weg richting het midden van het water. Ik sla aan en het water explodeert, de inhoudt van het tweede bekertje koffie golft over mijn bovenbeen. Zo snel als het begon is het over, een schubkarpertje laat zich gewillig naar het net trekken. Als ik de vis terugzet is de rust op het water teruggekeerd, de weinige wind die er was is volledig gaan liggen, het wateroppervlak is als een spiegel. Ik zit even en drink de laatste koffie, een handje voer het water in en terug naar de stek bij de bocht. Halverwege kom ik weer een akelig mooi bellenspoor tegen met een kort onder het water wapperende staart. Zo ken ik dit poldertje niet, je ziet weleens vis azen maar zo vaak en zoveel als deze avond maakte ik niet eerder mee. Ik zet mijn pen op het stekje bij de bocht. Af een toe een tikje maar verder stilte. Ik pak mijn logboekje en maak wat aantekeningen. Ik kom niet ver want uit het niets zwiepert het pennetje de diepte in. Ik sla aan en weer is er een krachtexplosie onder water. Ook nu lijkt het snel over maar de spiegel bedenkt zich als hij het net ziet en laat me alle hoeken van dit stukje water zien. De steeds meer aanwezige waterplanten op de lijn doen me fronsen, ik probeer de hengel laag te houden zodat er geen hoek in de lijn ontstaat maar helemaal voorkomen lukt het niet. Na nog een paar kamikazerondjes is het dan toch afgelopen met de energie van de spiegel. Lucht happend komt hij op de kant. In het laatste licht poseren we samen. Lekker zeg, het is nog licht en al twee vissen gevangen. Ik loop terug naar de nieuw aangevoerde plek, de vis is er terug gekomen maar terwijl het langzaam donkerder wordt verwijderd de vis zich uit dit ondiepe deel naar de diepere delen van het water. Ik vervang het rode antennetje voor een breekstaafje en ga terug naar de duiker. Daar zit ik nog een half uurtje, de draaiende wind en het totaal ontbreken van enige vorm van activiteit doen me besluiten op huis aan te gaan. Onderweg naar huis langs het kanaal denk ik aan de komende maanden, warme zwoele nachten en breekstaafjes die in het water wegzakken ik op de kant met een verslavende adrenalinestoot en een kromme hengel. Machtige spannende avonturen in het weinige donker tussen avond en ochtend, fnuikend voor de broodnodige slaap, dat wel. Ik zie er naar uit maar ook een beetje tegenop.
Langzaam is het kouder geworden, de watertemperatuur is zover gedaald dat de vis echt minder actief is geworden en op veel plekken langzaam de winterhonken begint op te zoeken. Ik volg ze. Ik heb drie visbeurten in de afgelopen drie weken op een echte winterstek gehad. Ik volg op deze stek eigenlijk altijd dezelfde strategie; net na zonsopkomst voeren, net na het middaguur een pennetje neerzetten. Die eerste keer, nu alweer bijna vier weken geleden, heb ik er zin in, enorm veel zin in. In de ochtend loop ik nog in de vieze nattigheid naar de plek om een paar handen voer te strooien, maar in de middag is de lucht schoon geblazen en zit ik in een prettig najaarszonnetje naar het pennetje te kijken. Het gemaal draait en ik hou de pen staande op de top van de hengel, langzaam zakt hij wat, komt omhoog, zakt wat, komt omhoog. Een slaapverwekkend ritme zo in de luwte in de zon. Dan een plotselinge tik, en een wegloper, ik schutter. Doe iets raars en de beet is over. Shit, hoe moest dat ook alweer; ondanks het strak staande draad gewoon afwachten tot je de top voelt bonken. Ik beaas de haak opnieuw en leg weer in. Binnen een paar minuten krijg ik een herkansing, nu wacht ik tot de boel strakloopt, de top kromt zich en met een lichte haal geef ik de haak het laatste zetje. Verzet uit de duiker, voelt gewichtig. De vis schuifelt uit de duiker en trekt een spurtje tegen de stroom in, daarna een paar rondjes en over. Een mooie spiegel, bordrond, goed gevuld en kaal. Ik kom daarna tweemaal terug. Kenmerkend is dat steeds het gemaal draait. Normaal gebeurt dat niet zo frequent? Er wordt momenteel een nieuw, krachtiger gemaal geplaatst misschien heeft het daarmee te maken? De tweede keer is het zo heftig dat als ik weg ga het waterpeil bijna 30 centimeter onder winterpeil staat, voor de zekerheid waarschuw ik de visrechthebbende vereniging en achteraf is dat een goede keuze geweest. Vorige week vrijdag was de derde keer. Begon goed, geen gemaal dus kon ik subtieler vissen. Net na de eerste trage beweging toch weer dat gemaal en een taaie middag waarin ik geen stootje meer krijg.
