De tijd vliegt, als ik zie wanneer ik voor het laatst een verslagje achterliet besef ik me dat dit alweer anderhalve maand geleden is. Ik heb weinig gevist tussendoor, het kwam er steeds gewoon niet van. Sinterklaasvieringen, verjaardagen, familiebezoek en andere verplichtingen maakten dat de tijd er simpelweg niet was. Tweemaal waren er wat uurtjes die vrij kwamen, de eerste keer verkende ik een polderstelsel waar ik vaak doorheen rij maar weinig heb gevist. Een aantal bruggetjes leken mooie winterkwartieren voor de vis, toen ik er viste viel het toch weer wat tegen, voorlopig kan er een streep door deze polder heen. Ze zullen er wel zwemmen maar de plekken waar ik kan vissen zijn me te druk met verkeer, dit zit dan gewoon niet heel lekker daarnaast denk ik dat de echte winterplekken op plaatsen liggen waar je niet bij kan komen. Een ruime week geleden bezocht op een prachtige winterdag een bekende winterstek maar het zat tegen. Het gemaal werd kort nadat ik was gestart opengezet wat vissen eigenlijk onmogelijk maakte. Wel pakte ik een lekkere winterkleur in een meer dan behaaglijk zonnetje. Wat me het meeste opviel tijdens de afgelopen maanden was dat het heilige vuur ook wat gedoofd leek. Ik heb het afgelopen jaar rustig herkauwd en kan niet tot een andere conclusie komen dat ik meer dan tevreden kan zijn. Met die gedachte in mijn hoofd zit ik vanochtend vroeg op de fiets. Ik wil wat voer strooien bij een duiker in een polder, later op de dag kan ik er dan even vissen. Terwijl ik tegen de weinige wind intrap glijden de mooie momenten aan me voorbij. Ik strooi een paar kleine handjes hennep, tarwe en oerdieboontjes in de duiker. Het water is rustig, donker van kleur, niets duidt op activiteit. Een uur of vier later ben ik weer ter plekke. Een soepele hengel voorzien van een molen met kakelverse 22/100. Het is even wennen om weer aan het vissen te zijn. De eerste worpen komen tegen de betonnen rand van de duiker in plaats van eronder, als ik eindelijk goed werp zie ik dat ik de diepte verkeerd heb ingeschat. Bijstellen en weer inleggen, shit te ondiep want de pen zinkt uit het zicht. Ik grinnik, wat een geklungel zeg ik zou het toch niet verleerd zijn? Niet veel later staat de pen een metertje in de duiker op een manier waar ik vrede mee kan hebben. Ik zak weg in mijn stoeltje. Als het voer zijn werk heeft gedaan zal het niet lang duren voordat de pen signalen door zal geven. Die gedachte klopt, al na een minuut of tien is er even een slome zakker vijf minuten later gevolgd door een aanbeet. Ik sla vast op een karper die alle kanten uitschiet, schichtig, een jonge vis. Na wat gespetter en getrek ligt er een mooi spiegeltje in het net. Een vis afkomstig van een uitzet die zijn tweede zomer in dit water heeft beleefd. Altijd leuk om te weten of de visjes goed groeien, 59 centimeter en 9 pond zijn mooie cijfers voor zo’n jonge vis. Ik doe een nieuw stukje smac aan de haak en werp weer in. Ik ga zitten en zie dat de pen direct weer begint te bewegen, hij loopt iets naar links en zakt dan weg. Ik sla binnen tien minuten tijd voor de tweede keer op een karper vast, nu niet dat schichtige heen en weer gezwem maar een log gewicht dat uit de duiker glijdt. De vis komt bijna meteen boven, schepklaar ligt daar en enorme schubkarper. Ik schat zijn lengte een eind richting de 90 centimeter en er hangt een behoorlijke pens onder. Ik graai achter me naar het net, de vis zwemt me voorbij en komt weer ondiep. Ik heb het net te pakken maar de vis is weer gedoken, hij zwemt nu richting de duiker maar met weinig moeite trek ik hem weer omhoog. Puur op zijn gewicht krijgt hij zijn kop weer onder water, hij zwemt langs me heen richting wat losstaand riet, ik leg de hengel om waardoor hij ruim voor het riet langskruist maar ook de mogelijkheid heeft wat aan diepte te winnen. Er volgt een lui schot, de slip loopt even maar dan schiet de hengel plots recht, een grote boeggolf rolt richting de wetering die tegenover de duiker ligt. Ik ben stomverbaasd, losgeschoten? Nog verbaasder ben ik als ik zie dat het onderlijntje is gebroken. Dit is een lijntje wat ik gisteravond knoopte en na de eerste vangst controleerde op eventuele zwakke plekken? Steen in mijn maag, hier ben ik goed ziek van. Deze vis was voor deze polder groot, heel groot, balen zeg. Met trillende vingers vervang ik de onderlijn. Ik probeer te begrijpen wat er is gebeurd maar weet ook dat ik er nooit achter zal komen. Ik zit weer in mijn stoeltje, de pen staat weer in de duiker. Ik schrijf wat in mijn logboekje maar kom niet heel ver, weer een aanbeet. De pen wordt hoog opgestoken, waggelt even heen en weer en wordt dan weggetrokken. Weer en jonge vis, die met enige tegenzin snel in het net komt. Deze is nog beter doorgegroeid dan de eerste spiegel; 64 centimeter en 13 pond. Ik ben er op zich blij mee maar kan niet voorkomen dat het een beetje voelt als een doekje tegen het bloeden.. Ik zit weer, de pen geeft me eindelijk de tijd om mijn logboekje bij te werken en wat koffie te drinken. Na ruim een uur is er een aanbeet maar ik mis, daarna gebeurt er niets meer. Tegen de tijd dat ik bij de auto terugkom ben ik toch wel tevreden alhoewel de gemiste kanjer toch een klein beetje een knagend gevoel achterlaat.
0 Comments
Het is vrijdagochtend. Werkend achter het bureau in de studeerkamer dwaalt mijn blik even af. Het is kalm herfstweer, even een rustige dag na een qua weer tumultueus verlopen week. Ik besef me dat ik maar een bofkont ben. Over een paar uurtjes zit ik lekker te vissen, half dagje thuis werken en dan lekker op pad. Ik ben in de gelukkige omstandigheid mijn eigen werkuren redelijk zelf te kunnen bepalen. Komende week zal ik wat overuren draaien, ik compenseer dat alvast op deze middag. In de auto op weg naar de nieuwe polder. Best wel een stukje rijden maar tot nu toe steeds de moeite waard. Ik wil me richten op het deel waar ik in juni twee mooie spiegelkarpers wist te vangen. Als ik voer aan het strooien ben slaat de twijfel toe. Het water is begroeider dan ik had gedacht en ik merk dat ik me onrustig voel omdat het water direct aan een sportpark grenst. Met enige tegenzin maak ik mijn voerronde af, de twijfels worden alleen maar groter. Terug bij de auto om de hengel op te tuigen hak ik de knoop door. Ik ga eerst een stuk verderop kijken. Een stuk water van deze polder waar ik nog niet eerder was. Ik rij erheen en zie dat de dichtstbij liggende parkeerplek afgesloten is in verband met werkzaamheden. Dan maar een stukje extra lopen. Niet veel later ben ik voor de tweede keer op pad met de voerdoos. Ik volg een tocht die hier wat smaller is. Van de waterkaart weet ik dat er eerst een T- splitsing komt en daarna een waterkruising, ik wil op de kruising het water naar rechts volgen. Als ik op het stuk aankom ben ik aangenaam verrast, het is een stuk breder dan ik had durven hopen, toch zeker wel een meter of 25, heeft mooie natuurlijke oevers en lijkt niet zwaar begroeid. Aan de kant waar ik loop ligt een onverhard pad, daarnaast beginnen de weilanden. Aan de andere oever staat een rij statige bomen, de start van een groot park. In het park liggen een aantal vijvers waar intensief op karper gevist wordt. Dit mooie water lijkt door iedereen over het hoofd gezien te worden? Met een trage bocht loopt het water steeds verder naar links. Ik volg de watergang en kom al snel kort onder de kant een bellenblazer tegen. Een meter of honderd verderop is het water aan mijn zijde verkleurd, als snel zie ik meerdere azende karpers. Ik maak er twee voerplekken en loop verder. Er is een kade over de volledige breedte van het water, er loopt een duiker onderdoor. Perfecte plek om een visje te onderscheppen, ik voer voor de duiker. Ondertussen is er begroeiing aan beide zijden van het water, de weilanden kan ik niet meer zien. Een eind verderop zie ik mooi geschilderde boogbruggen, daar zit je echt in het parkdeel. Ik loop nog een stukje door na de duiker. Dit stuk lijkt wat dieper, mooie rietkragen aan de kant met af en toe een onderbreking. Bij één van de onderbrekingen voer ik. Ik heb ondertussen een eind gelopen, terug maar weer om de hengelspullen te halen. Ik ga niet terug naar de stekken die ik eerst voor ogen had, hier voel ik me een stuk beter op mijn plek, tot nu toe ben ik niemand tegengekomen, lekker rustig. Met enige spanning sta ik een uur na het voeren mijn hengel vlakbij de eerste stek op te tuigen. Ik ga rustig zitten, er zijn meerdere actieve vissen in de buurt maar zo te zien zijn de vissen nog niet op het voer geweest. Ik eet en drink