Op totaal vind ik het ietwat teleurstellend. Toch kan dit niet veranderen dat afgelopen jaar tot nu toe prima verlopen is. Ik heb in de herfstvakantie een aantal mooie nieuwe stekken bekeken, loop qua vangsten op één karper per twee visbeurten en heb tot nu toe alleen in februari geen karper gevangen. Als ik overmorgen mijn eerste decembervis vang zal ik elf van de twaalf maanden karper hebben gevangen, een nieuwe prestatie. Ik merk dat vooral dat doel, iedere maand minimaal één karper vangen’ een prettige richting geeft door het jaar heen. Het maakt me scherp op stekkeuze, maakt me ontspannen als ik in de start van de maand wat vang en scherp als dat tegen het einde aan nog niet gebeurt is. Het is toch alweer twee maanden geleden dat ik met een kromme hengel stond, alle visbeurten tussendoor leverden niets op. Ik word er nog altijd wat onzeker van als ik weer een periode wat minder vang. Daarnaast kan ik voor het zoveelste jaar op rij vrij vroeg het doel ‘iedere maand in ieder geval één karper vangen’ wegstrepen. Was het vorig jaar maart die visloos bleef, nu gaat dat op voor februari. Met de betere temperaturen van afgelopen week gaat het vissersbloed natuurlijk meteen wat harder stromen. Ik had al voordat ik wist dat het warmer zou worden de vrijdagmiddag vrij gepland om te vissen. Door de week heen zijn de voorspellingen nogal wisselvallig. In eerste instantie lijkt vrijdag de mooiste dag te worden, later juist weer de minste. Uiteindelijk zit het ertussenin. Voordat ik een paar uurtjes ga werken besluit ik alvast wat maïs te strooien op de te bevissen stekken, kan nooit kwaad. Om half acht sta ik in de polder. Op deze stek is niet veel bewegingsruimte maar het kan er wel een waar karperpakhuis zijn. Ik zie dat het water laag staat, heel laag. De stroming doet vermoeden dat er op het moment water wordt ingelaten. Op drie plekken strooi ik de goudgele korrels. Geeft me een kwajongensachtig gevoel zo’n voorvoer momentje. Daarna op naar werk, vergaderen, paar mailtjes en telefoontjes om tegen twaalven met grote verwachtingen terug te keren naar het water. Ik ben bij een diepe, hoge duiker. Vanaf de duiker aan beide zijden een stalen beschoeiing die het water als een trechter naar de duiker voert. Daarachter de breedste en diepste tocht van het water. Waar de trechter begint zijn er mooie plekjes waar diep en ondiep dicht bij elkaar liggen. De duiker is een overwinterplek, als het warmer wordt volgt de karper de beschoeiing die op de zonkant ligt. Precies op die plek heb ik gevoerd. Voordat ik het weet zit ik op de eerste plek, de plek op de zonkant waar de trechter naar de duiker start. Ik probeer de verwachtingen in mijn hoofd te temperen maar dat lukt niet goed. Het is dan toch wel een teleurstelling dat er geen snelle aanbeet volgt. Wel zie ik precies op de lijn waarvan ik verwacht dat de karper zwemt een paar grote kolken ontstaan. De aanblik van de kolken geeft wat rust in mijn hoofd, ik heb tijd zat, die vis die komt wel. Ik schuif naar het stekje bij de duiker. Ook hier heb ik gevoerd op de plek waar een steil taludje ligt. Na een kwartier wachten is er een trage beweging op de pen. Ik tuur naar het rode puntje, langzaam komt er wat meer rood tevoorschijn, het pennetje loopt het talud op. Het gaat traag, heel traag, dan tegengesteld een net zo trage beweging van het talud af, pennetje zakt en verdwijnt. "Nu", denk ik hardop en sla aan. De vis zeilt direct naar het oppervlak, hersteld zich maar kan niet echt een vuist maken tegen de toch niet heel zware hengel. Een klein schubje, kerngezond, geen schub ligt verkeerd. Her en der nog wat parasietjes van de winter. Een visje dat maar weer eens