wat en kijk naar een buizerd die aan een soortgenoot duidelijk maakt geen concurrentie te dulden in zijn territorium. Op het tweede stekje is het rustig, hier ook geen zichtbaar actieve karper in de buurt. Ik blijf er dan ook niet lang hangen, ook al omdat ik het vermoeden heb dat er bij de duiker wel een goede kans op snel succes is. Ik zit al een minuut of tien bij de duiker, al een paar keer zijn er golven uit de duiker gekomen; karper of watervogels? De pen loopt een keer weg maar dat lijkt een lijnzwemmer. Ik wacht op de aanbeet die in mijn hoofd al een paar keer heeft plaatsgevonden, maar het blijft bij fantasie. Op het laatste stekje merk ik inderdaad dat aan deze kant van de duiker het water dieper is. Na een minuut of tien geeft de pen een huppeltje en wordt direct erna weggeramd. Na de aanslag komt de spiegelkarper direct beduusd boven, de dril is snel in mijn voordeel beslecht. Geen onaardige vis, wel veel scheuren in zijn vinnen, hoe dat kan? Ik weet het niet. Ik verwijder een stukje lijn waar een lichte beschadiging op zit en loop terug naar de eerste stek. Ik benader de plek zo stil als mogelijk. Ik zie bellen omhoog komen van de stek, hier ligt nu wel karper op het voer, voorzichtig aan maar. Ik werp ruim over de stek heen en draai snel wat lijn binnen. Ik zie het blokje smac naar de bodem dwarrelen. Ik heb de diepte verkeerd geschat, het pennetje staat een kleine millimeter boven water, inhalen durf ik niet want de vis bubbelt onverstoorbaar door, de bellen komen nu al ronde de pen omhoog. Het puntje zakt weg; lijnzwemmer of aanbeet? Ik wacht en kijk of mijn draad volgt, het duurt even maar dan loopt het draad schokkerig achter de verdwenen pen aan. Na de aanslag een totaal tegenovergestelde reactie als eerder, de vis is furieus. Knalt op me af, en net voordat hij de kant opzwemt slaat hij af naar rechts, de slip krijst, de vis springt twee keer uit water. Ik zie dat er een stelletje aan komt lopen, de commotie is ze niet ontgaan. De heer van het stel trekt direct zijn smartphone tevoorschijn en begint ongevraagd te filmen. Ik snap dat echt niet, wat bezielt mensen om zomaar iets van een wildvreemde ongevraagd vast te leggen? Tijd om er iets over te zeggen heb ik niet, ik heb mijn handen vol aan de schubkarper. Die is na een eind mijn eigen kant te hebben gevolg naar de overkant gescheerd, een flinke run in tegengestelde richting, dan is het klaar. Op de kant bewonder ik de mooi gekleurde schub, het stel kijkt mee. Een paar vragen daarna vervolgen zij hun weg. Ik volg mijn eigen ritueel, de vis is met zijn 78 centimeter een centimeter korter dan de spiegel, en weegt met zijn 17 pond ook een pondje minder. Ik vervang voor de zekerheid weer wat draad en besluit me op de duiker te concentreren. Als ik er aankom zie ik dat er vlakbij de duiker, in een kommetje waar een buis op uitkomt meerdere vissen liggen te bubbelen. Ik strooi dunnetjes wat voer en kijk eerst nog even bij de duiker. Daar gebeurt nog steeds niets. Ik steek een breekstaafje op de pen en sluip naar de net aangevoerde stek. Het duurt maar een minuut of tien dan zakt het breekstaafje weg. Ik reageer te vroeg en sla mis. Ik probeer het nog even maar de vis is gevlucht. Een mooie score voor een krappe vier uurtjes vissen en een goede keuze om mijn gevoel te volgen!