aantoont dat er natuurlijke aanwas is in deze polder; 58 centimeter en 6 pond. Ik ben blij, eindelijk weer eens een karpertje! Ik strooi een beetje maïs bij en installeer me op het derde stekje. De andere zijde waar de trechter start, hier een aantal overhangende takken van een bomenrij en de kant waar de zon niet komt. Wel is het er ondieper dan aan de andere zijde. Er gebeurt hier weinig dus ik schuif terug naar de andere kant van de trechter. Niet alleen het water maar ook ikzelf zit daar lekker in het waterige zonnetje. Ik heb vandaag de boel wat anders geïnstalleerd dan normaal; ik heb de kleinste loodjes gebruikt in plaats van één of twee loodhagels om de pen uit te loden. Ik heb nu vijf hele kleine loodjes onder de pen zitten waarop hij langzaam zinkt. Bij het stekje bij de duiker had ik het idee dat ik door deze manier van uitloden een scherpere beetregistratie bereik. Nu was dat niet het doel; ik wilde vooral wat kunnen rommelen met lood als het gemaal weer eens voor een stevige stroming zou zorgen. Tot nu toe echter stroomt het water gezapig en kan ik de pen zonder enige moeite op zijn plek en in het oog houden, de scherper lijkende beetregistratie is een prettige bonus. Om de tien minuten verleg ik het aas ietsjes op de stek, ik vis zo langzaam het talud af. Na de derde keer duurt het niet lang voordat de pen weer tergend langzaam het talud begint op te wandelen. Gezien de trage eerste aanbeet wacht ik totdat de pen het talud weer afhobbelt en zakt. Weer raak, weer een klein schubje. Heeft wel iets meer gewicht dan zijn eerdere soortgenoot en weet de hengel even te krommen. Toch is het ook bij dit visje snel over. Een dwarrelschubje met exact dezelfde lengte maar wel 2 pondjes meer gewicht. Heerlijk zeg. Ik voer niet bij op deze stek, geen flauw idee waarom, is een gevoelsding. Ik vis kort op de stek bij de duiker en wat langer op de stek onder de bomenrij. Op beide plekken zie ik geen beweging. Terug naar de plek waar ik het tweede schubje ving. Ik besluit na een half uurtje toch een tiental maïskorrels bij te voeren. Of het daarmee te maken heeft maar kort daarna krijg ik weer een aanbeet. De concentratie is blijkbaar even wat minder want ik sla veel te vroeg. Ik weet niet wat dat is, twee aanbeten verzilvert, eentje gemist maar die laatste blijft in mijn kop zitten. Stel je voor dat dit nu juist een grotere vis was, waarom zo ongecontroleerd slaan en het besef dat ik altijd nog een kleinzerig mannetje ben. Ik ben bang dat de karper is gevlogen want ik krijg geen beweging meer door op de pen. De tijd is ondertussen doorgelopen en ik constateer dat ik nog maar een half uurtje kan vissen. Ik zit eerst weer een kwartiertje bij de duiker maar daar blijft het stilletjes. Daarna maar naar de stek waar ik de aanbeet miste. Het duurt een minuut of vijf voordat de pen weer wordt weggetrokken, nu wacht ik wel lang voldoende en sla vast op een massieve weerstand. Wat een verschil met de eerste twee vissen. Die trok ik met gemak uit balans, nu trek ik de hengel krom op een vis die zonder ook maar enigszins onder de indruk te zijn de vaargeul induikt. Hij pikt een paar meter lijn en daarna volgt er een mooie knokpartij onder de top van de hengel. De vis koerst langzaam maar vastberaden langs de bodem, soms kan ik hem even uit balans trekken maar met zware staartslagen herpakt hij steeds de diepte waar ik hem juist vandaan wil hebben. Toch lukt het steeds vaker en sneller om de vis van de bodem te trekken en ineens ligt hij schepklaar voor de kant. Hoppa, dat is een lekkere afsluiter. Een voor deze polder grote vis, 78 centimeter en net geen negen kilo, een robuuste uitstraling, een karaktervis zonder naam.
Na het terugzetten van de vis zit ik even te zitten. Wat een heerlijk middagje, alles paste vandaag, mocht wel weer eens na wat pechmomenten de laatste weken. Ik kan er weer even tegenaan en gezien de huidige voorspellingen heb ik precies op het juiste moment toegeslagen. Groundhog Day iedereen kent die film wel. Dag in dag uit gebeurt exact hetzelfde, de hoofdpersoon gaat er op een gegeven ogenblik gebruik van maken. Zelf hoop ik vanmiddag op weg naar de polder een beetje op een groundhog day effect. Ik wil graag revanche voor het verspelen van de grote schubkarper half december, Daarnaast startte ik vorig jaar in deze polder mijn seizoen met twee karpers en dat wil ik ook wel herhalen Zoals altijd heb ik vanochtend, een uurtje of vier voordat ik ging vissen, een mengsel van mini particles in de duiker gestrooid. Als ik met mijn hengelspullen de wetering volg die naar de duiker loopt zie ik op verschillende plekken actief jongbroed in de kanten het sterkt het vertrouwen in deze dag. Vertrouwen dat ik totaal niet meer heb in de onderlijntjes die ik een tijdje geleden knoopte. In eerste instantie dacht ik dat een breuk de grote schub deed wegkomen maar later bleek dat met niet al teveel kracht de haakknoop gewoon losgetrokken kon worden. Ik snap er niets van want de knoop die ik gebruik, gebruik ik al jaren en heeft me nog nooit in de steek gelaten. Gisteravond twijfelde ik om nieuwe te knopen en met secondelijm de knopen te versterken maar na de hoge temperaturen van de afgelopen dagen denk ik dat de dunne nylon lijn soepel genoeg zal reageren om een goede aaspresentatie te geven. Bij de stek aangekomen kost het me niet veel tijd om het pennetje in de duiker te zetten en mijzelf te installeren. Als het gaat zoals vorige keer zal de pen al snel de eerste tekenen van actieve vis doorgeven. Ik kijk naar dat pennetje en zie hoe ik het gisteravond even tussen de vingers pakte. Bij het opruimen kwam ik een bakje ‘vergeten’ pennen tegen, dit is een alleraardigst exemplaar. Draagt weinig lood, staat als een huis en heeft een duidelijke eenkleurige antenne. Die antenne komt net als vorige keer al snel in beweging, een sloom zakkertje; karper. Daarna is het toch wel lang stil, ik voel een lichte twijfel opkomen, is de nylonlijn toch te stijf? Om rustig te blijven reik ik naar achteren om de thermoskan koffie te pakken. Als ik hem uit mijn tas vis zie ik dat de pen over het water begint te lopen. Hij zakt niet, hij stijgt niet maar loopt in één tempo duidelijk naar links weg. Iets in de lijn, nee, aanslaan maar. De aanslag levert niets op, misschien een lijnzwemmer? Ik zet een nieuw stukje smac op de haak en leg weer in. Bakkie koffie, lekker hoor. De pen komt weer in beweging. Een drukkertje, een tikje, er is duidelijk activiteit. Daarna een opsteker die eeuwig lijkt te duren. Ik sla aan en voel net als vorige keer een karper nerveus zigzaggend de duiker uitzwemmen. Een jong spiegeltje, houd het midden tussen de twee spiegels van vorige keer. Al snel ligt hij proestend in het net. Voordat ik hem onthaak kruip ik eerst nog even richting de duiker om een beetje voer bij te strooien. Daarna til ik het karpertje uit het water en onthaak hem. De vis is wat bleekjes, bijna geen schubje, een kale Duitser. Tegenwoordig worden er bijna altijd van die vrij kale vissen uitgezet. Niet vreemd want de vissen worden toch voornamelijk voor consumptie gekweekt, hoe minder schubben hoe beter. De vissen zijn genetisch zo samengesteld dat ze snel in gewicht toenemen. Dit wordt door veel vissers prettig gevonden maar ik vraag me weleens af of deze ‘kwaliteiten’ niet een keerzijde hebben? Hoe goed zullen deze vissen kunnen tegen extreme winters, zullen ze net zo eenvoudig oud worden als andere