Piepers, een woord dat ten opzichte van de karpervisserij van nu twintig jaar hele ander associaties opriep. Ik sta op een omgeploegde akker en her en der liggen vergeten piepers, stiekemerds die de rooimachine ontkwamen. Ik kijk over de tocht en de steeds verder van mij verwijderende boeggolf. Een boeggolf die op zijn weg nog drie boeggolfen ‘oppikt’. Ik ben niet zo doordacht begonnen, ben nog niet in de focus die ik normaal vaak wel direct heb als ik aan het water ben. Ik ben in een bekende polder maar heb weer eens een ander stuk uitgekozen. Een zijtocht van de hoofdwatergang. Deze loopt langs een aantal akkers en daarna door een in aanleg zijnde bosgebied. Op de plek waar de zijtocht de wetering ontmoet is het vaak een komen en gaan van karper. Ik ben benieuwd tot hoever ze de zijtocht inzwemmen? Ik heb de auto neergezet bij de parkeerplaats voor wandelingen in het ‘bos’. Tien minuten later stond ik bij de tocht, die hier ondieper, helderder en plantrijker is. Ik volgde het water in noordelijke richting. Langzaam werd het breder en dieper. Naast de betonnen peiler van een bruggetje gaat het eerste voer het water in. Als ik doorloop merk ik dat er een sloot is waar ik niet overheen kan. Er is geen loopplank te zien, een sloot die het bosdeel met de landbouw scheidt. Gelukkig is het water erg ondiep en ligt er een dikke laag riet. Met de aangetrokken laarzen kan ik de andere kant bereiken. Een paar weken geleden was het hier nog een dofgroene zee van aardappelplanten. nu is de akker dus omgeploegd en is de aanblik weer eens verandert. De verre blik is er nog altijd. Het passeren van de seizoenen vind ik een heerlijk ding in de polder. Steeds weer is er een andere blik, steeds weer een nieuwe situatie. Terwijl ik geniet van het uitzicht loop ik tamelijk onbeschoft langs de tocht met de eerder genoemde boeggolven als resultaat. Even voorzichtiger doen maar, eigenlijk ben ik vanaf de eerste voerplek vrij lomp langs het water gelopen maar op andere plekken zijn er geen vissen zichtbaar weggevlucht. Zou dit het verste punt zijn waar de karper zich in de zijtocht waagt? Ik maak een voerplek kort onder de kant over een paar plukken riet. Een tiental meters verderop drijven vijf plastic eenden, er zijn in deze polder regelmatig jagers actief. Nog weer een eind verderop strooi ik weer wat voer bij een brugpeiler. Een meter of driehonderd verderop ligt het fietspad met daarlangs de hoofdtocht. Ik zie de wielrenners over het smalle pad jagen, één van de redenen dat ik eens deze stekken wilde proberen. Ik loop een stuk voorzichtiger terug naar de plek waar ik het eerste voer strooide. Ik tuig de hengel op, alles nu vanuit een goede focus, aandacht voor kleine details kan een hoop ellende besparen. Ik monteer een klein eigenbouw pennetje. 2 no 4-tjes laten een puntje boven water, een laatste loodje van hetzelfde formaat moet als ankertje fungeren. Niet veel later zit ik op de betonnen, platte brug te turen naar dat rode puntje naast de peiler. Het pennetje hobbelt wat op de trek van het gemaal. Binnen de kortste keren komen er een aantal gezinnen met honden langs wandelen, niet echt een rustige plek. Ik zucht, heb het geheel niet goed doordacht. Dit is een wandelbos en het zal gedurende de dag alleen maar drukker worden. Ik voel ogen in mijn rug, een grote hond is aan komen schuifelen, heeft blijkbaar het spek op mijn brood geroken. Ik besluit mijn brood hier rustig op te eten en daarna naar de akkerstekken door te lopen, een stuk rustiger en daar was duidelijk karper aanwezig, aanwezigheid die ik hier nog niet heb kunnen waarnemen. Ik klauter weer door de diep liggende sloot die het bosdeel van de akker scheidt, ook al niet zo goed doordacht, met alleen een doosje voer prima te doen, met een volledige uitrusting in je handen een uitdaging. Ik loop over de grijze grond en blijf voor de zekerheid een meter of vijftien uit de kant. Ik maak eerst nog een nieuwe voerplek een stuk voorbij de voerplek bij de brugpeilers. Daarna loop ik terug. Als ik ter hoogte van mijn stek ben sluip ik behoedzaam naar de kant toe. Ik heb gelukkig wel de goede oever gekozen, de zon staat in mijn gezicht dus geen last van schaduw over het water. Ik zet de pen achter de rietplukken neer en ga zitten. Wat een uitzicht, kerktorentjes van omliggende boerendorpen, een eind verderop de eerste hoogbouw van de randgemeenten van Rotterdam. Daartussen akkers, weilanden en kassen. Een meter of vijf naar rechts slaat een karper een luie kolk tegen de schoeiing van de overkant. Rond het pennetje is het stil. Ik drink mijn koffie en haal een keertje op. Ik voel de tijd traag wegtikken en voer al mijn eigen handelingen ook traag, behoedzaam uit. Ik zink weg in de blik op de pen, wordt één met het rode puntje. Uit het niets is er een hobbeltje en dan een vlotte aanbeet. De top kromt zich al op het strakgelopen draad voordat ik kan slaan. Ik tik beheerst vast, de vis rolt weg en begint aan een opmars richting de kunsteenden. Ik wil hem daar weghouden en loop weg in tegengestelde richting. Een meter of vijf voor de eenden keert de vis langzaam. Ik kan hem terugpompen en even is hij onder het oppervlak te zien, een mooie vis, zeker voor deze polder. Daarna begint het gevecht pas echt. Minutenlang zit ik met een kromme hengel, de top naar het water knikkend, daaronder de vis die voor mijn gevoel veel te weinig moeite moet doen om bij de bodem in de buurt te blijven. Ik besef me ondertussen dat het waarschijnlijk een erg grote vis is voor deze polder, tweemaal zag ik zijn lange flank vaag toen hij traag langs de overzijde kruiste. Ik word een beetje zenuwachtig want ik krijg geen vat op de karper en ben toch al zeker vijf minuten aan het drillen. Ik ben bang voor een losschietende haak maar schud die gedachte van me af. Die haak zit wel goed en zal echt wel goed blijven zitten, de zachte hengel is een geweldige schokdemper en de vis koerst te rustig om zomaar los te schieten. Beetje bij beetje komt de karper dichterbij, zoals vaak aan het einde van een dril is er even een opleving, een paar meter lijn wordt gepakt maar door de inspanning komt de vis los van de bodem. Dit herhaald zich nog drie keer waarbij de vis steeds sneller moet keren. Dan heb ik hem boven het net en erin. Ik bal beide vuisten en roep "Yes". Direct besef ik me ook dat ik wel erg ondoordacht bezig ben geweest. Bij het bos liggen mooie zachte graskanten, in combinatie met een weegzak een prima plek om een vis veilig te onthaken. Hier is alleen een droge akker. De rubberen mat die ik onder mijn weegzak kan leggen heb ik niet meegenomen. Wat nu, hoe de vis veilig te onthaken, de kant is te hoog om het in het water te doen. Gelukkig ligt er een hoop droog gras in de kant. Ik verzamel er veel van en maak een mooi ondergrondje. Met beide handen voel ik of er geen scherpe of harde delen zijn, nee niet het geval. Weegzak natmaken en erop, kijk een prima veilige, alternatieve onthaakmat. De karper is onder de indruk van zijn eigen inspanning en verroert geen vin op de kant. Binnen een paar minuten zijn het weeg, meet en fotoritueel afgerond. Ik zet de vis terug, een ferme klap van de grote staart geven me een druppeldouche. Een hele beste vis, de gemiddelde lengtes liggen hier tussen de 65 en 75 centimeter, deze karper was 86 centimeter lang en woog 22 pond. Ik ruim alles rustig op en loop door naar de brug. Pennetje naast de peiler en staren maar weer. Het zonnetje prikt wat door de wolken, het is direct meer dan aangenaam. Bij de brugpeiler is het stil. Ik drink nog een bak koffie en vergaap me aan de verre blik. Langs het fietspad stopt een gezin, ze rapen de piepers die zijn vergeten. Geef ze eens ongelijk, hier is het gratis, de boer laat deze restjes gewoon liggen en wegrotten.
Op het nieuw gemaakte stekje is er al snel trage beweging. Het lijkt een eindigheid te duren en als het pennetje dan eindelijk wegzakt kan ik me niet beheersen. Ik sla en voel even de top krommen, dan niets meer; geslagen op een lijnzwemmer. Ik voer wat bij en wandel terug naar de brug. Ik kan me niet voorstellen dat hier geen visje langskomt. Terwijl ik geduldig wacht denk ik wat deze polder de komende jaren in zijn mars zal hebben. Nadat vorig jaar zo goed als het volledige bestand aan giebel doodging is er meer eten en ruimte voor de karper. Het was heel vreemd om tijdens juli de ene na de andere dode giebel langs te zien komen, soms telde ik er ruim vijftig op een paar honderd meter water. Niemand voelde zich verantwoordelijk om de dode vissen op te ruimen, de gemeente wees naar het waterschap, het waterschap wees naar de gemeente. Voorgaande jaren was het vrij normaal om een giebel of zes te vangen tijdens een paar uurtjes pennen, dit jaar haakte ik er nog geen één! In eerste instantie dacht ik dat deze polder alleen kleinere karper zou