kweekvissen? De tijd zal leren maar ik heb er vooralsnog mijn twijfels over. Na het terugzetten van de vis pas ik de voorbereiding op een volgende aanbeet ten opzichte van vorige keer iets aan. Toen was het net niet te pakken te krijgen toen de grote schubkarper schepklaar naar adem lag te happen. Ik verspeel wel vaker een vis maar het beeld van deze karper heeft de afgelopen weken op mijn netvlies vastgelijmd gezeten. Als er nu weer snel na de eerste één van de oude garde aanbijt ben ik er klaar voor. Een aantal van die vissen van de "oude garde" zijn in mijn hoofd de revue gepasseerd op de weg hiernaartoe. Na de verschillende sterftes ben ik benieuwd welke vissen er zoal overgebleven zijn. In het voorjaar van 2012 zag ik meerdere grote schubkarpers zwemmen, maar van de grote spiegels geen teken. Groundhog Day gaat niet helemaal op want de tweede aanbeet laat langer op zich wachten dan een krappe maand geleden, ik zit toch zeker tien minuten te wachten als de pen even opsteekt om daarna weg te zeilen. Ik sla aan en voel de bekende zak zand, wat een verschil met de eerste aanbeet, de hengel wordt met een een niet te stuiten gewicht krom getrokken en de vis loopt rustig door de slip heen een meter of vier de duiker in. Ik hoor een enorme waterverplaatsing als hij diep in de duiker een raam slaat en met tegenzin mijn kant uitkomt. Als de vis rustig langs de bodem de duiker uitzwemt verhoog ik de druk. Ik zie de flank van een spiegel en weet meteen dat ik deze vis eerder ving. Ik word zenuwachtig en ben bang de vis te verspelen. Het net hangt al in het water maar de vis blijft gestaag langs de bodem heen en weer zwemmen. De hoepelronde hengel lijkt hem niets te doen. Als ik harder trek dan trek ik het draad van de slip af, dit gewicht ga ik met deze lijn niet even naar boven takelen. De vis zwemt richting de waterkruising die kort na de duiker ligt en slaat linksaf. Ik gris het net mee en volg de vis. Verderop kruip ik in de kant en zak op mijn knieën. Af en toe tikt de slip als de vis rustig wat verder weg zwemt. Toch keert hij steeds vrij snel, echt lange runs maakt hij niet. Ik voel me Donald Duck met op de ene schouder een duiveltje, op de ander een engeltje. Het duiveltje vind dat ik de boel moet forceren het engeltje maant me tot rust. Ik heb voldoende Donald Ducks gelezen om te weten dat ik het duiveltje moet negeren maar ik sta wel te trillen van de spanning. Ik weet niet hoelang het duurt maar uiteindelijk ligt de vis schepklaar voor me, voorzichtig het net eronder, hij is binnen. Pffff, toen ik wegging twijfelde ik welke hengel mee te nemen, deze of een iets zwaardere. Deze lichte glasstok geeft je bij dit soort vissen soms een machteloos gevoel maar de vis is wel prachtig afgedrild. Op de kant wip ik zonder enige moeite het haakje los. Meten levert een centimeter minder op dan drie jaar geleden (november 2009), 88cm, het gewicht is iets lager, een ruime 28 pond. Wat een prachtvis, ik bekijk hem nog een keer en laat hem dan rustig terugglijden in het water. Hij geeft een flinke klap met zijn staart wat mij een koude douche oplevert. Ik vervang wat draad en vis weer verder. Ik heb nog maar een uurtje gezeten, wie weet zit er nog meer in. Nog één keer komt de pen in beweging maar het zet niet door. Wel komt er een uur later een zwanenpaar onder de duiker doorgevlogen, net bijtijds kan ik de hengel binnenhalen anders had ik waarschijnlijk een zwaan gehaakt. De eerste van het stel vliegt enkele decimeters langs me heen, de tweede ziet me bijtijds en land in de duiker, wat een kabaal. Ik zit hierna nog even maar ben niet verbaasd dat er geen aanbeet meer volgt.
|
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
April 2024
Contact: [email protected]
|