voortbrengen maar ondertussen lijken er toch wel grotere exemplaren tussen te zitten en groeien de jonge vissen goed door. Hoe goed de stek bij de peiler er ook uitziet, ik krijg er geen stootje. Ik probeer het nog een kwartiertje op de plek waar ik te snel aansloeg maar ook daar is het stilletjes. Het is mooi geweest, een mooie vis rijker ga ik op huis aan. Vandaag heb ik een paar uurtjes thuis gewerkt. Plan was om einde van de middag naar een polder te vertrekken die qua afstand voor mij het verste van huis ligt. Overdag regende het aan één stuk door. Na de middag wordt het wat lichter maar ook vallen er nog steeds pittige buien. Tegen een uur of vier heb ik alles ingepakt en rij ik naar de polder. Ik kwam hier nog maar twee keer eerder. Het is nieuw water binnen de vergunning, een uitgestrekt gebied wat door een aantal tochten doorkruist wordt. De meeste plekken zijn goed bereikbaar doordat er veel fietspaden liggen, andere delen liggen tussen de kassenbouw en een industriegebied. Er lijkt een meer dan behoorlijk bestand aan vis te zitten maar ik vermoed ook dat door de bereikbaarheid er meer vissers zullen komen dan dat ik op andere plekken gewend ben. Ik kies vandaag voor een totaal ander stuk dan tijdens de eerste twee bezoeken. Als scheiding tussen commercie en weiland ligt er een brede tocht, na een bruggetje staat er een smallere tocht haaks op die langs de plaatselijke sportvelden de akkers inloopt. Als ik aankom is het droog en het lijkt erop dat het ook voorlopig zo zal blijven, in de verte wordt het alleen maar lichter. Daarbij is het vies warm, ik heb een trui aan maar dat is eigenlijk niet nodig in dit damperige weertype. Ik maak twee voerplekken in de brede tocht. Eén bij een duiker naar een zijslootje en één bij het bruggetje. In de smallere tocht zie ik al snel actieve karper. Een wapperende staart, aasbellen, een rollende vis. Ik maak naast een bruggetje een voerplek en loop daarna langs de tocht door de akker om bij twee zijsloten ook wat voer te strooien. Het voeren met een mengsel van kattenbrokken en particles is me goed bevallen, het geeft een mooie voerwolk die volgens mij erg attractief is voor alle in de buurt zijnde vis. Ik tuig een lange penhengel op en gebruik hiervoor een 26/100e lijn. Her en der zijn wat planten, dit lijkt mij de meest verstandige keuze. Ik begin in de brede tocht. Hier is geen activiteit te zien, dus al vrij snel ben ik op het eerste voerplekje aan het smallere deel. Als ik net zit zie ik een schubkarper rollen om daarna een stoot bellen omhoog te laten komen. Op het voerplekje is ook activiteit. Zo nu en dan zakt het pennetje wat en tweemaal wordt hij rustig even meegetrokken. Na een minuut of twintig verheft de oranje antenne zich om daarna langzaam te verdwijnen. Na de aanslag kan ik de vis direct ondiep trekken, een mooie spiegelkarper. Een dertig seconden later ligt de vis al in het net, deze had geen zin zich te verzetten. De enkele beschadiging op zijn flanken en de gespleten vinnen doen een heftige paai vermoeden. Lelijker is een recente wond aan zijn bek; in het midden van de onderlip zit een scheur. Smalend denk ik zou dit nu "perfect in de onderlip prikken" inhouden? Ik vind het niet netjes van mijzelf om zonder enig bewijs zo te wijzen maar ik kan me ook niet voorstellen dat deze verwonding niet door een haak is toegebracht. De vis gaat net over de 80 centimeter en weegt een ruime 21 pond, snel een foto met statief en terug. Lekker zo snel succes. Toch heb ik meer zin in de andere stekjes, ik zit hier teveel in het zicht naar mijn zin, de bewoonde wereld is te dichtbij. Wel heb ik waarschijnlijk een mooie winterstek erbij. Het is bij de brug aanzienlijk dieper dan op de rest van het water, onthouden maar. Op de tweede stek is er minder ruimte, het sportpark houdt hier aan de andere kant van het water op, wat rest is een open landschap van akkers en weilanden. Het is toch raar dat ik me op zo’n plek direct beter op mijn gemak voel, het zijn precies dezelfde vissen die er zwemmen maar het gevoel is direct anders. Ook op deze stek is er snel beweging. Ik sla al vrij vlot mis op iets dat een aanbeet leek. Ik ben bang dat de vis misschien geschrokken is maar dat blijkt niet zo. Nadat de pen weer naast de pluk riet is neergezet is er al snel weer beweging. Het duurt wel nog een tijdje voordat de pen definitief wegloopt. Aanslaan en meteen een run de tocht in. Prima, ruimte genoeg. Na een meter of vijftien keert de vis die dicht bij de bodem blijft. Ik kan het niet laten even naar de 14 voets kromme hengel te kijken, een prachtgezicht. De vis zwemt voor me langs en trekt nu de andere kant op een meter of tien draad van de spoel. Hierna scheert hij naar de overkant en draait terug. Ik spoel snel draad bij maar kan op geen enkele manier voorkomen dat hij door wat losstaand riet terug zwemt. De eerste plukken buigen makkelijk mee waarna de lijn eroverheen springt. Dan zit de boel vast. Ik zie kolken achter het riet en besluit de spanning eraf te halen, bijna direct komt de vis los. Ik zet meer kracht en trek hem bij het riet vandaan. Het beste is eraf, een paar korte rondjes onder de top en dan kan ik hem scheppen. Een volschubspiegel; mooie vis zeg. Iets korter en beduidend lichter dan de eerste vis. Ik ben niet helemaal tevreden over de eerste drie foto’s maar de batterijen van het apparaat zijn leeg. Ik heb wel nieuwe batterijen mee maar om daarom die vis op de kant te houden is me te gortig. Ik schuif hem terug het water in, een bellenspoor trekkend zwemt hij rustig weg. Even zitten en een bak koffie, daarna rustig de boel weer ordenen en opruimen. Ook maar meteen een paar meter draad vervangen, kan geen kwaad na zo’n wilde rit door de rietstengels. Daarna loop ik door de akkers naar het laatste stekje, de klei blijft onder mijn laarzen plakken waardoor het lopen steeds zwaarder aanvoelt. Ook op deze stek is binnen vijf minuten de pen weg, ik sla aan maar mis. Een brede golf trekt steeds verder van mij weg. Jammer maar met de vissen die ik tot nu toe heb gevangen is de avond al mooi genoeg, daarnaast is er nog veel tijd over. Toch blijft het bij die twee vissen. Ik loop de stekken nog een keer af maar merk dat nu de wind iets meer uit het oosten komt en is aangetrokken de activiteit afneemt. Zag ik eerst veel vis zwemmen, draaien, springen en kolken. Nu is er alleen een zachte kabbel te zien, het is stil geworden. Als het begint te schemeren knoop ik er een eind aan, een meer dan geslaagde pensessie!
Overdag groeit al ergens het gevoel dat alle keren dat ik de laatste weken naast de pot piste goed gemaakt gaan worden. Het is me net iets te vaak overkomen dat de keren dat ik kon gaan vissen steeds veruit de koudste en slechtste van een periode waren. Dit komt misschien wat klagerig over maar op een bepaald moment gaat dit toch echt tegenstaan. Ook nu had ik al ruim vooraf besloten deze avond te gaan vissen, door de week heen worden de vooruitzichten steeds mooier en daarmee het verlangen groter. Zo kan het gebeuren dat ik zo uitkijk naar deze dag dat ik maandag bedenk dat ik morgen kan denken, morgen kan ik morgen denken. In deze gedachtegang gaat een gevaar schuil: soms is de werkelijkheid anders en valt het tegen als je eenmaal aan het vissen bent. Als ik teveel heb uitgekeken naar, in gedachten al de meest mooie vissen boven mijn net heb getrokken kan ik een heel slecht humeur krijgen als het anders is; doodzonde natuurlijk. Na het eten ben ik snel op weg. Het is warm, heel warm en bewolkt. Daarnaast zo nu en dan regen, veel wind en er is onweer voorspeld. Lekker onbestendig weer. Ik heb er zo’n zin in dat ik een onlogische weg kies en nodeloos in een file terecht kom, als ik een andere route probeer blijken alle wegen die naar het viswater leiden opgebroken. Shit, omkeren en de meest logische weg maar volgen. Bijna dertig minuten later dan verwacht stap ik de polder in. Die verre blik, de donkere wolken die langsjagen en de klamme atmosfeer zijn overweldigend. Ik heb een simpel blikje maïs meegepakt en wil niet teveel stekjes afvissen. Drie stekjes dicht bij elkaar krijgen wat maïs daarna bouw ik de hengel op. Ook hierbij geen gedoe, soepele glasstok, 22/100 lijn, stoppertje, klein Drennan pennetje (waar later eventueel een breekstaafje in kan), drie loodjes maatje no4 en een haakje maat 12. Ik zet de pen geduldig op de eerste stek neer. De strakke kant wordt her en der onderbroken door groen riet, ik vis net over zo’n rietpol heen. Het duurt niet lang voordat de pen activiteit onder water verraad. Naast behoorlijk wat karper barst het in deze polder van de giebel. De kans is groot dat ik me door een behoorlijke hoeveelheid giebel heen moet vissen voordat ik karper vang. De pen flitst weg, ongecontroleerd ram ik mis. Ik giechel, gebeurd wel vaker als ik wat gespannen ben. Opnieuw beazen maar en weer wachten. Het duurt niet lang, weer flitst dat kleine pennetje weg, ik verwacht giebel en ben ook wel een beetje verbaasd als ik in een soepele haal een forse blankvoorn het water uittik. Onthaken, beazen, dunnetjes bijvoeren en door maar weer. Het duurt weer niet lang, weer zo’n flitsende aanbeet, ik denk alweer aan blankvoorn maar ontmoet heftige weerstand. De vis zwaait weg van de stek en pakt al snel een meter of tien. Dan besluit hij naar de kant te scheren. Ik loop mee om te voorkomen dat het draad in bossen riet verstrikt raakt. De vis passeert me en loopt onverstoorbaar door de slip terug richting de plek waar ik hem haakte. Ik vind het prima want daar ligt mijn net. Het duurt lang voordat ik hem kan scheppen. Een mooie schubkarper waar ik heel blij mee ben. Als ik de vis heb teruggezet. Ga ik even rustig zitten. Ik vervang het laatste stuk draad en kijk om me heen. Ik zie op verschillende plekken buien hangen. Zeker richting het zuiden is het op sommige plekken pikzwart, de flitsende bliksem contrasteert mooi. Ik weet uit mijn logboekje dat warme, natte dagen goed werken in deze polder. Direct langs de tocht waar ik vis loopt een fietspad, als het slecht weer is fietst er geen hond en komt de vis veel vaker kort onder de kant. Wat me het meest opvalt, is dat ik hier vaak tijdens slecht weer vis maar bijna nooit natregen? Het lijkt er op dat de buien altijd precies om deze polder heengaan. Zou dit een atmosferisch verschijnsel zijn? Het is me bekend dat er in Nederland meer plekken zijn die ieder jaar droger zijn dan de rest van het land maar hoe dat precies werkt weet ik niet. De volgende stek is bij ‘het’ bruggetje, hier heb ik al zoveel vis gevangen dat als ik er binnen een korte tijd niets zie vaak onrustig wordt. Wel lekker zo, beetje op die brugleuning hangen en naar beneden turen, de wind blaast vol onder de brug door en stuwt het water uit de smallere tocht die eronder doorloopt de hoofdwatergang in. Weer flitst de pen weg, weer een blankvoorn. Voordat ik hem kan onthaken spettert hij los. Gekscherend denk ik: “nu dan weer een karper”. Stomverbaasd sta ik een minuut later met een hoepelronde hengel op het bruggetje. Deze kaper doet het rustiger aan dan zijn voorganger maar blijft wel lang diep. De wind fluit in de lijn, alles onder controle, geeft toch altijd wel een machtig gevoel. Na het terugzetten maar even bijkomen. Afgelopen weekend was ik twee keer lang op pad met nul succes, nu trek ik binnen een halfuur twee mooie karpers uit het water. Het voelt als storm na de stilte. Om me heen valt de narigheid qua weer nog steeds mee. Af en toe een paar spetters maar meer ook niet. Ook bijna geen onweer. Wel vind ik het een rare gewaarwording dat naarmate de avond vordert, het lichter in plaats van donkerder wordt. Vanuit het zuidwesten komen er brede opklaringen aandrijven, in het westen kleurt het vuurrood boven de akkerlanden, een altijd weer boeiend schouwspel.
Het derde stekje levert weinig op, ik maak een tweede rondje maar het is stil geworden op de stekken. De avond valt, tijd om een breekstaafje te monteren. Terwijl ik dit monteer valt het me op dat wat rotzooi op het water uit het niets tegen de wind in begint te drijven; het gemaal is aangezet Ik besluit me op het eerste stekje te concentreren, hier kan ik mooi op de hengeltop het pennetje afstoppen. In mijn rug wordt het heel donker, zou ik dan toch nog een flinke bui over me heen krijgen? We zien wel. Het breekstaafje huppelt op de stroming en de golfjes. Ik blijf me verbazen hoe intens ik van zoiets simpels kan genieten; flits, weer wordt de pen weggetrokken, weer een blankvoorn. Snel maar onthaken want dan moet er karper volgen toch? Ja hoor, binnen een paar minuten is er een bedachtzamere aanbeet. Na het aanslaan denk ik eerst met een giebel te maken te hebben. De vis spettert meer dan dat hij knokt. Toch duurt het te lang voor een giebel maar veel eerder dan de voorgangers glijdt de derde schubkarper van de avond over de netrand. Op de kant zie ik de waarschijnlijke oorzaak van de vreemde dril. De vis heeft maar een halve staart! Zo te zien een aangeboren afwijking. Vreemd gezicht zeg. Als ook deze vis weer zwemt ruim ik rustig op, de naderende bui is afgebogen. Ik zit nog even na te genieten en ga dan vermoeid op huis aan. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
May 2024
Contact: [email protected]
|